3-742/2

3-742/2

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

15 JUNI 2004


Ontwerp van programmawet


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 99

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 99. ­ De overheid richt een Algemene Alimentatiedienst bij de FOD Financiën.

Deze dienst heeft als opdracht :

1º de invordering van alle onderhoudsgelden, zowel ten aanzien van kinderen als van partners, toegekend op basis van een rechterlijke beslissing, onderlinge overeenkomsten tussen partijen bekrachtigd door de rechtbank of bij notariële akte vastgelegd.

2º Uitkering van de onderhoudsgelden bekomen op basis van 1º aan de gerechtigden.

De dienst treedt in de rechten van de onderhoudsgerechtigden.

Beslissingen inzake toekenning en/of wijziging van regeling inzake onderhoudsgelden worden rechtstreeks door de griffies van de rechtbanken van eerste aanleg, de vredegerechten en de notariaten overgemaakt aan de Dienst Alimentatie. De Koning bepaalt de samenstelling van de Algemene Alimentatiedienst en de datum van inwerkingtreding van de wet. »

Verantwoording

Dit amendement beoogt de oprichting van een Algemene Alimentatiedienst bij de FOD Financiën, die in naam van alle onderhoudsgerechtigden rechtstreeks zorgt voor de inning en de uitkering van alle onderhoudsgelden. Deze regeling wordt reeds met succes in Canada toegepast.

Dergelijke aanpak heeft vele voordelen :

­ voorkomt veel moeilijkheden tussen de ex-partners.

­ komt vooral de kinderen ten goede. Zij kunnen niet langer als speelbal, als chantagemiddel worden gehanteerd door de ouders.

­ voorkomt de vele procedures bij het vredegerecht en deurwaarderskosten tot gedwongen uitkering van de onderhoudsbijdrage.

­ biedt bescherming van de meest kwetsbare of achtergestelde personen die niet kunnen of durven aanspraak maken op hun recht op onderhoudsgeld.

Nr. 2 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 101

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De reglementering inzake de toepassing van de onderhoudsplicht bij opname van ouderen in een rusthuis vraagt een fundamentele aanpak, om er een consistent systeem van te maken. De onderhoudsplicht dient niet te worden behandeld via een programmawet.

Nr. 3 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 103

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De nieuwe bepaling schept geen duidelijkheid over welk OCMW bevoegd is nadat de asielzoekers zijn uitgeprocedeerd.

Nr. 4 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 125bis (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk I, een afdeling 4bis « Wijziging van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers » invoegen die een artikel 125bis bevat en luidt als volgt :

« Art. 125bis. ­ Artikel 37quinquies, § 1, tweede lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd door de programmawet (I) van 24 december 2002, wordt aangevuld als volgt :

« Hij kan de vrijstelling bedoeld in het eerste lid beperken tot een aantal dagen per trimester ». ».

Verantwoording

Met dit amendement willen de indieners tegemoet komen aan de opmerking van de sociale partners, gemaakt in de vergadering van de NAR op 14 mei 2004, over het feit dat de maximale vrijstelling in de algehele regeling kan worden overschreden wanneer de kunstenaar 47 prestatiedagen heeft per trimester. De werknemersorganisaties vroegen dus dat in de reglementering een absoluut plafond aan lastenverminderingen zou worden ingeschreven op trimestriële basis. Door dit amendement wordt aan de Koning de nodige machtiging gegeven.

Nr. 5 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 155bis (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk II, wordt een artikel 155bis (nieuw) ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 155bis. ­ Artikel 6, § 6, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap wordt vervangen als volgt :

« § 6. De bedragen van de tegemoetkomingen bedoeld in de §§ 1, 2 en 3, worden jaarlijks aangepast. De Koning stelt hiertoe, vóór 1 april van elk jaar, op advies van de Nationale Arbeidsraad, de verhogingscoëfficiënt vast, rekening houdend met de ontwikkeling van de conventionele lonen. De nieuwe bedragen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Zij treden in werking uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op dat van hun aanpassing. »

Verantwoording

De bedragen worden elk jaar aangepast in functie van de ontwikkeling van de conventionele lonen.

