3-781/3

3-781/3

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

9 NOVEMBER 2004


Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 4 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 11

Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel 1727 vervangen als volgt :

« De minister van Justitie wijst voor een periode van een jaar twee eremagistraten of emeritus magistraten aan die deel hebben uitgemaakt van hetzij de rechterlijke orde, hetzij de Raad van State, hetzij het Arbitragehof, en die tot een verschillende taalrol behoren, om het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap van de algemene commissie waar te nemen. Het voorzitterschap van de commissie wordt waargenomen door de oudste magistraat terwijl de andere het ondervoorzitterschap bekleedt. Hij vervangt zo nodig de voorzitter.

De algemene commissie wijst uit haar midden een secretaris aan waarbij dit ambt afwisselend door een Nederlanstalige en een Franstalige wordt bekleed.

De algemene commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van de commissie aanwezig zijn. Indien een vast lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt, doorslaggevend ».

Verantwoording

Het evenwicht tussen alle beroepskringen die in de algemene commissie vertegenwoordigd zijn, moet in acht worden genomen. De beslissingen die deze commissie moet nemen, zijn talrijk en belangrijk. Voorts is de rol van de voorzitter (en, in mindere mate, van de ondervoorzitter wanneer hij de voorzitter vervangt) bij het beslissen van grote betekenis aangezien hij bij staking van stemmen de doorslaggevende stem heeft. Daarom lijkt het ons aangewezen dat de functies van voorzitter en ondervoorzitter worden waargenomen door magistraten, wier onafhankelijkheid en onpartijdigheid gewaarborgd is.

Overigens komt het dikwijls voor dat administratieve commissies worden voorgezeten door magistraten, die vaak worden aangewezen onder de eremagistraten en de emeritus magistraten, wegens de hoge werklast van de meeste nog zetelende magistraten. Tevens lijkt een aanwijzingsperiode van één jaar in plaats van twee raadzaam om het evenwicht te verzekeren in de vertegenwoordiging van de diverse beroepskringen en op de uiteenlopende interventiegebieden.

Nr. 5 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subsidiair amendement op amendement nr. 4)

Art. 11

In § 3 van het voorgestelde artikel 1727 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In het eerste lid de woorden « van twee jaar » vervangen door de woorden « van één jaar »;

B. Het eerste lid aanvullen als volgt :

« Het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap worden bovendien afwisselend waargenomen door notarissen, advocaten en door bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris uitoefenen ».

C. In het tweede lid het woord « Ze » vervangen door de woorden « De algemene commissie ».

Verantwoording

A. Een aanwijzingsperiode van één jaar in plaats van twee lijkt aangewezen om het evenwicht te verzekeren in de vertegenwoordiging van de diverse beroepskringen en op de uiteenlopende interventiegebieden.

B. Het evenwicht tussen alle beroepskringen die in de algemene commissie vertegenwoordigd zijn moet in acht worden genomen. Gezien het gewicht van de rol van de voorzitter (en van de ondervoorzitter die hem eventueel zal moeten vervangen) in de Commissie, strekt het amendement ertoe niet alleen een beurtrol in te voeren inzake taalstelsel, maar ook inzake de beroepskring van de voorzitter en de ondervoorzitter van de algemene commissie.

C. Technische correctie gekoppeld aan de in amendement B voorgestelde wijziging.

Nr. 6 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 11

Het voorgestelde artikel 1727, § 6, 5º, aanvullen met de woorden « alsook de procedure voor de voorziening tegen individuele beslissingen genomen met toepassing van deze paragraaf. »

Verantwoording

Aangezien het onder de bevoegdheden valt van de algemene commissie om de bemiddelaars te erkennen (en dus ook om die erkenning te weigeren) en om de erkenning van de bemiddelaars tijdelijk of definitief in te trekken, is het belangrijk dat er ook een procedure bestaat inzake voorziening tegen individuele, door de commissie genomen beslissingen.

