3-523/1 | 3-523/1 |
18 FEBRUARI 2004
Op 17 februari 2004 heeft de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging hoorzittingen gehouden met vertegenwoordigers van het gerecht en van verenigingen die strijden tegen genitale verminkingen van vrouwen.
Na die hoorzittingen heeft de commissie een voorstel van resolutie opgesteld (stuk Senaat, nr. 3-523-2), en erover gestemd overeenkomstig artikel 22.3 van het Reglement van de Senaat.
GAMS-België, dat in 1996 werd opgericht, verenigt Afrikaanse en Europese vrouwen en mannen die strijden voor de afschaffing van genitale verminking van vrouwen. GAMS richt zich tot verschillende doelgroepen : de betrokken Afrikaanse gemeenschappen, het grote publiek en personen die werkzaam zijn in de sociale, juridische en gezondheidssector.
GAMS werkt in de praktijk met de betrokken vrouwen zonder enige politieke lobbying. Vrouwen die het slachtoffer zijn van die verminking komen ontredderd in België aan na uit hun land gevlucht te zijn. Het is moeilijk het probleem hij hen rechstreeks aan te kaarten. Daarom tracht GAMS hen eerst op hun gemak te stellen door hun onmiddellijke problemen op te lossen : een woning, een school voor de kinderen vinden, contacten leggen met een maatschappelijk werkster, enz.
Pas dan wordt het probleem aangepakt. Een vroedvrouw legt hen uit hoe het vrouwelijk lichaam werkt. Men tracht te weten te komen hoeveel dochters zij hebben die er ook mee te maken kunnen hebben. Verminkingen brengen fysieke problemen met zich mee, vooral tijdens een bevalling of de menopauze. Het is de bedoeling ze ervan te weerhouden hun dochters hetzelfde lot te laten ondergaan.
De Fédération des centres de planning familial, die 500 werknemers en meer dan 41 centra telt, werkt als partner samen met GAMS om seksuele verminkingen van vrouwen te bestrijden.
De federatie werkt op verschillende niveaus. Ze heeft zich altijd toegelegd op internationale aspecten, meer bepaald de seksuele rechten en het recht van de vrouw op voortplanting.
De federatie is vooral bekend vanwege haar strijd voor het schrappen van abortus uit het strafrecht, voor een veilige toegang tot abortus en voor de toegang tot de morning-afterpil. In de praktijk krijgen de centra voor gezinsplanning echter vaak te maken met de kwestie van de seksuele verminking. Door migratie komen hier veel mensen terecht die in hun land het slachtoffer zijn geweest van dergelijke praktijken. Het personeel van de centra voor gezinsplanning is echter helemaal niet opgeleid om die mensen op te vangen. Een partnerschap met GAMS bleek daarom nodig om het personeel op leiden zodat zij op die vragen een antwoord kunnen bieden.
Bovendien is het in elke aangelegenheid die verband houdt met geweld, fundamenteel om binnen een netwerk samen te werken.
Het thema van de geweldpleging wordt aangesneden tijdens de raadplegingen maar ook in de algemene context van de seksuele opvoeding. Die is in de eerste plaats bedoeld om jongeren vertrouwd te maken met voorbehoedsmiddelen. Sinds de opkomst van aids leek het onontbeerlijk de nadruk te leggen op het begrip wederzijds respect in seksuele relaties en nadien is de kwestie van het geweld binnen de relaties aan de orde gekomen.
De centra voor gezinsplanning krijgen jongeren met de meest uiteenlopende achtergrond over de vloer. Zij moeten vertrouwd gemaakt worden met praktijken die elders maar ook in ons land gangbaar zijn. Bovendien willen de centra de bevolking bewust maken van seksuele geweldpleging zoals de genitale verminking maar ook bijvoorbeeld van de verkrachting als oorlogswapen.
De federatie neemt een duidelijk standpunt in. Zij neemt deel aan het debat op internationaal niveau en maakt deel uit van netwerken die zich toeleggen op vrouwen met hun seksuele rechten en hun recht op voortplanting.
Een inbreng van de universiteiten zou welkom zijn om het personeel in de medische en sociale sector op te leiden.
