3-1013/1

3-1013/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

3 FEBRUARI 2005


Wetsvoorstel tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997 betreffende de verschoonbaarheid en de bevrijding van de kosteloze borgen van een gefailleerde rechtspersoon

(Ingediend door de heer Luc Willems)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel strekt ertoe een drietal wijzigingen door te voeren in de faillissementswet van 8 augustus 1997.

Het voorstel bevat bepalingen in verband met het tijdstip waarop de verschoonbaarheid aan de gefailleerde wordt verleend. Daarnaast worden stappen gezet om de rechtbanken van koophandel toe te laten rechtspersonen opnieuw verschoonbaar te verklaren en daarmee samenhangend ook de kosteloze borgen van rechtspersonen van hun verplichtingen te bevrijden.

I. Het tijdstip van de verschoonbaarheid

De basisdoelstelling van de Faillissementswet was een aanvaardbaar evenwicht te creëren tussen de gefailleerde schuldenaar, die recht heeft op een nieuwe kans in het economisch leven, en de schuldeisers, die recht hebben op een snelle en efficiënte afhandeling van hun schuldvorderingen.

Het foutloos faillissement is echter nog niet gerealiseerd. Aanslepende procedures zorgen ervoor dat de gefailleerde persoon, zonder verschoonbaarheid, uit het economisch leven verdwijnt.

De faillissementswet van 8 augustus 1997 voerde een belangrijke nieuwigheid in : de verschoonbaarheid van de gefailleerde.

Indien hij door de bevoegde rechtbank van koophandel verschoonbaar werd verklaard, kon de gefailleerde opnieuw starten zonder schulden, analoog met het Anglo-Amerikaanse principe van de « fresh-start ».

In de faillissementswet werden echter geen voorwaarden en objectieve criteria vastgelegd waaraan de gefailleerde moest voldoen om verschoonbaar verklaard te kunnen worden.

Als gevolg hiervan werd de verschoonbaarheid beschouwd als een gunst. Een al te grote interpretatiemogelijkheid werd in handen van de rechtbanken van koophandel gelegd, zodat er van rechtsgebied tot rechtsgebied grote verschillen waar te nemen vielen.

Wie kwam voor de verschoonbaarheid in aanmerking (1) ?

— Natuurlijke personen die voldoende waarborgen boden om opnieuw handel te drijven (2).

— Gefailleerden die als ongelukkig en te goeder trouw werden beschouwd (3).

— Gefailleerden die geen grove fouten hadden begaan, die bijdroegen tot het faillissement.

— Ook slachtoffers van externe omstandigheden waren verschoonbaar.

— Daarnaast ook rechtspersonen die waarborgen konden bieden om met succes nieuwe economische activiteiten uit te oefenen.

Verschoonbaarheid is sedert de reparatiewet van 4 september 2002 geen gunst meer, maar het is de regel geworden voor natuurlijke personen. De verschoonbaarheid wordt enkel nog geweigerd bij gewichtige omstandigheden, die met bijzondere redenen omkleed moeten worden.

Er is dus reeds een lange weg afgelegd, maar het kan uiteraard nog beter.

Er is tot nu toe weinig aandacht besteed aan het tijdstip waarop de verschoonbaarheid wordt uitgesproken (4).

Tijdens het verloop en de afwikkeling van een faillissement bevindt de gefailleerde zich hoe dan ook in een onzekere situatie.

Een faillissement waarbij er activa voorhanden zijn, die kunnen gerealiseerd worden, kan jarenlang aanslepen.

— In dergelijke omstandigheden heeft de uitspraak over de verschoonbaarheid eveneens pas na jaren plaats, vaak als gevolg van moeilijkheden bij de realisatie van de activa.

— Een gefailleerde die een loontrekkende activiteit uitoefent, dient het beslagbaar deel van zijn loon aan de curator af te staan.

— Het opstarten van een nieuwe zelfstandige activiteit is mogelijk, maar de curator kan de netto-opbrengsten opeisen.

— Soms worden borgen uitgewonnen die op het ogenblik van de uitspraak over de verschoonbaarheid geen verhaal meer kunnen uitoefenen tegen de gefailleerde zelfstandige.

Een faillissement zonder activa, dat wordt afgesloten wegens een gebrek aan actief, is daarentegen veel vlugger afgehandeld.

— De uitspraak over de verschoonbaarheid kan in dat geval veel eerder plaatsvinden.

