Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-33

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen Pensioenen

Vraag nr. 3-1746 van mevrouw De Schamphelaere d.d. 22 november 2004 (N.) :
Pensioenen. — Eenheid van loopbaan. — Regularisatie. — Terugbetaling van de regularisatiebijdragen.

In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 3-1303 van 27 augustus 2004 (Vragen en Antwoorden, 3-25, blz. 1550) deelde u mij mee dat u mijn zienswijze deelt dat het beginsel van « eenheid van loopbaan » in bepaalde gevallen tot gevolg heeft dat vroeger betaalde bijdragen, zoals die, in verband met de regularisatie van studiejaren, toch uit de uiteindelijke pensioenberekening worden geweerd.

Ook uw voorganger deelde deze mening, zoals blijkt uit de antwoorden op de in de Kamer van volksvertegenwoordigers gestelde schriftelijke en mondelinge vragen (respectievelijk : Kamer, Vragen en Antwoorden, vraag 95, Bulletin nr. 50-116, blz. 14204 en Kamer, Document CRIV COM 253 van 11 mei 2004, blz. 35).

In verband met de terugbetaling van deze bijdragen — die dus vaak nutteloze stortingen blijken te zijn — wordt er evenwel steeds geantwoord dat het niet opportuun is om deze bijdragen achteraf terug te storten. Hierbij wordt er steeds verwezen naar het feit dat de betrokkenen belastingsvermindering hebben genoten voor het jaar waarin zij de voormelde bijdragen hebben betaald. Toch lijkt het me niet zo moeilijk om tot terugbetaling over te gaan; na een eenmalige terugstorting kan er wettelijk immers géén negatieve belastingsfiche worden uitgereikt voor het jaar waarin er een oorspronkelijke som wordt terugbetaald.

Op de informatie die thans door de pensioendiensten wordt verspreid (folders, website) in verband met eventuele regularisaties die kunnen worden aangevraagd (studieperiodes, loopbaanonderbreking en dergelijke) wordt er jammer genoeg niet vermeld in welke gevallen het aanvragen van een herziening weinig of géén zin heeft; uiteindelijk leveren deze aanvragen immers géén pensioenvoordeel op.

Graag vernam ik van de geachte minister :

1. of hij de mogelijkheid wenst te onderzoeken om aan de verzoekers het saldo van hun overbodig betaalde bijdragen (eventueel inclusief de door hen betaalde intresten) terug te storten, eventueel vermeerderd met de wettelijke intresten verrekend op de periode tussen stortings- en terugbetalingsdatum.

2. of hij ertoe bereid is om zijn diensten overleg te laten plegen met het hoofdbestuur van de Directe Belastingen in verband met een (aan)gepaste regularisatie van hun fiscale toestand, vooral wat de opmaak van de belastingsfiche betreft.

3. of hij zijn diensten opdracht wil geven om hun informatie aan de burger te vervolledigen zodat duidelijk blijkt welke regularisatieaanvraag zinvol kan zijn en welke niet. Vooral de eventuele gevolgen van het principe « eenheid van loopbaan » dienen volgens mij duidelijk te worden afgelijnd in hun relatie tot mogelijke herzieningsaanvragen.

4. of hij eventueel overweegt de pensioenwetgeving te (laten) wijzigen opdat vrijwillig aangegane regularisaties zouden meetellen voor het minimum vereiste aantal loopbaanjaren.

Antwoord : In antwoord op haar vraag, heb ik de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

Zoals eerder bevestigd, kan de toepassing van de bestaande wetgeving, zoals de eenheid van loopbaan, tot gevolg hebben dat vroeger betaalde regularisatiebijdragen niet in een pensioen worden omgezet, omdat de jaren waarop ze betrekking hebben, uit de pensioenberekening worden geweerd. In het merendeel van de gevallen gaat het om bijdragebetalingen verricht voor studieperiodes.

Administratie der Pensioenen

Wat de pensioenen van de overheidssector betreft, beperkt de aangehaalde problematiek zich tot de persoonlijke bijdragen die betaald worden in het kader van de validering van perioden van loopbaanonderbreking. Het kan gebeuren dat dergelijke perioden uiteindelijk niet in aanmerking genomen worden voor de pensioenberekening wegens leeftijd of anciënniteit door de toepassing van het relatief plafond van 3/4 van de gemiddelde wedde die gebruikt wordt voor de pensioenberekening of door de toepassing van de beperkingen bepaald in het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten.

Een terugbetaling van deze bijdragen kan evenwel niet overwogen worden in een repartitiestelsel waar ze toegewezen worden aan de solidariteit, temeer daar deze perioden meegeteld hadden kunnen worden voor een rustpensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid of voor een aan zijn langstlevende echtgenoot toegekend overlevingspensioen.

Rijksdienst voor pensioenen

De regularisatie van studie- en stageperioden, in toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioenen voor werknemers, voorziet niet in de terugbetaling van de bijdragen.

Dit zou enkel mogelijk zijn voor zover aangetoond wordt dat de Rijksdienst met zekerheid kon weten dat een diplomabonificatie gratis zou toegekend worden (bijvoorbeeld wanneer de betrokkene op het ogenblik van de aanvraag reeds vast benoemd was).

Er mag niet uit het oog verloren worden dat sommige regularisaties, zoals die voor studieperioden, dertig tot veertig jaar vóór de normale pensioenleeftijd uitgevoerd worden. Het lijkt mij dan ook onmogelijk om de fiscale toestand, wat het opmaken van de belastingfiche betreft, op een correcte manier te regulariseren.

Zoals reeds vroeger meegedeeld, wordt bij de aanvraag om regularisatie de aandacht van de aanvrager steeds uitdrukkelijk gevestigd op het feit dat ook na regularisatie een verhoging aan het pensioenbedrag niet kan gewaarborgd worden, met name gelet op de toepassing van de berekenings- en cumulatieregels.

Rekening houdend met deze elementen, meen ik dat er zich geen wijziging van de reglementering opdringt.