De federatie is ook werkzaam in het kader van het Platform Bevolking en Ontwikkeling van de Verenigde Naties, waaruit zeer duidelijk blijkt hoezeer die problematiek een plaats moet krijgen in de ontwikkelingssamenwerking. De federatie heeft aan het Platform haar ervaringen meegedeeld en politici opgeroepen om niet langer ontwikkelingswerkers te sturen voor programma's van gezinsplanning als zij niet vertrouwd zijn met de problematiek van de seksuele verminking.
De Belgische ontwikkelingssamenwerking telt 18 partners. In zes van die landen worden genitale verminkingen op vrouwen uitgevoerd : Niger, Senegal, Mali, Benin, Mozambique en Tanzania. Alleen Senegal heeft een wetgeving die deze praktijk strafbaar stelt. Genitale verminking komt ook veel voor in Ivoorkust, Burkina Faso en Ethiopië, drie landen waarmee België incidenteel samenwerkt.
Het zou interessant zijn om de aandacht voor de genitale verminking van vrouwen op te nemen in de voorwaarden voor ontwikkelingssamenwerking maar dat moet dan worden verbonden aan de kwestie van verkrachting als oorlogswapen.
3. Uiteenzetting door mevrouw Patricia Jaspis, onderzoeksrechter
Mevrouw Jaspis is onderzoeksrechter in Brussel maar zij werkt al jaren samen met GAMS met betrekking tot de juridische aspecten van de problematiek van de genitale verminking.
De verminking van de vrouwelijke genitaliën wordt bestraft door de artikelen 409 en 410 van het Strafwetboek, ingevoerd bij de wet van 28 november 2000. Die wet bestraft elke vorm van verminking van de vrouwelijke genitaliën ongeacht of het slachtoffer meerderjarig dan wel minderjarig is.
De wet voorziet in een uitgebreide territoriale bevoegdheid : als het slachtoffer van een verminking minderjarig is, kan de schuldige in België worden vervolgd zelfs als de daad in het buitenland is gepleegd, op voorwaarde dat de dader in België zijn verblijfplaats heeft of op het Belgisch grondgebied wordt gevonden. Het is evenwel niet de bedoeling een asielzoeker te vervolgen die aankomt in België met zijn kinderen die het slachtoffer zijn geworden van genitale verminking. Het is de bedoeling om een signaal te geven aan mensen die overwegen om hun kinderen naar het buitenland te sturen om ze te laten besnijden of infibuleren.
Nog een belangrijk aspect van de wet is de verjaringstermijn van tien jaar, die pas begint te lopen vanaf de dag dat het slachtoffer achttien wordt.
Ook in het kader van de asielaanvragen moet rekening worden gehouden met de genitale verminking van vrouwen. Weinig vrouwen zullen dadelijk wijzen op de verminkingen waarvan zij het slachtoffer zijn geworden. GAMS heeft ervoor gezorgd dat de instanties die de asielaanvragen onderzoeken, alert zijn op het probleem. Duidelijk is dat de vrouwen pas hier gaan beseffen dat de genitale verminking niet onvermijdelijk is en dat zij tijd nodig hebben voor zij erover durven spreken vooral in het kader van een administratieve procedure.
De kwestie van de genitale verminking vertoont nog andere juridische aspecten, zoals de bescherming van meisjes slachtoffers of potentiële slachtoffers. De Belgische wetgeving inzake de kinder- en de jeugdbescherming is op hen van toepassing, net als de overige bepalingen uit ons recht, bijvoorbeeld inzake het onderdak verlenen aan een minderjarige in gevaar.
GAMS steunt uiteraard de toepassing van de strafwet, maar die zal niet volstaan zonder de nodige bewustmakings-, preventie- en informatieacties bij de betrokken bevolkingsgroepen. De verenigingen die zich in de praktijk met dat probleem bezig houden, moeten meer armslag krijgen. Zo werkt GAMS uitsluitend met vrijwilligers.
