2-1503/3 | 2-1503/3 |
26 MAART 2003
De commissie heeft dit voorstel van resolutie besproken in aanwezigheid van de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieutijdens haar vergadering van 19 maart 2003. Tijdens diezelfde vergadering werden ook drie vragen om uitleg over datzelfde onderwerp besproken (Zie stuk 2-9 COM).
Mevrouw de Bethune verklaart dat de voorliggende tekst in de overwegingen achtereenvolgens verwijst naar een door de Kamer van volksvertegenwoordigers in 2001 aangenomen resolutie over baarmoederhalskankerscreening, naar de steun van de Europese Unie voor screening van baarmoederhalskanker en naar de deskundigheid terzake van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). Vervolgens wordt de federale regering gevraagd twee belangrijke initiatieven te nemen : in de eerste plaats de voorbereiding van een programma van georganiseerde screening naar baarmoederhalskanker, dat van start kan gaan in de volgende regeerperiode en dat bij voorkeur zoveel mogelijk de kanalen van de lopende campagne van borstkankerscreening volgt; in de tweede plaats wordt gevraagd een bedrag van 159 000 euro vrij te maken om de voorgaande activiteiten te financieren en de cofinanciering door de Europese Unie mogelijk te maken.
De indienster wijst er tenslotte op dat de resolutie door leden van verschillende fracties werd medeondertekend.
De heer Vankrunkelsven vindt het belangrijk dat de resolutie een concrete doelstelling bevat betreffende de reductie van het aantal gevallen van baarmoederhalskanker. Hij zal een amendement indienen om dit in de tekst van de resolutie in te schrijven.
Volgens de heer Galand zijn de uitwerking van een gericht wetenschappelijk programma en van onderzoek, en de vrijmaking van een bedrag om dit te financieren, de twee belangrijkste onderdelen van de tekst en het is om deze reden dat hij de resolutie mede heeft ondertekend.
Het belang van het snel opstarten van de screening wordt benadrukt door de heer Dallemagne. Het einde van de legislatuur mag niet als excuus worden gebruikt om te wachten. Alhoewel de kans dat er in 2003 al effectief tot screening kan worden overgegaan klein is, is een snelle financiering noodzakelijk om alles in gereedheid te kunnen brengen. De onder punt 2 gevraagde 159 000 euro moeten dus wel degelijk beschikbaar worden gesteld voor het jaar 2003.
De heer Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, kan zich wat de grond van de zaak betreft achter de doelstellingen van deze resolutie scharen. Hij formuleert niettemin twee bedenkingen. Vooreerst meent hij dat, in het kader van de bestaande bevoegdheden, de resolutie uitdrukkelijk zou moeten verwijzen naar de interministeriële conferentie waar het noodzakelijke overleg plaatsvindt tussen de verschillende bevoegde overheden die in deze materie moeten samenwerken en prioriteiten vastleggen.
Door hier geen rekening mee te houden, wordt de indruk gewekt over bevoegdheden te beschikken die er eigenlijk niet zijn. Dit sluit uiteraard niet uit dat aan de bevoegde minister, lid van de interministeriële conferentie, wordt gevraagd iets op deze conferentie te berde te brengen. In de tweede plaats wijst hij er op dat de begroting voor het lopende jaar niet voorziet in het gevraagde bedrag van 159 000 euro. Dit zal dus pas kunnen in een volgende begrotingsaanpassing die niet meer kan plaatsvinden in de huidige legislatuur en onder de huidige regering.
Bovendien stelt zich ook daar de vraag wie dit zal betalen. Ook hiervoor verwijst de minister naar de interministeriële conferentie. De resolutie gaat volgens hem te ver door dit zomaar aan de federale overheid te vragen.
Mevrouw de Bethune wijst er op dat het Parlement niet gebonden is door een interministeriële conferentie. De parlementsleden worden trouwens niet op de hoogte gehouden van de vergaderingen en de eventuele resultaten hiervan.
De heer Vankrunkelsven dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 2-1503/2, amendement nr. 1) dat ertoe strekt de tekst van de resolutie aan te vullen met een concrete doelstelling, namelijk de reductie van het aantal nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker binnen vijf jaar tot 5 per 100 000 vrouwen. Deze norm wordt in bepaalde landen gehaald en is dus realistisch.
De heer Dallemagne dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 2-1503/2, amendement nr. 2) dat ertoe strekt in het punt 2 van de resolutie de woorden « voor het jaar 2003 » toe te voegen na het bedrag van 159 000 euro, dit om te verduidelijken dat er reeds in het lopende jaar budgettaire ruimte moet worden vrijgemaakt om alle voorbereidingen te treffen om zo snel mogelijk tot een effectieve screening te kunnen overgaan.
De minister meent dat dit amendement niet zinvol is, gelet op het feit dat dit bedrag niet voorzien is in het huidige budget en er dus moet worden gewacht tot een volgende begrotingsronde om dit eventueel te kunnen inschrijven. Dit kan echter niet meer in de huidige legislatuur en daarom vraagt de minister het voorliggende amendement niet te stemmen.
Mevrouw de Bethune dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 2-1503/2, amendement nr. 3) dat er toe strekt een punt 1.6. in de resolutie in te voegen waarbij aan de federale regering wordt gevraagd het programma tot screening van baarmoederhalskanker aan de orde te brengen in de interministeriële conferentie.
Dit amendement houdt rekening met de door de minister geformuleerde bedenkingen.
Amendement nr. 1 van de heer Vankrunkelsven wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Amendement nr. 2 van de heer Dallemagne wordt bij staking van stemmen verworpen met 4 tegen 4 stemmen bij 1 onthouding.
Mevrouw de Bethune trekt haar amendement nr. 3 in.
Het voorstel van resolutie in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.
De rapporteur, Jan REMANS. |
De voorzitter, Jean CORNIL. |