Nr. 6 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 176bis (nieuw)

Een artikel 176bis (nieuw), invoegen, luidende :

« Art. 176bis. ­ In artikel 37novies, 2º, van dezelfde wet, vervallen de volgende woorden :

« met uitzondering van de rechthebbenden op een integratietegemoetkoming, behorend tot de categorieën 3 en 4, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, 3º en 4º van hoger vermelde wet van 27 februari 1987, waarvoor daadwerkelijk de aftrek, bedoeld in artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming, werd toegepast. »

Verantwoording

Tijdens de vorige legislatuur werd de bestaansmiddelentoets voor de rechthebbenden op een integratietegemoetkoming behorende tot de categorieën 3 en 4 verfijnd. Daardoor wordt minder rekening gehouden met het inkomen van de echtgenoot of de samenwonende partner.

Het is niet logisch dat de categorieën 3 en 4, voor wie bovengenoemde positieve maatregel genomen werd, bij dit artikel over de maximumfactuur uitgesloten worden. Zij worden immers niet beschouwd als rechthebbende zoals bedoeld in artikel 37octies. De rechthebbenden op een integratietegemoetkoming behorende tot de categorieën 1 en 2 zijn daarentegen wel rechthebbende.

Dit amendement beoogt deze discriminatie op te heffen en past daarom de inhoud van artikel 37novies dat de rechthebbenden opsomt, aan.

Nr. 7 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 176ter (nieuw)

Een artikel 176ter (nieuw), invoegen :

« Art. 176ter. ­ In artikel 37undecies, derde lid, van dezelfde wet wordt het woord « achttien » vervangen door het woord « éénentwintig ».

Verantwoording

Dit amendement beoogt het optrekken van de leeftijdsgrens van 18 naar 21 jaar. Zo wordt de maximumfactuur kindvriendelijk voor alle kinderen ongeacht hun leeftijd. Alle kinderen jonger dan 21 jaar kunnen dan van dezelfde extra bescherming genieten. Ongeacht het inkomen van het gezin, mogen de gezondheidskosten nooit uitstijgen boven de 650 euro.

Nr. 8 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 176quater (nieuw)

Een artikel 176quater (nieuw), invoegen, luidende :

« Art. 176quater. ­ In artikel 37undecies, derde lid, van dezelfde wet, wordt tussen de zinsnede « Nochtans wordt de verzekeringstegemoetkoming tegen 100 % toegekend, ongeacht het bedrag van het inkomen van het gezin waarvan het deel uitmaakt, aan het kind jonger dan achttien jaar » en de zinsnede « indien het tijdens het betrokken kalenderjaar daadwerkelijk persoonlijke aandelen voor een bedrag van 650 euro heeft gedragen. » de volgende bepaling ingevoegd : « en aan het kind getroffen door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % dat recht heeft op verhoogde kinderbijslag, zoals bedoeld in de artikelen 47, 56septies en 63 van het koninklijk besluit van 19 december 1939 tot samenvatting van de wet van 4 augustus 1930 betreffende kindertoeslagen voor loonarbeiders, en de koninklijke besluiten krachtens een latere wetgevende delegatie genomen, en in de artikelen 20, 26 en 28 van het koninlijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen. »

Verantwoording

Dit amendement beoogt het kindvriendelijk maken van de maximumfactuur voor alle kinderen met een handicap ongeacht hun leeftijd. Alle kinderen met een handicap met recht op verhoogde gezinsbijslag kunnen dan van dezelfde extra bescherming genieten, ongeacht het inkomen van het gezin met een gehandicapt kind.

Nr. 9 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 183bis (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk III, afdeling VII, onder het opschrift « Uitkeringen », een artikel 183bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 183bis. ­ Artikel 87, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt aangevuld als volgt :

« Dit maximum wordt jaarlijks aangepast. De Koning stelt hiertoe vóór 1 april van elk jaar, op advies van de Nationale Arbeidsraad, de verhogingscoëfficiënt vast, rekening houdend met de ontwikkeling van de conventionele lonen. De nieuwe bedragen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Zij treden in werking uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op dat van hun aanpassing. ». »

Verantwoording

De wijziging die aan artikel 87 van de gecoördineerde ZIV-wet wordt aangebracht heeft als doel het loon, dat in aanmerking wordt genomen om de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen te berekenen, jaarlijks aan te passen.