Nr. 7 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 12

In het voorgestelde artikel 1728, § 1, tweede lid, na de woorden « doet de rechter » de woorden « of de arbiter » invoegen.

Verantwoording

Dit artikel legt de geheimhoudingsplicht op met betrekking tot de documenten en de mededelingen die tijdens een bemiddeling worden uitgewisseld. Indien die plicht wordt geschonden, kan de rechter een schadevergoeding toekennen.

Niet alleen de rechter, maar ook de arbiter moet daarover uitspraak kunnen doen.

Nr. 8 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 14

In het voorgestelde artikel 1730, § 1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. na het woord « gerechtelijke » de woorden « of arbitrale » invoegen;

B. § 1 aanvullen met de woorden « of belasten een derde met die aanwijzing ».

Verantwoording

Het voorgestelde artikel 1730 is onvolledig omdat het alleen de bemiddeling in het kader van een gerechtelijke procedure behandelt, terwijl de vraag in de praktijk ook voorkomt bij arbitrale procedures. In het laatste geval, kan de bemiddelaar rechtstreeks door de partijen zelf worden aangewezen of kunnen zij een derde ­ vaak een bemiddelingscentrum ­ met die aanwijzing belasten.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 9 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 15

Het voorgestelde artikel 1731 wijzigen als volgt :

A. In § 1 de woorden « De partijen bepalen onderling, » vervangen door de woorden « Tenzij de partijen anderszins overeengekomen zijn, bepalen zij onderling, ».

B. Paragraaf 3 vervangen als volgt :

« De ondertekening van het protocol of, bij ontstentenis van een protocol, de aanwijzing van de bemiddelaar, schorst de verjaringstermijn voor de duur van de bemiddeling. »

Verantwoording

Opdat de vrijwillige bemiddeling een soepele procedure kan blijven, moeten de partijen de voorwaarde van een bemiddelingsprotocol bij de aanvang van de procedure kunnen schrappen.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 10 VAN DE HEER CHEFFERT, DE DAMES DEFRAIGNE, de T' SERCLAES EN CROMBÉ-BERTON

Art. 8

Het voorgestelde artikel 1724 aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De bemiddeling is een proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen, met de actieve medewerking van een onafhankelijke derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken. »

Verantwoording

De Hoge Raad voor de Justitie stelt in zijn advies dat het raadzaam is een definitie te bieden van bemiddeling, opdat er geen verwarring kan bestaan met de verzoening. Ook de toelichting bij het wetsontwerp vermeldt dat (stuk Kamer, nr. 51-0327/001, blz. 7).

Verzoening is een vreedzame manier om geschillen te regelen, waarbij de partijen overeenkomen een einde te maken aan hun geschil, hetzij rechtstreeks hetzij via tussenkomst van een derde (bij de gerechtelijke verzoening bijvoorbeeld) die gemachtigd is aanbevelingen te doen over de grond van de zaak, oplossingen voor te stellen en te pogen invloed uit te oefenen bij het zoeken naar een akkoord.

Bij bemiddeling moet altijd een beroep worden gedaan op een derde, die een veel minder sturende rol heeft dan de verzoener. Hij staat louter de partijen bij die zelf tot een oplossing voor hun conflict moeten komen.

Nr. 11 VAN MEVROUW DEFRAIGNE, DE HEER CHEFFERT EN DE DAMES de T' SERCLAES EN CROMBÉ-BERTON

Art. 9

In het voorgestelde artikel 1725, § 1, tussen de woorden « geschillen in verband met » en de woorden « de uitlegging » de woorden « de totstandkoming », invoegen.

Verantwoording

In zijn huidige formulering bepaalt artikel 1725 dat de rechter of arbiter bij wie een geschil aanhangig wordt gemaakt betreffende een overeenkomst die een bemiddelingsbeding bevat waarbij de partijen zich ertoe verbinden eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting, de behandeling van de zaak slechts zal opschorten als zich geschillen voordoen in verband met de uitlegging of de uitvoering van een overeenkomst.