— De zelfstandige kan onmiddellijk van zijn schulden bevrijd worden.

— Hij kan onmiddellijk een nieuwe zelfstandige activiteit beginnen of loontrekkende worden en dient niet te vrezen voor beslag op zijn opbrengsten of inkomsten.

De oplossing om die discriminatie te beëindigen, ligt in de verplaatsing van het tijdstip waarop de rechter zich uitspreekt over de verschoonbaarheid.

Het is niet billijk om met de uitspraak in verband met de verschoonbaarheid te wachten tot bij de volledige afsluiting van het faillissement.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe om de uitspraak over de verschoonbaarheid niet langer te laten samenvallen met de afsluiting van het faillissement. Het is de bedoeling die uitspraak te laten plaatshebben onmiddellijk na de datum van het faillissement en meer bepaald samen met de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.

Het is uiteraard de bedoeling dat de schuldeisers hiervan geen nadeel ondervinden.

Vandaar dat er beroepsmogelijkheden behouden blijven tegen de uitspraak over de verschoonbaarheid :

— Een uitspraak waarbij de verschoonbaarheid wordt verleend, is vatbaar voor derdenverzet dat individuele schuldeisers via dagvaarding kunnen inleiden binnen de maand, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van het vonnis over de verschoonbaarheid, te betekenen zowel aan de curator als aan de gefailleerde zelf.

— Een uitspraak waarbij de verschoonbaarheid wordt geweigerd, is vatbaar voor hoger beroep door de gefailleerde binnen de maand na betekening van het vonnis.

II. De verschoonbaarheid van de rechtspersoon

In de oorspronkelijke faillissementswet konden zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon verschoonbaar verklaard worden.

Door de reparatiewet werden vanaf 1 oktober 2002 van de verschoonbaarheid uitgesloten :

— De failliete rechtspersoon, die automatisch wordt ontbonden (art. 81,1º, van de faillissementswet).

— De gefailleerde natuurlijke persoon, die veroordeeld is wegens inbreuk op artikel 489ter van het Strafwetboek wegens diefstal, valsheid, knevelarij, oplichting of misbruik van vertrouwen.

en degene die als bewaarnemer, voogd, beheerder, of andere rekenplichtige niet tijdig rekening en verantwoording heeft gedaan en niet tijdig heeft afgerekend (art. 81,2º, van de faillissementswet).

Het Arbitragehof heeft beide paragrafen van artikel 81 vernietigd.

De toepassing van dit artikel kan aanleiding geven tot een onbillijke behandeling van een gefailleerde die reeds lang geleden werd veroordeeld of wanneer de veroordeling dateert van vóór de aanvang van de handelsactiviteit en er geen verband mee houdt.

Het Arbitragehof heeft geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden door het oude artikel 81 en het nieuwe artikel 81, 2º (arresten van 22 januari 2003 en 3 april 2003).

Uit de algemene en artikelsgewijze bespreking van de latere reparatiewet, opgenomen in het verslag-Barzin, is gebleken dat er destijds geen eensgezindheid bestond over het verwijderen van de rechtspersoon uit de juridische draagwijdte van de verschoonbaarheid (5).

De voorstanders van de niet-verschoonbaarheid riepen in :

— Dat de verschoonbaarheid een begrip met een moreel kenmerk is en moeilijk te beoordelen valt.

— Dat de eventuele verschoonbaarheid van een failliete rechtspersoon praktische problemen, complicaties en onduidelijkheid meebrengt.

De voorstanders van verschoonbaarheid voor rechtspersonen wierpen op :

— Dat het in het belang van een rechtspersoon kan zijn dat hij op de verschoonbaarheid een beroep kan doen, onder meer wanneer de onderneming nog troeven heeft. (Bijvoorbeeld : een waardevolle reputatie, een bekende naam, ...).

— Dat het niet is aangewezen een rechtspersoon op voorhand uit te sluiten van de kans om terug aan het economisch leven deel te nemen.

— Dat sommige ondernemingen na de verschoonbaarheid nog kans maken op een overname, vermits de overnemer er niet toe gehouden is het geheel van de werknemers onder dezelfde arbeidsvoorwaarden over te nemen.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe om voor de failliete rechtspersonen opnieuw een principiële mogelijkheid tot verschoonbaarheid in te voeren.

