2-1035/1 | 2-1035/1 |
1 FEBRUARI 2002
Wat betreft de betaling van sociale bijdragen, hebben de zelfstandigen en de helpers waarop het sociaal statuut der zelfstandigen van toepassing is, twee verplichtingen : zich aansluiten bij een sociale verzekeringskas en hun bijdragen betalen.
Zodra die aansluiting een feit is, ontvangt de zelfstandige (of de bovenvermelde helper) elk kalenderkwartaal een vervaldagbericht dat het bedrag vermeldt van de bijdrage die verschuldigd is voor elk kwartaal waarin de zelfstandige zijn activiteit uitoefent.
De bijdrage moet worden betaald op het einde van elk kwartaal waarbij het bedrag uiterlijk de laatste werkdag van het betrokken kwartaal op het credit van de rekening van het sociaal verzekeringsfonds moet worden gebracht. De betaaldata moeten worden in acht genomen op straffe van verhoging van het kwartaalbedrag.
Sedert 1 januari 1997 komt hierbij een eenmalig bijkomende verhoging van 7 % die per 1 januari van het kalenderjaar wordt toegepast op elke onbetaalde bijdrage die of op elk onbetaald saldo dat voor het eerst tussen 1 januari en 31 december van het verstreken jaar wordt gevorderd en op die laatste datum nog niet is betaald.
De niet-betaling binnen de gestelde termijnen wordt tweemaal bestraft, namelijk met een verhoging per kwartaal en met een jaarlijkse verhoging :
Verhoging per kwartaal
Alle bijdragen die niet zijn betaald bij het verstrijken van een kalenderkwartaal, worden verhoogd met 3 %. Zo moet bijvoorbeeld de betaling van de bijdrage voor het eerste kwartaal van het jaar 2000 uiterlijk op 31 maart 2000 op het credit worden gebracht van de rekening van de sociale verzekeringskas.
Zolang deze bijdrage niet volledig is betaald, wordt bij het verstrijken van elk volgend kwartaal de verhoging opnieuw toegepast op die bijdrage of op het gedeelte ervan dat niet betaald werd.
Jaarlijkse verhoging
Ze wordt los van de verhoging per kwartaal toegepast en bedraagt 7 %. In tegenstelling tot de verhoging per kwartaal is de jaarlijkse verhoging niet terugkerend. Dat betekent dat op een gegeven bijdrage slechts één enkele jaarlijkse verhoging kan worden toegepast.
Die jaarlijkse verhoging wordt berekend op alle bijdragen die verschuldigd blijven bij het verstrijken van het kalenderjaar.
In het bovenvermelde voorbeeld, waarin de betaling van de bijdrage voor het eerste kwartaal op het credit gebracht wordt van de rekening van de sociale verzekeringskas op 2 juli 2000, zal er geen jaarlijkse verhoging worden toegepast voor de bijdrage van het eerste kwartaal van 2000 aangezien die betaald werd voor het einde van het jaar 2000.
Drie voorbeelden tonen aan dat deze regeling toch wel heel ver gaat :
De bijdragen voor het eerste kwartaal van 2000 moeten betaald worden vóór 31 maart 2000. Indien bij het verstrijken van het lopende kalenderjaar de bijdragen voor het eerste kwartaal onbetaald blijven, dan volgt er op 1 januari 2001 een jaarlijkse verhoging van 7 % en een terugkerende verhoging per kwartaal van 3 % (4 kwartalen vermenigvuldigd met 3 %, dat wil zeggen 12 %). In totaal is dat 19 % voor een kwartaalbijdrage die gedurende een jaar onbetaald blijft.
De bijdragen voor het vierde kwartaal van 2000 moeten betaald zijn voor 31 december 2000. Indien op het einde van het lopende kalenderjaar de bijdragen voor het vierde kwartaal onbetaald blijven, dan volgt er op 1 januari 2001 een jaarlijkse verhoging van 7 % en een verhoging per kwartaal van 3 %. In totaal is dat 10 % voor één kwartaalbijdrage die gedurende enkele dagen onbetaald is gebleven.
Stel dat bijdragen gedurende een volledig jaar niet worden betaald. De achterstallige betaling zal in dat geval leiden tot de volgende verhogingen :
Uitblijven van de betaling voor het eerste kwartaal gedurende een jaar : 12 %
Uitblijven van de betaling voor het tweede kwartaal gedurende een jaar : 9 %
Uitblijven van de betaling voor het derde kwartaal gedurende een jaar : 6 %
Uitblijven van de betaling voor het vierde kwartaal gedurende een jaar : 3 %
Op 1 januari 2001 zal de bijdrageplichtige 30 % verhoging bijbetalen op een bedrag dat overeenstemt met een kwartaalbijdrage en 7 % verhoging op een bedrag dat overeenstemt met alle voor het volledige jaar verschuldigde bijdragen.
Die verhogingen komen neer op een totale verhoging van 14,5 % van het voor het volledige jaar verschuldigde bedrag.
De vertraging of de niet-betaling van de bijdragen en van de verhogingen die daaruit voortvloeien, kan niet alleen leiden tot de toepassing van kwartaal- en jaarlijkse verhogingen maar ook tot de opschorting van de betaling van kinderbijslag. Doordat de verzekerde geen bijdragebon kan voorleggen, overtreedt hij ten slotte ook nog de regeling inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Dit wetsvoorstel heeft tot doel de jaarlijkse verhoging voor het niet tijdig betalen van bijdragen af te schaffen. De zelfstandige of de helper (op wie het sociaal statuut van de zelfstandigen van toepassing is), die het moeilijk heeft om de eindjes aan elkaar te knopen, wordt immers geconfronteerd met een dubbele verhoging wegens het niet-betalen van bijdragen en met een mogelijke opschorting van de betaling van de kinderbijslag. Daarbovenop krijgt hij moeilijkheden met de ziekte- en invaliditeitsverzekering. De indiener herinnert eraan dat de rechten van de zelfstandige (of van de helper op wie het statuut van de zelfstandige van toepassing is) grotendeels afhangen van de betaling van de bijdragen.
Het is de bedoeling de jaarlijkse verhoging van de bijdragen voor de zelfstandigen en de helper op wie het zelfstandigenstatuut van toepassing is, af te schaffen met dien verstande dat de terugkerende verhoging van de bijdrage per kwartaal van toepassing blijft tot de onbetaald gebleven bijdragen betaald zijn.
Artikel 2 beoogt de afschaffing van de jaarlijkse verhoging van 7 % die aan de zelfstandigen wordt opgelegd wegens het niet-betalen van bijdragen tijdens een kalenderjaar.
Artikel 3 is een louter technische aanpassing aan de opheffing van artikel 44bis van het koninklijk besluit van 19 december 1967.
Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 44bis van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement ter uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 juli 1996, wordt opgeheven.
Art. 3
In artikel 48, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 9 augustus 1978 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 juli 1996, vervallen de woorden « en 44bis ».
Art. 4
Deze wet treedt in werking op 1 januari 2002 en is van toepassing op de sociale bijdragen die verschuldigd zijn voor het vierde kwartaal van 2001.
28 november 2001.
Philippe MONFILS. |