Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-45

ZITTING 2001-2002

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken en Pensioenen (Pensioenen)

Vraag nr. 1650 van mevrouw De Schamphelaere d.d. 9 november 2001 (N.) :
Achterstallig pensioen. ­ Cumulatie van sociale uitkeringen. ­ OCMW-steun. ­ Belastbaarheid.

Het onverwacht verlies van een echtgeno(o)t(e) is ongetwijfeld een pijnlijke gebeurtenis, waarbij dit nog gepaard gaat met talrijke onkosten (begrafenis, successie, enz.). Hierdoor ontstaat er wel een recht op een overlevingspensioen voor de langstlevende echtgeno(o)t(e), dat deze binnen de 12 maanden dient aan te vragen bij het gemeentebestuur. Doorgaans gaat dit recht in op de eerste dag van de maand tijdens welke de echtgenoot overleden is, zo hij bij zijn overlijden nog geen pensioen genoot. Wel valt er op te merken dat overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 dit pensioen niet kan worden samengevoegd met een rustpensioen of met enig ander als rustpensioen geldend voordeel (bijvoorbeeld ziekengeld, enz.).

Het afhandelen van een aanvraag inzake een overlevingspensioen kan in dergelijk geval ongetwijfeld heel wat tijd in beslag nemen, zeker als het een gemengde loopbaan betreft en/of als er ook een pensioensupplement moet worden toegekend voor gepresteerde jaren als grens- of seizoenwerknemer in het buitenland. In afwachting dat er later een achterstallig bedrag wordt uitgekeerd (dat hoog kan oplopen en waarop meestal geen bedrijfsvoorheffing is ingehouden), en de maandelijkse uitkering gebeurt van het overlevingspensioen, laat de betrokkene zich dan meestal nog zijn sociale uitkering verder uitbetalen. Deze dient echter later volledig terugbetaald te worden aan de pensioendiensten vanaf het ogenblik dat het recht op overlevingspensioen ingaat.

Diegene die niet in dit geval verkeert, en geen eigen inkomsten heeft, is in afwachting van een uitbetaling meestal aangewezen op eventueel (terugvorderbare) voorschotten van het OCMW.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord vernomen op volgende vragen :

1. Is hij er zich van bewust dat ingeval de betrokkene achteraf te veel ontvangen sociale uitkeringen om redenen die hoger zijn omschreven dient terug te betalen (zeker wanneer dit gebeurde na het burgerlijk jaar van het overlijden) hij bepaalde problemen kan ondervinden bij de belastingen, daar er dan negatieve fiches ­ model nr. 281.25 ­ dienen te worden afgeleverd ?

2. Overweegt hij daarom niet om voortaan nā de ontvangstmelding van de aanvraag tot overlevingspensioen de betrokkene hierop te wijzen en hem aan te raden (indien nodig) onmiddellijk een (eventueel terugvorderbaar) voorschot aan te vragen bij het OCMW zodat dit probleem met de belasting kan worden vermeden ?

3. Is het mogelijk om voortaan de betrokkene, wanneer hij in kennis gesteld wordt dat een belangrijk bedrag aan achterstallen zal worden uitbetaald, erop te wijzen, dat dit het jaar nā de uitbetaling dient te worden aangegeven in de personenbelasting, en deze best dadelijk voorafgaandelijk laat uitrekenen hoeveel hierop dient te worden bijbetaald, om later niet voor onaangename financiële verrassingen komen te staan ?

4. Overweegt hij niet om voortaan best op deze achterstallen (die aan een gunstvoordeel worden belast) toch een zekere bedrijfsvoorheffing (best wel nā akkoordverklaring) in te houden ?

5. Overweegt hij niet in dergelijk geval, om redenen van sociale aard, de (overblijvende) som kwijt te schelden die de langstlevende echtgeno(o)t(e) dan nog moet (bij)betalen om het volledig recht te verkrijgen van gelijkstelling om studieperioden ?

Antwoord : Op de vraag gesteld door het geachte lid, houd ik er vooreerst aan de volgende verduidelijkingen aan te brengen.

