2-1037/1 | 2-1037/1 |
1 FEBRUARI 2002
Artikel 747, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de termijnen binnen welke conclusies moeten worden genomen. Die bepaling schrijft voor dat elke partij beschikt over een maand om zijn hoofdconclusies neer te leggen. De verweerder beschikt over vijftien dagen om zijn eventuele aanvullende conclusies neer te leggen. Deze termijnen worden systematisch stilzwijgend verlengd. Er is immers in geen enkele sanctie voorzien wanneer de partijen die conclusie nemen, de termijnen overschrijden.
Wanneer de tegenpartij talmt met het nemen van conclusies, kan de meest gerede partij de toepassing van artikel 751, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek vragen. In deze bepaling staat dat de meest gerede partij ten aanzien van de partij die binnen de vastgestelde termijn geen conclusie heeft genomen, een vonnis kan vorderen dat geacht wordt op tegenspraak te zijn gewezen. De partij die geen conclusies heeft genomen, ontvangt een verwittiging. Die verwittiging bepaalt dat de verwittigde partij over een termijn van twee maanden beschikt om haar conclusies neer te leggen. De conclusies die na het verstrijken van deze termijn zijn neergelegd, worden ambtshalve uit de debatten geweerd. Die verwittiging vermeldt ook de plaats, de dag en het uur waarop het vonnis zal worden gevorderd en bevat de mededeling dat dit vonnis zelfs bij afwezigheid van de verwittigde partij een vonnis op tegenspraak zal zijn.
Worden conclusies neergelegd binnen de voorgeschreven termijn en wil de partij die de toepassing van artikel 751, § 1, heeft gevraagd, op haar beurt conclusies nemen, dan verzoekt zij uiterlijk 10 dagen vóór de rechtsdag om verwijzing naar de rol.
In de praktijk reikt artikel 751 van het Gerechtelijk Wetboek het « ultieme wapen » aan waarvan een partij gebruik kan maken om de zaak eenzijdig voor de rechtbank te brengen wanneer de tegenpartij halsstarrig blijft weigeren de zaak in gereedheid te brengen. Wanneer een of meerdere partijen een beroep doen op de toepassing van artikel 751 van het Gerechtelijk Wetboek, zijn de wettelijke termijnen voor het in gereedheid brengen van de zaak gewoonlijk reeds lang overschreden. Kortom, de toepassing van artikel 751 bestraft gewoonlijk de partij die te kwader trouw is of uiterst lang talmt.
De indiener van het voorstel is van mening dat er geen reden is om aan de in gebreke blijvende partijen twee bijkomende maanden toe te kennen om conclusies te nemen. Hij stelt derhalve voor om in het kader van de toepassing van artikel 751, § 1, de termijn voor de indiening van conclusies tot één maand te beperken.
Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 751, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen door de wet van 3 augustus 1992, worden de woorden « een termijn van twee maanden » vervangen door de woorden « een termijn van één maand ».
6 december 2001.
Philippe MONFILS. |