Nr. 10 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 183ter (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk III, afdeling VII, een artikel 183ter (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 183ter. ­ Artikel 98, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« § 1. Onverminderd de herwaardering van de uitkeringen bepaald bij artikel 97 en vóór toepassing van het minimumbedrag vastgesteld krachtens artikel 93, vijfde lid, worden de bedragen van de uitkeringen wegens primaire ongeschiktheid en wegens invaliditeit evenals de minimum- en maximumbedragen jaarlijks aangepast. De Koning stelt hiertoe vóór 1 april van elk jaar, op advies van de Nationale Arbeidsraad, de verhogingscoëfficiënt vast, rekening houdend met de ontwikkeling van de conventionele lonen. De nieuwe bedragen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Zij treden in werking uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op dat van hun aanpassing. ». ».

Verantwoording

De bepaling maakt het mogelijk dat de bedragen van de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen alsook de minimum- en de maximumuitkeringen jaarlijks worden aangepast aan de evolutie van de conventionele lonen. Deze wijzigingen hebben eveneens betrekking op de moederschapsuitkering.

Nr. 11 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 183quater (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk III, afdeling VII, een artikel 183quater (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 183quater. ­ In artikel 215ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt het bedrag « 4,8629 euro » vervangen door het bedrag « 9,7258 euro ». ».

Verantwoording

De forfaitaire tegemoetkoming voor « hulp van derden » wordt in dit amendement verdubbeld voor de primair arbeidsongeschikten. Dit houdt een verhoging van de tegemoetkoming in van 4,8629 euro per dag (of 126,44 euro per maand) naar 9,7258 euro per dag (of 252,87 euro per maand).

Nr. 12 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 183quinquies (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk III, afdeling VII, een artikel 183quinquies (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 183quinquies. ­ In artikel 225, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit van 3 juli 1996 wordt na het laatste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« Wanneer deze persoon ten laste een uitkeringsgerechtigde is in de zin van artikelen 93 of 100 van de gecoördineerde wet of artikelen 19 of 20 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971, wordt met de uitkeringen krachtens de Belgische of vreemde wetgeving geen rekening gehouden. Deze uitzondering kan slechts aan één gerechtigde in het huishouden toegekend worden. ». »

Verantwoording

Wanneer in een gezin de beide partners invalide zijn, kunnen beiden maximaal beschikken over een invaliditeitsuitkering als samenwonende. Ook wanneer zij verantwoordelijk zijn en kosten hebben voor de opvoeding van één of meerdere kinderen. Dit artikel beoogt om in een gezin waarin twee arbeidsongeschikte personen samenwonen minstens één van deze personen het statuut van gezinshoofd toe te kennen.

Nr. 13 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 183sexies (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk III, afdeling VII, een artikel 183sexies (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 183sexies. ­ In artikel 225, § 3, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 3 juli 1996, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 november 2000 en 19 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) de woorden « 647,4746 euro » worden vervangen door de woorden « 745,3487 euro »;

b) het lid wordt aangevuld als volgt : « De Koning kan dit bedrag wijzigen. »

Verantwoording

De invalide gezinshoofden verliezen hun statuut als gezinshoofd ­ en hun uitkering wordt dientengevolge berekend op basis van het lagere, voor een samenwonende geldende percentage ­ zo hun echtgenoot meer dan 701 euro verdient. Het voorgestelde artikel trekt dat plafond op tot 806,79 euro (geïndexeerde bedragen).

Nr. 14 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 183septies (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk III, afdeling VII, een artikel 183septies (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 183septies. ­ Artikel 9bis van dezelfde wet wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :

« Wanneer het om facturatiegegevens gaat van zorgverleners of instellingen is het bedrag ten laste van de verzekeringsinstelling enkel maar verschuldigd op voorwaarde dat deze gegvens overgemaakt volgens de hierboven door de Koning bepaalde voorwaarden, volledig overeenstemmen met de facturatie-gegevens die op basis van deze gecoördineerde wet en haar uitvoeringsbesluiten eventueel moeten overgezonden worden aan een rechthebbende. »

Verantwoording

De afschaffing van de papieren ziekenhuisfactuur is een zeer belangrijke stap in het verminderen van de uitwisseling van papieren gegevensstromen. De reglementaire instructies binnen de ziekteverzekering vereisen momenteel een absolute concordantie tussen de magnetische drager van het ziekenhuis, de papieren ziekenhuisfactuur en de patiëntenfactuur. De reglementering voorziet echter niet in een expliciete sanctie voor wanneer dit niet het geval zou zijn.