Het recht op het overlevingspensioen werknemer wordt ambtshalve onderzocht :

1š als de overleden echtgenoot bij zijn overlijden effectief een rustpensioen genoot, vroeger een dergelijke pensioen had genoten, eraan had verzaakt of zijn uitkering niet had gekregen om de andere echtgenoot toe te laten het rustpensioen te bekomen berekend aan gezinsbedrag;

2š als, op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot :

a) er nog geen kennis gegeven werd van enige definitieve beslissing in verband met het recht op het rustpensioen als gevolg van het indienen van een aanvraag of als gevolg van een ambtshalve onderzoek;

b) er kennis gegeven werd van een beslissing in verband met het recht op het rustpensioen en dat het overlijden plaatsvond tussen de datum van kennisgeving van de beslissing en de ingangsdatum van het rustpensioen.

In de andere veronderstellingen, is een effectieve aanvraag noodzakelijk.

Het overlevingspensioen is niet uitkeerbaar als de gerechtigde een niet-toegelaten beroepsactiviteit uitoefent, of als hij een uitkering geniet wegens ziekte, invaliditeit, werkloosheid, een uitkering wegens loopbaanonderbreking of vermindering van prestaties, een aanvullende vergoeding toegekend in het kader van een conventioneel brugpensioen (artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967).

Het overlevingspensioen kan daarentegen vereffend worden samen met een rustpensioen onder de strikte naleving van de wettelijke bepalingen waarbij de cumulatie van deze twee uitkeringen wordt geregeld.

Het geachte lid gaat uit van de hypothese dat de betrokkene, tijdens de periode waarin het overlevingspensioen wordt onderzocht, verder sociale vergoedingen ontvangt die onverenigbaar zijn met het gevraagde overlevingspensioen.

De dossiers overlevingspensioenen worden bij voorrang afgehandeld. Indien nodig zal door de Rijksdienst voor pensioenen (RVP) een voorlopige beslissing worden getroffen binnen de kortst mogelijke tijd.

Ik meen dan ook dat het niet nodig is om de langstlevende echtgenoot expliciet aan te raden om terugvorderbare voorschotten aan te vragen bij het OCMW.

Zodra het overlevingspensioen is toegekend, stelt de RVP de door deze beslissing ontstane achterstallen vast, brengt ze het bedrag aan sociale uitkeringen door betrokkene genoten in mindering en stort deze aan de instelling die deze prestaties heeft uitbetaald. Als deze operatie tijdens het jaar van overlijden gebeurt, zal deze instelling enkel een positieve fiscale fiche opmaken met vermelding van de uitkeringen die ze effectief heeft uitgekeerd. Als deze operatie plaatsvindt buiten deze termijn, zal een negatieve fiscale fiche opgesteld worden ter verbetering van de oorspronkelijke uitgegeven fiscale fiche.

Indien het maandelijks pensioenrecht aan de voorschriften van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is, houdt de RVP eveneens een voorheffing in op de achterstallen; de omvang van de fiscale heffing op het maandelijks belastbaar bedrag bepaalt de omvang van de fiscale inhouding te verrichten op de achterstallen.

De fiscale fiche 281.11 vermeldt afzonderlijk de volledige achterstallen verschuldigd voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de fiscale fiche betrekking heeft, dit om aan betrokkene toe te laten er een aparte belastingaanslag van te bekomen.

De mogelijkheid die door de pensioenreglementering voor werknemers geboden wordt om ­ mits bijdragebetaling ­ studiejaren te regulariseren, mondt uit in de toekenning van een hoger pensioenbedrag. Indien bij het overlijden van de echtgenoot in wiens hoofde de procedure van regularisatie hangende is, de (nog) verschuldigde bijdragen kwijtgescholden worden, zou dit een ongelijke behandeling inhouden ten opzichte van de langstlevende wiens echtgenoot geen aanvraag om regularisatie van de studieperioden had ingediend.

In de mate dat uw tussenkomst een specifiek dossier zou betreffen, blijven de diensten van de RVP verder tot uw beschikking voor elke aanvullende verduidelijking.