Dit amendement strekt ertoe die verplichting uit te breiden tot geschillen over de totstandkoming van een overeenkomst : wilsgebrek, bekwaamheid tot het aangaan van een overeenkomst, voorwerp of oorzaak van een overeenkomst.

Christine DEFRAIGNE.
Jean-Marie CHEFFERT.
Nathalie de T' SERCLAES.
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON.

Nr. 12 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 9

Het voorgestelde artikel 1725, § 2, aanvullen als volgt : « , nadat de partijen elkaar ten minste eenmaal hebben ontmoet in het bijzijn van de bemiddelaar die zij hebben aangewezen of die aangewezen is krachtens de bemiddelingsregeling waarop zij een beroep doen ».

Verantwoording

Het lijkt ons belangrijk dat er ten minste één ontmoeting plaatsvindt in het bijzijn van de bemiddelaar voordat aan de griffie wordt gemeld dat de bemiddelingsprocedure beëindigd is.

Nr. 13 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 10

Het voorgestelde artikel 1726, § 2, aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De partijen kunnen in onderlinge overeenstemming een bemiddelaar aanwijzen die niet beantwoordt aan de hogervermelde voorwaarden. »

Verantwoording

De practici van de bemiddeling pleiten voor meer soepelheid bij de aanwijzing van de bemiddelaar in het kader van een gerechtelijke procedure. De partijen moeten steeds de mogelijkheid hebben akkoord te gaan over de naam van een bemiddelaar, ook al is hij niet erkend, als zij menen dat hij hen het best kan helpen om tot een oplossing te komen. Met andere woorden, de rechter wijst in principe uitsluitend een erkend bemiddelaar aan tenzij de partijen overeenkomen over de naam van een niet-erkend bemiddelaar.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 14 VAN MEVROUW DEFRAIGNE, DE HEER CHEFFERT EN MEVROUW CROMBÉ-BERTON

Art. 18

Het voorgestelde artikel 1734, § 1, aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« Als de omstandigheden het toelaten, kan de rechter bij wie het geschil aanhangig is, bij met redenen omklede beslissing een beroep doen op een niet erkende bemiddelaar, in afwijking van artikel 1726, § 2. »

Verantwoording

Tijdens de hoorzittingen hebben de practici erop gewezen dat in tal van geschillen de rechtbanken niet in staat zijn bemiddeling voor te stellen of op te leggen omdat er in een bepaald domein niet genoeg of helemaal geen erkende bemiddelaars zijn.

Dit amendement strekt ertoe de rechter de mogelijkheid te bieden in een gerechtelijke bemiddeling een beroep te doen op een niet erkende bemiddelaar.

Christine DEFRAIGNE.
Jean-Marie CHEFFERT.
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON.

Nr. 15 VAN MEVROUW DEFRAIGNE, DE HEER CHEFFERT EN DE DAMES de T' SERCLAES EN CROMBÉ-BERTON

Art. 11

In het voorgestelde artikel 1727 een § 6bis (nieuw) invoegen, luidende :

« § 6bis. Tegen de beslissingen inzake intrekkingen bedoeld in § 6, 4º, en inzake sancties bedoeld in § 6, 7º, kan beroep worden ingesteld per aangetekend schrijven gericht aan de minister van Justitie binnen dertig dagen nadat de betrokkene de betwiste beslissing heeft ontvangen.

De minister spreekt zich bij met redenen omklede beslissing uit binnen twee maanden nadat het beroep is ingesteld. Bij gebreke van een beslissing binnen de gestelde termijn, wordt het beroep geacht aanvaard te zijn. »

Verantwoording

Zoals de tekst nu is opgesteld, worden de intrekkingen van erkenningen en de sancties wegens het overtreden van de gedragscode uitgesproken door de algemene commissie zonder dat beroep kan worden ingesteld. Dit amendement voert die mogelijkheid in.

Christine DEFRAIGNE.
Jean-Marie CHEFFERT.
Nathalie de T' SERCLAES.
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON.