In het kader van de afschaffing van de papieren factuur zal de papieren ziekenhuisfactuur verdwijnen en blijft er dus enkel de ziekenhuisfactuur op elektronische drager en de papieren patiëntenfactuur. Om te vermijden dat de patiëntenfactuur niet overeenstemt met de elektronische factuur is het belangrijk in een sanctie te voorzien. Het gebeurt immers regelmatig dat essentiële gegevens van de patiëntenfactuur, zoals supplementen ten laste van de patiënt, niet terug te vinden zijn op de elektronische factuur. Nochtans is dit reglementair verplicht. Echter, het terug verplichten van een papieren facturatie is als sanctie niet realistisch. Daarom lijkt het aangewezen in de (normale burgerrechtelijke) sanctie te voorzien voor een niet-conforme factuur : een factuur die niet conform is, wordt niet betaald tot zo lang ze wél conform is.

Bij de redactie van de tekst is uitgegaan van de volgende principes :

­ Het principe in de gecoördineerde ZIV-wet inschrijven, dan is het onmiddellijk geregeld voor alle sectoren.

­ Hoewel momenteel binnen derde betaler-systeem enkel voor de ziekenhuisfacturatie aan de patiënt een model vastligt, zou het kunnen dat er ook in andere sectoren in de toekomst een model-patiëntenfactuur wordt ontworpen.

Daarom werd geopteerd voor de ZIV-wet op de plaats waar de voorwaarden van de elektronische factuur besproken worden.

Nr. 15 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 184

In artikel 184, het eerste lid, eerste zin, van het voorgestelde artikel 114, de woorden « neemt een aanvang, op vraag van de gerechtigde, ten vroegste vanaf de zesde week » vervangen door de woorden « neemt verplicht een aanvang vier weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum of de achtste week wanneer de geboorte van een tweeling voorzien wordt ».

Verantwoording

Prenatale rust is uiterst belangrijk voor de gezondheid van moeder en kind. De vermoeidheid van de moeder is veeleer de oorzaak van complicatie bij de bevalling en de lange fysische herstelduur van de moeder.

Nr. 16 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 184

In artikel 184, tweede lid, eerste zin, van het voorgestelde artikel 114, het woord « negen » vervangen door het woord « zestien ».

Verantwoording

Zestien werken postnatale rust is het Europees gemiddelde.

Deze periode omvat niet alleen het fysische herstel van de moeder maar ook een uiterst belangrijke hechtingsperiode voor de pasgeboren baby en zijn thuismilieu.

Nr. 17 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 184

In artikel 184, het derde lid van het voorgesteld artikel 114 aanvullen als volgt :

« per geboorte, of kan het gezin gratis aanspraak maken op twee- of meerlingencheques in het stelsel van de dienstencheques gedurende een periode van drie jaar vanaf de thuiskomst van de baby's. Tijdens het eerste jaar wordt de waarde van een fulltime tewerkstelling voorzien, gevolgd door de waarde een halftime tewerkstelling in de twee volgende jaren. De wijze van besteding aan hulp in de huishouding; kinderopvang thuis of extern staat het gezin vrij. »

Verantwoording

Normalerwijze zou elk kind gelijke rechten moeten resulteren namelijk een volledig moederschapsverlof.

De redelijkheid gebiedt ons naast het normale moederschapsverlof voor elk bijkomende kind een verlenging van twee weken postnatale rust te voorzien.

Veelal wordt men in geval van een zwangerschap van meerlingen geconfronteerd met vroeggeboorte. Deze situatie heeft vele consequenties.

De huidige wetgeving voorziet in de opname van het moederschapsverlof bij de thuiskomst van de baby en slechts in een verlenging van de duur van het moederschapsverlof met twee weken ongeacht het aantal geboortes, niettegenstaande de realiteit van de geboorte van een drie- of vierling zeer sterk belastend is voor de thuissituatie.

Eerst wordt de moeder geconfronteerd met het loutere fysisch herstel, logischerwijze heeft de zwangerschap heel wat meer van haar krachten gevergd dan bij een eenling. Ook de bevalling vraagt meer energie en dus ook een langer herstel. Aangezien de baby's, ingeval van vroeggeboorte, meestal langer in de kraaminrichting dienen te blijven, heeft de moeder dan kans om lichamelijk te herstellen tijdens de opnameperiode van de baby's.