Bepaalde rechtspersonen die verschoonbaar worden verklaard, zullen zich als gevolg daarvan opnieuw kunnen inschakelen in het economisch leven of zullen in aanmerking komen voor een globale overname.

Nog belangrijker daarentegen zijn de positieve gevolgen van een hernieuwde mogelijkheid tot verschoonbaarheid van de rechtspersoon voor meerdere categorieën van personen :

De bestuurders of mandatarissen van een verschoonbaar verklaarde vennootschap zullen veel minder gestigmatiseerd worden bij de oprichting van een nieuwe vennootschap of bij de aanvang van een nieuwe activiteit, dan nu het geval is.

Het is immers zo dat bestuurders, mandatarissen of vennoten van een failliete rechtspersoon, die opnieuw een activiteit willen opstarten, blijvend worden geconfronteerd met de gevolgen van het faillissement van hun vorige vennootschap. Zij hebben het uitermate moeilijk om nog kredieten te verkrijgen, die de aanvang van een nieuwe activiteit in eigen naam of onder de vorm van een vennootschap mogelijk maken.

De mandatarissen van éénpersoonsvennootschappen zijn sociaal, economisch en financieel niet verschillend van zelfstandigen die als natuurlijke persoon handeldrijven. Het kapitaal van dergelijke vennootschappen komt veelal van één persoon of van één gezin of familie.

Omdat deze mandatarissen bijvoorbeeld een BVBA hebben opgericht, vaak op aanraden van financiële vertrouwenspersonen, worden zij bij een faillissement afgestraft, in de zin dat zij geen verschoonbaarheid kunnen verkrijgen, zelfs niet als zij volkomen te goeder trouw zijn geweest.

Dergelijke kleine bedrijfjes en eenmanszaken gaan inmiddels massaal voor de bijl. In de eerste drie kwartalen van 2004 telde België globaal 5 908 faillissementen (een stijging van 5,03 % ten opzichte van dezelfde periode in 2003).

Hierbij valt vooral de opmerkelijke en pijnlijke stijging op van het aantal failliete BVBA's (3 368 : stijging met 6,1 %) en failliete eenmanszaken (1 059 : stijging met 5 %).

De kosteloze borgen van een vennootschap zouden voortaan kunnen worden ontslagen van hun verplichtingen. Er zijn bijvoorbeeld talloze echtgenoten, ouders of andere familieleden die zich kosteloos borg hebben gesteld voor de eenpersoonsvennootschap van hun kind, partner of familielid. Die borgen kunnen bij een faillissement van de voormelde eenpersoonsvennootschap niet van hun verplichtingen worden ontslagen. Om die discriminatie ten opzichte van de kosteloze borgen van een natuurlijke persoon ongedaan te maken, wordt een derde pijler aan dit wetsvoorstel toegevoegd.

III. De bevrijding van de kosteloze borgen van de rechtspersoon

De kosteloze borg is degene die geen enkel vorm van vergoeding ontvangt voor zijn borgstelling (6).

Vóór de reparatiewet genoten de echtgenoot en de borg van de gefailleerde, die verschoonbaar was verklaard, niet van de voordelen van de verschoonbaarheid.

In zijn arrest van 28 maart 2002 stelde het Arbitragehof dat artikel 82 van de faillissementswet een schending van het gelijkheidsbeginsel inhield, vermits de rechtbank op geen enkele wijze de echtgenoot of de borg van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde van hun verbintenis kon bevrijden.

Dankzij de reparatiewet wordt de natuurlijke persoon die zich kosteloos borg heeft gesteld voor de schuld van een verschoonbaar verklaarde gefailleerde van zijn verplichting bevrijd.

De echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde, die persoonlijk aansprakelijk was voor zijn schuld, werd eveneens van zijn of haar verbintenis bevrijd (6).

De borg die de schuld reeds had betaald, heeft na de uitspraak over de verschoonbaarheid geen verhaal meer tegen de verschoonbaar verklaarde gefailleerde.

De borg die nog niet werd uitgewonnen door de schuldeiser, heeft er daarom belang bij dat er vlug een uitspraak wordt gedaan over de verschoonbaarheid. Hij kan dan ook de voordelen van de verschoonbaarheid genieten en van zijn verbintenis bevrijd worden, alvorens hij wordt uitgewonnen.