4. Uiteenzetting door mevrouw Ndioro Ndiaye, adjunct-secretaris-generaal van de Internationale Organisatie voor migratie
Mevrouw Ndiaye herinnert eraan dat de eerste vergadering waarop het probleem van de genitale verminking van vrouwen duidelijk aan bod is gekomen al in 1974 in Dakar heeft plaatsgevonden. Sindsdien is er veel vooruitgang geboekt. De informatie komt beter over, er worden minder uitvluchten verzonnen en de Afrikaanse vrouwen durven meer vrijuit spreken over dat probleem.
In Niger is er een kentering bereikt met betrekking tot de genitale verminking. Er is een groep van jongeren opgericht die dergelijke praktijk bestrijden met de steun van internationale organisaties. De regering overweegt de goedkeuring van een wet tot bestraffing van die praktijk.
Voor de uitroeiing van de genitale verminking van vrouwen is het van fundamenteel belang dat er een dialoog op gang komt tussen de landen die de slachtoffers van verminking opvangen, en de landen waar verminking plaatsvindt. De gastlanden moeten weten welke risico's die vrouwen in hun land van herkomst lopen en zij moeten zorgen voor een wetgeving die dergelijke praktijken op hun eigen grondgebied verbiedt.
De gastlanden moeten de problematiek aanpakken via de vrouwen. De vrouwen liggen aan de basis van de veranderingen in het samenwerkingsbeleid. De Afrikaanse vrouwen spelen een essentiële rol bij alle nieuwe ontwikkelingen in hun gemeenschap. Het zijn de vrouwen die men ervan moet overtuigen om hun kinderen niet aan te doen wat zij zelf hebben moeten doorstaan.
Verder kan worden opgetreden via de ontwikkelingssamenwerking. De westerse landen moeten hun partners in het zuiden durven selecteren op basis van het verbod van die praktijk.
Men heeft het hier gehad over een wet in Senegal maar die krijgt geen toepassing op het hele grondgebied. Men moet middelen zoeken om druk uit te oefenen op de regering opdat zij de wet effectief toepast.
Verschillende landen onder andere Frankrijk, Italië, Portugal en Zweden hebben het probleem van de genitale verminking op de agenda doen plaatsen bij de Internationale Organisatie voor migratie omdat de migranten in die landen die rituelen blijven uitoefenen.
Het is tijd om de aandacht van de regeringen erop te vestigen dat het nodig is die geïmmigreerde bevolkingsgroepen te begeleiden en hen aan het verstand te brengen dat het uit moet zijn met die praktijken, ook in hun land van herkomst. De vrouwen moeten argumenten aangereikt krijgen, aangezien het verbod op die praktijken er via hen zal moeten komen. Daarom zal IOM in verscheidene landen seminaires organiseren om de dialoog op gang te brengen tussen de bevolking van de landen waar seksuele verminking plaats heeft, en de bevolking van de immigratielanden.
Vrouwen die een besnijdenis of een infibulatie hebben ondergaan, worden met zware gezondheidsproblemen en met psychologische trauma's geconfronteerd. Het medisch personeel, artsen, verpleegstersen, vroedvrouwen moeten worden opgeleid om die specifieke problemen aan te pakken.
De informatie- en bewustmakingscampagnes gericht op de bevolking in haar geheel moeten worden voortgezet aangezien vrouwen die het slachtoffer zijn van seksuele verminking, behoefte hebben aan steun. Ze hebben daarom niet altijd materiële hulp nodig, maar wel een aanwezigheid, begeleiding, dialoog.
Frankrijk kent een soortgelijke situatie als België. De Fransen hebben door het overlijden van kinderen als gevolg van een besnijdenis een twintigtal jaar geleden kennis genomen van het bestaan van praktijken van seksuele verminking in hun land. Het Parket heeft voor de correctionele rechtbank gerechtelijke procedures ingeleid. Kort daarop werd de strafbaarheid van die daad erkend en werd het Hof van Assisen bevoegd.
De feministen hebben het probleem aangepakt door tegelijk actie te voeren op gerechtelijk gebied en op het gebied van de informatie en de preventie. Ze hebben informatiemiddelen ontwikkeld in samenwerking met de Afrikaanse vrouwen.
Aangezien de eerste stap de dialoog was, heeft mevrouw Yvette Roudy, van 1981 tot 1986 minister van vrouwenrechten, een werkgroep opgericht samen met de werknemersverenigingen. Hun vertegenwoordigers gingen de Afrikaanse gezinnen opzoeken om hen uit te leggen dat die praktijk in Frankrijk niet toegestaan was.
