(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het regime van de erediensten is qua bevoegdheid sedert 1 januari 2002 verdeeld over uw departement (bepalen van het kader van de bedienaren en het niveau van de bezoldiging) en dat van de gewestministers van Binnenlandse Aangelegenheden (eredienstbesturen). Dit houdt in dat bij nieuwe erkenningen van lokale gemeenschappen van erediensten beslissingen genomen worden door zowel de federale als de respectievelijk verantwoordelijke gewestelijke overheid. Voor het bijkomend toekennen van bedienarenplaatsen aan een reeds eerder erkende lokale gemeenschap heeft de federale overheid vooralsnog een zelfstandige rol. Aan het toekennen van bedienarenplaatsen en eventuele bijkomende bedienarenplaatsen zijn ongetwijfeld voorwaarden verbonden.
In verband met deze bedienarenmaterie zijn voor de verschillende erediensten een aantal verduidelijkingen nodig :
Wat de precieze betekenis (bijvoorbeeld in haar gevolgen) van de toekenning van een bedienaarsplaats en wat de positie van de bedienaar is, behoeft enige verduidelijking :
Is een toegekende bedienaarsplaats bedoeld voor de pastoraal van de (voortaan onder gewestelijke bevoegdheid vallende) specifieke erkende lokale gemeenschap waaraan de plaats bij koninklijk besluit verbonden is ? Dat valt immers af te leiden uit de gekoppelde beslissingen van lokale erkenning en toekenning bedienaarsplaats. Hoe vrij is de lokale erkende geloofsgemeenschap in het gedeeltelijk herleiden van de taak (bijvoorbeeld naar een halftijds functioneren) van de bedienaar in de lokale erkende gemeenschap met het oog op het hem doen vervullen van taken in een breder religieus kader ?
Is een bijkomende bedienaarsplaats aan één erkende lokale eredienstgemeenschap een erkenning van de federale overheid dat de lokale kerkgemeenschap een extra bedienaar nodig heeft voor het plaatselijke pastoraat, bijvoorbeeld wegens het hoge zielental van de betrokken gemeenschap ? Dient de taakvervulling van de bedienaar om die reden aan de betrokken lokale gemeenschap gebonden te blijven ? Kan deze extra bedienaar geheel of gedeeltelijk ingezet worden als bedienaar van bijvoorbeeld een (nog niet) erkende gemeenschap van dezelfde eredienst ?
Hoeveel bedienaren van de katholieke erediensten zijn in 2003 verantwoordelijk geweest voor twee of meer parochies (per gewest) ? Hoeveel verkregen daarmee een recht op hogere bezoldiging (per gewest) ? Hoe hoog is deze bezoldiging ? Welke financiële regeling is er getroffen voor bedienaren van de andere erediensten (anglicaanse, joodse, orthodoxe, protestantse) die op een vergelijkbare wijze instaan voor de pastoraal in erkende gemeenschappen die geen eigen bedienaar hebben ?
Kan een eredienstoverheid bij het eventueel (her)schikken van de verschillende verantwoordelijkheden van de bedienaren binnen een eredienst de erkende bedienarenplaatsen zodanig herverdelen dat bedienarenplaatsen worden ingezet voor aangelegenheden die niet met het lokale pastoraat van de lokaal erkende gemeenschap te maken hebben ?
Is het een lokale eredienstgemeenschap toegestaan via haar eredienstbestuur (kerkfabriek) een persoon in dienst te nemen die belast wordt met culturele activiteiten (bijvoorbeeld ter vervulling van pastorale taken, naast de bedienaar van de eredienst die bijvoorbeeld zowel liturgische als pastorale taken verricht) analoog aan de wijze waarop bijvoorbeeld een koster, orgelist, enz. in dienst genomen wordt ?
Welke geestelijke overheid is/overheden zijn voor iedere eredienst wat betreft het voordragen van bedienaren van de eredienst (of voor het eventueel « ontslaan » van deze bedienaren) het « personeelsbeleid » te beschouwen als bevoegde religieuze instantie, waarvan het oordeel voor het optreden van het ministerie van Justitie beslissend is ? Is de keuze van deze geestelijke overheid gebaseerd op het internreligieuze recht gebaseerd ?
Hoeveel bedienaarsplaatsen waren (per gewest, per eredienst, per bedienaarsniveau) erkend ? Hoeveel waren er effectief ingenomen ? Hoeveel bleven er in het totaal onbezet ? Wordt voor de permanent onbezette plaatsen rekening gehouden met de opmaak van het budget voor de bedienarenbezoldiging op de begroting van het ministerie van Justitie ?
Heeft het eventueel intrekken van een erkenning van een lokale erkende gemeenschap door een gewestoverheid tot gevolg dat de aan deze gemeenschap verbonden betrekking van eredienstbedienaar eveneens vervalt ?
Is er reeds een definitieve tekst van een samenwerkingsakkoord tussen gewesten en federale overheid inzake de eredienstmaterie ?