Maar het moment van thuiskomst van de baby's wordt wel een hele klus. De opvang van deze kinderen, te vergelijken met pasgeboren baby's qua grootte en gewicht, vraagt extra aandacht en verzorging. De moeder krijgt dezelfde tijd voor de opvang, aanpassing en organisatie van haar huishouden als elke moeder bij de geboorte van één kind.

Wij menen dat elke moeder de mogelijkheid moet krijgen elke baby dezelfde hoeveelheid aandacht en liefde te geven, zodat de verlenging van de duur van het moederschapsverlof in geval van twee- of meerlingen zich opdringt.

De huidige wetgeving voorziet in een extra hulp, in de persoon van een kinderverzorgster, bij de geboorte van een drie -en/of meerling.

De moeder moet een keuze kunnen maken tussen een verlengd moederschapsverlof van twee weken per bijkomende kind of een extra hulp in de verzorging van de kinderen.

Nr. 18 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 184

In artikel 184, derde lid van het voorgestelde artikel 114, na het woord « meerling » de woorden « of van een tweeling in aanwezigheid van een kind jonger dan drie jaar, in het gezin » invoegen.

Verantwoording

Wanneer echter een gezin bij de geboorte van een tweeling reeds een kind heeft, jonger dan drie jaar, wordt de situatie zeer moeilijk. Het eerste kind vraagt op zich nog veel aandacht en verzorging én in combinatie met de baby's wellicht nog meer. De opvang van dat kind is uitermate belangrijk voor zijn verdere ontwikkeling.

Nr. 19 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 184bis (nieuw)

In titel VIII, hoofdstuk 3, afdeling 7 « Uitkeringen », een artikel 184bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 184bis. ­ Artikel 94 van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten wordt aangevuld met het volgende lid :

« De moederschapsuitkering wordt jaarljks aangepast. De Koning stelt hiertoe, op advies van het algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, de verhogingscoëfficiënt vast. Het nieuwe bedrag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het treedt in werking uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op dat van zijn aanpassing. ». ».

Nr. 20 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 195

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 195. ­ Artikel 109 van de wet op de ziekenhuizen, gecoödineerd op 7 augustus 1987 wordt aangevuld met een nieuw lid, luidende :

« Een openbaar ziekenhuis kan beslissen om af te zien van de toepassing van artikel 109. Deze beslissing is onherroepelijk en moet worden genomen op de wijze bepaald voor de wijziging van de statuten. Het bevoegde orgaan kan deze beslissing alleen nemen nadat het door de revisor, die bevoegd is voor het toezicht op de jaarrekening, behoorlijk werd voorgelicht over de gevolgen van deze beslissing op de jaarrekening van het ziekenhuis. Het openbaar ziekenhuis meldt deze beslissing aan de overheid die bevoegd is voor de toepassing van artikel 109. ». ».

Verantwoording

Steeds meer openbare ziekenhuizen worden omgevormd tot VZW's omdat op die manier de toepassing van de deficitregel wordt vermeden. Het meest opzienbare voorbeeld daarvan zijn de OCMW-ziekenhuizen van Antwerpen, die werden omgevormd tot de VZW Zina.

In dit amendement wordt deze afschaffing facultatief gemaakt. De procedure is deze van de statutenwijziging. Uiteraard kan die beslissing slechts worden genomen als het bevoegde orgaan daarover behoorlijk is ingelicht. Daartoe moet de revisor een verslag maken.

Nr. 21 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 266bis (nieuw)

Een artikel 266bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 266bis. ­ In artikel 331, eerste lid, van de programmawet van 24 december 2002, worden de woorden « hellingscoëfficiënt d » vervangen door de woorden « hellingscoëfficiënt delta. ».

Verantwoording

Door deze wijziging wordt de tekst van de wet in overeenstemming gebracht met de tekst van het koninklijk besluit van 16 mei 2003, met name met artikel 2, 4º, f, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 januari 2004.

Nr. 22 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 281

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Door deze opheffing blijft de oude regeling van kracht die ervoor zorgde dat de loonplafonds in de regeling-beroepsziekten dezelfde zijn als die in de regeling arbeidsongevallen. Op die manier wordt de geplande verhoging voor arbeidsongevallen ook uitgevoerd voor beroepsziekten.

Nr. 23 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 282

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording amendement nr. 12.

