3-138/1 | 3-138/1 |
29 JULI 2003
1. Tabaksgebruik is een probleem van volksgezondheid
Jaarlijks sterven er in België duizenden mensen ten gevolge van tabaksgebruik. Het aantal tabaksdoden zal de komende jaren stijgen naarmate de bevolkingsstructuur verandert en de gevolgen van tabak voor de gezondheid uiteindelijk volledig tot uiting zullen komen.
Het aantal rokers is de afgelopen decennia gedaald, maar de jongste jaren is deze daling verminderd : meer dan 40 % van de volwassen bevolking rookt nog steeds. Er zijn een aantal trends :
meer en meer jonge vrouwen beginnen te roken;
bij de schoolgaande jeugd zijn er steeds meer rokers, die zich duidelijk niet bewust zijn van de bewezen schadelijke gevolgen van roken voor de gezondheid;
tabaksverslaving komt meer voor bij de sociaal-economisch minder gegoede klasse dan bij de bemiddelde klasse, die zich meer bewust is van de gezondheidsrisico's;
niet-rokers weigeren steeds vaker blootgesteld te worden aan de storende en gevaarlijke rookgewoontes van anderen.
Iedereen kent nu wel de kwalijke gevolgen van tabak voor de gezondheid. Toch blijft het aantal rokers onrustwekkend hoog. Nog verontrustender is de leeftijd van de rokers.
2. De rol van reclame voor tabaksproducten
Tabaksreclame en het positieve imago van de roker dat ze meevoert, beïnvloedt het gedrag van mensen enigszins. Zeker bij jongeren zet reclame aan tot roken.
De wet van 10 december 1997, die in de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten bepaling invoegde betreffende het verbod op tabaksreclame, en de gevolgen van die wet voor de organisatie van bepaalde sportmanifestaties in ons land, zijn absoluut buiten proportie. De reacties op de afwijzende stemming over het voorstel Happart-Monfils-Thissen tijdens de vorige legislatuur duiden zelfs op contraproductieve effecten, zeker bij jongeren.
Het toenemende tabaksgebruik bij jongeren is zorgwekkend. Om deze trend te bestrijden moet er echter meer aan preventie en opvoeding gedaan worden in het gezin, de school en de leefomgeving van de jongeren.
Bovendien zijn er economische aspecten verbonden aan de organisatie in ons land van evenementen en activiteiten die verband houden met de motorsport, en meer in het bijzonder met de Grote Prijs Formule 1 van Spa-Francorchamps. Het is dan ook nodig dat het wettelijk beginsel van de toepassing van de Europese wetgeving inzake het verbod op tabaksreclame opnieuw bestudeerd wordt.
Omwille van deze economische belangen pleit de indiener er met dit wetsvoorstel voor dat, met inachtneming van de nieuwe Europese richtlijn, voor dat evenement een tijdelijke uitzondering wordt gemaakt op het algemene verbod, zodat een economische sector waar veel banen van afhangen en die een economische aandrijfkracht voor een hele regio is, niet in gevaar komt. Tegelijk is het ook noodzakelijk dat de Staat zijn plicht vervult en een offensief preventiebeleid voert met financiële middelen die in verhouding staan tot de omvang van het probleem dat roken voor de volksgezondheid vormt.
3. Oprichting van een fonds voor de bestrijding van het tabaksgebruik
Elk beleid inzake de bestrijding van tabaksgebruik moet in de eerste plaats gericht zijn op een forse daling van het aantal rokers in ons land.
Om de (over)consumptie van tabak te bestrijden moeten er echter eerst duidelijke wetenschappelijke studies voorhanden zijn over de verschillende vormen van tabaksverslaving en de gevolgen (zowel voor rokers als niet-rokers, dus voor de samenleving). Vervolgens moeten op basis van die studies zowel een voorlichtingsbeleid gevoerd worden dat moet leiden tot gedragswijzigingen, als een preventiebeleid binnen de samenwerkingsakkoorden met de gemeenschappen.
Bovendien moeten de producenten een deel van de kosten dragen die veroorzaakt worden doordat mensen hun producten gebruiken.