Nr. 16 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 11

Het voorgestelde artikel 1727 wijzigen als volgt :

A. In § 2, de woorden « zes in bemiddeling gespecialiseerde leden » vervangen door de woorden « acht in bemiddeling gespecialiseerde leden » en de woorden « twee vertegenwoordigers van de bemiddelaars » vervangen door de woorden « vier vertegenwoordigers van de bemiddelaars ».

B. In het tweede lid van § 4, de woorden « twee vertegenwoordigers van de bemiddelaars » vervangen door de woorden « vier vertegenwoordigers van de bemiddelaars ».

Verantwoording

Tijdens de hoorzitting met het Belgisch Centrum voor arbitrage en mediatie werd de aandacht van de commissieleden gevestigd op de veelheid aan materies ­ en dus aan beroepsgroepen ­ die een beroep kunnen doen op bemiddeling. Dit amendement strekt ertoe die beroepsgroepen een meer evenwichtige vertegenwoordiging te geven door het aantal vertegenwoordigers van bemiddelaars die noch advocaat noch notaris zijn, te verhogen.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 17 VAN DE DAMES de T' SERCLAES, DEFRAIGNE, DE HEER CHEFFERT EN MEVROUW CROMBÉ-BERTON

Art. 12

In het voorgestelde artikel 1728, § 1, tweede lid, tussen de woorden « doet de rechter » en het woord « uitspraak » de woorden « of de arbiter » invoegen.

Verantwoording

Artikel 1728 legt de verplichting op dat documenten die worden opgemaakt en mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van de bemiddelingsprocedure, vertrouwelijk zijn. Bij schending van die geheimhoudingsplicht doet de rechter uitspraak over de toekenning van een eventuele schadevergoeding. Ook de arbiter moet daarover uitspraak kunnen doen.

Nr. 18 VAN DE DAMES de T' SERCLAES, DEFRAIGNE, DE HEER CHEFFERT EN MEVROUW CROMBÉ-BERTON

Art. 14

Het voorgestelde artikel 1730 wijzigen als volgt :

A. In § 1, tussen de woorden « elke gerechtelijke » en het woord « procedure » de woorden « of arbitrale » invoegen.

B. Paragraaf 1 aanvullen als volgt : « of belasten een derde met deze aanwijzing ».

Verantwoording

Er moet niet alleen rekening worden gehouden met bemiddeling in een gerechtelijke procedure, maar ook met bemiddeling in een arbitrale procedure. In dat laatste geval kunnen de partijen hetzij de bemiddelaar rechtstreeks aanwijzen hetzij een derde daarmee belasten, bijvoorbeeld een bemiddelingscentrum, zoals in de praktijk vaak het geval is.

Christine DEFRAIGNE.
Jean-Marie CHEFFERT.
Nathalie de T' SERCLAES.
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON.

Nr. 19 VAN DE HEER CHEFFERT

Art. 16

Het voorgestelde artikel 1732 wijzigen als volgt :

A. het eerste lid wordt § 1;

B. een § 2 (nieuw) invoegen, luidende :

« § 2. Als de partijen in de loop van de bemiddeling de bemiddelaar hun wil te kennen geven hun akkoord te laten homologeren, moet de bemiddelaar, indien hij geen jurist is, een jurist raadplegen die deel uitmaakt van de commissie van juristen bedoeld in artikel 1727, § 6, 8º. »

Verantwoording

Heel wat niet-juristen zullen al dan niet erkend bemiddelaar kunnen worden. Het is dan ook niet denkbeeldig dat een aantal onvolledige overeenkomsten of overeenkomsten die strijdig zijn met de openbare orde, zullen worden gesloten.

Als de partijen genoegen nemen met een overeenkomst die strijdig is met de openbare orde (bijvoorbeeld een overeenkomst waarbij de moeder geen alimentatie moet betalen voor haar kind), zou die louter theoretisch eigenlijk aanvaardbaar moeten zijn.

