3-509/1

3-509/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

10 FEBRUARI 2004


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 491 en 496 van het Strafwetboek om het bedrieglijke gebruik van vrijgevigheid te beteugelen

(Ingediend door de heer Ludwig Vandenhove)


TOELICHTING


Menslievende inzamelacties zijn van alle tijden en behartigen zeer nobele doelstellingen. De geloofwaardigheid ervan wordt evenwel ondergraven door personen die veelal voor puur persoonlijke doeleinden misbruik maken van die vrijgevigheid. Klassieke voorbeelden hiervan zijn het niet-aanwenden van de financiėle middelen voor het doel dat aan de gever is medegedeeld of het zich de naam of de steun aanmatigen van bekende organisaties of doelgroepen zoals personen met een handicap, jeugdverenigingen, dierenorganisaties, ... om vertrouwen te wekken of medelijden op te roepen.

Dergelijke praktijken zijn vandaag de dag weliswaar reeds strafbaar ­ de artikelen 491 en 496 van het Strafwetboek beteugelen een brede waaier van onrechtmatige daden in dat domein ­ maar met dit wetsvoorstel willen we verduidelijken dat het bedrieglijk gebruik van vrijgevigheid absoluut niet getolereerd kan worden, omdat het correct werkende organisaties en groepen benadeelt en de geloofwaardigheid van de hele sector aantast. Daarom schrijven we in de bedoelde artikelen van het Strafwetboek dergelijk misbruik als strafverzwarend element in.

Ludwig VANDENHOVE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 491 van het Strafwetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :

« De minimumstraf wordt verdubbeld indien de feiten gepleegd zijn met een beroep op de vrijgevigheid van de mensen voor een menslievend doel. »

Art. 3

In artikel 496 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 16 juni 1993, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd :

« De in het eerste en het tweede lid bepaalde minimumstraffen worden verdubbeld indien de feiten gepleegd zijn door te doen geloven in het bestaan van een denkbeeldig menslievend doel dan wel door het valselijk aanwenden van de naam van een bestaande humanitaire actie of vereniging van humanitaire aard. »

4 december 2003.

Ludwig VANDENHOVE.