Roken heeft namelijk een enorme maatschappelijke kostprijs en heeft onontkoombare gevolgen : tabaksgebruik leidt tot verslaving, waardoor een of meer ziekten veroorzaakt worden waarvoor medische verzorging nodig is en zowel de patiënt als de maatschappij (via de ziekteverzekering) een prijs betalen.
Dit voorstel strekt ertoe een Fonds op te richten dat gefinancierd wordt door een verplichte bijdrage die de producenten en de distributeurs van tabak en tabaksproducten betalen op basis van hun omzet.
Dat fonds zou dan niet alleen de studies over en het onderzoek naar de gevolgen van tabak op de gezondheid financieren, maar ook kunnen zorgen voor een soort « terugbetaling » of compensatie van de collectieve uitgaven inzake gezondheidszorg om op een solidaire manier via de ziekte- en invaliditeitsverzekering de kosten verbonden aan het tabaksgebruik te betalen. Het fonds zal ook de federale wetgeving inzake de strijd tegen het tabaksgebruik op de voet volgen en voorstellen formuleren.
Alle producenten en distributeurs zullen moeten bijdragen aan het fonds naar rato van de omzet van het betreffende product op de Belgische markt. Het bedrag van die bijdrage wordt bepaald door de Koning. Een bijdrage van bijvoorbeeld 1 % van de omzet zou volgens de economische gegevens voor het jaar 2001 een bedrag van ongeveer 1 014 miljoen euro opleveren.
De Koning bepaalt de wijze waarop de middelen van het Fonds worden verdeeld tussen de verschillende opdrachten.
Het voorgestelde mechanisme voor de vergoeding van de maatschappelijke kosten van tabaksgebruik heeft als voordeel dat de verschillende actoren zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid : de producenten en distributeurs vergoeden de kosten die zij veroorzaken, terwijl de consumenten zelf geen persoonlijk voordeel kunnen halen uit de maatregelen en aldus ook bewuster worden van hun eigen verantwoordelijkheid. Alleen de gemeenschap vaart er beter bij.
René THISSEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 7, § 2bis, 2º, van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, ingevoegd bij de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabakproducten, wordt aangevuld met een vierde streepje, luidende :
« reclame voor tabaksproducten in het kader van de sponsoring van op mondiaal niveau georganiseerde evenementen of activiteiten, tot 31 juli 2005, op voorwaarde dat de aan die sponsoring bestede bedragen in de loop van de overgangsperiode afnemen en vrijwillige, beperkende maatregelen worden genomen om de zichtbaarheid van de reclame tijdens de desbetreffende evenementen of activiteiten te beperken. »
Art. 3
Bij de federale overheidsdienst Volksgezondheid wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, genaamd Fonds voor de bestrijding van het tabaksgebruik.
Art. 4
Het Fonds voor de bestrijding van het tabaksgebruik heeft als taken :
1º het financieren van door de Koning erkende structuren en organen die studie of onderzoek verrichten en die evaluaties of adviezen uitbrengen met betrekking tot tabaksgebruik en de gevolgen ervan voor de volksgezondheid, met betrekking tot het opsporen van ziektes die te maken hebben met tabaksgebruik en met betrekking tot preventie;
2º te zorgen voor de follow-up van de federale wetgeving inzake de strijd tegen het tabaksgebruik;
3º het formuleren van nuttige voorstellen terzake;
4º te zorgen voor een compensatie van de collectieve uitgaven inzake gezondheidszorg om op een solidaire manier via de ziekte- en invaliditeitsverzekering de kosten verbonden aan het tabaksgebruik te betalen.
De Koning bepaalt de samenstelling, de werkwijze en de regels voor het beheer van het Fonds.
Art. 5
§ 1. Het Fonds voor de bestrijding van het tabaksgebruik wordt gefinancierd door een bijdrage die de tabaksproducenten en de distributeurs van producten op basis van tabak betalen en die een percentage bedraagt van hun omzet op de Belgische markt tijdens het jaar voorafgaand aan dat waarin de bijdrage betaald moet worden.
De Koning bepaalt het percentage van de bijdrage en de wijze waarop zij geïnd wordt.
§ 2. Het Fonds voor de bestrijding van het tabaksgebruik wordt eveneens gefinancierd door een dotatie ten laste van de Staat.
De Koning bepaalt het bedrag van de dotatie en de wijze waarop ze betaald wordt.
3 juli 2003.
René THISSEN. |