(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
In een perscommuniqué van de Commissie van 13 januari 2005 (IP/05/35 van 13 januari 2005) wordt melding gemaakt van het nemen van verscheidene juridische stappen tegen België wegens overtreding van de milieuwetgeving van de Europese Unie.
België zou de richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000, die het algemene raamwerk vastlegt voor het EU-beleid inzake waterbescherming, nog altijd niet in nationale wetgeving hebben omgezet. De richtlijn is belangrijk en streeft onder meer naar de bescherming en verbetering van de toestand van de watervoorraden en de bevordering van duurzaam watergebruik.
De procedure betreft ook twee andere richtlijnen, namelijk richtlijn 2003/87/EG van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgassen binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen in het kader van het Kyoto-akkoord, en richtlijn 2003/17/EG van 3 maart 2003 tot wijziging van richtlijn 1998/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof, die voorziet in een gefaseerde invoering van laagzwavelige brandstoffen.
De Commissie zendt België bovendien een met redenen omkleed advies omdat het de verordening (EG) nr. 2037/2000 van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen niet correct toepast.
Kan de geachte staatssecretaris mij meedelen hoever het staat met de omzetting van de bovengenoemde richtlijnen en welke maatregelen hij neemt om een veroordeling van België ter zake te voorkomen ?
Antwoord : De tijdige omzetting maakt deel uit van onze verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie.
In het kader van mijn verantwoordelijkheden volg ik het proces van integratie van de Europese normen in Belgisch recht in het algemeen. Ik probeer in dat verband om zowel de Belgische omzettingsstructuren van Europese richtlijnen te verbeteren als te ijveren voor de tijdige omzetting van de richtlijnen zelf.
Dit gezegd zijnde hou ik er niettemin aan om aan te duiden dat het wetgevend werk inzake omzetting onder de bevoegdheid valt van elke betrokken federale overheid of bevoegde entiteit. Het komt eveneens aan deze bevoegde overheid toe om te antwoorden op precontentieuze procedures ten overstaan van de Commissie. Wanneer verschillende entiteiten betrokken zijn bij een richtlijn wordt één overheid aangeduid als pilootoverheid voor de omzetting van de specifieke richtlijn. Ik verwijs het geachte lid dan ook naar de federale minister voor Leefmilieu als pilootoverheid en de ministers voor Leefmilieu van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de richtlijn 2000/60/EG, naar de minister van Leefmilieu voor de richtlijn 2003/87/EG en naar de minister voor Economie voor de richtlijn 2003/17/EG. Ik nodig u dientengevolge uit om u tot hen te wenden voor meer informatie over onder andere de mogelijk tegengekomen belemmeringen.
Volgens de informatie, waar ik over beschik in de databank EURTRANSBEL, kan ik u niettemin reeds het volgende antwoorden :
1. Voor de richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
We ontvingen een verzoekschrift van het Hof van Justitie van de EG op 3 februari 2005 (C-33/05). De administratie van de FOD Buitenlandse Zaken verzocht de ministers voor Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest om informatie.
De gegevens waar ik over beschik zijn de volgende :
Wat betreft het Waals Gewest werd het decreet van 24 mei 2004 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 september 2004. Dit decreet heeft betrekking op boek twee van het Wetboek voor Leefmilieu, dat het waterwetboek vormt. Het Uitvoeringsbesluit met betrekking tot boek II van het genoemd wetboek zou in de nabije toekomst in laatste lezing goedgekeurd worden door de Waalse regering. De teksten zullen overgemaakt worden aan de Europese Commissie na hun publicatie.
Wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal een ontwerp van ordonnantie in de nabije toekomst onderworpen worden aan de parlementaire procedure.
2. Voor de richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasemissierechten binnen de Gemeenschap
We wachten hier op een reactie en een actie van de Europese Commissie. De aanvragen voor de « opt out » van de federale overheid en van de gewesten werden ten eerste voorgelegd aan de Europese Commissie, die tegen einde februari een beslissing zal nemen over deze aanvragen. België wacht op deze beslissing van de Europese Commissie om zijn koninklijk besluit op federaal niveau te nemen. Ik meld hierbij dat de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen reeds werden genomen door het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vlaanderen lichtte me in, dat de definitieve goedkeuring van het Besluit en het toekenningsplan op de dagorde staat van de Raad van 18 februari. Na deze dubbele definitieve aanvaarding kunnen de ministeriële besluiten genomen worden. De Vlaamse regering besliste op 4 februari 2005 haar definitieve goedkeuring te hechten aan het besluit inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen en het besluit betreffende het Vlaams toewijzingsplan CO2-emissierechten 2005-2007 principieel goed te keuren, waarna het advies van de Raad van State ontvangen werd. Deze laatsten zullen gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad.
Ik wens op de tweede plaats te benadrukken dat België wacht op de publicatie door de Commissie van zijn verordening inzake het registerreglement, die op Belgisch niveau ook aanleiding zal geven tot practische en wetgevende uitvoeringsmaatregelen.
Specifiek inzake artikel 19 met betrekking tot het nationaal register voor emissierechten, wens ik verder toch nog te benadrukken dat de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu op 13 mei 2004 beslist heeft om de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van dat register toe te vertrouwen aan de federale minister voor Leefmilieu, die alle taken voor de nationale registerhouder zal waarnemen. Sedert 17 december 2004 beschikt de FOD VVVL over een werkend register, getest en goedgekeurd door de Europese Commissie. Met enige fierheid kan ik het geachte lid hierbij meedelen, dat België hiermee tot de koplopers binnen de EU behoort.
3. Voor het reglement 2037/2000 met betrekking tot ozonafbrekende stoffen
Wat betreft het Waals Gewest zal een ontwerp van antwoord op het met redenen omkleed advies weldra gefinaliseerd worden door de Directie-Generaal voor Grondstoffen en Leefmilieu en gestuurd worden aan de Europese Commissie. Dit antwoord zal de stand van de werkzaamheden uiteenzetten met betrekking tot de te nemen besluiten door de Waalse regering in reactie op de grieven van de Commissie.
Wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd een gedeeltelijke omzetting gerealiseerd door het besluit van de regering van 15 september 2003 met betrekking tot de brandbeveiligingssystemen en blusapparaten die halonen bevatten.
Wat betreft Vlaanderen werden de ontbrekende besluiten inzake opleidingsvereisten voor koeltechnici reeds principieel goedgekeurd op 14 mei 2004. De Commissie werd hiervan op de hoogte gebracht op 31 juli 2004. Na advies van de adviesraden is de administratie overgegaan tot een grondige aanpassing van het voorontwerp. De administratie zal in de loop van februari 2005 een definitief voorontwerp voorleggen aan de Beleidscel van de minister van Leefmilieu. Naar verwachting is dit voor de zomer afgerond.
4. Voor de richtlijn 2003/17/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof
Een ontwerp van koninklijk besluit zal tijdens de Ministerraad van 18 februari 2005 ter ondertekening worden voorgelegd aan de bevoegde ministers. Het ontwerp van koninklijk besluit zal zo spoedig mogelijk gepubliceerd en genotificeerd worden aan de Commissie.