3-1182/1

3-1182/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

4 MEI 2005


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 406 en 407 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op de vrije keuze van bankinstelling bij de inrichting of herinrichting van de voogdij over minderjarigen

(Ingediend door de heer Luc Willems)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel strekt ertoe om, mits een beperkte wijziging van het Burgerlijk Wetboek, meer autonomie te verlenen aan de voogd, de toeziende voogd en de minderjarige van 15 jaar oud of ouder, bij de keuze van de bankinstelling in het kader van de inrichting of de herinrichting van de voogdij over minderjarigen.

Het voorstel bevat enerzijds een bepaling die de keuzevrijheid van de voormelde personen aanzienlijk uitbreidt.

Anderzijds wordt de bevoegde vrederechter nog bij de keuze van bankinstelling betrokken, voorzover de voormelde partijen niet tot een eensgezinde beslissing komen.

Aan de bepalingen inzake de voogdij over minderjarigen (1) , opgenomen in het Burgerlijk Wetboek, zijn reeds er ingrijpende wijzigingen doorgevoerd bij de wet van 29 april 2001 tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen (Belgisch Staatsblad van 31 mei 2001).

Minderjarigen worden onder voogdij geplaatst indien de beide ouders overleden zijn, wettelijk onbekend zijn of in de voortdurende onmogelijkheid zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen (2) .

De ouder, die het laatst het ouderlijk gezag heeft uitgeoefend, kan een voogd kiezen. Meestal echter wijst de bevoegde vrederechter een voogd aan, bij voorkeur in de kring van naaste familieleden, die :

— de minderjarige opvoedt en zijn goederen beheert als een goede huisvader;

— de minderjarige vertegenwoordigt in alle burgerlijke handelingen;

— de inkomsten van de minderjarige besteedt aan diens levensonderhoud en verzorging;

— de toepassing van de sociale zekerheid vordert in het belang van de minderjarige (3) .

Overeenkomstig artikel 406, § 1, van het Burgerlijk Wetboek is de voogd verplicht binnen een maand na de kennisgeving van zijn benoeming een boedelbeschrijving op te stellen met waardeschatting van de roerende en onroerende goederen van de minderjarige.

De verantwoordelijkheid die de voogd draagt is bijgevolg groot, maar zijn beslissingsbevoegdheid is vrij beperkt. Het is vooral de vrederechter die over de belangrijkste beslissingsmacht beschikt.

De huidige artikelen 407 tot 412 bevatten een opsomming van de beslissingen die de vrederechter neemt met betrekking tot het beheer van de bezittingen van de minderjarige.

Artikel 407, § 1, 4º, van het Burgerlijk Wetboek, bepaalt dat de vrederechter bij een met redenen omklede beschikking de door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkende bankinstelling aanduidt, waar de bankrekeningen van de minderjarige worden geopend en waar zijn effecten en waardepapieren worden gedeponeerd.

Bovendien kan de vrederechter aan die bankinstelling opdragen om, onder door hem bepaalde voorwaarden, de kapitalen, effecten en waardepapieren van de minderjarige te beheren.

In principe komen dus alle erkende bankinstellingen hiervoor in aanmerking. In de praktijk blijken heel wat vrederechters terug te grijpen naar de vroegere verplichting om een ASLK-renteboekje te openen voor de minderjarige. In de huidige context wordt de voogd vaak verplicht de financiële middelen en transacties van de minderjarige in handen te geven van de NV FORTIS-Bank, de opvolger van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas.

Uit het antwoord van de minister van Justitie op een parlementaire vraag van de indiener met betrekking tot de keuze van bankinstelling in het kader van de voogdij over minderjarigen, is gebleken dat er geen concrete cijfers beschikbaar zijn, aan de hand waarvan het keuzegedrag van de vrederechters zou kunnen worden opgevolgd (4) .