Een rechter zal echter geen overeenkomst homologeren die strijdig is met de openbare orde, ook al zijn alle partijen het inhoudelijk eens. Om te voorkomen dat men na een lange en dure bemiddelingsprocedure met lege handen voor de rechter staat, voert dit amendement de verplichting in voor de bemiddelaar die geen jurist is, om een jurist te raadplegen zodra de partijen in de loop van de bemiddelingsprocedure hun wil te kennen geven hun overeenkomst te laten homologeren.

De algemene commissie krijgt daartoe een bijkomende opdracht, namelijk per soort bemiddeling het opstellen van een lijst met juristen die als raadsman kunnen optreden voor bemiddelaars die geen jurist zijn.

Nr. 20 VAN DE HEER CHEFFERT

Art. 20

Het voorgestelde artikel 1727, § 6, aanvullen met een 8º, luidende :

« 8º een lijst opstellen van juristen die als raadsman kunnen optreden voor de bemiddelaars bedoeld in artikel 1732, § 2. »

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 19.

Jean-Marie CHEFFERT.

Nr. 21 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 8

Het voorgestelde artikel 1724 vervangen als volgt :

« Art. 1724 ­ Elk geschil dat voor dading vatbaar is komt voor bemiddeling in aanmerking ».

Verantwoording

Sommige geschillen belangen, omwille van hun aard, dermate de openbare orde aan, dat bemiddeling uitgesloten is. Sommige personen kunnen ook niet zonder meer hun geschillen laten bemiddelen. Bijvoorbeeld rijst de vraag of publiekrechterlijke rechtspersonen (bijvoorbeeld de fiscus) elk geschil door bemiddeling minnelijk kunnen regelen.

Het voorstel is om hetzelfde criterium te hanteren als waarmee artikel 1676, paragraaf 1 van het Gerechtelijk Wetboek de geschillen definieert die aan arbitrage kunnen worden onderwopen.

Nr. 22 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 9

In het voorgestelde artikel 1725 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. § 1 vervangen als volgt :

« Elke overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten, waarbij de partijen zich ertoe verbinden voor eventuele geschillen in verband met de uitlegging, de uitvoering of de geldigheid van de overeenkomst eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting. »

B. In § 2 het woord « geldig » vervangen door het woord « bindend ».

C. § 2 aanvullen als volgt :

« De partijen kunnen in onderling akkoord ook de aanwijzing van een bemiddelaar welke niet beantwoordt aan de kenmerken welke hierboven werden vermeld, voorstellen. »

Verantwoording

1. De voorgestelde tekst van dit artikel is niet volledig, in de zin dat geschillen in verband met de « geldigheid » van een overeenkomst waarin een bemiddelingsbeding werd opgenomen, niet voor bemiddeling in aanmerking komen.

Artikel 1725, § 1, moet als volgt geformuleerd worden :

« § 1. Elke overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten, waarbij de partijen zich ertoe verbinden voor eventuele geschillen in verband met de uitlegging, de uitvoering of de geldigheid van de overeenkomst eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting. »

§ 2. In deze paragraag wordt bepaald dat de rechter of arbiter bij wie een aan een bemiddelingsbeding onderworpen geschil aanhangig is, de behandeling van de zaak op verzoek van een partij moet opschorten, tenzij er ten aanzien van het geschil geen geldig beding bestaat of het beding verstreken is.

Er wordt evenwel niet bepaald wat een geldig beding is, noch hoe of wanneer een beding verstreken is. In feite betreffen deze beide hypotheses het niet-bindend karakter van het beding. Met het oog op rechtszekerheid en duidelijkheid kan artikel 1725, § 2, als volgt geformuleerd worden :

« 2º De rechter of de arbiter bij wie een aan een bemiddelingsbeding onderworpen geschil aanhangig is, schort, op verzoek van een partij, de behandeling van de zaak op, tenzij er ten aanzien van dat geschil geen bindend beding bestaat. »

In de regel benoemt de rechter bij een bemiddeling in het kader van een gerechtelijke procedure enkel bemiddelaars die door de Commissie zijn erkend. Het is echter aangewezen om partijen ook toe te laten om zelf akkoord te gaan over een bemiddelaar, waarin zij groot vertrouwen hebben maar die eventueel niet door de Commissie zou zijn erkend.