Nr. 24 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Artt. 292 tot 299

De artikelen 292 tot 299 vervangen als volgt :

« Art. 292. ­ Artikel 30, § 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt vervangen als volgt :

« § 3. Onverminderd gunstige bepalingen in collectieve of individuele arbeidsovereenkomsten heeft de werknemer het recht om afwezig te blijven van zijn werk ingeval hij een kind beneden de zestien jaar in zijn huis opneemt om het te adopteren. Het adoptieverlof bedraagt ten hoogste vijftien weken.

Het adoptieverlof dient te worden opgenomen vanaf de dag waarop het adoptiekind wordt ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de woonplaats van de adoptieouders. Indien beide adoptieouders werknemers zijn en beiden het adoptieverlof wensen op te nemen, kan één van de adoptieouders het adoptieverlof opnemen binnen dertig dagen volgend op het verstrijken van het adoptieverlof van de adptieouder die als eerste het verlof opneemt.

In afwijking van het tweede lid kan het adoptieverlof ingaan op de dag van de afreis van de werknemer naar het buitenland, op voorwaarde dat bij de terugkeer in België de adoptie tot stand is gekomen.

De werknemer die gebruik wenst te maken van het recht op adoptieverlof, brengt vooraf de werkgever op de hoogte door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, met vermelding van de reden en van de begin- en einddatum van het adoptieverlof. Hij legt inzake een binnenlandse adoptie aan de werkgever een attest voor dat de inschrijving van het adoptiekind in het bevolkingsregister of ingeval van een interlandelijke adoptie een attest uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, waarin de toewijzing van het adoptiekind aan de werknemer wordt bevestigd.

Na ontvangst van de aangetekende brief waarvan sprake is in het vierde lid, mag de werkgever gedurende een periode die loopt tot zes maanden na het adoptieverlof, geen handeling stellen die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking, behalve om redenen die vreemd zijn aan de aanvraag tot adoptieverlof. De bewijslast van die redenen rust op de werkgever wanneer de werknemer wordt ontslagen binnen de vermelde termijn. Indien de ingeroepen reden tot staving van het ontslag niet beantwoordt aan de in de eerste zin bepaalde voorwaarde of bij ontstentenis van reden, dient de werkgever aan de werknemer een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het brutoloon van drie maanden, onverminderd de vergoedingen aan de werknemer verschuldigd in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst.

Het adoptieverlof voor werknemers wordt op dezelfde manier vergoed als het moederschapsverlof. »

Art. 293. ­ Artikel 12bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, opgeheven bij koninklijk besluit van 13 januari 2003, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art. 12bis. § 1. Het tijdvak van moederschapsverlof is een ononderbroken tijdvak van drie weken dat aanvangt de dag na de bevalling, tijdens hetwelk de gerechtigde vermoed wordt arbeidsongeschikt te zijn met toepassing van artikel 21, tweede lid.

§ 2. Het vermoeden arbeidsongeschikt te zijn met toepassing van artikel 21, tweede lid, geldt tevens voor de adoptieouder voor een ononderbroken periode van vijftien weken die aanvangt bij de inschrijving van het adoptiekind in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de woonplaats van de adoptieouders.

Het adoptieverlof kan tevens ingaan op de dag van de afreis van de adoptieouder naar het buitenland, op voorwaarde dat bij de terugkeer in België de adoptie tot stand is gekomen.

Wat betreft de zelfstandigen wordt het adoptieverlof op dezelfde wijze vergoed als de moederschapsuitkering, zoals vervat in de artikelen 12bis en 21 van het koninklijk beslit van 20 juli 1971 betreffende de instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.

Indien beide adoptieouders zelfstandig zijn, kan één van de adoptieouders het adoptieverlof opnemen binnen dertig dagen volgend op het verstrijken van het adoptieverlof van de adoptieouder die als eerste het verlof opneemt.

De Koning stelt de nadere regels vast inzake de aanvraag en de toekenning van het adoptieverlof voor zelfstandigen. »

Verantwoording

1. De invoering van een volwaardig adoptieverlof

De wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001) geeft werknemers in de privé-sector vanaf 1 juli 2002 de mogelijkheid tien dagen betaald adoptieverlof te nemen binnen dertig dagen na inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Met deze maatregel worden de eerste schuchtere stappen gezet in de richting van een adoptieverlof voor werknemers in de privé-sector. Voor zelfstandigen bestaat er geen enkele mogelijkheid om een specifiek adoptieverlof op te nemen.

Dit wetsvoorstel pleit ervoor de maatregel die in juli 2002 van kracht wordt, om te bouwen tot een volwaardig adoptieverlof, zowel voor de privé-sector als voor zelfstandigen.

