3-1058/1 | 3-1058/1 |
25 FEBRUARI 2005
Het debat over het bepalen van de beginselen van deugdelijk bestuur van ondernemingen en over de context waarbinnen die beginselen moeten worden vastgelegd, is niet nieuw. Bepaalde aspecten van dat debat veroorzaken soms hevige discussies tussen aanhangers van zelfregulering en zij die liever een beroep doen op een raamwerk van wettelijke normen.
Dat geldt ook voor het debat over de doorzichtigheid van de bezoldiging van de bedrijfsleiders. Wat dat betreft hebben de senatoren onlangs voor de wettelijke norm gekozen. Onlangs immers heeft de Senaat, in de plenaire vergadering van 9 december 2004, met een ruime meerderheid een wetsvoorstel aangenomen tot aanvulling van het Wetboek van vennootschappen met bepalingen betreffende de openbaarmaking van bezoldigingen van bestuurders en van leidinggevende personen van genoteerde vennootschappen en vennootschappen van publiek recht (stuk nr. 3-872).
De indieners van onderhavige tekst hebben gemeend dat dit voorstel paste in een Belgisch regelgevend kader dat streeft naar een evenwicht tussen zelfregulering van de markt en wettelijke verplichtingen. In bepaalde materies is het wenselijk de ondernemingen de mogelijkheid te bieden de regels vast te leggen die ze zichzelf opleggen; het klopt echter eveneens dat de wetgever moet optreden wanneer de belangen te groot worden. Dat was het geval met de verdediging van de kleine aandeelhouders in de grote, beursgenoteerde vennootschappen, die in een context en in een financieel systeem opereren die steeds internationaler worden. In die omstandigheden is transparantie onontbeerlijk en moet die transparantie zeker wettelijk geregeld en beschermd worden.
Ook de bescherming van de burger, nu niet langer beschouwd als aandeelhouder — dat is een vrije keuze — maar als eenvoudige belastingplichtige, is belangrijk. Volgens de indieners van onderhavig voorstel is het dus een goede zaak dat de tekst die op 9 december 2004 is aangenomen, ook over de vennootschappen van publiek recht gaat. De ondertekenaars menen evenwel dat de aangenomen tekst op dat gebied een te beperkt toepassingsgebied had.
De eerste doelstelling van dit voorstel is dus de verdediging verder uit te bouwen, niet langer van een bepaalde groep van personen, maar van alle burgers, door hun via meer en beter georganiseerde transparantie in staat te stellen te begrijpen hoe overheidsgeld in een aantal instellingen gebruikt wordt.
De begrotingen van de federale staat, de deelgebieden, de lokale overheden worden gepubliceerd opdat de burger-belastingplichtige kan weten hoe zijn belastingen worden besteed. De bezoldigingen van de ambtenaren, ongeacht hun verantwoordelijheidsniveau, beantwoorden aan weddeschalen, die iedereen kan inkijken. Er blijven evenwel instellingen die op een of andere wijze een beroep doen op overheidsgeld, maar waarvan het bezoldigingsbeleid ondoorzichtig blijft.
Er lijken vorderingen waar te nemen voor de vennootschappen van publiek recht, omdat ze uitdrukkelijk worden beoogd in de tekst die de Senaat op 9 december 2004 heeft aangenomen, maar er kan nog vooruitgang worden geboekt door te zorgen voor meer transparantie in andere sectoren.
Als belangrijke partners in ons gezondheidszorgsysteem beheren de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen aanzienlijke bedragen. De middelen zijn niet alleen afkomstig van de omvangrijke subsidies die de Staat toekent ter vergoeding van hun rol als tussenpersoon, maar ook van de bijdragen van hun leden. Men mag niet vergeten dat die bijdragen wettelijk verplicht zijn. Men kent de problemen van de sociale zekerheid in het algemeen en van de gezondheidszorg in het bijzonder. Om te voorkomen dat steeds meer geloof wordt gehecht aan populistische ideeën, volgens welke die problemen te wijten zijn aan wanbeheer van de ziekenfondsen, is het in alle openheid publiceren van de lonen van hun leidinggevenden reeds een belangrijke stap.
