2-1207/2 | 2-1207/2 |
26 JUNI 2002
Art. 1bis (nieuw)
Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 1bis. In artikel 43, § 5, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) de woorden « tweederde van alle magistraten » worden vervangen door de woorden « respectievelijk tweederde van alle magistraten van de Franse taalgroep en tweederde van alle magistraten van de Nederlandse taalgroep »;
B) het lid wordt aangevuld als volgt : « Ook de toegevoegde magistraten worden in deze berekening betrokken. »
Verantwoording
Tot op vandaag zijn het in hoofdzaak de Nederlandstalige magistraten die ervoor zorgen dat de 2/3 binnen de rechtbanken gehaald worden. Zo leverden 31 van de 33 Nederlandstalige magistraten het bewijs van kennis van de andere landstaal, terwijl dit slechts bij 19 van de 50 Franstalige magistraten het geval is en bij geen enkele van de 17 toegevoegden. Ook bij de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel zorgen vooral de Nederlandstaligen voor de nodige gediplomeerden.
Dit onevenwicht wordt hersteld door voor elke taalgroep te bepalen dat er voldoende magistraten zijn met kennis van de andere landstaal. De Vlamingen zijn vandaag immers de dupe van het systeem : eentalige Nederlandstalige magistraten mogen niet meer worden aangesteld terwijl er aan Franstalige kant vele tientallen eentaligen benoemd zijn. Nochtans hebben de Vlamingen meer redenen om eentaligen naar voor te schuiven : Halle-Vilvoorde is immers een eentalig gebied. Mocht dit een apart gerechtelijk arrondissement vormen, dan moesten er bijna geen rechters het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal. Van de gelegenheid wordt tegelijk gebruik gemaakt om de verplichte verhouding van tweederde « tweetalige » magistraten ook toe te passen op de toegevoegden. Vandaag wordt het systeem van de toegevoegde magistraten immers misbruikt om de taalwetgeving te omzeilen.
Art. 1ter (nieuw)
Een artikel 1ter (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 1ter. Artikel 43quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt :
« Veertig procent van de magistraten van de zetel van het Hof van cassatie en veertig procent van de leden van het parket bij dit Hof moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd; zestig procent van de leden van het Hof en van het parket moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd. »
Verantwoording
Op deze wijze wordt eindelijk komaf gemaakt met de schrijnende achterstelling van de Nederlandstaligen bij het Hof van cassatie. De verhouding 60/40 bij de bevolking wordt nu doortrokken tot in het hoogste rechtscollege. Hierdoor zal de behandeling van Nederlandstalige dossiers versnellen, zodat we eindelijk tot een gelijkberechtiging van Nederlands- en Franstaligen kunnen komen. Door de democratisering van Cassatie zullen de arresten van dit Hof ongetwijfeld gekenmerkt worden door een meer rationele en pragmatische inslag.
Uiteraard impliceert een dergelijke wetswijziging dat alle benoemingen betrekking zullen hebben op Nederlandstaligen, tot het nieuwe evenwicht bereikt is.
Art. 1quater (nieuw)
Een artikel 1quater (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 1quater. Artikel 43quater, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt :
« Bovendien moeten vijftien leden van de zetel, waaronder de eerste voorzitter en de voorzitter, en acht leden van het parket, waaronder de procureur-generaal en de eerste advocaat-generaal, het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal. »
Verantwoording
Vandaag moeten slechts zes op dertig leden van het hoogste rechtscollege en slechts drie leden van het parket-generaal het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal en dat terwijl juist van al de leden van dit hoogste rechtscollege mag verwacht worden dat zij het best geïnformeerd zijn omtrent de evoluties in rechtspraak en rechtsleer in beide landsgedeelten. Vanzelfsprekend moeten zeker ook de voorzitter en de ondervoorzitter de andere landstaal machtig zijn.
Art. 1quinquies (nieuw)
Een artikel 1quinquies (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 1quinquies. Artikel 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de talen in gerechtszaken, laatst gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2000 wordt aangevuld met het volgende lid :
« De magistraten bij het Hof van Cassatie zetelen uitsluitend in de taal van hun diploma. »
Verantwoording
Zeker bij het Hof van Cassatie is het elementair dat de dossiers behandeld worden door magistraten die zitting hebben in de taal van hun diploma. Het gaat immers om een basisregel van onze taalwetgeving in gerechtszaken. Vanzelfsprekend moet deze maatregel gepaard gaan met het verhogen van het aantal Nederlandstalige magistraten. Niet alleen zal dit ervoor zorgen dat de werklast eerlijker tussen Nederlandstalige en Franstalige magistraten verdeeld wordt. Bovendien zal hierdoor de grote achterstand langs Nederlandstalige kant kunnen weggewerkt worden.
De rechtsonderhorigen hebben recht op een gelijke behandeling, ook inzake de duur van hun zaak.
Art. 2
Dit artikel vervangen door hoofdstukken II tot VI (nieuw), luidend als volgt :
« Hoofdstuk II
Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2. In artikel 69 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt een vierde lid ingevoegd, luidend als volgt :
« Inzake de gerechtelijke kantons van het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad wint de Koning het advies in van de in het vorige lid vermelde personen, van de beide voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en van de beide procureurs des Konings. »
Art. 3. In artikel 72 van hetzelfde Wetboek wordt een tweede lid ingevoegd, luidende :
« In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank bepaald door de taal van de rechtspleging van de betrokken zaak. »
Art. 4. Artikel 73 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« In afwijking van het eerste lid zijn er in het arrondissement Brussel twee rechtbanken van iedere in het eerste lid vermelde soort : Nederlandstalige en Franstalige. De Nederlandstalige zijn bevoegd voor het gehele grondgebied van het arrondissement; de Franstalige rechtbanken zijn bevoegd voor het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. »
Art. 5. In artikel 150 van hetzelfde Wetboek wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
« In afwijking van het eerste lid zijn er in het arrondissement Brussel twee procureurs des Konings, die het ambt van openbaar ministerie respectievelijk bij de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken uitoefenen. »
Art. 6. In artikel 412, 1º, van hetzelfde Wetboek wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt :
« In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt de waarschuwing aan de vrederechters gegeven door de voorzitter van de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, afhankelijk van de taal van het licentiaatsdiploma van de vrederechter. »
Art. 7. Artikel 3.5 van het Bijvoegsel van het Gerechtelijk Wetboek wordt geschrapt.
Artikel 3 van hetzelfde bijvoegsel, wordt aangevuld met een § 2, luidende :
« § 2. In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden twee politierechtbanken opgericht : een Nederlandstalige en een Franstalige. Deze rechtbanken hebben rechtsmacht over het grondgebied van de twee kantons Anderlecht, van de negen kantons Brussel, van de twee kantons Elsene, van de kantons Etterbeek, Jette en Oudergem, van de drie kantons Schaarbeek en van de kantons Sint-Gillis, Sint- Jans-Molenbeek, Sint-Joost-Ten-Node, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel en Vorst. »
Art. 8. Artikel 4.4, tweede lid, van hetzelfde Bijvoegsel wordt vervangen als volgt :
« De zetels van beide rechtbanken van eerste aanleg, van beide arbeidsrechtbanken en van beide rechtbanken van koophandel zijn gevestigd te Brussel. »
Art. 9. Artikel 5, 2º, van hetzelfde Bijvoegsel wordt vervangen als volgt :
« 2º te Brussel, waarvan het rechtsgebied de provincie Vlaams-Brabant en het administratief arrondissement Brussel omvat. »;
B) Artikel 5, 5º, van hetzelfde Bijvoegsel wordt vervangen als volgt :
« 5º te Bergen, waarvan het rechtsgebied de provincies Henegouwen en Waals-Brabant omvat. »
Hoofdstuk III
Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 10. Artikel 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Artikel 1 Voor de burgerlijke rechtbanken, rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken die hun zetel hebben in de provincies Henegouwen, Luxemburg en Namen, in de arrondissementen Nijvel, Luik, Hoei, en Verviers alsook voor de Franstalige rechtbanken van het arrondissement Brussel, wordt de gehele rechtspleging in het Frans gevoerd. »
Art. 11. Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 2. Voor de burgerlijke rechtbanken, rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken die hun zetel hebben in de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Limburg, in het arrondissement Leuven alsook voor de Nederlandstalige rechtbanken van het arrondissement Brussel wordt de gehele rechtspleging in betwiste zaken in het Nederlands gevoerd. »
Art. 12. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 3. De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en arrondissementsrechtbank, de Nederlandstalige arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel van het arrondissement Brussel zijn bij uitsluiting bevoegd voor alle zaken waarvan de bevoegdheid wordt bepaald door een plaats op het grondgebied van Halle-Vilvoorde. »
Art. 13. In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
« § 1. Behoudens de gevallen van artikel 3 wordt de bevoegdheid van de rechtbanken in het Gerechtelijk arrondissement Brussel als volgt geregeld :
Een Nederlandstalige rechtbank is bevoegd, wanneer de verweerder woonachtig is in het Nederlandse taalgebied; een Franstalige rechtbank is bevoegd wanneer de verweerder woonachtig is in het Franse taalgebied; de eiser heeft de vrije keuze; wanneer de verweerder woonachtig is binnen Brussel-19 of geen gekende woonplaats heeft in België. In dat geval wordt de rechtspleging voor dezelfde rechtbank voortgezet, tenzij de verweerder, voor alle verweer en alle exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet. »
B) Paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art. 14. Artikel 5 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 15. Artikel 7bis van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 16. Artikel 15 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 17. In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
« § 1. De Nederlandstalige correctionele rechtbank van het arrondissement Brussel is bevoegd wanneer de verdachte in het Nederlandse taalgebied woont; de Franstalige correctionele rechtbank is bevoegd wanneer de verdachte in het Franse taalgebied woont. Indien de verdachte woonachtig is binnen Brussel-19, wordt de bevoegdheid van resp. de politierechtbank en de correctionele rechtbank bepaald door de taal waarin hij zijn verklaringen in het onderzoek en, bij ontstentenis hiervan, in het vooronderzoek, heeft afgelegd. In alle andere gevallen is volgens de noodwendigheden van de zaak, de Nederlandstalige of de Franstalige politierechtbank of correctionele rechtbank bevoegd. »;
B) Paragraaf 2, vijfde lid, wordt vervangen als volgt :
« Wanneer de verdachte de taal niet verstaat, waarvan hij het gebruik voor de rechtspleging vraagt, zal dit feit worden vermeld in het procesverbaal van de onderzoeksmagistraat of op het zittingsblad der terechtzitting, de zaak wordt dan ambtshalve naar de anderstalige rechtbank verwezen. »;
C) Paragraaf 3 wordt opgeheven.
Hoofdstuk IV
Benoemingsvoorwaarden voor magistraten en griffiers inzake taalkennis
Art. 18. In artikel 43, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) In § 1 wordt het eerste zinsdeel vervangen als volgt : « Niemand kan in de rechtbanken vermeld in artikel 1 worden benoemd tot » en wordt de graad « doctoraat » vervangen door « licenciaat »;
B) Paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
« § 2. Niemand kan in de rechtbanken vermeld in artikel 2 worden benoemd tot een der in § 1 vermelde ambten, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. »;
C) Paragraaf 3 wordt geschrapt;
D) In § 4, worden de woorden « werkend of plaatsvervangend rechter in een politierechtbank of van een toegevoegd rechter in een vredegerecht of een politierechtbank » vervangen door de woorden « van een toegevoegd vrederechter of van een voorzitter van een politierechtbank »;
E) Paragraaf 4bis wordt geschrapt;
F) Paragraaf 5 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 5. Niemand kan worden benoemd in de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel die hun zetel hebben in Brussel, evenals in de parketten van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeurs bij die rechtbanken, indien hij geen kennis van de andere landstaal kan aantonen. ».
G) Paragraaf 11 wordt opgeheven;
H) Paragraaf 12, eerste en tweede lid, worden vervangen als volgt :
« Niemand kan tot notaris worden benoemd in één der vredegerechtskantons van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde indien hij niet bewijst, door zijn diploma, dat hij zijn examens van het licentiaat in het notariaat in het Nederlands heeft afgelegd. Niemand kan tot notaris worden benoemd in één der vredegerechtkantons van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad indien hij niet bewijst de Nederlandse en de Franse taal te kennen. ».