De moeders moesten ervan worden overtuigd die praktijk op te geven. De vrouwenverenigingen, zoals GAMS-France, werden financieel ondersteund zodat ze de rol van informatiekanaal tussen de instellingen en de gezinnen op zich konden nemen. Ze kregen tolken ter beschikking. Het probleem werd onder de aandacht gebracht van de artsen. Vooral « La Protection maternelle et infantile » was de aangewezen plaats om de informatie onder de moeders te verspreiden. De artsen leggen er de rol van de genitaliën uit, ze waarschuwen de moeder dat verminking ervan een overtreding is van de strafwet en dat ze die elk geval zullen melden.
Door al die preventieve maatregelen is een dialoog tot stand gekomen maar dat volstond niet. Er is een stortvloed van processen nodig geweest. Uiteindelijk heeft de combinatie van preventie en repressie tot een sterke daling van de praktijk in Frankrijk geleid. Vandaag stellen we in de gezinnen vast dat de oudste dochters in het begin van de jaren 1980 besneden werden terwijl dat voor de jongere niet meer het geval is.
Het preventie- en repressiebeleid loopt als een trein. Wat kunnen we nog doen ? Mevrouw Weil-Curiel geeft als aanbeveling op te treden zodra er een migratieplan bestaat. De kandidaat-vluchtelingen moeten heel nauwkeurige informatie krijgen over het land waar ze terecht komen : ze moeten gewaarschuwd worden dat een aantal gedragingen, zoals polygamie, verstoting, seksuele verminking, verboden zijn.
Die informatie moeten ze krijgen in het consulaat van het land waar ze terecht komen. Ze moet nogmaals worden verstrekt bij de Dienst Vreemdelingenzaken, waar ze een overzicht moeten krijgen van de instellingen van het land van aankomst. Ook de consulaten van het land van herkomst ten slotte moeten hun landgenoten correct informeren.
Die maatregelen kunnen gemakkelijk worden uitgevoerd indien ze kunnen rekenen op een politieke wil.
Tevens is duidelijk dat de gezinnen die praktijken goed- of kwaadschiks opgeven in zoverre ze inzien dat hun kinderen een andere toekomst tegemoet gaan. De verenigingen moeten de ouders bewust maken van de toekomst van hun kinderen in ons land.
Mevrouw Lizin wijst erop dat prinses Mathilde momenteel op een officiële zending naar Niger is, één van de zes landen waarop pressie moet worden uitgeoefend om de seksuele verminking te doen ophouden. Er moet op worden toegezien dat bij elk officieel bezoek het probleem stelselmatig op de agenda komt.
Mevrouw de Bethune wenst te weten of het aantal seksuele verminkingen in België, zoals in Frankrijk, gedaald is sinds de wijziging van het Strafwetboek door de wet van 28 november 2000. Zijn er cijfers voor België ?
Mevrouw Jaspis antwoordt dat voor zover zij weet, er nooit enig geval bij de gerechtelijke overheid is aangeklaagd. Het blijft een clandestiene praktijk.
De heer Roelants du Vivier vraagt of het aantal seksuele verminkingen afneemt in het land waar ze worden toegepast, dan wel of er in bepaalde landen haarden zijn waar de praktijk opflakkert.
Wat België betreft zegt mevrouw Diallo dat GAMS hoort beweren dat vrouwen besnijdenissen uitvoeren maar over geen bewijzen beschikt en daarom de situatie niet van erg nabij kan volgen.
In Senegal blijven er huishoudens bestaan waar de besnijdenis wordt uitgevoerd zonder dat daar vragen bij gesteld worden. In de regio Casamance is het bijvoorbeeld onmogelijk te werken omdat de maraboets pertinent weigeren over het onderwerp te praten.
In andere landen, zoals bijvoorbeeld Burkina Faso, is de toestand wel beter.