In de sector van de VZW's zijn er velerlei situaties. De vereniging kan als structuur immers worden aangewend om de meest diverse doeleinden na te streven, van liefdadigheid tot het uitoefenen van een handelsactiviteit in hoofdberoep. In elk geval moet er een algemene vaststelling worden gedaan : de meeste doen in ruime mate een beroep op vrijwilligerswerk, op schenkingen van het brede publiek en op overheidssubsidies. Wegens die omstandigheden is het aangewezen dat ook in die sector beginselen van deugdelijk bestuur worden toegepast.
De verenigingssector is niet vrij van betreurenswaardig misbruik. Men zal zich bijvoorbeeld de schandalen in de gehandicaptenopvang herinneren. Het ging om echte, georganiseerde fraude, met als uiteindelijk doel de persoonlijke verrijking van enkelen. Een VZW kan heel goed beslissen aan één van zijn leidinggevenden een bezoldiging toe te kennen die moeilijk te verzoenen valt met het maatschappelijk doel van de vereniging, zonder dat men dat als fraude in de enge zin van het woord kan beschouwen. De vrijwilligers, de donoren en de subsidiërende overheden moeten er zeker van kunnen zijn dat hun persoonlijk werk, hun giften en hun subsidies werkelijk en uitsluitend worden gebruikt in het belang van de vereniging.
Overigens mag men niet uit het oog verliezen dat bepaalde VZW's bijna uitsluitend met overheidsgeld worden gefinancierd. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de VZW's die in het leven werden geroepen om de overheidsmiddelen voor de politieke partijen te beheren. Is het abnormaal dat de politici zelf het voorbeeld geven inzake transparantie van bezoldigingen die met overheidsmiddelen worden gefinancierd ?
Het spreekt vanzelf dat het er niet om gaat alle VZW's aan de nieuwe verplichtingen van dit voorstel te onderwerpen. De grote meerderheid van de verenigingen zijn immers kleine structuren waarvan slechts enkele personen deel uitmaken, die zuiver plaatselijk bezig zijn en waarin er geen sprake is van bezoldiging van wie dan ook. Die structuren behoren niet tot het toepassingsgebied van het voorstel, dat alleen de grote VZW's beoogt, die professioneel handelen, in het raam van hun activiteit belangrijke bedragen verwerken en die een omvangrijke « omzet » tot stand brengen. Dat onderscheid wordt overigens nu reeds in de wet betreffende de VZW's gemaakt. Daarin wordt op het gebied van de boekhoudkundige verplichtingen een onderscheid gemaakt tussen de « kleine » (artikel 17, §§ 2 en 3) en de « grote » VZW's (artikel 17, § 5). Alleen die laatste, met minstens 50 werknemers, minstens 6 250 000 euro ontvangsten en een balanstotaal van minstens 3 125 000 euro, vallen dus onder het voorstel.
De vakbondsorganisaties van hun kant spelen eveneens een belangrijke rol in de herverdeling van overheidsgeld bestemd voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Als tussenpersoon ontvangen de vakbondsorganisaties, zoals de ziekenfondsen in de sector van de gezondheidszorg, omvangrijke overheidsmiddelen, naast de overheidssubsidies die ze ontvangen voor hun vakbondsactiviteit. Ook de vakbonden halen een deel van hun financiering uit de bijdragen van hun leden. De leden moeten dan ook kunnen controleren of de omvang van de bezoldigingen van de leidinggevenden bij de vakbondsorganisatie te rijmen valt met het belang van de werknemers dat ze verdedigt.
In dezelfde geest moet erop worden toegezien dat soortgelijke maatregelen worden getroffen voor alle instellingen die met overheidsgeld functioneren. We vermelden bijvoorbeeld de intercommunales, die evenwel onder de bevoegdheid van de gewesten vallen.
Overheidsgeld is van eenieder en moet dus uiterst nauwkeurig en op doorzichtige wijze worden beheerd. Zelfs wanneer men abstractie maakt van het aspect overheidsfinanciering dat in de instellingen die door dit voorstel worden beoogd, voorhanden is, zal men moeten toegeven dat de bescherming van de belangen van de leden van vakbonden of ziekenfondsen even eerbiedwaardig is als de bescherming van de belangen van de kleine aandeelhouders van grote ondernemingen. Net zo min als deze laatsten, hebben de eersten de mogelijkheid enige invloed uit te oefenen op beslisssingen die hun nochtans aangaan en waarover ze in de praktijk hun stem niet kunnen laten horen. Dat is nochtans broodnodig, omdat de betreffende sectoren, in tegenstelling tot de bedrijfswereld, in geen enkel zelfregelend mechanisme in de vorm van een code voor deugdelijk bestuur hebben voorzien.