Art. 19. In artikel 43bis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
« Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het hof van beroep te Luik, het hof van beroep te Bergen of de Franstalige afdeling van het hof van beroep te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Frans heeft afgelegd. ».
B) Paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
« Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het hof van beroep te Gent, het hof van beroep te Antwerpen of de Nederlandstalige afdeling van het hof van beroep te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. ».
C) Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
« § 3. Niemand kan benoemd worden tot een gerechtelijk ambt in het hof van beroep te Brussel indien hij geen basiskennis van de andere landstaal kan aantonen. Niemand kan tot voorzitter van het hof van beroep te Brussel worden benoemd, indien hij het bewijs niet levert, door zijn diploma, dat hij zijn licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd en indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal. ».
D) Paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :
« § 4. Niemand kan tot procureur-generaal worden benoemd bij het hof van beroep te Brussel indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij zijn licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd en indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal. ».
Art. 20. In artikel 43ter van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
« Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het arbeidshof te Luik, het arbeidshof te Bergen of de Franstalige afdeling van het arbeidshof te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Frans heeft afgelegd. ».
B) Paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
« Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het arbeidshof te Gent, het arbeidshof te Antwerpen of de Nederlandstalige afdeling van het arbeidshof te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. ».
C) § 3, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« § 3. Niemand kan benoemd worden tot een gerechtelijk ambt in het arbeidshof of in het hof van beroep te Brussel, indien hij geen basiskennis van de andere landstaal kan aantonen. Niemand kan tot voorzitter van bet arbeidshof van Brussel worden benoemd, indien hij het bewijs niet levert, door zijn diploma, dat hij zijn licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd en indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal. ».
Art. 21. In artikel 43quater van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Het eerste lid wordt vervangen als volgt :
« Minstens 60 % van de magistraten van de zetel van het Hof van cassatie en 60 % van de leden van het parket bij dit Hof moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd; het overige gedeelte van de leden van het Hof en van het parket moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in de rechten in het Frans hebben afgelegd. ».
B) Het derde lid wordt voorafgegaan door het volgende lid :
« Niemand kan benoemd worden tot magistraat in het Hof van cassatie, indien hij geen basiskennis bezit van het Frans en het Nederlands. »
Art. 22. In artikel 45 van dezelfde wet worden het eerste, derde en vierde lid vervangen als volgt :
« Minstens 60 % van de advocaten bij het Hof van Cassatie moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in het Nederlands hebben afgelegd; het overige deel van deze advocaten moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in het Frans hebben afgelegd. »
Art. 23. In artikel 46 van dezelfde wet vervallen de volgende woorden : « en in de kantons Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem moeten de vrederechter en een plaatsvervangende vrederechter ».
Art. 24. In artikel 53 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
« Niemand kan benoemd worden tot het ambt van griffier bij een in artikel 1 vermelde rechtbank, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Franse taal. »;
B) Paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven;
C) Paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
« Niemand kan benoemd worden tot het ambt van griffier bij een in artikel 2 vermelde rechtbank, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse taal. »;
D) Paragraaf 2, derde lid, wordt opgeheven;
E) Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
« § 3. Niemand kan benoemd worden tot het ambt van griffier bij een rechtbank met zetel in het arrondissement Brussel-Hoofdstad, indien hij geen basiskennis bezit van het Nederlands en het Frans.
Niemand kan benoemd worden tot het ambt van hoofdgriffier bij het hof van beroep of het arbeidshof te Brussel of van hoofdgriffier bij een vredegerecht met zetel in het arrondissement Brussel-Hoofdstad, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van beide landstalen. »;
F) In § 5 vervallen de woorden « Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem ».
Art. 25. In artikel 54 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 december 1957, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) In § 1, eerste lid, worden de woorden « of van het hof van beroep te Brussel » geschrapt;
B) In § 1, tweede lid, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling :
« Zestig procent van de griffiers bij het Hof van Cassatie moeten het bewijs leveren van de kennis van het Nederlands; veertig procent van de griffiers bij het Hof van Cassatie moeten het bewijs leveren van de kennis van het Frans. Niemand kan worden benoemd tot het ambt van griffier bij het Hof van Cassatie, indien hij het bewijs niet levert van de basiskennis van beide landstalen. »
Hoofdstuk V
Kaders van rechtbanken en parketten
Art. 26. In de bijlage bij de wet van 3 april 1953, betreffende de rechterlijke inrichting worden de vermeldingen in artikel 1 betreffende het hof van beroep te Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel : 1 eerste voorzitter, 1 procureur-generaal, 1 hoofdgriffier;
Zetel Brussel-Nederlandstalige afdeling : 10 voorzitters, 21 raadsheren, 8 advocaten-generaal, 10 substituten-procureurs-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 12 griffiers, 5 klerkengriffiers;
Zetel Brussel-Franstalige afdeling : 7 voorzitters, 14 raadsheren, 6 advocaten-generaal, 8 substituten-procureurs-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 3 klerken-griffiers ».
Art. 27. In de bijlage bij dezelfde wet, worden de vermeldingen betreffende het arrondissement Brussel, tabel III, rechtbanken van eerste aanleg vervangen door de volgende getallen :
« Zetel Brussel-Nederlands : 1 voorzitter, 9 ondervoorzitters, 39 rechters, 15 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 47 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier;
Zetel Brussel-Frans : 1 voorzitter, 9 ondervoorzitters, 39 rechters, 15 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 47 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier. »
Art. 28. In de tabel « Aantal eerste-substituut-procureurs des Konings in de rechtbanken van eerste aanleg Maximumaantal eerste substituut-procureurs des Konings » van de bijlage bij dezelfde wet, vervangen bij de wet van 11 juli 1994, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen :
« Zetel Brussel-Nederlands : 15;
Zetel Brussel-Frans : 15 ».
Art. 29. In artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in de tabel « Arbeidshoven », vastgesteld in artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, worden de getallen betreffende het arrondissement Brussel vervangen door de volgende getallen :
« Zetel Brussel : 1 eerste voorzitter, 1 hoofdgriffier;
Zetel Brussel-Nederlandse afdeling : 1 voorzitter, 4 raadsheren, 2 advocaten-generaal, 1 substituut- generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 4 griffiers, 3 klerken-griffiers;
Zetel Brussel-Franse afdeling : 1 voorzitter, 3 raadsheren, 1 advocaat-generaal, 1 substituut-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 2 griffiers, 2 klerken-griffiers »;
B) in de tabel « Arbeidsrechtbanken », vastgesteld in artikel 1 van dezelfde wet, worden de getallen betreffende het arrondissement Brussel vervangen door de volgende getallen :
« Brussel-Nederlands : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 10 rechters, 1 arbeidsauditeur, 2 eerste substituten arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 12 griffiers, 4 klerken-griffiers; Brussel-Frans : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 10 rechters, 1 arbeidsauditeur, 2 eerste substituten arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 11 griffiers, 4 klerken-griffiers. »
Art. 30. In de tabel vastgesteld in artikel 1 van de wet van 15 juli 1970 tot vaststelling van personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, worden de vermeldingen betreffende het arrondissement Brussel vervangen door de volgende getallen :
« Zetel Brussel-Nederlands : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 9 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 5 klerken-griffiers;
Zetel Brussel-Frans : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 9 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 5 klerken-griffiers ».
Art. 31. In de tabel die voorkomt in het enig artikel van de wet van 16 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de politierechtbanken, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen :
« Zetel Brussel-Nederlands : 5 rechters, 1 hoofdgriffier, 5 griffiers, 2 klerk-griffiers;
Zetel Brussel-Frans : 5 rechters, 1 hoofdgriffier, 5 griffiers, 2 klerk-griffiers ».
Art. 32. In de tabel vastgesteld bij artikel 1 van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen :
« « Brussel-Nederlands : 8 arbeidsrechtbanken, 12 rechtbanken van koophandel;
Brussel-Frans : 8 arbeidsrechtbanken, 12 rechtbanken van koophandel ».
Art. 33. In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 22 maart 1973 tot vaststelling van de formatie van de griffiers-hoofden van dienst van de rechtbanken van eerste aanleg, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen :
« « Zetel Brussel-Nederlands : 2;
Zetel Brussel-Frans : 2 ».
Art. 34. In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg, vervangen bij de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 27 december 1994, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen :
« « Zetel Brussel-Nederlands : 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 30 griffiers, 10 klerk-griffiers;
« Zetel Brussel-Frans : 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 30 griffiers, 10 klerk-griffiers ».
Hoofdstuk VI
Inwerkingtreding
Art. 35. Deze wet treedt in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. »
Verantwoording
Art. 2. Artikel 69 wordt met deze wijziging aangepast aan de nieuwe situatie.
Art. 3. Het is logisch dat voor Nederlandstalige zaken de Nederlandstalige arrondissementsrechtbank oordeelt en voor de Franstalige zaken haar francofone tegenhanger.
Art. 4. Dit is het kernartikel van het huidig amendement. Het huidige gerechtelijk arrondissement Brussel blijft bestaan, zodat de situatie voor gerechtsdeurwaarders en notarissen ongewijzigd blijft. Binnen dit arrondissement zijn telkens twee rechtbanken actief, een Nederlandstalige en een Franstalige, waarbij de bevoegdheid van de Franstalige rechtbanken beperkt blijft tot Brussel-19. Dit artikel vindt zijn inspiratie in artikel 430.2 van het Gerechtelijk Wetboek. Voornoemd artikel bepaalt dat de Brusselse balie uit twee autonome orden bestaat, een Nederlandse en een Franse, die een verschillend bevoegdheidsgebied bestrijken. Volgens hetzelfde model wordt het arrondissement nu ingedeeld in twee rechtsgebieden. Over de eenvormigheid van de uitspraken, wordt gewaakt door het hof van beroep.
Art. 5. Net zoals er binnen het arrondissement twee rechtbanken zijn, bestaan er ook twee parketten. Over de eenvormigheid van het strafrechtelijk beleid en de wijze van samenwerking tussen de parketten, wordt gewaakt door de procureur-generaal bij het hof van beroep.
Art. 6. Het is logisch dat binnen een gebied waar twee rechtbanken actief zijn, die rechtbank tuchtrechtelijk bevoegd is, die dezelfde taalrol heeft als de betrokken vrederechter. Het is immers een fundamenteel recht om tuchtrechtelijk ter verantwoording te worden geroepen in de eigen taal.
Art. 7. Deze bepaling voorzag in één politierechtbank voor Brussel- 19. Een nieuwe paragraaf (art. 7) maakt twee politierechtbanken bevoegd voor Brussel. Dit artikel regelt de splitsing van de politierechtbanken. Aangezien er reeds aparte politierechtbanken bestaan in Halle-Vilvoorde, blij ven de gevolgen beperkt tot Brussel- 19.
Art. 9. Waals-Brabant wordt onttrokken aan het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel en bij dat van het hof van Bergen gevoegd. Op die manier wordt op een logische wijze ingespeeld op de boedelscheiding die zich onvermijdelijk tussen Vlaanderen en Wallonië zal voltrekken. Ook is het zo dat de belasting van het hof van beroep van Bergen momenteel relatief licht is : dit hof beslaat enkel de provincie Henegouwen. Net zoals de rechtbank van eerste aanleg, wordt ook het hof van beroep opgedeeld. Grondwettelijk bestaat er evenwel nog steeds één enkel hof van beroep, zodat beide afdelingen moeten worden geleid door dezelfde voorzitter. Mutatis mutandis geldt deze regel ook voor de arbeidshoven.
Art. 10. Via deze weg wordt de situatie in de Franstalige rechtbanken in Brussel gelijkgeschakeld met deze in de andere Franstalige rechtbanken in Wallonië. De achterhaalde term « in betwiste zaken » wordt weggelaten.
Art. 11. Via deze weg wordt de situatie in de Nederlandstalige rechtbanken in Brussel en Halle-Vilvoorde gelijkgeschakeld met deze in de andere Nederlandstalige rechtbanken in Vlaanderen.
Art. 12. Via dit artikel wordt het « extra muros » -principe van het vroegere artikel 3 verder gezet. Alle zaken die territoriaal verbonden zijn met Halle-Vilvoorde worden door deze rechtbanken in het Nederlands behandeld.