Er wordt bijgevolg voorgesteld § 2 aan te vullen met de volgende bepaling :

« De partijen kunnen in onderling akkoord ook de aanwijzing van een bemiddelaar welke niet beantwoordt aan de kenmerken welke hierboven werden vermeld, voorstellen.

Nr. 23 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 10

In het 3º van het voorgestelde artikel 1726, § 2, de woorden « met het oog op de uitoefening van de bemiddeling » doen vervallen.

Verantwoording

Het zou tegen de geest van de wetgever zijn indien de bemiddelaar enkel met het oog op de uitoefening van de gerechtelijke bemiddeling waarborgen voor zijn onafhanekelijkheid en onpartijdigheid moet bieden.

In dit opzicht kunnen trouwens bezwaren rijzen ten opzichte van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Notaris-Bemiddelaar, die zelf het via bemiddeling bekomen akkoord in een notariële authentieke akte vastlegt. Dit betekent dat de totstandkoming van een akkoord voor de notaris-bemiddelaar een financieel voordeel met zich mee kan brengen.

Nr. 24 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 12

Het voorgestelde artikel 1728 wijzigen als volgt:

A. In § 1, eerste lid, de woorden « en van de bemidelaar » doen vervallen.

B. In § 1, eerste lid, de woorden « om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden te homologeren » doen vervallen.

C. In § 1, tweede lid, na de woorden « doet de rechter », de woorden « of de arbiter » invoegen.

Verantwoording

A. Artikel 1728, § 1, tweede alinea, voorziet dat de geheimhoudingsplicht kan worden opgeheven met instemming van de partijen en van de bemiddelaar.

Het is niet nodig dat de bemiddelaar hiervoor zijn toestemming moet geven. De bemiddelaar is een buitenstaander. Hij mag niet beletten dat partijen de confidentialiteit opheffen wanneer zij hierover onderling akkoord gaan.

B. Het is niet raadzaam dat de rechter, die het akkoord moet homologeren, inzage moet krijgen in alle stuken welke tijdens de (soms lange) bemiddelingsprocedure werden opgesteld. Enkel het resultaat geldt.

C. Artikel 1728, § 1, stelt dat bij schending van de geheimhoudingsplicht de rechter uitspraak doet over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Ook de arbiter moet dit kunnen doen; veelal zal het immers gebeuren dat, na een mislukte bemiddelingspoging, partijen hun geschil door arbiters laten beslechten. Talrijke arbitragebedingen bevatten immers een voorafgaande verplichting om op bemiddeling een beroep te doen gedurende X weken om aldus te pogen het geschil minnelijk te regelen.

Nr. 25 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 13

Het voorgestelde artikel 1729 vervangen als volgt :

« Art. 1729. ­ Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de ingezette bemiddeling. »

Verantwoording

Overeenkomstig dit artikel kan elke partij te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling. Het is niet duidelijk wat « een einde maken aan » betekent. Beduidt dit ook dat de partijen zelfs geen poging tot bemiddeling moeten ondernemen, ook al hebben zij een bindend bemiddelingsbeding afgesloten ? Dit lijkt in te druisen tegen de idee van de wet.

Nr. 26 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 1730, § 1, vervangen als volgt :

« § 1. Elke partij kan, onverminderd elke gerechtelijke of arbitrage procedure, aan de andere partijen voorstellen om een beroep te doen op de bemiddelingsprocedure. De partijen wijzen in onderlinge overeenstemming de bemiddelaar aan of verzoeken een derde deze aan te stellen. »

Verantwoording

De vrijwillige bemiddeling kan ook gebruikt worden tijdens een arbitrage-procedure.