Dit wetsvoorstel beoogt via de invoeging van een § 3 in artikel 406 van het Burgerlijk Wetboek, in de toekomst de voogd, de toeziende voogd en de minderjarige zelf, indien hij de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt, gezamenlijk en gelijkwaardig te laten beslissen aan welke bankinstelling de financiële middelen van de minderjarige worden toevertrouwd.

Een minderjarige van vijftien jaar of ouder kan immers perfect een voorkeur voor een bepaalde bank laten gelden.

Het feit dat de voogd dient te overleggen met de toeziende voogd en met de minderjarige, die aan de leeftijdsvereiste voldoet, staat belangenvermenging reeds in de weg.

Voor alle zekerheid is in de bepaling opgenomen dat de eigen bankinstelling van de voogd en de toeziende voogd wordt uitgesloten en niet als bankinstelling voor de minderjarige kan worden aangeduid.

Indien de voogd, de toeziende voogd en eventueel de minderjarige geen eensgezindheid bereiken, bepaalt de vrederechter welke bankinstelling wordt aangeduid. Daartoe wordt artikel 407, § 1, 4º, van het Burgerlijk Wetboek aangepast.

Er is in dit wetsvoorstel geen specifieke bepaling opgenomen met betrekking tot de herziening van de reeds gemaakte keuzes van bankinstelling door de vrederechter. Het is immers zo dat, met toepassing van artikel 407, § 2, de beslissingen van de vrederechter met betrekking tot het beheer van de bezittingen van de minderjarige steeds kunnen worden herzien, op verzoek van iedere belanghebbende.

Op die manier kan een voogd, een toeziende voogd of eventueel de minderjarige zelf verzoeken om de aanduiding van een andere bankinstelling, van een meer rendabele plaatsing van gelden, van een meer rendabele belegging enz., in overeenstemming met de regels voor « dynamisch beheer » (5) .

Luc WILLEMS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 406 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 2001, wordt aangevuld met een § 3, luidende :

« § 3. — De voogd duidt binnen een maand, volgend op de kennisgeving van zijn benoeming, een door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkende bankinstelling aan, waar hij vervolgens de rekeningen opent, waarop de kapitaalstortingen voor de minderjarige plaatsvinden, en waar de effecten en waardepapieren van de minderjarige worden gedeponeerd.

De voogd gaat slechts over tot de keuze van bankinstelling na verplicht overleg met de toeziende voogd en de minderjarige, indien hij reeds de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt.

De voogd, de toeziende voogd en de minderjarige, die de leeftijd van vijftien jaar reeds heeft bereikt, nemen de beslissing met een gelijkwaardige stem.

De bankinstelling, waar de voogd of de toeziende voogd zelf als cliënt aan verbonden is, komt niet in aanmerking om de financiële belangen van de minderjarige te behartigen.

Bij gebrek aan eensgezindheid duidt de vrederechter de bankinstelling aan, bij een met redenen omklede beschikking, met toepassing van artikel 407. ».

Art. 3

Artikel 407, § 1, 4º, van hetzelfde Wetboek, vervangen door dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

« 4º de door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkende instelling waar de rekeningen worden geopend, waarop de kapitaalstortingen voor de minderjarige plaatsvinden, en waar de effecten en waardepapieren van de minderjarige worden gedeponeerd, doch enkel voorzover er inzake de keuze van bankinstelling, overeenkomstig artikel 406, § 3, geen eensgezindheid bestaat tussen de voogd, de toeziende voogd en de minderjarige, die de leeftijd van vijftien jaar reeds heeft bereikt. ».

Art. 4

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

5 april 2005.

Luc WILLEMS.

(1) Boek I, titel X « Minderjarigheid, voogdij en ontvoog- ding », hoofdstuk II, artikelen 389 tot 475 van het Burgerlijk Wetboek.

(2) Artikel 389, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.

(3) Article 405 van het Burgerlijk Wetboek.

(4) Vraag om uitleg nr. 3-458, Belgische Senaat, Handelingen, nr. 3-86, 2 december 2004.

(5) Gallus N., « La nouvelle loi sur la tutelle », JT, 2002, blz. 78.