Art. 13
Art. 13. A) Deze regeling is geheel analoog aan de bestaande, met het verschil dat de taalkeuze nu wordt vervangen door de keuze van de rechtbank.
Art. 13. B) Hiermee wordt een einde gesteld aan de uitzonderingsregel voor de faciliteitengemeenten. Conform artikel 2 is de taal voor deze rechtbanken uitsluitend het Nederlands.
Art. 14. De bijzondere taalregeling voor de politierechtbanken uit Halle-Vilvoorde (bij vorderingen boven de 75 000 frank) wordt afgeschaft, aangezien deze rechtbanken op taalgebied volledig gelijkgeschakeld zijn met de andere Vlaamse rechtbanken.
Art. 15. Dit artikel liet toe dat de rechtspleging in vredegerechten en politierechtbanken voor inwoners uit de zes faciliteitengemeenten in het Frans zou worden gevoerd. Aangezien de Franstaligen na bijna 40 jaar faciliteiten ruim de kans hebben gekregen Nederlands te leren (en de jonge generatie verondersteld mag worden dit op school te hebben geleerd), wordt een einde gemaakt aan deze regeling. Deze rechtbanken zijn overigens, krachtens artikel 2, volledig Nederlandstalig.
Art. 16. Dit artikel is overbodig, aangezien hierin het taalgebruik wordt geregeld voor de politierechtbanken in Halle-Vilvoorde. Dit gebeurt reeds in artikel 14 van de wet, analoog met de regeling in artikel 2. De uitzonderingsbepalingen i.v.m. de zes faciliteitengemeenten worden, conform de overige wijzigingen, eveneens geschrapt. Inzake taalwijziging bij onvoldoende kennis van het Nederlands, blijft de algemene regeling van artikel 23 van kracht, die geldt voor alle rechtbanken.
Art. 17
Art. 17. A) Deze regeling is geheel analoog aan de bestaande, met het verschil dat het nu over een bevoegdheidsregel gaat in plaats van over taalregeling.
Art. 17. B) Deze regeling is geheel analoog aan de bestaande, met het verschil dat de verandering van taal (en van kamer) nu wordt vervangen door de verandering van rechtbank.
Art. 17. C) De uitzonderingsbepalingen i.v.m. de zes faciliteitengemeenten worden, conform de overige wijzigingen, geschrapt.
Art. 18
Art. 18. A) De vereiste van doctor in de rechten is intussen verouderd en kan derhalve worden vervangen door « licentiaat in de rechten ». Door de verwijzingen naar de artikelen 1 en 2 via dit artikel 43 wordt er bepaald dat de rechters in de Nederlandstalige rechtbanken een Nederlandstalig en die in de Franstalige rechtbanken een Franstalig diploma moeten hebben, net zoals dit vereist is voor de andere eentalige rechtbanken.
Art. 18. D) Aangezien we voortaan te maken hebben met eentalige politierechtbanken, is er geen enkele reden meer om het niveau van kennis van de andere taal in hoofde van de leden van de gewone politierechters te handhaven. Voor de voorzitters van de rechtbanken, de procureurs en auditeurs en de vrederechters wordt de vereiste van een goede kennis van de andere landstaal evenwel behouden.
Art. 18. E) De bijzondere faciliteitenregeling voor de politierechtbanken van Halle-Vilvoorde vervalt.
Art. 18. F) Aangezien de kaders per rechtbank worden vastgesteld, is de ingewikkelde verdeling die bij deze paragraaf werd ingesteld (minstens één derde van elke taalgroep, twee derde tweetaligen, indeling in kamers, ...) overbodig. Gezien het meertalige karakter van vele dossiers, mag evenwel verondersteld worden dat alle rechters te Brussel een basiskennis hebben van de andere landstaal Dit soort kennis dient te worden onderscheiden van de in § 4 vereiste kennis. Het gaat dus om een nieuw, zij het minder hoog niveau.
Art. 18. G) Deze paragraaf holt paragraaf 10 uit, die bepaalt dat de notaris zich enkel kan vestigen in het taalgebied dat overeenstemt met de taal van zijn diploma. Het gaat hier om een overgangsmaatregel die vandaag best kan verdwijnen.
Art. 18. I) en J) Deze paragraaf bevestigt, conform artikel 10 van dezelfde wet, dat de notarissen in Halle-Vilvoorde een Nederlandstalig diploma moeten hebben. De uitzonderingen in de vroegere regeling vervallen. Daarnaast wordt ook de tweetaligheidsvereiste voor notarissen binnen Brussel-19 bevestigd. Er bestaat immers geen noodzaak om de Brusselse notarissen onder te brengen in één bepaalde taalgroep.
Art. 19
Art. 19. A) Via deze wijziging worden de benoemingsvoorwaarden in de Franstalige afdeling van het hof van beroep van Brussel gelijkgeschakeld met die in de twee Franstalige hoven.
Art. 19. B) Via deze wijziging worden de benoemingsvoorwaarden in de Nederlandstalige afdeling van het hof van beroep van Brussel gelijkgeschakeld met die in de twee Vlaamse hoven.
Art. 19. C) Aangezien we voortaan met twee aparte afdelingen werken, wordt voor elke afdeling bij wet het aantal magistraten bepaald (zie verder). De bestaande complexe regeling vervalt. Wel mag verwacht worden dat alle raadsheren een basiskennis van de andere landstaal bezitten. Net zoals de voorzitters van de lagere rechtbanken, moet zeker de voorzitter van het hof van beroep de andere landstaal zeer goed kennen. Aangezien er vijf hoven van beroep zijn, dienen drie voorzitters Nederlandstalig te zijn. De Vlamingen maken immers 60 % van de bevolking uit in dit land.
Art. 19. D) Binnen het college van procureurs-generaal moeten minstens drie Nederlandstaligen zitting hebben. Het kan immers niet zijn dat de Vlamingen, die 60 % van de bevolking uitmaken, op dit topniveau slechts voor 40 % vertegenwoordigd zouden zijn. Vanzelfsprekend moet ook deze procureur-generaal bewijs leveren van kennis van de andere landstaal.
Art. 20
Art. 20. A) Via deze wijziging worden de benoemingsvoorwaarden in de Franstalige afdeling van het arbeidshof van Brussel gelijkgeschakeld met de twee Franstalige hoven.
Art. 20. B) Via deze wijziging worden de benoemingsvoorwaarden in de Nederlandstalige afdeling van het arbeidshof van Brussel gelijkgeschakeld met de twee Vlaamse hoven.
Art. 20. C) Aangezien we voortaan met twee aparte afdelingen werken, wordt voor elke afdeling bij wet het aantal magistraten bepaald (zie verder). De bestaande complexe regeling vervalt. Wel mag verwacht worden dat alle raadsheren een basiskennis van de andere landstaal bezitten. Analoog aan de voorzitters van de lagere rechtbanken, moet zeker de voorzitter van het arbeidshof goed de andere landstaal kennen. Aangezien er vijf arbeidshoven zijn, dienen drie voorzitters Nederlandstalig te zijn. De Vlamingen maken immers 60 % van de bevolking uit in dit land.
Art. 21
Art. 21. A) Via deze weg wordt de verhouding van de hoogste magistraten in dit land in overeenstemming gebracht met de bevolkingsverhoudingen : 60/40. De bestaande situatie handhaven betekent immers dat het voor Nederlandstaligen verhoudingsgewijze een heel stuk moeilijker is om door te dringen tot de hoogste gerechtelijke ambten. Bovendien gaat het niet op dat Franstalige magistraten worden ingeschakeld om Nederlandstalige kamers te bevolken.
Art. 21. B) Het is beschamend te moeten vaststellen dat het hoogste rechtscollege nog altijd magistraten telt die het Nederlands volkomen onmachtig zijn.
Art. 22. Deze wijziging geschiedt om dezelfde reden als deze in artikel 39 (samenstelling Hof van cassatie). De overgangsbepaling van lid drie en vier vervalt.
Art. 23. Conform de overige veranderingen, vervalt ook hier het uitzonderingsregime voor de Franstaligen in de zes randgemeenten rond Brussel.
Art. 24
Art. 24. A) Via deze manier wordt de situatie van de Franstalige rechtbanken in Brussel gelijkgeschakeld met deze in Wallonië. De bijkomende vereisten in Brussel worden verderop vermeld.
Art. 24. B) Dit is een vergeten relict. Er bestaan geen Vlaamse kamers meer aan het hof van beroep van Luik.
Art. 24. C) Via deze manier wordt de situatie van de Nederlandstalige rechtbanken in Brussel gelijkgeschakeld met deze in de rest van Vlaanderen. De bijkomende vereisten in Brussel worden verderop vermeld.
Art. 24. D) Dit is een vergeten relict. Er bestaan geen Franse kamers meer aan het hof van beroep van Gent.
Art. 24. E) Aangezien de rechtbanken in Brussel eentalig worden, is geen doorgedreven taalkennis voor de griffiers meer vereist. Wel is het gezien de specifieke Brusselse situatie noodzakelijk dat men de andere landstaal goed beheerst. Voor de hoofdgriffiers van de (tweetalige) vredegerechten en voor de hoofdgriffier van het hof van beroep en het arbeidshof wordt de noodzakelijke uitzondering gemaakt. Het bewijs van de basiskennis van de andere landstaal wordt op dezelfde manier geleverd als voorgeschreven in § 6, met het verschil dat het examenniveau een stuk lager ligt. De uitzonderingsbepalingen voor de politierechtbanken in Halle-Vilvoorde vervallen.
Art. 24. F) Deze wijziging met betrekking tot de zes faciliteitengemeenten gebeurt conform de vorige wijzigingen.
Art. 25
Art. 25. A) Deze vereiste van taalkennis wordt reeds voorzien in artikel 53, § 3.
Art. 25. B) Via deze weg wordt de lijn van art. 21 verder doorgetrokken. Het is de logica zelve dat het hoogste rechtscollege wordt samengesteld volgens de bevolkingsverhoudingen. Ook is het vanzelfsprekend dat iedereen binnen dit hoogste rechtscollege een basiskennis bezit van de andere landstaal.
Art. 26. Aangezien Nijvel bij Bergen wordt gevoegd, kan de huidige quasi-pariteit bij het Hof van Beroep niet worden gehandhaafd. Op een totale bevolking van 1 950 000 inwoners (450 000 in Leuven, 550 000 in Halle-Vilvoorde en 950 000 in Brussel), moet het aantal Nederlandstaligen (de inwoners van Leuven, Halle-Vilvoorde en de Brusselse Nederlandstaligen) geraamd worden op minsten 1 190 000, hetzij 61 %. We werken dus met de 60/40-verhouding. Het aantal Nederlandstalige raadsheren en voorzitters stijgt van 25 naar 32; de magistraten van het Openbaar Ministerie van 13 naar 19. Bij de Franstaligen is er een daling van respectievelijk 4 en 3 magistraten. Het kader wordt dus met 7 magistraten uitgebreid (van 72 naar 79).
Art. 27. In het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (1,5 miljoen inwoners) dient het aantal Nederlandstaligen minimaal geraamd te worden op 740 000, hetzij 49 % van de bevolking. We gaan dus uit van een evenwichtige verdeling N/F. Het aantal Nederlandstalige rechters van de zetel stijgt van 28 naar 49; dat van de substituten van 29 naar 47. Bij de Franstaligen is er een daling van respectievelijk 6 en 5 magistraten. De kaders worden in totaal uitgebreid met 29 magistraten.
Art. 28. Het huidige aantal in Brussel bedraagt 26. Er komen dus vier eerste-substituten bij.
Art. 29
Art. 29. A) Het aantal magistraten daalt met één persoon, gezien het vertrek van de dossiers uit Nijvel naar Bergen. We passen ook hier de 60/40-verhouding toe. Daardoor stijgt het aantal Nederlandstalige raadsheren en parketmagistraten telkens met 1 persoon. Het aantal Franstaligen daalt met respectievelijk 2 en één personen.
Art. 29. B) Ook hier passen we de 50/50-verhouding toe. De globale aantallen blijven hetzelfde, op het wegvallen van één substituut na. Het aantal Nederlandstalige zetelende rechters stijgt van 10 naar 13 en bij de parketmagistraten komt er één bij. Bij de Franstaligen is er een vermindering met respectievelijk 3 en 2.