Het is onduidelijk in welke mate een bemiddeling nog een procedure kan betreffen die beeindigd is. Of betreft dit de hypothese dat een partij een vonnis weigert uit te voeren of dreigt met een beroep tegen een geveld vonnis tenzij de andere partij voor een gedeelte afstand doet van wat het vonnis haar toekende ?

Het gebeurt ook vaak dat partijen een instelling, zoals CEPINA, vragen om een bemiddelaar aan te stellen.

Nr. 27 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 15

In het voorgestelde artikel 1731 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 1, de woorden « Die overeenkomst wordt » vervangen door de woorden « Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, wordt die overeenkomst ».

B. § 3 vervangen als volgt :

« § 3. De ondertekening van het protocol of, bij afwezigheid van een protocol, de aanduiding van de bemiddelaar, schorst de verjaringstermijn voor de duur van de bemiddeling ».

Verantwoording

De vrijwillige bemiddeling mag niet te formeel zijn. Om die reden zouden de partijen moeten kunnen afstand doen van het opstellen van een bemiddelinsprotocol of een vereenvoudigd protocol opstellen, wanneer zij een uitgebreid protocol niet nodig vinden.

Nr. 28 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 16

Het voorgestelde artikel 1732 vervangen als volgt :

« Art. 1732. ­ Wanneer de partijen tot een akkoord dat volgt uit een bemiddeling komen, wordt dat in een schriftelijke en door hen ondertekende akte vastgesteld. Deze akte is gedateerd en vermeldt de plaats van sluiting. Zij bevat bovendien de handtekening van de bemiddelaar. »

Verantwoording

Het akkoord zou ook de plaats van totstandkoming moeten vermelden. Zonder deze vermelding bestaat immers onduidelijkheid over welke rechtbank bevoegd is voor de homologatie (artikel 1733 nieuw).

De term « bemiddelingsakkoord » moet vervangen worden door « akkoord dat volgt uit de bemiddeling » (idem voor artikel 1728, § 1 in fine). Immers het betreft niet een akkoord om te gaan bemiddelen, maar het resultaat dat eventueel uit een bemiddeling is voortgevloeid naar aanleiding van het einde van de bemiddeling.

Bovendien is het vereist dat de bemiddelaar attesteert dat het akkoord door zijn bemiddeling is tot stand gekomen. Voor de toepassing van de homologatie krachtens artikel 1733 is immers een bewijs vereist dat een bemiddelaar, zoals bedoeld in artikel 1726, § 1, het akkoord heeft bemiddeld. Een eenvoudige overeenkomst enkel getekend door de partijen volstaat hiervoor niet.

Nr. 29 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 17

Het voorgestelde artikel 1733 vervangen als volgt :

« Art. 1733. ­ In geval van akkoord legt de bemiddelaar de tekst van het akkoord, dat tot stand kwam overeenkomstig de artikelen 1731 en 1732, neer ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waarin het akkoord bereikt werd.

Binnen een termijn van één jaar na de datum van neerlegging van het akkoord, kan het akkoord op verzoek van de meest gerede partij ter homologatie voorgelegd worden aan de bevoegde rechtbank. Dit gebeurt overeenkomstig de artikelen 1025 en volgende. Het verzoek kan echter ondertekend worden door de partijen zelf, indien het uitgaat van alle bij de bemiddeling betrokken partijen. Het bemiddelingsprotocol wordt bij het verzoek gevoegd.

De behandeling van het homologatieverzoek gebeurt in Raadkamer. »

Verantwoording

De homologatieprocedure wordt in het nieuwe artikel 1733 beschreven.

Wanneer de bemiddeling succes kent, zal de homologatie-procedure, zoals ze thans beschreven is, voor extra werk zorgen voor de rechtbanken van eerste aanleg. De bevoegde rechters kennen de grond van de zaak niet en bovendien moet het homologatieverzoek ­ indien het niet van de beide partijen samen uitgaan ­ overeenkomstig artikel 1026 van het Gerechtelijk Wetboek door een advocaat ondertekend worden. De homologatieprocedure maakt derhalve de tussenkomst van een advokaat nodig terwijl de mediatie informeel wil zijn.

