3-1166/2

3-1166/2

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

4 MEI 2005


Wetsontwerp houdende invoering van een egalisatiebijdrage voor pensioenen


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Opschrift

Het woord « Wetsontwerp » vervangen door de woorden « Ontwerp van bijzondere wet ».

Verantwoording

Het amendement strekt er voornamelijk toe dit wetsontwerp te laten aannemen met de in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet bepaalde meerderheid.

De artikelen 175 tot 177 van de Grondwet voorzien immers in de verplichting de wetten op de financiering van de gemeenschappen en gewesten aan te nemen met de in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet bepaalde meerderheid.

Aangezien de inhouding behoort tot de financiėle organisatie van de instellingen van de deelgebieden, vormt ze een financieringswet van de gemeenschappen en gewesten.

Bij zijn arrest nr. 99/2004 van 2 juni 2004 heeft het Arbitragehof zich gebogen over de vraag wat de juridische aard is van « de inhouding van 13,07 % verricht op het bedrag van de Copernicuspremie toegekend aan sommige personeelsleden van de overheidsdiensten ». Dat arrest bekrachtigt dat de inhouding van 13,07 % een sociale noch een fiscale inhouding is. De inhouding geeft geen aanspraak op individuele rechten; ze kan derhalve worden beschouwd als een financieringswet.

Hoewel de technische aard van de maatregel ten aanzien van het arrest van het Arbitragehof van 2 juni 2004 onzeker blijft, heeft zulks inderdaad weinig invloed op de kwalificatie (andere wijze van financiering van de gemeenschappen en gewesten) van het betrokken wetsontwerp.

Zelfs al legt het wetsontwerp die inhouding zowel aan de instellingen van de deelgebieden als aan de federale instellingen op, zij heeft een indirecte invloed op de wijze waarop de gemeenschappen en gewesten worden gefinancierd. Artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 heeft voordien de instellingen van de deelgebieden het recht op die inhouding verleend, die hun voortaan zou worden onttrokken.

Gelet op de eventuele aanwending van dat geld wordt tot slot bevestigd dat het om een financieringswet gaat. Die opbrengst is immers niet bestemd om de pensioenen te financieren, maar gewoon om tijdelijk te worden opgeslagen in het budgettair Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels. Dat Fonds zou aldus worden overgefinancierd en zou voor de regering een middel zijn om het federale budgettaire tekort ten koste van de gemeenschappen en gewesten aan te vullen.

Nr. 2 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 1

De woorden « artikel 78 » vervangen door de woorden « artikel 77 ».

Verantwoording

Het amendement strekt er voornamelijk toe dit wetsontwerp op voet van gelijkheid te laten behandelen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat.

Artikel 77, 3ŗ, van de Grondwet geeft immers aan dat de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat gelijkelijk bevoegd zijn voor de wetten bedoeld in de artikelen 175 tot 177 van de Grondwet. De artikelen 175 tot 177 van de Grondwet voorzien in de verplichting deze wetten aan te nemen met de in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet bepaalde meerderheid.

Aangezien de inhouding behoort tot de financiėle organisatie van de instellingen van de deelgebieden, vormt ze een financieringswet van de gemeenschappen en gewesten.

Bij zijn arrest nr. 99/2004 van 2 juni 2004 heeft het Arbitragehof zich gebogen over de vraag wat de juridische aard is van « de inhouding van 13,07 % verricht op het bedrag van de Copernicuspremie toegekend aan sommige personeelsleden van de overheidsdiensten ». Dat arrest bekrachtigt dat de inhouding van 13,07 % een sociale noch een fiscale inhouding is. De inhouding geeft geen aanspraak op individuele rechten; ze kan derhalve worden beschouwd als een financieringswet.

Hoewel de technische aard van de maatregel ten aanzien van het arrest van het Arbitragehof van 2 juni 2004 onzeker blijft, heeft zulks inderdaad weinig invloed op de kwalificatie (andere wijze van financiering van de gemeenschappen en gewesten) van het betrokken wetsontwerp.

Zelfs al legt het wetsontwerp die inhouding zowel aan de instellingen van de deelgebieden als aan de federale instellingen op, zij heeft een indirecte invloed op de wijze waarop de gemeenschappen en gewesten worden gefinancierd.

Artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 heeft voordien de instellingen van de deelgebieden het recht op die inhouding verleend, die hun voortaan zou worden onttrokken.

Gelet op de eventuele aanwending van dat geld wordt tot slot bevestigd dat het om een financieringswet gaat. Die opbrengst is immers niet bestemd om de pensioenen te financieren, maar gewoon om tijdelijk te worden opgeslagen in het budgettair Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels. Dat Fonds zou aldus worden overgefinancierd en zou voor de regering een middel zijn om het federale budgettaire tekort ten koste van de gemeenschappen en gewesten aan te vullen.

Wouter BEKE
Mia DE SCHAMPHELAERE.