Art. 30. Hier worden de kaders verhoogd van 22 naar 24 magistraten. Er komen drie Nederlandstalige rechters bij en er valt één Franstalige rechter af.
Art. 31 en 32. Door de grote achterstand op de politierechtbank, wordt het kader uitgebreid van 8 (wettelijk 7) naar 10 magistraten. Het aantal Nederlandstaligen vermindert met 2, het aantal Franstaligen verhoogt met vier.
Art. 34. Paritaire verdeling. Gezien het toegenomen aantal magistraten, worden ook deze kaders lichtjes uitgebreid.
Art. 3
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 5.
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 5.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 5)
Art. 2
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Deze wetswijziging komt op een volstrekt eenzijdige manier tegemoet aan de desiderata van de Franstalige partijen, waarbij de tweetalige rechtbank van Brussel-Halle-Vilvoorde meer dan ooit herleid wordt tot een rechtbank van eentaligen.
Door op eenzijdige wijze de Franstalige belangen te dienen, werpt men bovendien het breekijzer weg om de splitsing van het gerechtelijk arrondissement te forceren, nochtans een eis van de Vlaamse Regering. Het ligt trouwens in de logica van een verminderde tweetaligheid dat de huidige tweetalige rechtbank in Brussel zou worden opgesplitst in twee eentalige rechtbanken.
Ook op andere vlakken blijven de Vlamingen in de kou staan. Zo is er de gerechtvaardigde eis langs Vlaamse kant om van alle nieuwe magistraten minstens een receptieve kennis van de andere landstaal te eisen. Ook zou het niet meer dan logisch zijn dat de tweederde die bewijs moeten leveren van de kennis van de andere landstaal, binnen elke taalgroep worden gevonden, zodat het niet langer de Franstaligen zouden zijn die het gros van de eentaligen kunnen leveren.
Tenslotte blijft een wijziging van de taalwetgeving in gerechtszaken voor ons onaanvaardbaar wanner niet tegelijk de onrechtvaardigheden bij het Hof van cassatie worden rechtgezet.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 8)
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. Artikel 43quinquies, derde en vierde lid van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1974 en 23 september 1985, wordt vervangen als volgt :
« « Het eerste examen is een examen handelend over zowel de actieve en passieve mondelinge kennis als de actieve en passieve schriftelijke kennis van de andere taal. Het bewijs van deze kennis is vereist voor alle functies waarvoor de kennis van de andere landstaal als vereiste wordt vermeld.
Het tweede examen is een examen handelend over de passieve schriftelijke en passieve mondelinge kennis van de andere taal. Deze kennis is vereist voor alle functies bij de rechtbanken en parketten die hun zetel hebben te Brussel-Hoofdstad. ». ».
Verantwoording
Dit amendement behoudt het huidige niveau van taalkennis dat vandaag vereist is voor alle functies waarvoor de kennis van de andere landstaal wordt gevraagd. Tegelijk voert het een veel lichtere, passieve taalkennisvereiste in voor alle kandidaat-magistraten die willen werken bij een parket of een rechtbank die in Brussel gevestigd is. Het gaat immers niet op dat er magistraten benoemd of te werk gesteld kunnen worden (toegevoegde rechters) in een tweetalig arrondissement die geen enkele notie hebben van de andere landstaal. Zij worden immers verondersteld de vergaderingen van rechtbank of parket te kunnen volgen en minstens de rechtspraak van de eigen rechtbank te kunnen verstaan. Dit betekent dat in de toekomst geen enkele magistraat meer benoemd of aangesteld mag worden bij het Hof van cassatie, het federaal parket, het hof van beroep van Brussel, het parket-generaal bij dit hof en bij Cassatie, de rechtbanken van eerste aanleg, het parket, het arbeids-, en het krijgsauditoraat, zonder minimale, passieve kennis van de andere landstaal. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor toegevoegde magistraten, de aanvullende kamers bij het hof van beroep en de bijzitters in de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel.
Gerda STAVEAUX-VAN STEENBERGE. |
Art. 2
Dit artikel vervangen door de hoofdstukken I tot IX (nieuw), luidende :
Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2. In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 65ter ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 65ter. § 1. Voor de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde worden de adviezen van de procureur des Konings bedoeld in dit hoofdstuk ingewonnen bij de procureur des Konings bij de Nederlandstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel; voor de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden deze adviezen ingewonnen bij de beide procureurs des Konings.
§ 2. Voor de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde worden de opdrachten van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bedoeld in dit hoofdstuk vervuld door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg; voor de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden deze opdrachten vervuld in overleg door beide voorzitters van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel. »
Art. 3. Artikel 73 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee arrondissementsrechtbanken, twee rechtbanken van eerste aanleg, twee arbeidsrechtbanken en twee rechtbanken van koophandel, telkens een Nederlandstalige en een Franstalige. Voor deze rechtbanken worden de in dit hoofdstuk bedoelde adviezen van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur ingewonnen bij de procureur des Konings of de arbeidsauditeur bij deze rechtbank. »
Art. 4. Artikel 74 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel, bestaan de Nederlandstalige en de Franstalige arrondissementsrechtbank, naargelang het geval uit de voorzitters van de respectievelijk Nederlandstalige en Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel of uit de rechters die hen in deze rechtbanken vervangen. »
Art. 5. In artikel 88, § 1, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, worden volgende wijzigingen aangebracht :
A. het derde lid wordt opgeheven;
B. het vierde lid wordt vervangen als volgt :
« Om de drie jaar brengt de voorzitter van elke rechtbank met zetel in het gerechtelijk arrondissement Brussel verslag uit bij de minister van Justitie omtrent de behoeften van de dienst, op grond van het aantal zaken die gedurende de laatste drie jaren zijn behandeld. »
Art. 6. Artikel 137 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel verricht of gelast het openbaar ministerie bij de Nederlandstalige en bij de Franstalige rechtbanken de handelingen die tot zijn bevoegdheid behoren op het gebied van opsporing, vervolging of gerechtelijk onderzoek enkel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, respectievelijk het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, onverminderd artikel 23 van het Wetboek van strafvordering. »
Art. 7. Aan artikel 150 van hetzelfde wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht :
A. Voor het eerste lid worden de woorden « § 1 » ingevoegd;
B. Het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :
« § 2. In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee procureurs des Konings. Een procureur des Konings oefent onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal het ambt van openbaar ministerie uit bij de Nederlandstalige arrondissementsrechtbank, de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, de Nederlandstalige rechtbank van koophandel van het arrondissement en bij de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en in zaken voor de politierechtbanken in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wanneer de taal van de rechtspleging het Nederlands is.
Een procureur des Konings oefent onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal het ambt van openbaar ministerie uit bij de Franstalige arrondissementsrechtbank, de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, de Franstalige rechtbank van koophandel van het arrondissement en bij de politierechtbanken van het arrondissement, wanneer de taal van de rechtspleging het Frans is. Deze procureur des Konings wordt bijgestaan door een eerste substituut-procureur des Konings, met het oog op het overleg bedoeld in artikel 150bis en de coördinatie van het opsporings- en vervolgingsbeleid en de strafvordering in het gerechtelijk arrondissement. »
Art. 8. In hetzelfde wetboek wordt een artikel 150bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 150bis. § 1. De procureurs des Konings van het gerechtelijk arrondissement Brussel vormen samen een coördinatiecollege, Bureau voor coördinatie genaamd, dat onder het gezag van de procureur-generaal staat.
Het Bureau voor coördinatie beslist bij consensus over alle maatregelen die nodig zijn voor :
1º de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid in het gerechtelijk arrondissement Brussel;
2º de goede algemene en gecoördineerde werking van het openbaar ministerie bij de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbanken en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel;
3º de opstelling en uitvoering van samenwerkingsakkoorden tussen beide parketten met het oog op de coördinatie van, enerzijds, de opsporing en het gerechtelijk onderzoek en, anderzijds, de uitoefening van de strafvordering en strafuitvoering in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Indien het Bureau voor coördinatie geen consensus bereikt, neemt de procureur-generaal de noodzakelijke maatregelen om de toepassing van de wet te waarborgen.
§ 2. Het Bureau voor coördinatie kan zich voor de uitvoering van zijn opdrachten laten bijstaan door leden van het openbaar ministerie bij de Franstalige of Nederlandstalige rechtbank.
§ 3. Het Bureau voor coördinatie vergadert minstens eenmaal per maand, op eigen initiatief of op verzoek van de procureur- generaal of van de minister van Justitie. »
Art. 9. Artikel 151bis, tweede lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1986,
wordt aangevuld als volgt :
« Wanneer zij hun ambt uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement Brussel, worden zij geplaatst onder het toezicht en de rechtstreekse leiding van de procureur des Konings die het openbaar ministerie uitoefent bij de rechtbank waarbij zij de strafvordering uitoefenen. »
Art. 10. Artikel 186bis, eerste lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, en vervangen bij de wet van 13 maart 2001, wordt aangevuld als volgt :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel treedt de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg op als korpschef van de vrederechters, de rechters in de politierechtbank, de toegevoegde vrederechters en de toegevoegde rechters in de politierechtbank zetelend in de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde. De voorzitters van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel treden gezamenlijk op als korpschef van de vrederechters, rechters in de politierechtbank, toegevoegde vrederechters en toegevoegde rechters in de politierechtbank zetelend in de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Art. 11. Artikel 196 van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt opgeheven.
Art. 12. Artikel 206, derde lid, van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
Art. 13. Artikel 216 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« Om tot werkend of plaatsvervangend raadsheer in sociale zaken te worden benoemd in het Arbeidshof met zetel te Brussel, moet men in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Nederlands of Frans onderwijs. De raadsheer mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of het diploma dat hij bezit. »
Art. 14. In artikel 259quater, § 6, tweede lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997, hernummerd en vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden « voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel te Brussel en procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel », vervangen door de woorden « voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel te Brussel en de procureurs des Konings bij de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel ».
Art. 15. In hetzelfde wetboek wordt een artikel 287quinquiesingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 287quinquies. Voor de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de in deze titel bedoelde adviezen van de procureur des Konings enkel ingewonnen bij de procureur des Konings bij de in dezelfde bepaling bedoelde rechtbank. »
Art. 16. Artikel 288, achtste lid, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, wordt aangevuld als volgt :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel geschiedt de installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, hun plaatsvervangers, hun hoofdgriffiers, griffiers en adjunct-griffiers voor een kamer van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg-, de installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, hun plaatsvervangers, hun hoofdgriffiers en adjunct-griffiers geschiedt voor een kamer van de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten dan wel naargelang de bewezen taalkennis. »
Art. 17. Artikel 357, § 1, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, wordt aangevuld met een 7º, luidende :
« 7º een weddebijslag van 2 602,89 EUR voor de magistraten bedoeld in artikel 43, § 5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, die het bewijs leveren van de kennis van de andere taal dan diegene in welke zij hun examens van licentiaat in de rechten hebben afgelegd, op grond van een examen georganiseerd overeenkomstig artikel 43quinquies of artikel 43septies van diezelfde wet. »
Art. 18. Artikel 398 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 maart 1997, wordt aangevuld als volgt :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel heeft enkel de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg een recht van toezicht op de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde. »
Art. 19. Artikel 412, § 2, 1º, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld ais volgt :
« aan de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel; aan de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, door de voorzitter van de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taalrol waar deze rechters toe behoren. »
Art. 20. Artikel 515, eerste lid, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 april 1992, wordt aangevuld als volgt :
« In het gerechtelijk arrondissement Brussel wordt het advies ingewonnen van beide procureurs des Konings. »
Art. 21. In het tweede deel, boek IV, van hetzelfde wetboek wordt een hoofdstuk XI ingevoegd met als opschrift « Algemene bepaling », dat een artikel 555quinquies bevat, luidend als volgt :
« Art. 555quinquies. In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de adviezen en opdrachten van de procureur des Konings zoals bedoeld in dit boek, verricht door de procureur des Konings bij de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten van de betrokken gerechtsdeurwaarder, plaatsvervangend gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder. »
Art. 22. In artikel 569, tweede en derde lid, van hetzelfde wetboek, respectievelijk vervangen bij de wet van 22 april 1999 en ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984, worden de woorden « is alleen de rechtbank van eerste aanleg te Brussel » vervangen door de woorden « Zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg te Brussel. »
Art. 23. In hetzelfde wetboek wordt een artikel 622bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 622bis. De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank, rechtbank van koophandel en arrondissementsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn bij uitsluiting bevoegd voor alle zaken waarvoor de bevoegdheid wordt bepaald door een plaats in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, alsmede voor alle zaken binnen het rechtsgebied dat hun door de wet is toegekend, wanneer de taal van de rechtspleging het Nederlands is.
De Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank, rechtbank van koophandel en arrondissementsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn bevoegd voor alle zaken binnen het rechtsgebied dat hun door de wet is toegekend, wanneer de taal van de rechtspleging het Frans is. »
Art. 24. In artikel 627 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. in het 11º, ingevoegd bij de wet van 11 april 1989, worden de woorden « voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel » vervangen door de woorden « voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel »;
B. in het 10º en het 14º, respectievelijk ingevoegd bij de wetten van 24 april 1970 en 10 februari 1998, worden de woorden « voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel » telkens vervangen door de woorden « voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van koophandel te Brussel ».
Hoofdstuk II
Wijziging van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek
Art. 25. In artikel 4, punt 7, tweede lid, van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek. Gebiedsomschrijving en zetel van hoven en rechtbanken worden de woorden « rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel » vervangen door de woorden « rechtbanken van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbanken en van de rechtbanken van koophandel ».
Hoofdstuk III
Wijziging van de wet van 7 mei 1999, houdende wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 26. Artikel 408bis, tweede lid, vierde streepje, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 mei 1999, wordt aangevuld als volgt : « de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel ten aanzien van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van de Nederlandse taalrol van dit arrondissement; de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel ten aanzien van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van de Franstalige taalrol van ditzelfde arrondissement; »
Hoofdstuk IV
Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 27. In artikel 1 van de wet van 15 juni 1915 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden tussen het woord « Verviers, » en het woord « wordt » de woorden « alsook voor de Franstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel, » ingevoegd.
Art. 28. In artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden tussen het woord « Leuven, » en het woord « wordt » de woorden « alsook voor de Nederlandstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel, » ingevoegd.
Art. 29. In artikel 3, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, worden de woorden « Hij is eveneens van toepassing op de vorderingen die worden ingesteld voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel en, wanneer de vordering het bedrag vastgesteld in artikel 590 van het Gerechtelijk Wetboek overschrijdt, » vervangen door de woorden « Hij is eveneens van toepassing op de vorderingen die het bedrag vastgesteld in artikel 590 van het Gerechtelijk Wetboek overschrijden en die worden ingesteld voor ».
Art. 30. In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1963, 10 oktober 1967, 23 september 1985 en 11 juli 1994, worden volgende wijzigingen aangebracht :
A) in § 1, derde lid, worden de woorden « dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet » vervangen door de woorden « dat de rechtspleging voor de anderstalige rechtbank wordt voortgezet dan wel, indien de zaak aanhangig is voor de vrederechter of de politierechtbank, in de andere taal wordt voortgezet »;
B) in § 3 worden de woorden « Dezelfde aanvraag tot voortzetting in de andere taal » vervangen door de woorden « Dezelfde aanvraag, tot voortzetting voor de anderstalige rechtbank dan wel in de andere taal ».
Art. 31. Artikel 6, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, wordt aangevuld als volgt : « Indien deze taal verschilt van de taal die werd gebruikt voor het opmaken van de akte tot inleiding van het geding, verwijst de rechter de zaak naar de anderstalige rechtbank, tenzij deze zaak aanhangig is voor de vrederechter of de politierechtbank. »
Art. 32. Artikel 12 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
« De ambtenaren van het openbaar ministerie bij de Franstalige rechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel maken voor hun daden van rechtsvervolging en van onderzoek gebruik van het Frans, indien de verdachte in het Frans taalgebied woonachtig is; van het Nederlands, indien de verdachte in het Nederlands taalgebied woonachtig is; van het Frans of het Nederlands, indien de verdachte woonachtig is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, naar gelang hij zich, voor zijn verklaringen, in het onderzoek, en bij ontstentenis hiervan, in het vooronderzoek, van een of andere dezer talen heeft bediend. In alle andere gevallen wordt, volgens de noodwendigheden der zaak, het Frans of het Nederlands gebruikt. »
Art. 33. Artikel 21, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, wordt aangevuld als volgt :
« « In voorkomend geval verwijst de rechter de zaak naar de anderstalige rechtbank, tenzij deze zaak aanhangig is voor de politierechtbank. »
Art. 34. In artikel 43 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in § 4, eerste lid, vervangen bij de wet van 10 oktober 1967, worden de woorden « voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank » vervangen door de woorden « voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel of de arbeidsrechtbanken » en de woorden « procureur des Konings, arbeidsauditeur » door de woorden « procureur des Konings of arbeidsauditeur bij deze rechtbanken »;
B) paragraaf 4, tweede en derde lid, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2000, wordt vervangen als volgt :
« In de Nederlandstalige rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel in het arrondissement Brussel kan niemand benoemd worden tot het ambt van voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangend rechter, van procureur des Konings of substituut-procureur des Konings, van arbeidsauditeur of substituut-arbeidsauditeur bij deze rechtbanken, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de examens van het licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. In de Franstalige rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel in het arrondissement Brussel kan niemand benoemd worden tot het ambt van voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangend rechter, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans heeft afgelegd. »
C) in § 5, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 15 juli 1970 en 23 september 1985 en 4 augustus 1986, worden het eerste en het derde lid vervangen door de volgende leden :
« In de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel die hun zetel hebben te Brussel, zijn ten minste een derde magistraten die het bewijs leveren van ten minste een voldoende kennis van respectievelijk de Franse of de Nederlandse taal. Elk alleenzetelend magistraat in deze rechtbanken dient een voldoende kennis te bewijzen van de andere taal dan diegene in welke hij zijn examens van licentiaat in de rechten heeft afgelegd; in kamers met drie rechters dient ten minste een van de rechters deze voldoende kennis van de andere taal te bewijzen. De procureur des Konings en de arbeidsauditeur bij de Franstalige rechtbanken dienen door hun diploma te bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd. In het parket van de procureur des Konings en het parket van de arbeidsauditeur bij deze rechtbanken, zijn ten minste een derde magistraten die door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd, en ten minste een derde magistraten die door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd. Bovendien moeten twee derden van alle magistraten van deze parketten het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal. In elke sectie van het parket bij de Franstalige rechtbanken met zetel te Brussel, is ten minste een eerste substituut-procureur des Konings of een substituut-procureur des Konings werkzaam die door zijn diploma bewijst dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. Bovendien moeten twee substituut-procureurs des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten, de ene in het Nederlands, de andere in het Frans, hebben afgelegd. De eerste substituut-procureur des Konings bedoeld in artikel 150 van het Gerechtelijk Wetboek dient door zijn diploma te bewijzen dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd, en moet tevens het bewijs leveren van de kennis van de Franse taal op grond van een examen door de Koning georganiseerd overeenkomstig artikel 43quinquies. »
Art. 35. In dezelfde wet wordt een artikel 43septies ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 43septies. Voor de magistraten bedoeld in artikel 43, § 5, wordt het bewijs van de voldoende kennis van de andere taal dan die waarin zij de examens van licentiaat in de rechten hebben afgelegd, geleverd door te slagen voor een door de Koning georganiseerd examen.
Art. 36. In artikel 53 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1957, 15 februari 1961, 9 augustus 1963, 23 september 1985, 11 juli 1994 en 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Niemand kan worden benoemd tot het ambt van griffier bij een in artikel 1 vermeld rechtscollege, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van het Frans. »;
B) paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven;
C) paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Niemand kan worden benoemd tot het ambt van griffier bij een in artikel 2 vermeld rechtscollege, indien hij bewijs niet levert van de kennis van het Nederlands. »;
D) in § 2, tweede lid, worden de woorden « van het hof van beroep te Gent of » opgeheven;
E) paragraaf 3, eerste lid, wordt aangevuld als volgt :
« Bij de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel dient een derde van de griffiers bij deze rechtbanken het bewijs te leveren van de kennis van beide landstalen. »
Hoofdstuk V
Wijzigingen van de wet van 3 april 1953 betreffénde de rechterlijke inrichting
Art. 37. In tabel III van de bijlage bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994, 27 december 1994, 21 november 1996, 20 juli 1998 en 28 maart 2000, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt : « Zetel Brussel-Nederlandstalig : 1 voorzitter, 10 ondervoorzitters, 30 rechters, 9 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 31 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier.
Zetel Brussel-Franstalig : 1 voorzitter, 10 ondervoorzitters, 55 rechters, 17 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 60 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier. »
Art. 38. In de tabel « Aantal eerste-substituut-procureurs des Konings in de rechtbanken van eerste aanleg » van de bijlage bij dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 juli 1998, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 10;
Zetel Brussel-Franstalig : 20. »
Art. 39. In de tabel « Aantal substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden in de rechtbanken van eerste aanleg begrepen in het aantal substituutprocureurs des Konings » van de bijlage bij dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1998, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 1;
Zetel Brussel-Franstalig : 3. »
Hoofdstuk VI
Wijzigingen van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken
Art. 40. In artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken worden in de tabel « Arbeidsrechtbanken », vervangen bij de wet van 6 juli 1967 en gewijzigd bij de wetten van 13 november 1979, 23 september 1985, 23 juni 1989, 28 december 1990 en 12 januari 1993, de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 7 rechters, 1 arbeidsauditeur, 2 eerste substituten-arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 3 klerken-griffîers; Zetel Brussel-Franstalig : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 13 rechters, 1 arbeidsauditeur, 3 eerste substituten-arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 16 griffiers, 5 klerken-griffiers. »
Hoofdstuk VII
Wijzigingen van de wet van 15 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek
Art. 41. In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 15 Juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 25 juli 1974 en gewijzigd bij de wetten van 23 september 1985, 28 december 1990, 30 maart 1994 en 20 juli 1998, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 7 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffierhoofd van dienst, 6 griffiers, 4 klerken-griffiers; Zetel Brussel-Franstalig : 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 11 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 11 griffiers, 7 klerken-griffiers. »
Art. 42. In de tabel voorkomend in artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 juli 1997, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 56.
Zetel Brussel-Franstalig : 98. »
Hoofdstuk VIII
Wijzigingen van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel
Art. 43. In het enig artikel van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel worden de getallen betreffende de zetel Brussel in de tabel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 5 arbeidsrechtbanken, 8 rechtbanken van koophandel. Zetel Brussel-Franstalig : 10 arbeidsrechtbanken, 15 rechtbanken van koophandel. »
Hoofdstuk IX
Wijzigingen van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg
Art. 44. In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg, vervangen bij de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 27 december 1994, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt :
« Zetel Brussel-Nederlandstalig : 1 hoofdgriffier, 3 griffiers-hoofd van dienst, 25 griffiers. Zetel Brussel-Franstalig : 1 hoofdgriffier, 4 griffiers-hoofd van dienst, 43 griffiers. »
Verantwoording
Art. 2. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet in verscheidene bepalingen waarbij het advies van de procureur des Konings dient te worden ingewonnen met het oog op de organisatie van de dienst van de rechtbanken. Nu het gerechtelijk arrondissement Brussel ingevolge dit wetsvoorstel niet langer één procureur des Konings telt, moeten deze bepalingen worden aangepast.
De artikelen 66, 69 en 70 van het Gerechtelijk Wetboek hebben betrekking op de dienst van de vredegerechten en de politierechtbanken (voor dewelke dit wetsvoorstel in geen tweeledigheid voorziet). Er dient derhalve voor de vredegerechten en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel te worden voorzien in een regeling die de voor dit advies bevoegde voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en procureur des Konings aanwijst. Wat betreft het advies uit te brengen door de procureur des Konings, is dit voor de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde de procureur des Konings die bevoegd is voor dit gebied; voor de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is het aangewezen dat beide procureurs des Konings van het gerechtelijk arrondissement Brussel in advies voorzien. Voor de vredegerechten en politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde dient de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel van advies over de zittingsregeling (artikel 66) of de behoeften van de dienst (artikel 69) of regelt hij de moeilijkheden met betrekking tot de verdeling van toegevoegde rechters, zoals bedoeld in artikel 70; voor de vredegerechten en de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad doen de voorzitters van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg hetzelfde, in gezamenlijk overleg. Het past deze bepaling in te voegen in afdeling I, « Algemene bepalingen », van het tweede deel, boek I, titel I, hoofdstuk I, van het Gerechtelijk Wetboek (« Vrederechter en politierechtbank »).
