2-1299/1 | 2-1299/1 |
10 OKTOBER 2002
Voor heel wat ontwikkelingslanden is de rol van het Internationaal Monetair Fonds en van de Wereldbank doorslaggevend. De politiek van structurele aanpassingen heeft kritiek geoogst wegens de negatieve gevolgen ervan voor de economische, sociale en culturele rechten door de achteruitgang die hij met zich brengt, met name de hogere prijs van de levensbehoeften, van het onderwijs en van de gezondheidszorg.
Vandaag heeft de Wereldbank het over een wereldcoalitie tegen de armoede. Het idee is niet nieuw en de staten hebben dit engagement reeds meer dan eens aangegaan en herhaald : Kopenhagen, New York.
Alleen is vandaag nog niet de geschikte methode gevonden.
Niet een kwantitatieve analyse van de rijkdommen, niet alleen het bestaan van « handelsbelemmeringen », niet het uitblijven van een gunstig investeringsklimaat, of « de noodzaak om de productiviteit op te voeren en de groei te versnellen » liggen aan de basis van de ontevredenheid in de wereld en de vijandige uiting van die onvrede. Het gaat om de onverschilligheid van de Staten om alle internationale ontwikkelingsinstellingen met de financiėle middelen te oriėnteren op de uitoefening door elk individu van zijn grondrechten en op financiėle projecten die werden uitgewerkt door en met de arme bevolkingen zelf. Het mag er dus niet op neerkomen dat op kunstmatige wijze een schema wordt uitgewerkt dat, na de sociale kostprijs van het beleid van structurele aanpassing, nog tot andere oriėnteringsvergissingen leidt die soms krachtige oppositie oproepen, zowel in het Noorden als in het Zuiden van onze wereld (PRSP).
Indien de internationale financiėle instellingen een rol wensen te behouden die aanvaard wordt door en aanvaardbaar is voor alle wereldburgers, dan moeten ze in hun Charter en in hun praktijken de Rechten van de Mens opnemen, ze effectief toepassen, en de middelen toekennen om het beleid te voeren dat vereist is om die rechten te kunnen genieten (huisvestingsbeleid, verandering van de erfenispraktijken, banen scheppen, onder andere voor vrouwen en uitgesloten categorieėn ...).
De opdracht van de IFI's wordt niet alleen afgemeten aan hun eigen interne rechtsorde, maar ook ten opzichte van het geheel van hun verantwoordelijkheden binnen de internationale instellingen. Ze moeten er voortdurend op toezien dat ze zich moeten voorzien van middelen waarbij hun activiteiten, programma's en praktijken de mensenrechten niet schenden die gegarandeerd worden door het Handvest van de Verenigde Naties, de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de internationale instrumenten inzake mensenrechten. De minimalistische houding moet worden overstegen en men moet in zijn streven steunen op de omvang van ons potentieel aan rijkdom en kennis, waarbij de Universele Rechten van de Mens worden opgenomen in de doelstellingen van de programma's van de IFI's.
Er gaan talrijke stemmen op om een diepgaande hervorming van de IFI's te eisen : één van de meest gehoorde maatregelen is het systeem van Bretton Woods te koppelen aan het geheel van de structuur van de Verenigde Naties, door een verdrag dat de verscheidene structuren van het internationaal recht, inclusief de Wereldhandelsorganisatie, moet samenbrengen. De meest vernieuwende bijdrage terzake is die van de organisatie Attac, die een recht op beroep van de burger wil instellen tegen de beslissingen van de IFI's.
De wereldordening kan niet alleen in institutionele termen worden gedefinieerd. Het probleem van de rechten heeft zijn belang. Het is absoluut noodzakelijk ervoor te zorgen dat de IFI's zich aan het internationaal recht onderwerpen, vooral aan de verdragen en akkoorden die de meeste van hun lidstaten onderschreven hebben. Het idee erachter is dat het mogelijk is de economie en de handel te regelen met inachtneming van de rechten van de mens. Die verwijzing naar de grondrechten staat steeds centraler in de mobilisering en de eisen van de sociale bewegingen in de wereld.
Om ervoor te zorgen dat de rechten in acht worden genomen bij de regularisering van de nationale economieėn, moet er in twee richtingen vooruitgang worden geboekt. Eerst en vooral moet men erkennen dat de economische, sociale en culturele rechten onderworpen zijn aan rechtsinstanties, dat wil zeggen dat men moet erkennen dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon in staat is voor het gerecht herstel te vragen indien hij meent dat die rechten geschonden werden. Ten tweede moet men op internationaal vlak beroepsinstanties oprichten die over die situaties kunnen oordelen.
Dit komt neer op een transformatie van het juridische raamwerk waarbinnen de internationale rechtscolleges functioneren, om het middenveld (burgers en hun verenigingen) de kans te geven in rechte op te treden voor de nationale rechtscolleges, ook op internationaal vlak, tegen de Staten, de ondernemingen en de internationale organisaties.
Anne-Marie LIZIN. Paul GALAND. |
De Senaat,
A. van oordeel dat het nuttig is een aanpassing van het mandaat van de internationale financiėle instellingen voor te stellen, om de voorwaarden te scheppen voor een algemene coherentie van het systeem;
B. van oordeel dat het noodzakelijk is de IFl's te verplichten de economische, sociale en culturele rechten in acht te nemen, zoals ze zijn vastgelegd in de Internationale Verdragen;
1. beveelt aan de « Articles of agreement » te wijzigen om de internationale verbintenissen van de Belgische Staat in acht te nemen inzake economische, sociale en culturele rechten;
Voor het IMF, artikel 1 (ii) van het mandaat : « Human Rights » toevoegen na « levels of employment »; artikel 4(ii) : « respect of Human Rights » toevoegen na « price stability »;
Voor de Wereldbank, artikel 1 (iii) : « implementation of Human Rights » toevoegen na « standard of living »; artikel 3 afdeling 5 (b), na « efficiency », « from a point of view of respect of Human Rights » toevoegen; artikel 5 afdeling 8 : aanvullen met « with a special annual report on his impact on human rights, social economic and cultural implementation »;
2. beveelt aan om afdeling 8 van artikel 9 van de « Articles of agreement » van het IMF aan te vullen met : « elke schending van de mensenrechten die door een ambtenaar van het Monetair Fonds bij de uitoefening van zijn mandaat werd begaan, zal worden vervolgd voor de rechtsmachten van het land waaronder de ambtenaar ressorteert »;
3. beveelt aan om afdeling 8 van artikel 9 van de « Articles of agreement » van de Wereldbank aan te vullen met : « elke schending van de mensenrechten die door een ambtenaar van de Bank bij de uitoefening van zijn mandaat werd begaan, zal worden vervolgd voor de rechtsmachten van het land waaronder de ambtenaar ressorteert ».
16 juli 2002.
Anne-Marie LIZIN. Paul GALAND. |