2-876/8 | 2-876/8 |
30 JANUARI 2002
Evocatieprocedure
Nr. 3 : van mevrouw Nyssens.
Nr. 36 : van mevrouw Nyssens.
Nr. 5 : van mevrouw Nyssens.
Nr. 37 : van mevrouw Nyssens.
Art. 10bis (nieuw)
Nr. 38 : van mevrouw Nyssens.
Nr. 20 : van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere.
Nrs. 13, 25 en 26 : van mevrouw Nyssens.
Nr. 18 : van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere.
Nrs. 31 en 32 : van mevrouw Nyssens.
Nr. 39 : van de heer Vandenberghe.
Nr. 35 : van mevrouw Nyssens.
Art. 2
In de eerste volzin van het eerste lid van het voorgestelde artikel 75bis, na de woorden « hetzij op vordering van het openbaar ministerie », invoegen de woorden « in voorkomend geval op verzoek van de persoon tegen wie een opsporingsonderzoek loopt ».
Verantwoording
Er mag niet worden geraakt aan het parallellisme met amendement nr. 10 op artikel 86bis, § 1, betreffende de volledige anonimiteit. Dit amendement nr. 10 werd aangenomen.
Zowel de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » als de Raad van State merken op dat de persoon tegen wie een opsporingsonderzoek loopt, ook aan de onderzoeksrechter moet kunnen vragen een anonieme getuige te horen via het openbaar ministerie. Deze intentie van de minister vindt men terug in de voorbereidende teksten (stuk Kamer, nr. 1185/001, blz. 25-26).
De tekst is echter onduidelijk. In tegenstelling tot wat de minister in zijn verantwoording beweert, volstaan de woorden « van de persoon tegen wie de strafvordering wordt ingesteld in het kader van een gerechtelijk onderzoek » niet om te weten dat een dergelijk verzoek om gedeeltelijke anonimiteit mogelijk is in het kader van het opsporingsonderzoek, noch op welke wijze dit kan geschieden. Deze woorden slaan immers niet op de fase van het opsporingsonderzoek, maar alleen op die van het gerechtelijk onderzoek (advies van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », blz. 11-12).
Clotilde NYSSENS. |