Art. 3. Artikel 73 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat er in ieder gerechtelijk arrondissement telkens een arrondissementsrechtbank, een rechtbank van eerste aanleg, een arbeidsrechtbank en een rechtbank van koophandel is. Dit artikel wordt aangevuld met een tweede lid, dat erin voorziet dat in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee arrondissementsrechtbanken, twee rechtbanken van eerste aanleg, twee arbeidsrechtbanken en twee rechtbanken van koophandel zijn, telkens een Nederlandstalige en een Franstalige. Het voorgestelde derde lid voorziet in een algemene bepaling die verduidelijkt dat de adviezen of ambtsverplichtingen van de procureur des Konings, zoals opgenomen in dit hoofdstuk met betrekking tot de arrondissementsrechtbank, de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel (en die dus enkel betrekking hebben op de werking en organisatie van deze rechtbanken) steeds dient te worden verleend door de procureur des Konings bij deze rechtbanken. Gezien voor het gerechtelijk arrondissement Brussel voortaan twee procureurs des Konings opereren, is het noodzakelijk deze verduidelijking op te nemen. Aldus dienen de adviezen zoals bijvoorbeeld bedoeld in artikelen 79. 80, 86bis en 88 van het Gerechtelijk Wetboek wat betreft bijvoorbeeld de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg enkel verleend te worden door de procureur des Konings bij deze Nederlandstalige rechtbank, en niet door de tweede procureur des Konings in het gerechtelijk arrondissement Brussel (die optreedt bij de Franstalige rechtbank). Eerder dan deze wijzigingen punctueel aan te brengen in de desbetreffende artikelen, wordt geopteerd voor een algemene bepaling dienaangaande.
Art. 4. Artikel 74 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de samenstelling van de arrondissementsrechtbank. Gezien de voorgestelde splitsing in Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel, dient dit artikel omwille van duidelijkheid en teneinde elke dubbelzinnigheid te vermijden, te worden aangevuld.
Art. 5. Artikel 88 van het Gerechtelijk Wetboek dient te worden aangepast op twee punten.
Het derde lid van artikel 88, § 1, bepaalt dat het reglement van de rechtbanken met zetel te Brussel volgens de behoeften van de dienst de kamers bepaalt die kennis nemen van de zaken in het Frans en diegene die kennis nemen van de zaken in het Nederlands. Gezien de voorgestelde splitsing in Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken, is deze bepaling overbodig en dient ze te worden opgeheven.
Het vierde lid van artikel 88, § 1, bepaalt dat de voorzitter van elke rechtbank om de drie jaar verslag uitbrengt bij de minister van Justitie omtrent de behoeften van de dienst van de kamers van beide taalstelsels, op grond van het aantal zaken die gedurende de laatste drie jaren in het Nederlands en het Frans zijn behandeld. Gezien de voorgestelde opsplitsing in Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken, is deze bepaling overbodig. Evenwel is het volgens de indiener van het voorstel wenselijk een rapporteringsplicht te behouden met betrekking tot de behoeften van de dienst van elk van de Nederlandstalige dan wel Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Art. 6. Het huidige artikel 137 van het Gerechtelijk Wetbock bepaalt dat het openbaar ministerie zijn ambtsplicht vervult in het rechtsgebied van het hof of de rechtbank waarbij het aangesteld is, behoudens de gevallen waarin de wet anders bepaalt.
Gezien het rechtsgebied van zowel de Nederlandstalige als de Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel identiek blijft (dit voorstel voorziet immers niet in een territoriale splitsing van dit gerechtelijk arrondissement), dient een bijkomende bepaling te worden opgenomen die wel voorziet in een territoriale splitsing wat betreft het uitoefenen van de bevoegdheden van opsporing en vervolging door het openbaar ministerie. De aanvulling maakt het openbaar ministerie bij de Nederlandstalige rechtbanken exclusief bevoegd op het gebied van opsporing, vervolging en onderzoek voor het grondgebied van Halle-Vilvoorde en het openbaar ministerie bij de Franstalige rechtbanken voor het grondgebied van Brussel-Hoofdstad.
Het openbaar ministerie bij deze rechtbanken behoudt evenwel zijn bevoegdheid met betrekking tot de uitoefening van de strafvordering, ongeacht of het zelf dan wel het openbaar ministerie van de anderstalige rechtbank instond voor de opsporing en het gerechtelijk onderzoek : de bevoegdheid van het openbaar ministerie bij de Nederlandstalige dan wel de Franstalige rechtbank met het oog op de strafvordering en desgevallend de strafuitvoering wordt bepaald naargelang de taal van de rechtspleging van het onderzoek.
Artikel 23 van het Wetboek van strafvordering bepaalt dat de procureur des Konings binnen de bevoegdheid bepaald in artikel 22 van hetzelfde wetboek, buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren op het gebied van opsporing of gerechtelijk onderzoek. Hij stelt de procureur des Konings van het arrondissement waar de handeling verricht moet worden hiervan in kennis. Deze bepaling dient onverminderd van toepassing te zijn (zie tevens het voorgestelde artikel 150bis tot invoering van een coördinatiebureau in artikel 8 van huidig wetsvoorstel).
Art. 7. Artikel 150 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangepast omdat er in het gerechtelijk arrondissement Brussel voortaan twee procureurs des Konings werkzaam zijn, de ene bij de Nederlandstalige rechtbanken, de andere bij de Franstalige rechtbanken. Tevens wordt uitdrukkelijk bepaald dat de procureur des Konings bij de Franstalige rechtbanken bijgestaan wordt door een eerste substituut-procureur des Konings, die belast is met het overleg met de procureur des Konings bij de Nederlandstalige rechtbanken (dewelke voor opsporing en onderzoek exclusief bevoegd is op het grondgebied Halle-Vilvoorde). Deze substituut dient, onder gezag van de procureur des Konings, de coördinatie van het opsporings- en vervolgingsbeleid en de strafvordering in het gehele gerechtelijke arrondissement Brussel te verzekeren en samenwerkingsakkoorden tussen beide parketten voor te bereiden.
Art. 8. Een nieuw artikel 150bis richt een permanent en structureel overlegorgaan op tussen het parket bij de Nederlandstalige rechtbanken (op opsporings- en onderzoeksgebied bevoegd voor het grondgebied Halle-Vilvoorde) en het parket bij de Franstalige rechtbanken (bevoegd voor het grondgebied Brussel-Hoofdstad).
Dit bureau voor coördinatie dient de goede algemene en gecoördineerde werking van beide parketten te verzekeren, het kan daartoe tevens samenwerkingsakkoorden opstellen om de daden van opsporing en onderzoek en het desgevallend overzenden van het dossier aan het parket van de anderstalige rechtbank, met het oog op de uitoefening van de strafvordering, organisatorisch op elkaar af te stemmen.
Het bureau vergadert minstens eenmaal per maand, en kan ook worden samengeroepen op verzoek van de procureur-generaal of van de minister van Justitie.
Art. 9. Substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden die hun ambt uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement Brussel, maar niet in ditzelfde arrondissement benoemd zijn, worden onder het toezicht en de rechtstreekse leiding geplaatst van de procureur des Konings die het openbaar ministerie uitoefent bij de rechtbank waarbij zij de strafvordering uitoefenen.
Art. 10. ArtikeI 186bis van het Gerechtelijk Wetboek voorziet erin dat voor de toepassing van de benoemingsvoorwaarden voor leden van de rechterlijke orde, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg optreedt als korpschef van de vrederechters, de rechters in de politierechtbank, de toegevoegde vrederechters en politierechters van zijn gerechtelijk arrondissement. Deze bepaling met betrekking tot de korpschef werd voor de toepassing van de evaluatieprocedures uitgesloten ingevolge de wet van 13 maart 2001 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de oprichting van een algemene vergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank, die op 30 maart 2001 in werking is getreden. De voorgestelde wijziging betreft dan ook dit « nieuwe » artikel 186bis. Ingevolge de splitsing in een Nederlandstalige en een Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel dient deze bepaling immers te worden aangevuld. Aldus wordt erin voorzien dat voor de vrederechter en de politierechters die zetelen in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg als korpschef optreedt; voor de vrederechters en de politierechters die zetelen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad oefenen de beide voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg hun adviserende functie als korpschef uit in het kader van de benoemingsprocedure bedoeld in artikel 259 ter en volgende van het Gerechtelijk Wetboek en de evaluatieprocedure bedoeld in artikel 259 novies en volgende. Zij dienen dus elk een advies te verlenen binnen deze procedures.
Art. 11. Artikel 196 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet in de verhouding en de aanwijzing van het aantal Nederlandstalige en Franstalige ondervoorzitters in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Ingevolge de oprichting van zowel een Nederlandstalige en een Franstalige rechtbank van eerste aanleg, dient deze bepaling te worden opgeheven.
Art. 12. Artikel 206, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat werkende of plaatsvervangende rechters in sociale zaken of in handelszaken die worden benoemd in rechtbanken die zowel kennis nemen van Nederlandstalige als Franstalige zaken, enkel kunnen zetelen in zaken van dezelfde taal als hun diploma of getuigschrift. Ingevolge de oprichting van afzonderlijke Nederlandstalige en Franstalige arbeidsrechtbanken en rechtbanken van koophandel, is deze bepaling overbodig en kan ze worden opgeheven.
Art. 13. Artikel 216 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat artikel 206 mede van toepassing is op de werkende en de plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken. Nu artikel 206, derde lid, ingevolge artikel 13 van dit voorstel wordt opgeheven, is het noodzakelijk een analoge bepaling voor de raadsheren in het arbeidshof te Brussel op te nemen.
Art. 14. Het betreft een terminologische aanpassing ingevolge de voorgestelde oprichting van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken.
Art. 15. Het voorgestelde nieuwe artikel 287quinquies betreft een algemene bepaling ter verduidelijking, dat de in titel VI van het Gerechtelijk Wetboek (benoemingsvoorwaarden rechterlijke orde) bedoelde adviezen van de procureur des Konings, ingeval het de Nederlandstalige of Franstalige rechtscolleges in het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft, enkel dienen ingewonnen te worden bij de procureur des Konings bij het in de desbetreffende bepaling bedoelde rechtscollege (en niet bij beide procureurs).
Art. 16. Terminologische aanvulling ingevolge de oprichting van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel. De installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en hun plaatsvervangers geschiedt voor de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, afhankelijk van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten, voor de griffiers geschiedt dit naargelang de volgens hun getuigschrift of in een staatsexamen bewezen taalkennis.
Art. 17. Artikel 357, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de weddebijslagen die sommige magistraten genieten. Deze bepaling wordt aangevuld met een weddebijslag voor de magistraten van het gerechtelijk arrondissement Brussel die het bewijs leveren van de kennis van de andere taal.
Art. 18. Artikel 398 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet in een regeling van hiërarchie met betrekking tot de hoven en rechtbanken. Ingevolge de voorgestelde oprichting van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken, dient bepaald dat het recht van toezicht op de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde enkel toekomt aan de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel; wat betreft de vredegerechten en de politierechtbanken in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad beschikken de beide rechtbank en van eerste aanleg over een concurrerende bevoegdheid (met uitzondering van de bevoegdheid tot het nemen van tuchtmaatregelen).
Art. 19. Artikel 412, lº, van het Gerechtelijk Wetboek voorziet erin dat de tuchtmaatregel van de waarschuwing kan worden gegeven aan de vrederechters en de rechters in de politierechtbank door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het arrondissement waarin zij hun ambt uitoefenen. lngevolge de voorgestelde oprichting van een Nederlandstalige en Franstalige rechtbank van eerste aanleg, dient in een specifieke regeling te worden voorzien voor het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Aldus kan enkel de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank de waarschuwing uitspreken tegenover vrederechters en politierechters met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde; voor het grondgebied Brussel-Hoofdstad wordt de bevoegdheid van de Nederlandstalig of Franstalige rechtbank bepaald naargelang de taalrol waartoe de betrokkene behoort.