Artikel 2
De wet van 27 juni 1921 regelt de organisatie en de verplichtingen van de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. Artikel 17 van die wet gaat over de boekhoudkundige en financiële verplichtingen.
De voorgestelde maatregel strekt er niet alleen toe de belangen van de belastingplichtige te beschermen door de controle op de aanwending van de overheidsmiddelen, maar ook de talrijke donoren in het verenigingsleven te informeren.
Het doel van de verwijzing naar de verenigingen bedoeld in § 5 van artikel 17 is de kleine VZW's vrij te stellen van die verplichting, om die essentiële bestanddelen van het verenigingsleven geen administratieve overlast te bezorgen.
De VZW's die in die paragraaf beoogd worden, overschrijden immers bij het afsluiten van het boekjaar onderstaande cijfers voor ten minste twee van de drie volgende criteria :
— het equivalent, gemiddeld over het jaar, van 50 voltijdse werknemers;
— in totaal 6 250 000 euro aan andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde;
— een balanstotaal van 3 125 000 euro.
Bovendien moeten die VZW's om onder het toepassingsgebied van de wet te vallen, een beroep doen op vrijwilligerswerk, op overheidssubsidies of op privé-giften.
Artikel 3
Deze bepaling wordt ingevoegd in de wet van 5 december 1968 en legt als bijkomende voorwaarde voor erkenning als representatieve werknemers- of werkgeversorganisatie de openbaarmaking op van de lijst van hun leidinggevenden en hun bezoldigingen.
Artikel 4
De materie van de vakbonden van het overheidspersoneel wordt geregeld door de wet van 19 december 1974. Artikel 15 legt de voorwaarden vast voor erkenning van die vakbondsorganisaties. Dit voorstel voegt aan die verplichtingen de openbaarmaking van de bezoldiging van de leidinggevenden toe. Die openbaarmaking wordt voortaan een voorwaarde voor het behoud van de erkenning van de vakbond.
Artikel 5
De materie van de ziekenfondsen en van de landsbonden van ziekenfondsen wordt in het Belgisch recht geregeld door de wet van 6 augustus 1990. Artikel 29 handelt over de boekhoudkundige en financiële verplichtingen. Het voorstel voegt er een bijkomende verplichting aan toe, die ertoe strekt de bezoldigingen van de leidinggevenden bij ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen openbaar te maken.
Christine DEFRAIGNE. Berni COLLAS. Jean-Marie DEDECKER. Luc WILLEMS. Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON. Patrik VANKRUNKELSVEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 17 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, vervangen door de wet van 2 mei 2002 en gewijzigd door de wetten van 16 januari 2003, 9 juli 2004 en 27 december 2004, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« § 9. De verenigingen bedoeld in § 5 die een beroep doen op vrijwilligerswerk, op overheidssubsidies of op privé-giften, zorgen voor een passende openbaarmaking, volgens de door de Koning nader bepaalde regels, van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen van ieder lid van de organen die belast zijn met het bestuur en de dagelijkse leiding, alsook van de leden van het directiecomité en van al wie, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook deelnemen aan het bestuur of het beleid. »
Art. 3
Aan artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités wordt aangevuld met het volgende lid :
« De organisaties bedoeld in dit artikel kunnen slechts als representatief worden beschouwd op voorwaarde dat ze zorgen voor een passende openbaarmaking, volgens de door de Koning nader bepaalde regels, van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen die aan hun leidinggevenden worden betaald. »
Art. 4
Artikel 15, tweede lid, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, wordt aangevuld als volgt :
« en op voorwaarde dat ze elk jaar, volgens de door de Koning nader bepaalde regels, de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen die de organisatie hun heeft betaald, openbaar maken ».
Art. 5
Artikel 29 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd door de wetten van 2 augustus 2002 en 22 december 2003, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« § 6. De ziekenfondsen en landsbonden zorgen voor een passende openbaarmaking, volgens de door de Koning nader bepaalde regels, van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen van ieder lid van de organen die belast zijn met het bestuur en de dagelijkse leiding, alsook van de leden van het directiecomité en van al wie, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook deelnemen aan het bestuur of het beleid ».
23 december 2004.
Christine DEFRAIGNE. Berni COLLAS. Jean-Marie DEDECKER. Luc WILLEMS. Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON. Patrik VANKRUNKELSVEN. |