Een algemene homologatie-procedure lijkt evenwel te omslachtig. In feite zullen nagenoeg alle akkoorden tot stand gekomen door bemiddeling, immers vrijwillig door partijen worden uitgevoerd. Thans worden immers ook nagenoeg alle transacties vrijwillig, dat wil zeggen zonder rechtsprocedures, uitgevoerd.

Naar analogie met wat geldt voor arbitrages, kan de homologatieprocedure bestaan uit een eenvoudige neerlegging door de bemiddelaar van het akkoord ter griffie, waarna de partijen ­ of één van hen ­ de mogelijkheid hebben om binnen een termijn van één jaar de homologatie ervan aan te vragen.

Op die manier zal de rechtbank enkel belast worden met de homologatie van akkoorden die niet vrijwillig uitgevoerd worden.

Met het oog op de sereniteit van de procedure en de geheimhoudingsplicht die op de partijen rust, lijkt het ook aangewezen de procedure in raadkamer te laten doorgaan in plaats van in een openbare zitting.

Bovendien rijst de vraag waarom bij een vrijwillige bemiddeling enkel het akkoord, dat door een bemiddelaar, welke erkend is door de Commissie, kan worden gehomologeerd. Dit schept niet alleen een discriminatie in hoofde van de erkende bemiddelaars wat tot een procedure bij het Arbitragehof kan leiden. Tevens is deze beperking, die niet proportioneel is met het beoogde doel, ook strijdig met het Europese Unie recht vermits aldus bemiddelaars uit ander EU landen niet over dezelfde mogelijkheden in de uitoefening van hun diensten beschikken.

Nr. 30 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 20

Het voorgestelde artikel 1736 aanvullen als volgt:

« Bij afloop van zijn opdracht meldt de bemiddelaar de rechter schriftelijk, enkel of de partijen al dan niet tot een akkoord zijn gekomen. »

Verantwoording

Dit artikel bepaalt dat de bemiddelaar in een gerechtelijke bemiddeling bij de afloop van zijn opdracht schriftelijk aan de rechter moet meedelen of de partijen al dan niet een akkoord bereikt hebben. Het moet duidelijk zijn dat de mededeling enkel en alleen mag vermelden of er een akkoord is of niet, doch niet over de inhoud ervan vermelden.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 31 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 25 (nieuw)

Een artikel 25 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 25. ­ De advocaten en notarissen die erkend zijn als bemiddelaar in familiezaken in de zin van de wet van 19 februari 2001 worden gelijkgesteld met bemiddelaars in de zin van artikel 1726, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.

Zolang de algemene commissie bedoeld in artikel 11 niet is ingesteld, kunnen de advocaten en de notarissen die een vorming hebben genoten georganiseerd door de instellingen die bevoegd zijn om hen te erkennen, onder de voorwaarden bepaald door die instellingen, in het kader van een gerechtelijke procedure worden aangewezen als bemiddelaar in familiezaken.

Personen die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris uitoefenen, kunnen als bemiddelaar in familiezaken worden aangewezen in het kader van een gerechtelijke procedure indien ze kunnen bewijzen een opleiding te hebben genoten die ten minste gelijkwaardig is met die van advocaat of notaris. »

Verantwoording

Het is aangewezen voor een overgangsmaatregel te zorgen voor de periode die nodig is om de algemene bemiddelingscommissie op te richten ten behoeve van de advocaten, notarissen en personen die een gelijkwaardige opleiding hebben genoten (psychologen, juristen, enz.) en die reeds in het kader van een gerechtelijke procedure in familiezaken bemiddelen overeenkomstig de wet van 19 februari 2001, of die een vorming volgen om te worden aangewezen als bemiddelaar in familiezaken in het kader van een gerechtelijke procedure.

Clotilde NYSSENS.