Het wetsvoorstel ligt in het verlengde van het eerder ingediende wetsvoorstel houdende instelling van een adoptieverlof voor werknemers (stuk Senaat, nr. 1-1259, heringediend onder het nr. 2-122). Op basis van dat wetsvoorstel diende de CD&V-Senaatsfractie verscheidene amendementen in op het wetsontwerp betreffende de verzoening van werkgelegenheid en de kwaliteit van het leven. De amendementen werden stuk voor stuk weggestemd, ondanks de argumentatie van het belang van een specifiek adoptieverlof.

De door de paars-groene regering bij de wet van 10 augustus 2001 ingevoerde tien dagen adoptieverlof schieten sterk tekort voor wat de CD&V als een minimumvereiste beschouwt in het kader van een flexibele of oranje loopbaan. In de congrestekst « De oranje levensloop; want het leven is meer dan werken alleen », goedgekeurd op het congres van Kortrijk (september 2001), werd meer bepaald gepleit voor een specifiek opvoedingskrediet waaronder ook de voorziening valt voor het onthaal van adoptiekinderen. Vanuit de visie van het kind ijvert de CD&V in de congrestekst « Elke relatie telt. Elk kind verdient een warme thuis » voor de nodige maatregelen om de overtuiging « elk kind is gewenst » concreet vorm te geven. Elk kind heeft recht op een warme thuis, in welke gezinssituatie het ook opgroeit.

Met dit wetsvoorstel willen we verder bijdragen tot een volwaardig adoptieverlof. Bovendien wordt met de toekenning van een adoptieverlof aan zelfstandigen aangezet tot een betere afstemming van verschillende statuten inzake de sociale bescherming en de combinatie van arbeid en leven.

2. De krachtlijnen

In de eerste plaats geeft het wetsvoorstel werknemers in de privé-sector het recht op een adoptieverlof van acht weken. Het betreft een individueel recht dat zowel aan de adoptievader als aan de adoptiemoeder wordt toegekend.

In de tweede plaats wordt ook voor zelfstandigen de basis gelegd voor een vergoed adoptieverlof. Hiertoe wordt de bestaande regeling voor het moederschapsverlof uitgebreid tot adoptieverlof, zowel voor de adoptiemoeder als voor de adoptievader. Het wetsvoorstel wil zelfstandigen een adoptieverlof van drie weken toekennen, op dezelfde wijze vergoed als het moederschapsverlof.

Indien beide adoptieouders werknemers zijn of wanneer zij beiden zelfstandigen zijn, wordt de mogelijkheid geboden het adoptieverlof op elkaar volgend op te nemen. Minstens één van beide adoptieouders neemt het verlof op vanaf de dag van de inschrijving van het adoptiekind in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Één van de adoptieouders kan het adoptieverlof opnemen binnen dertig dagen na het verstrijken van het adoptieverlof van de adoptieouder die het verlof eerst opneemt.

Wanneer het om de opvang van een buitenlands kind gaat, kan het adoptieverlof in afwijking van deze termijn ingaan op de dag van de afreis van de adoptieouder naar het buitenland, op voorwaarde dat bij de terugkeer in België de adoptie tot stand is gekomen.

3. Adoptieverlof als hechtingsverlof

Vanuit de dubbele optiek van het belang van het kind en van de zorgende werknemer pleiten wij voor de invoering van een volwaardig adoptieverlof.

Tijd hebben voor de opvang van een adoptiekind is namelijk van wezenlijk belang voor een goede integratie van het adoptiekind in zijn of haar nieuwe gezin. Een adoptie brengt zowel het adoptiekind als de adoptieouder(s) in een totaal nieuwe situatie die de nodige aanpassing en tijd vraagt om een affectieve band te ontwikkelen en zich bij elkaar thuis te voelen.

Adoptiekinderen zijn over het algemeen zeer jong op het moment van hun intrede in het adoptiegezin. Uit het onlangs gepubliceerde verslag van Kind en Gezin, « Het kind in Vlaanderen 2000 », blijkt dat er in 2000 in Vlaanderen 245 kinderen geplaatst werden door erkende adoptiediensten. Op het moment van de plaatsing was 45,7 % van de kinderen jonger dan 1 jaar, 26,1 % tussen 1 en 2 jaar oud en 10,2 % tussen 2 en 3 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de adoptiekinderen bedroeg 1,5 jaar.

