3-971/1

3-971/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

23 DECEMBER 2004


Wetsvoorstel betreffende de verplichte ontvangstmachtiging in geval van niet-betaling van een onderhoudsgeld

(Ingediend door de heren Luc Willems en Jacques Germeaux)


TOELICHTING


Veel alleenstaande ouders ondervinden nog steeds problemen om betaling te bekomen van het onderhoudsgeld, dat hun persoonlijk of in hoofde van hun kinderen toekomt : ofwel wordt het onderhoudsgeld onregelmatig betaald ofwel wordt het gewoonweg niet betaald. De behandeling van het wetsvoorstel tot oprichting bij de FOD Financiėn van een begrotingsfonds voor alimentatievorderingen (1) heeft duidelijk gemaakt dat 19 % van de gescheiden vrouwen de aan hun kind toegekende alimentatievergoeding helemaal niet meer krijgen en dat slechts 60 % van de vrouwen zeggen dat ze de alimentatievergoeding regelmatig ontvangen.

Het gevolg hiervan is dat er spanningen en discussies ontstaan of dat de bestaande spanningen escaleren, hetgeen afstraalt op de kinderen.

Opmerkingen als « Als hij de kinderen komt halen, zal ik het hem eens goed zeggen dat we weeral de 20e zijn en ik mijn onderhoudsgeld nog altijd niet heb ontvangen » en « Geen geld, geen kinderen » of « Geen kinderen, geen geld » komen dan ook vaak voor. Men mag het betalen van onderhoudsgeld en het omgangsrecht met de kinderen niet aan elkaar koppelen maar het is wel begrijpelijk vanuit menselijk oogpunt.

Een kind dat deze spanningen en discussies hoort en aanvoelt, kan hierdoor zware psychische problemen krijgen, met als meest extreem voorbeeld « ouderverstoting ».

Op 1 januari 2003 vormden de alleenstaanden met inwonende kinderen (20,5 %) de tweede grootste groep binnen de familiekernen. In 1991 was dit nog 14 %. De laatste jaren neemt ook het aantal echtscheidingen weer toe : sinds 1999 een stijging met 18 % als men de absolute cijfers bekijkt (2) . Dit betekent dat er ongetwijfeld ook meer onderhoudsgelden moeten worden uitgekeerd.

Het is dus van groot belang dat er een vlotte en correcte betaling van het onderhoudsgeld geschiedt. Dit neemt natuurlijk niet weg dat er ook werk moet worden gemaakt van een betere regeling in verband met het omgangsrecht en het vaststellen van het onderhoudsgeld.

De middelen die de onderhoudsgerechtigden op dit ogenblik voorhanden hebben, voldoen niet. Aan klachten wegens familieverlating (minimum twee maanden niet-betaling van het onderhoudsgeld) wordt te weinig gevolg gegeven door de parketten en de gedwongen uitvoering van vonnissen met betrekking tot het onderhoudsgeld, vaak derdenbeslag, is omslachtig en duur.

De Dienst voor Alimentatievorderingen, die vanaf 1 juni 2004 in werking is getreden wat betreft de invorderingen, is een bijkomend middel om de niet-betaalde onderhoudsgerechtigden te steunen. Dit neemt niet weg dat de onderhoudsgerechtigde nog steeds de verantwoordelijkheid heeft om zelf te trachten het onderhoudsgeld te innen, waarbij de wetgever de nodige middelen ter beschikking moet stellen.

Op dit ogenblik biedt het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid om de rechter de onderhoudsgerechtigde te machtigen om de inkomsten van de onderhoudsplichtige of de sommen die door een derde aan deze verschuldigd zijn te ontvangen via loondelegatie of ontvangstmachtiging. Dit betekent dat het door de rechter vastgestelde onderhoudsgeld rechtstreeks bij de bron wordt afgehouden en wordt doorgestort aan de onderhoudsgerechtigde.

Dit is echter geen verplichting en de toepassing ervan hangt dus af van rechter tot rechter.

Om die reden wordt voorgesteld om de onderhoudsgerechtigde de loondelegatie of ontvangstmachtiging te garanderen indien het onderhoudsgeld gedurende twee maanden niet is betaald. Er wordt gekozen voor het criterium van het niet-betalen gedurende twee maanden omdat dit criterium ook wordt gehanteerd bij het misdrijf van familieverlating en omdat het ook de voorwaarde is om beroep te kunnen doen op de Dienst voor Alimentatievorderingen.

Daartoe worden de artikelen 203ter, 221 en 301bis van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek op dezelfde wijze aangepast. Dit zijn de artikelen die de rechters de mogelijkheid geven om een loondelegatie of ontvangstmachtiging toe te staan.

Luc WILLEMS.
Jacques GERMEAUX.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 203ter, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « of 336 » worden vervangen door de woorden « , 336 of 353-14 »;

b) de woorden « De rechter staat de machtiging toe indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee — al dan niet opeenvolgende — termijnen in de loop van twaalf maanden die aan het indienen van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld. » worden ingevoegd tussen de woorden « verschuldigde geldsom te ontvangen » en de woorden « De rechtspleging en de bevoegdheden ».

Art. 3

Artikel 221, tweede lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, wordt aangevuld als volgt :

« De rechter staat de machtiging toe indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee — al dan niet opeenvolgende — termijnen in de loop van twaalf maanden die aan het indienen van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld. ».

Art. 4

In artikel 301bis van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « Voor de vaststelling van het bedrag van de uitkering en voor de tenuitvoerlegging van het vonnis waarbij deze uitkering is vastgesteld, kan de rechtbank » worden vervangen door de woorden « De rechtbank kan »;

b) de woorden « het bepaalde in het zesde lid van artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek » vervangen door de woorden « ook artikel 221, derde tot vijfde lid ».

Art. 5

In artikel 1280, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden « In dit geval kan zijn beschikking ingeroepen worden tegen alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars, nadat zij hun, op verzoek van een van de partijen, door een gerechtsdeurwaarder zal zijn betekend. Wanneer zij ophoudt haar gevolgen te hebben, krijgen de derden-schuldenaars op dezelfde wijze daarvan bericht ten verzoeke van de meest gerede partij. » vervangen door de woorden « In dit geval is ook artikel 221, derde tot vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. ».

17 december 2004.

Luc WILLEMS.
Jacques GERMEAUX.

(1) Doc. 50 1627/001, blz. 5.

(2) NIS, Bevolkingsstatistieken.