Mevrouw Ndiaye voegt eraan toe dat in sommige landen waar het CIAF (Comité Interafricain de lutte contre les pratiques traditionnelles ayant un effet sur la santé de la mère et de l'enfant) een sterk nationaal comité heeft, de besnijdenis wordt teruggedrongen. In Senegal wordt de praktijk zeldzamer rond Dakar, waar door de ontvolking van het platteland een sterke interne migratiegolf zich voordoet. Er zijn echter nog tal van bastions waar de maraboet oppermachtig is en waar de bevolking geen uitweg heeft. De maraboet kent alle families en heeft een soort register van de burgerlijke stand in zijn hoofd zodat geen enkel meisje aan de besnijdenis kan ontsnappen. Het is niet duidelijk hoe de situatie daar zou kunnen verbeteren.
De problematiek van de besnijdenis en die van HIV moeten samen aangepakt worden. De onhygiënische omstandigheden waarin genitale verminking plaatsvindt, zijn allerminst bevorderlijk om aids te voorkomen.
Spreekster betreurt het gebrek aan statistieken over seksuele verminkingen. Dat geldt niet alleen voor België maar ook voor de andere landen. Zou de Europese Unie niet een aantal onderzoeken kunnen financieren om de toestand land per land te beschrijven ?
Mevrouw Lizin is in januari naar Soedan gegaan. Dat land is voorstander van een wet die genitale verminkingen verbiedt maar het ontwerp laat bij wijze van uitzondering toch een vorm van verminking toe. Vrouwenverenigingen zijn er dan ook vierkant tegen. Toch is enig optimisme gerechtvaardigd aangezien de Europese Unie druk uitoefent op Soedan door zijn hulpprogramma te laten afhangen van de goedkeuring van een wet die de praktijk verbiedt.
Mevrouw De Schampelaere merkt op dat er veel is gesproken over bewustmaking, over het betrekken van vrouwenverenigingen, over de moeder-dochterrelatie. Het lijkt haar echter ook belangrijk dat de mentaliteit van de mannen verandert : zij bepalen immers het culturele en religieuze model. Wordt er samengewerkt met mannen om de culturele context van de betrokken Afrikaanse landen te veranderen ?
Mevrouw Ndiaye antwoordt dat er inderdaad met hooggeplaatste, opgeleide mannen moet worden samengewerkt, die de sharia kennen en weten wat de religie precies voorschrijft en wat louter traditie is. Gedurende meerdere jaren heeft Senegal geletterde mannen uit Tunesië en Marokko uitgenodigd om met de maraboets te spreken en de genitale verminkingen te demystificeren. Dat was niet makkelijk. De eerste vergaderingen in 1987 konden niet doorgaan omdat de maraboet zich ertegen verzette, tegen de regeringsvertegenwoordiger in. Nadien zijn de zaken wel verbeterd, voornamelijk dankzij de Marokkaanse wijzen met wie Senegal nauwe contacten onderhoudt.
Mevrouw Lizin verduidelijkt dat de wet die Senegal heeft aangenomen over de seksuele verminkingen in grote mate heeft bijgedragen tot de verkiezingsnederlaag van de president bij de daaropvolgende verkiezingen.
Het standpunt van de Verenigde Naties tegen genitale seksuele verminkingen is erg duidelijk. Dat kan Staten wel aanmoedigen om wetgevend op te treden, ook al blijft het riskant. In Soedan bijvoorbeeld overlegt de minister van Justitie met de religieuze hoogwaardigheidsbekleders en tracht hij een wetsontwerp door te drukken zonder zijn mandaat te verliezen.
Mevrouw Jaspis voegt eraan toe dat organisaties van migrantenvrouwen moeten worden beschouwd als partners in de ontwikkeling en daarvoor ook gefinancierd moeten worden. In samenwerking met het Belgisch consulaat hebben verenigingen een initiatief opgestart dat « paspoorten voor de reizigster » voorstelt. Dat soort projecten verdient steun aangezien het informatie verschaft aan vrouwen die kwestbaar zijn.
Ook programma's voor netwerken tussen vrouwen verdienen aandacht. Daarvoor bestaan tal van internationale structuren.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Sabine de BETHUNE. | Anne-Marie LIZIN. |
François ROELANTS du VIVIER.
De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het wetsontwerp
(zie stuk Senaat, nr. 3-523/1 - 2003/2004)