Art. 20. Artikel 515 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet erin dat de Koning het aantal gerechtsdeurwaarders bepaalt per arrondissement, onder meer na advies van de procureur des Konings.
Het is aangewezen dat in het gerechtelijk arrondissement Brussel beide procureurs de Koning van advies dienen.
Art. 21. Het voorgestelde nieuwe artikel 555quinquies betreft een algemene bepaling tot verduidelijking welke procureur des Konings in het gerechtelijk arrondissement Brussel dient in te staan voor de toepassing van onder meer de artikelen 512, 518, 526, 527 en 529 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 22. Het betreft een terminologische aanpassing ingevolge het oprichten van een Nederlandstalige en een Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Art. 23. Het voorgestelde nieuwe artikel 622bis verduidelijkt de territoriale bevoegdheid van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel. Aldus zijn enkel de Nederlandstalige rechtbanken bevoegd voor de zaken waarvoor de bevoegdheid wordt bepaald door een plaats op het grondgebied Halle-Vilvoorde. De territoriale bevoegdheid voor de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken is identiek (aangezien zij hetzelfde wettelijk bepaalde rechtsgebied bestrijken), maar wordt beperkt door de taal van de rechtspleging. Is die het Nederlands, dan zijn de Nederlandstalige rechtbanken bevoegd, is die het Frans, dan zijn de Franstalige rechtbanken bevoegd. De taal van de rechtspleging wordt bepaald conform de wet betreffende het taalgebruik in gerechtszaken.
Art. 24. Het betreft een terminologische aanpassing ingevolge het oprichten van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Art. 25. Artikel 4, 4. van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de zetel van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel gelegen is te Brussel. Gelet op de voorgestelde tweeledigheid van deze rechtbanken, dient de terminologie in deze bepaling te worden aangepast.
Art. 26. Dit artikel heeft dezelfde inhoud als artikel 19 van het wetsvoorstel, dat het huidige artikel 412, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt. De wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, voorziet evenwel in een andere invulling van artikel 412; de analoge bepaling met betrekking tot de uitoefening van het tuchtrecht door de korpschef wordt dan opgenomen in een nieuw artikel 408bis van het Gerechtelijk Wetboek.
De wet van 7 mei 1999 is in werking getreden op 1 januari 2001.
Art. 27. Deze aanpassing van artikel 1 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken bevestigt dat voor de Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel de gehele rechtspleging in betwiste zaken steeds in het Frans verloopt.
Art. 28. Deze aanpassing van artikel 2 van de wet betreffende het taalgebruik in gerechtszaken bevestigt dat voor de Nederlandstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel de gehele rechtspleging in betwiste zaken steeds in het Nederlands verloopt.
Art. 29. Deze aanpassing van artikel 3 van de wet betreffende het taalgebruik in gerechtszaken schrapt de bepaling dat vorderingen ingesteld voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel te Brussel wanneer de zaak wordt aanhangig gemaakt op grond van een territoriale bevoegdheid door een plaats welke zich op het grondgebied van Halle Vilvoorde bevindt, in het Nederlands worden behandeld. Gezien de invoeging van artikel 622bis in het Gerechtelijk Wetboek en de aanpassing van artikel 2 van de wet betreffende het taalgebruik in gerechtszaken is deze bepaling overbodig geworden.
Art. 30. Deze aanpassing van artikel 4 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken voorziet erin dat de verweerder die dit in limine litis opwerpt de mogelijkheid heeft de voortzetting van de rechtspleging te vragen voor de anderstalige rechtbank. Voor de politierechtbanken blijft de bestaande regeling onverkort gelden : hier wordt de rechtspleging in de andere taal voortgezet. De rechter behoudt evenwel zijn appreciatiebevoegdheid met betrekking tot deze aanvraag, zoals gesteld in § 2.
Art. 31. Deze aanvulling bepaalt dat, ingeval de rechter bij confrontatie met meerdere verweerders in eenzelfde zaak op verzoek van deze verweerders een andere taal aanwijst dan die welke gebruikt werd voor het opmaken van de gedinginleidende akte, de zaak dient te worden verwezen naar de anderstalige rechtbank.
Art. 32. Artikel 12 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken voorziet erin dat de ambtenaren van het openbaar ministerie zich voor hun daden van rechtsvervolging en van onderzoek steeds bedienen van de taal voorzien in strafzaken voor de rechtbank waartoe zij behoren- Aangezien in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad evenwel enkel het parket bij de Franstalige rechtbank bevoegd is voor opsporing, vervolging en onderzoek zou het huidige artikel 12 impliceren dat deze daden steeds in het Frans worden verricht, en ingevolge artikel 16 van dezelfde wet ertoe leiden dat de Franstalige correctionele rechtbank steeds bevoegd is. Om die redenen wordt bepaald dat de ambtsverrichtingen van het parket bevoegd voor het gebied Brussel-Hoofdstad steeds dienen te gebeuren in de taal van de verklaringen van de verdachte, indien hij woonachtig is in een gemeente van de Brusselse agglomeratie, onverminderd het recht van de verdachte om een taalwijziging te vragen, conform artikel 16 van de wet.
Art. 33. Het betreft een analoge bepaling ais artikel 28 van dit wetsvoorstel, toegepast op de correctionele rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Art. 34. De voorgestelde wijzigingen van artikel 43 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken verduidelijken de taalvereisten voor de magistratuur in en bij de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
De magistraten van de zetel bij zowel de Nederlandstalige als de Franstalige rechtbank, dienen door middel van hun diploma te bewijzen dat zij het examen van licentiaat in de rechten respectievelijk in het Nederlands dan wel het Frans hebben afgelegd. Tevens dient een derde van deze magistraten te bewijzen dat zij over een voldoende functionele kennis van de andere taal beschikken. Deze functionele kennis wordt getoetst door middel van een nieuw door de Koning te organiseren examen (zie de invoeging van een nieuw artikel 43septies). Indien het een alleenzetelende rechter betreft, dient die steeds over een voldoende functionele kennis van de andere taal te beschikken; in een kamer met drie rechters volstaat deze functionele kennis bij een van deze magistraten.
Wat betreft het parket bij de Nederlandstalige rechtbanken, wordt voorzien in een strikte eentaligheid : deze magistraten bewijzen middels hun diploma dat zij het examen van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd. Enkel voor de procureur des Konings en de arbeidsauditeur wordt voorzien in een wettelijke tweetaligheid. Voor het parket bij de Franstalige rechtbanken wordt bepaald dat een derde van deze magistraten over een diploma van licentiaat in de rechten in het Nederlands en een derde over een diploma van licentiaat in de rechten in het Frans dient te beschikken.
Ten slotte brengen de aanpassingen mee dat in elke sectie van het parket bij de Franstalige rechtbanken steeds een eerste substituut of substituut van de Nederlandse taalrol werkzaam is, en wordt bepaald dat de adjunct-magistraat bij de procureur des Konings bij de Franstalige rechtbanken een wettelijk tweetalige magistraat van de Nederlandse taalrol dient te zijn.
Art. 35. Het nieuwe artikel 43septies bepaalt dat de voldoende functionele kennis van de andere landstaal bij de magistraten bedoeld in artikel 43, § 5, wordt bepaald door een ander examen dan het wettelijk tweetaligheidsexamen bedoeld in artikel 43quinquies.
Art. 36. De voorgestelde wijzigingen van artikel 53 voorzien erin dat de griffiers bij de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel respectievelijk dienen te bewijzen het Nederlands of het Frans te kennen. De voorwaarde, bepaald in § 3 van dit artikel, dat de griffiers bij de rechtscolleges in het arrondissement Brussel het bewijs dienen te leveren van de kennis van beide landstalen, wordt evenwel aangepast ingevolge de oprichting van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken. Voortaan dient enkel een derde van de griffiers bij deze rechtbanken het bewijs te leveren van de kennis van beide landstalen. Voorts worden middels dit artikel enkele gedateerde bepalingen opgeheven. Er bestaan immers niet langer Vlaamse kamers in het hof van beroep te Luik, noch een Franse kamer bij het hof van beroep te Gent.
Art. 37-Art. 44. Deze artikelen passen de kaders van de rechtscolleges in het gerechtelijk arrondissement Brussel aan aan de voorgestelde oprichting van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken en de splitsing van het Brussels parket.
Enkel de kaders die vastliggen bij wet worden in dit voorstel beoogd; de Koning zal de kaders (onder meer parketsecretariaat en dergelijke) die vastgelegd zijn bij koninklijk besluit ingevolge dit wetsvoorstel aanpassen.
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie amendement nr. 10.
(Subamendement op amendement nr. 10)
Art. 34bis (nieuw)
Een artikel 34bis invoegen, luidend als volgt :
« Art. 34bis. Artikel 43quinquies, derde lid tot vijfde lid, wordt vervangen als volgt :
« « Alleen de afgevaardigd bestuurder van Selor -Selectiebureau van de Federale Overheid is bevoegd om de bewijzen uit te reiken van de kennis van de andere taal dan die waarin de kandidaat examens van de graad van doctor of licentiaat in de rechten heeft afgelegd.
De samenstelling van de examencommissie en de voorwaarden waaronder de bewijzen van de kennis van de andere taal mogen worden uitgereikt, worden bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad. »
Art. 1bis (nieuw)
Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :
« Art. 1bis. In artikel 4, § 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt de zin « De rechter doet op staanden voet uitspraak » vervangen door « De rechter beslist bij gemotiveerde beschikking binnen 8 dagen. »
Verantwoording
De wet op het gebruik der talen in gerechtszaken voorziet in de mogelijkheid tot wijziging van de taal van de rechtspleging na de inleidende akte. Voor procedures voor de rechtbanken zetelend op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gebied, voor de vrederechters van Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem, of voor de rechtbanken in het Duitstalige gebied kan een taalwijziging worden aangevraagd door de verweerder.
Het is de taak van de rechter om de ernst van de vraag tot taalwijziging na te gaan en namelijk te onderzoeken of de verweerder al dan niet een « voldoende kennis » bezit van de taal, die gebruikt werd in de inleidende akte.
Het is de taak van de rechter om de ernst van de vraag tot taalwijziging na te gaan en namelijk te onderzoeken of de verweerder al dan niet een « voldoende kennis » bezit van de taal, die gebruikt werd in de inleidende akte.
In artikel 4 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken staat dat de rechter hierover « op staanden voet uitspraak doet ». De rechter moet bijgevolg « op de banken » beslissen of de gevraagde taalwijziging gewettigd is door het gebrek aan voldoende kennis van de voor de inleidende akte gebruikte taal in hoofde van de verweerder. Dit vonnis moet bovendien gemotiveerd zijn. Op die wijze heeft de wetgever een vlugge afhandeling van de vraag tot taalwijziging mogelijk willen maken. De rechtsleer heeft terecht bedenkingen hierbij : men kan zich de vraag stellen of de wet op die wijze de rechter wel de mogelijkheid biedt om met volle kennis van zaken te oordelen over de taalwijziging. (Lindemans, L. Taalgebruik in gerechtszaken, APR, Story Scientia; Hayoit de Termicourt, Beschouwingen, p. 48).
Uit de praktijk blijkt dat heel wat rechters ter zitting onmogelijk een gemotiveerd vonnis kunnen maken. Het ontbreekt hen aan de tijd en de mogelijkheid om de eventuele stukken te onderzoeken waardoor een motivering uitblijft.
De rechtspraktijk bewijst de noodzaak om de verplichting « op staanden voet uitspraak te doen » uit de wet te lichten.
Teneinde de vraag tot taalwijziging toch op een snelle wijze te laten behandelen, willen de indieners dat een gemotiveerd vonnis binnen 8 dagen na de inleidende zitting wordt geveld, waarbij de zaak alsdan opnieuw op rol wordt gebracht. Op die wijze wordt de mogelijkheid geboden om een motivering, uit te schrijven en de nodige opzoekingen te doen in de rechtsleer en rechtspraak. Een verplichte uitspraak binnen 8 dagen zal evenmin een vertraging meebrengen op de rechtsgang. Een gemotiveerd vonnis biedt de zekerheid dat de procedure verloopt in de taal die zowel eiser als verweerder voldoende kennen, hetgeen de rechtszekerheid alleen maar ten goede kan komen.