De borg heeft er eigenaardig genoeg belang bij dat er een vlugge afsluiting van het faillissement plaatsheeft bij gebrek aan toereikend actief. Indien de zelfstandige verschoonbaar verklaard wordt, wordt ook de borg bevrijd.

Indien het een meer complex faillissement betreft, waar de realisatie van de activa en de samenstelling van de passiva veel tijd vragen, laat de afsluiting van het faillissement jaren op zich wachten. Er zal veel later over de verschoonbaarheid uitspraak worden gedaan. Ondertussen kan de borg worden uitgewonnen en heeft hij bij een eventuele verschoonbaarheid van de zelfstandige achteraf geen verhaal meer.

Sedert de reparatiewet kunnen rechtspersonen echter niet meer verschoonbaar verklaard worden, terwijl dit voordien wel mogelijk was. Die wijziging heeft zware gevolgen voor de borgen van een failliete rechtspersoon. Zij kunnen nooit meer van hun verbintenissen bevrijd worden, zelfs als het kosteloze borgen voor een vennootschap betreft of de echtgenoot van een zaakvoerder van een eenpersoons-BVBA of familiebedrijfje.

Om de discriminatie op te lossen tussen, enerzijds, de automatische bevrijding van de borgen van een natuurlijke persoon, die verschoonbaar is verklaard, en, anderzijds, de borgen van een rechtspersoon, die sedert de voormelde reparatiewet geen enkele kans op verschoonbaarheid meer hebben, is een verstrenging ten aanzien van de borgen van een natuurlijke persoon geen oplossing.

Ook de borgen van vennootschappen moeten van hun verbintenissen bevrijd kunnen worden.

Deze wet is van toepassing op alle lopende faillissementsprocedures op de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Luc WILLEMS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 75, § 3, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, opgeheven door de wet van 4 september 2002, wordt hersteld in de volgende lezing :

« § 3. De rechter-commissaris doet aan de rechtbank in raadkamer mededeling van de beraadslaging van de schuldeisers over de verschoonbaarheid van de gefailleerde en brengt verslag uit over de omstandigheden van het faillissement. De curator en de gefailleerde natuurlijke persoon of de bestuurder(s) van de gefailleerde rechtspersoon worden in raadkamer gehoord over de verschoonbaarheid.

Behalve ingeval van gewichtige omstandigheden, met bijzondere redenen omkleed, spreekt de rechtbank de verschoonbaarheid uit van de ongelukkige gefailleerde natuurlijke persoon die te goeder trouw handelt of van de gefailleerde rechtspersoon, wier mandataris of mandatarissen te goeder trouw handelen.

De beslissing over de verschoonbaarheid is vatbaar voor derdenverzet bij wijze van een dagvaarding die de individuele schuldeisers binnen een maand, te rekenen van de bekendmaking van het vonnis over de verschoonbaarheid, kunnen doen aan de curator en aan de gefailleerde natuurlijke persoon of rechtspersoon.

De goederen van de verschoonbaar verklaarde persoon worden verder gerealiseerd in de samenstelling, zoals vastgesteld bij de verschoonbaarverklaring.

Van het vonnis over de verschoonbaarheid wordt door toedoen van de griffier aan de gefailleerde natuurlijke persoon of rechtspersoon kennis gegeven.

Het vonnis over de verschoonbaarheid wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Deze bepalingen zijn ook van toepassing op alle faillissementsprocedures, die lopen op de datum van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. »

Art. 3

Artikel 80, tweede lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 4

In dezelfde wet wordt een artikel 82bis ingevoegd, luidende :

« Art. 82bis. — Behalve in gewichtige en met bijzondere redenen omklede omstandigheden, ontslaat de rechtbank bij het vonnis over de verschoonbaarheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon tevens de natuurlijke personen, die zich kosteloos en te goeder trouw borg hebben gesteld voor de verbintenissen van de gefailleerde natuurlijke persoon of rechtspersoon, van hun verplichtingen. »

23 december 2004.

Luc WILLEMS.

(1) De Croock Guido e.a., « Gerechtelijk akkoord of faillissement ? Pijnpunten en remedies », Kluwer, 2003, blz.185-186.

(2) Verslag Barzin, stuk Kamer, Doc. 50-1132/013, 98.

(3) Ibidem.

(4) De Croock Guido e.a., o.c., blz. 189.

(5) Verslag Barzin, stuk Kamer, Doc. 50-1132/013, 111-112.

(6) De Croock Guido, o.c., blz. 188.