Net zoals andere kinderen hebben adoptiekinderen behoefte aan een liefdevolle omgeving, met veel aandacht voor hun specifieke noden en met respect voor hun eigen persoonlijkheid. Voor deze kinderen of jongeren komt daarbij dat zij moeten wennen aan een omgeving die hen vreemd is en aan mensen die zij voordien niet kenden.

Ook voor de adoptieouders vergt de nieuwe situatie aanpassing. Zij moeten het adoptiekind leren kennen en er een vertrouwensbasis mee opbouwen. Het adoptieverlof dient dan ook in de eerste plaats te worden beschouwd als « hechtingsverlof ».

Het bestaan van het recht op ouderschapsverlof vinden wij geen argument om af te zien van de instelling van een specifiek adoptieverlof. Het ouderschapsverlof dient te worden beschouwd als complementair aan het adoptieverlof en niet als een vervanging ervan. Het ouderschapsverlof strekt ertoe vaders en moeders in de gelegenheid te stellen meer tijd te besteden aan de opvoeding van hun kind in een specifieke periode, tot het kind de leeftijd van 8 jaar heeft bereikt.

Zij kunnen zelf beslissen wanneer het nodig is die extra tijd voor hun kind vrij te maken, afhandelijk van zijn of haar noden. Bovendien is het ouderschapsverlof aan bepaalde voorwaarden gebonden en bestaat het onder meer niet voor zelfstandigen.

Het past in dit kader wel een vergelijking te maken met de bestaansreden van het moederschapsverlof. Het moederschapsverlof dient voor de opvang en verzorging van het pasgeboren kind, voor het herstel van de moeder en in het bijzonder voor het opbouwen van een hechte band en een vertrouwensrelatie tussen moeder en kind. Dat het moederschapsverlof niet enkel noodzakelijk is voor het herstel van de moeder, maar ook voor de band met het kind, blijkt uit de mogelijkheid het moederschapsverlof te verlengen, indien de moeder na de bevalling een periode in het ziekenhuis heeft moeten verblijven. De ontwikkelingspsychologie leert dat de eerste levensmaanden en -jaren van een kind cruciaal zijn voor zijn of haar verdere sociale en emotionele ontwikkeling. Het gevoel van veiligheid en vertrouwen dat dan opgebouwd wordt speelt daarbij een sleutelrol.

Derhalve is de verlenging van het vaderschapsverlof tot tien dagen met ingang van 1 juli 2002 (wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven) een stap in de goede richting. Vaders moeten meer tijd krijgen voor de omgang met hun kinderen, in specifieke periodes, maar ook op dagelijkse basis.

Het voorgestelde adoptieverlof betreft een individueel recht. Deze bepaling wil in het bijzonder adoptievaders ondersteunen in hun engagement om zorgtaken op te nemen binnen het gezin.

Het belang van tijd voor de opvang van adoptiekinderen geldt uiteraard in verschillende gezin- en werkstituaties van adoptieouders. In die context moet de voorziening van een adoptieverlof voor zelfstandigen geplaatst worden. Dat adoptieverlof moet op termijn uitgebreid worden, zoals ook het moederschapsverlof voor zelfstandigen.

Nr. 25 VAN DE DAMES de BETHUNE EN DE SCHAMPHELAERE

Art. 299bis (nieuw)

In titel X, hoofdstuk VIII, een artikel 299bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 299bis. ­ De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Nationale Arbeidsraad, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die Hij bepaalt, de toepassing van dit hoofdstuk laten gelden voor de werknemer die een kind in zijn gezin opneemt, als dat kind hem wordt toevertrouwd ingevolge een rechterlijke beslissing of een maatregel tot plaatsing via een overheidsinstantie. »

Verantwoording

Dit amendement voert parallel met het adoptieverlof de mogelijkheid in om een werknemer recht te geven op verlof als die een kind opneemt in het kader van bijvoorbeeld een gerechtelijke plaatsing. Men moet er immers op toezien dat de opname van het kind in een pleeggezin in goede omstandigheden verloopt, vooral als het om een langetermijnplaatsing gaat.

Sabine de BETHUNE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 26 VAN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Artt. 190 en 191

Deze artikelen doen vervallen.

Verantwoording

Parlementair debat en ingediende wetsvoorstellen.

Mia DE SCHAMPHELAERE.