Art. 1ter (nieuw)
Een artikel 1ter invoegen, luidend als volgt :
« Art. 1ter. Artikel 43, § 5, lid 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met de woorden :
« Het overige derde moet het bewijs leveren van een hogere kennis van de andere taal door het afleggen van het tweede examen bepaald in artikel 43quinquies, § 1, vierde lid. »
Verantwoording
Het is niet alleen noodzakelijk dat tweederde van de Brusselse magistraten een beperkte functionele kennis van de andere taal heeft door het afleggen van het eerste examen om anderstalige getuigen te kunnen horen en anderstalige stukken te kunnen begrijpen.
Volgens de taalwet (art. 43, § 5, al. 4 en 5) zijn er te Brussel ook magistraten nodig die de rechtspleging kunnen voortzetten in de andere taal en die een aanhoudingsbevel in de andere taal moeten kunnen uitvaardigen. Daarom is het bewijs van een gevorderde functionele kennis door het afleggen van het tweede examen door een derde van deze magistraten vereist om redenen van technische aard. Het amendement is daarenboven te vergelijken met de voorstellen (propositions de réforme) van procureur des Konings B.Dejemeppe, die de behoeften van de Brusselse rechtbank aldus formuleerde :
« Tous les magistrats de première instance devraient, en effet, à Bruxelles disposer d'un bagage minimum (et pas seulement les deux tiers). » (« Journal des Tribunaux », 1 maart 1997, blz. 150), waarmee hij een veralgemeende tweetaligheid beoogde.
Art. 1quater (nieuw)
Een artikel 1quater invoegen, luidend als volgt :
« Art. 1quater. Artikel 43bis, § 3, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met een vierde lid, luidend als volgt :
« De overige raadsheren moeten het bewijs leveren van de eenvoudige kennis van de andere taal door het afleggen van het eerste examen bepaald in artikel 43quinquies, § 1, derde lid. »
Verantwoording
Het is niet omdat ten minste een derde van de raadsheren van het hof van beroep te Brussel volgens het ontwerp de gevorderde kennis van de andere taal moeten bewijzen (tweede examen), dat de overige raadsheren helemaal geen kennis zouden moeten hebben van de andere taal.
Vooral in het rechtsgebied Brussel is tenminste een minimale kennis van de andere taal (eerste examen) vereist om als raadsheer te functioneren (raadplegen van rechtsliteratuur en jurisprudentie in de andere taal, onderling overleg en discussie, voeling met het sociale gebeuren).
Het « eerste » eenvoudige examen bedoeld in het wetsontwerp maakt de veralgemening van die taalkennis mogelijk. Procureur des Konings Dejemeppe wees reeds op de noodzaak van een wetsontwerp in die zin : « un projet de loi introduisant un double degré de connaissance linguistique tout en élargissant la nécessité d'une maîtrise des deux langues en appel et en cassation. » (JT, 1997, blz. 150).
Art. 1quinquies (nieuw)
Een artikel 1quinquies (nieuw) invoegen, luidend als volgt :
« Art. 1quinquies. Artikel 43quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt vervangen als volgt :
« Veertig procent van de magistraten van de zetel van het Hof van Cassatie en veertig procent van de leden van het parket bij dit hof moet, door het diploma, bewijzen de examens van het doctoraat of het licentiaat in de rechten in het Frans te hebben afgelegd; zestig procent van de leden van het hof en van het parket moet, door het diploma, bewijzen de examens van het doctoraat of het licentiaat in de rechten in Nederlands te hebben afgelegd. »
Verantwoording
De wet van 6 mei 1997 bracht het aantal raadsheren in het Hof van Cassatie op 28 en het aantal advocaten-generaal bij dit hof op 12.
Het Hof van Cassatie vroeg 6 bijkomende raadsheren, waardoor het totaal op 30 zou komen. Dat is nodig, gelet op de grote gerechtelijke achterstand en die neemt nog toe. Eind 1996 bedroeg het aantal nog te beoordelen zaken 2123, eind 1997 was dit opgelopen tot 2732 of een stijging van 28,7 %.
Het Hof ging aanvankelijk akkoord met het voorstel om 5 bijkomende raadsheren te benoemen, met een doorbreking van de taalpariteit tot gevolg. Dat is de logica zelve De pariteit kan immers niet verantwoord worden. 60 % van de bevolking behoort tot het Vlaamse volk, 40 % is Franstalig. Bij het aantal ingeleide zaken is de verhouding per taalrol ongeveer 60 % NL, 40 % FR. Bovendien is de huidige pariteit driemaal onrechtvaardig voor de Vlamingen :
1º Nederlandstalige rechtzoekenden moeten veel langer tot twee en een halve keer zo lang als de Franstaligen op een uitspraak wachten. Daardoor driegt een schending van de redelijke termijn;
2º Nederlandstalige magistraten moeten veel harder werken dan hun Franstalige collega's : in 1996 werden 1204 (54,5 %) arresten uitgesproken in het Nederlands, tegenover slechts 1 003 (45,5 %) in het Frans; in 1997 waren dat er respectievelijk 1 295 (55,5 %) en 1032 (44,5 %).
3º De Vlamingen maken 60 % uit van de bevolking en hebben toch minder kansen op benoeming op een topfunctie in de magistratuur dan Franstalige landgenoten.
De proportionaliteit invoeren is volstrekt noodzakelijk gelet op het grote onevenwicht in het aantal nog te beoordelen zaken. Zelfs als de proportionaliteit onmiddellijk wordt ingevoerd, zullen de Nederlandstalige magistraten nog jaren harder mochten werken dan hun Franstalige collega's en zullen de Vlaamse rechtzoekenden nog jaren langer moeten wachten op hun arrest dan hun Franstalige landgenoten. Eind 1997 waren bij het Hof van Cassatie nog 2732 zaken te beoordelen. Hiervan waren er 2 028 ingeschreven op de Nederlandse taalrol of 74 %. Op de Franstalige taalrol waren nog slechts 704 zaken te beoordelen.
Wij stellen derhalve voor om artikel 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken te wijzigen. De verhouding wordt dus :
18 Nederlandstalige raadsheren tegenover 12 Franstaligen;
8 Nederlandstalige advocaten-generaal tegenover 6 Franstalige.
Art. 1sexies (nieuw)
Een artikel 1sexies (nieuw) invoegen, luidend als volgt :
« Art. 1sexies. In artikel 43quater, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken wordt, na de eerste zin, de volgende zin ingevoegd :
« De overige leden van de zetel en van het parket moeten het bewijs leveren van de eenvoudige kennis van de andere taal door het afleggen van het eerste examen bepaald in artikel 43quinquies, § 1, derdelid. »
Verantwoording
Het is niet omdat zes leden van de zetel van het Hof van cassatie (op een totaal van dertig) en slechts drie leden van het parket volgens het ontwerp de gevorderde kennis van de andere taal moeten bewijzen (tweede examen) dat de overige leden niet de minste kennis zouden moeten hebben van de andere taal.
Het Hof van cassatie kan zijn taak (eenheid in de rechtspraak) niet volbrengen zonder leden die dank zij hun kennis van de andere taal hun functie (o.m. raadplegen van rechtsliteratuur en jurisprudentie in de andere taal, onderling overleg, discussie, vergaderingen in raadkamer en in het openbaar) kunnen uitvoeren.
Het « eerste » eenvoudige examen bedoeld in het wetsontwerp, maakt de veralgemening van de vereiste taalkennis mogelijk, ook op het hoogste niveau, waar de gelijkwaardigheid der landstalen en het wederzijds begrip tot uiting moeten komen.
Procureur des Konings B. Dejemeppe heeft reeds op de noodzaak van een wetsontwerp in die zin gewezen : « un projet de loi introduisant un double degré de connaissance linguistique tout en élargissant la nécessité d'une maîtrise des deux langues en appel et en cassation » (JT, 1997, blz. 150).
Art. 2
In de voorgestelde tekst van artikel 43quinquies, § 1, eerste lid, in fine, de woorden « al naargelang deze functie al dan niet een geschreven actieve taalkennis inhoudt » vervangen door de woorden « al naar gelang deze functie een eenvoudige of een gevorderde taalkennis inhoudt ».
Verantwoording
Het is de bedoeling van het ontwerp de kennis van de andere taal aan te passen aan de betrokken functie. De regel is dat de rechter, behoudens in enkele gepreciseerde uitzonderingsgevallen, recht spreekt in de taal van zijn diploma, dat de vereiste grondige kennis van de taal bewijst.
De functie van een rechter omvat echter meer dan het louter rechtspreken : hij moet ook de anderstalige rechtsleer en rechtspraak kennen, met zijn collega's kunnen communiceren in al of niet openbare vergaderingen, deelnemen aan juridisch overleg op allerlei niveaus en hij moet het tijdsgebeuren in de media kunnen volgen.
Het is daarom niet volledig juist de functionele kennis van de andere taal te toetsen in twee soorten examens, het ene in geval de magistraat « in de uitoefening van zijn functie gehouden is akten van rechtspleging te redigeren » (examen type II) zoals de memorie van toelichting stelt (blz. 6, al. 2) en het andere waar dat niet het geval is (type 1). Het is noodzakelijk dat hogere functionele taaleisen worden gesteld aan hogere magistraten, zoals in het hof van beroep, het militair gerechtshof en het Hof van cassatie (examen type II), maar dat betekent niet dat die magistraten, als zij het examen type II hebben afgelegd, daarom willekeurig, en in strijd met het grondbeginsel (rechtspraak in de taal van het diploma) in de andere taal dan die van het diploma in « tweetalige » of « taalgemengde » kamers zouden kunnen zetelen. Dergelijke kamers zijn in strijd met de grondslagen van de taalwetgeving.
De memorie van toelichting onderstreept dat de regel (« een rechter spreekt recht in de taal van zijn diploma ») reeds van 1935 dateert, en dat hij in 1967 werd bevestigd (blz. 4). Deze bevestiging wordt echter in de wettekst niet expliciet tot uitdrukking gebracht. Deze leemte kan aanleiding geven tot verwarring en mogelijk zelfs tot verkeerde interpretatie.
Sommige magistraten van de lijst moeten « in enkele uitzonderlijke gevallen » (memorie van toelichting, blz. 5) het examen type II afleggen (§ 1, al. 4) om inderdaad « ingevolge de grondwettelijke situatie » (memorie van toelichting, blz. 5) in de andere taal te kunnen rechtspreken. Voor alle magistraten in dezelfde lijst (zoals het hof van beroep, het militair gerechtshof en het Hof van cassatie) geldt de regel dat zij rechtspreken in de taal van hun diploma want hun kennis van de taal moet grondige zijn, en die grondige kennis wordt sedert 1970 uitsluitend door het diploma bewezen.
Het amendement strekt er dus toe duidelijk te maken dat voor bepaalde magistraten de gevorderde kennis van de andere taal (type II) vereist is om, bij wijze van uitzondering op de algemene regel, in de andere taal recht te spreken, maar dat voor andere magistraten (in rechtscolleges van hoger beroep en in cassatie waar de rechtspleging verloopt in de taal van de bestreden beslissing) er niet de minste reden is om van het grondprincipe af te wijken. De lijst van magistraten die het examen van gevorderde kennis van de andere taal moet afleggen (type II) maakt dit onderscheid niet.
Art. 2
De voorgestelde tekst van artikel 43quinquies aanvullen met een § 4, luidend als volgt :
« § 4. De gegevens over de door een taalexamen bewezen kennis van de andere taal die een magistraat heeft, worden beschikbaar gehouden op de griffies van de betrokken rechtbanken. Zij worden jaarlijks bekendgemaakt in de reglementen van de hoven en rechtbanken en in de jaarboeken van het Hof van cassatie. »
Verantwoording
Het invoeren van het nieuwe systeem van functionele kennis van de andere taal geeft aanleiding tot drie onderscheiden niveaus van taalkennis : (1) grondige kennis (koninklijk besluit van 9 september 1935), (2) gewone « kennis van de andere taal » (koninklijk besluit van 1 april 1970, volgens het ontwerp gelijkgeschakeld met de gevorderde kennis van het type II en (3) de eenvoudige kennis van het type II.
Rechtzoekenden hebben het recht te weten in welke mate de magistraat hen begrijpt. Daarom dienen de taal en het diploma en de aard (het type) van het afgelegde taalexamen te worden bekendgemaakt.