2-386/5

2-386/5

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

10 JANUARI 2002


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW TAELMAN


I. PROCEDURE

De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen van de heer Thissen c.s. besproken op haar vergaderingen van 18 oktober 2001, 8 november 2001, 22 november 2001, 6 december 2001 en 10 januari 2002.

Op de vergadering van 18 oktober 2001 werd mevrouw Taelman aangewezen als rapporteur, heeft de heer Thissen een inleidende uiteenzetting gegeven en besloot de commissie over het voorstel van bijzondere wet een advies binnen een termijn van ten hoogste drie dagen te vragen aan de Raad van State, afdeling wetgeving.

Op 30 oktober 2001 werd door de Raad van State, afdeling wetgeving, een spoedeisend advies uitgebracht : zie stuk Senaat, nr. 2-386/2, 2001-2002.

Na bespreking van dit advies in commissie op de vergadering van 8 november 2001, werd aan de diensten gevraagd een nota te bezorgen aan de leden met betrekking tot de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en de onverenigbaarheden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschapsraad (1).

Op de vergadering van 22 november 2001 dienden de senatoren Vankrunkelsven en Van Quickenborne de amendementen nrs. 1 tot en met 7 in. Na bespreking hiervan besliste de commissie om een aantal precieze vragen voor te leggen aan twee grondwetspecialisten : professor Jan Velaers van de Universiteit Antwerpen (UFSIA) en professor Francis Delpérée van de Université Catholique de Louvain (UCL).

Beide professoren lichtten hun adviezen toe op de vergadering van 6 december 2001. De schriftelijke adviezen van beide professoren gaan als bijlage II bij dit verslag.

Geïnspireerd door het advies van professor Francis Delpérée, dienden de indieners van het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, op de vergadering van 10 januari 2002 de amendementen nrs. 8, 9 en 10 in ter vervanging van het oorspronkelijke voorstel van bijzondere wet. Op dezelfde vergadering werden deze amendementen aangenomen en werd het geamendeerde voorstel van bijzondere wet goedgekeurd.

II. VERSLAG VAN DE BESPREKING

1. Inleidende uiteenzetting door de heer Thissen, hoofdindiener van het voorstel van bijzondere wet tot hervorming der instellingen

Het grondgebied van het Waalse Gewest omvat de hele Duitstalige Gemeenschap.

De bijzondere wet staat de leden van de Waalse Gewestraad toe de eed in de eerste plaats in het Duits af te leggen. Leden die dat doen, nemen geen deel aan de stemmingen in de Waalse Gewestraad over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren.

Tenzij wordt voorzien in een uitdrukkelijke wetsbepaling, kunnen de leden van de Franse Gemeenschapsraad die de eed in het Duits hebben afgelegd, niet door een opvolger worden vervangen voor de stemmingen in de Franse Gemeenschapsraad en evenmin in de Waalse Gewestraad, maar daar uitsluitend voor de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening is overgedragen aan de Waalse Gewestraad.

Het resultaat is, dat de Franse Gemeenschapsraad momenteel twee leden moet missen omdat twee leden van de Waalse Gewestraad de eed in het Duits hebben afgelegd : de heer Stoffels en de heer Keutgen. Die twee leden zijn niet verkozen voor de Duitstalige Gemeenschapsraad. De samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad is momenteel dus niet volledig.

Voor de goede werking van de Franse Gemeenschapsraad en om het oorspronkelijke evenwicht van 75 leden afkomstig uit de Waalse Gewestraad en 19 leden afkomstig uit de Brusselse Hoofdstedelijke Raad in acht te nemen, moet er volgens de heer Thissen een definitieve oplossing komen. Daartoe strekt dit voorstel.

Deze scheefgetrokken situatie moet zo snel mogelijk worden geregeld : men kan zich immers afvragen of de besluiten van de Franse Gemeenschapsraad niet onregelmatig zijn, gezien de onvolledige samenstelling van de vergadering.

De hoofdindiener stelt voor het tweede lid van artikel 50 van de bijzondere wet te wijzigen zodat de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, in de Franse Gemeenschapsraad vervangen worden door hun opvolgers.

De bedoeling is een abnormale situatie recht te trekken en een leemte in de wetgeving op te vullen.

2. Algemene bespreking van het voorstel van bijzondere wet

2.1. Eerste bespreking van het voorstel van bijzondere wet

De heer Caluwé wenst een antwoord op de volgende vragen :

1º Maakt de persoon die de eed in het Duits aflegt voor de Waalse Gewestraad automatisch deel uit van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap ?

Hierop wordt ontkennend geantwoord door de heer Thissen, hoofdindiener van het voorstel van bijzondere wet : de huidige twee leden die in de Waalse Gewestraad de eed in het Duits hebben afgelegd, zijn niet verkozen in de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Dergelijke situatie heeft zich wel voorgedaan tijdens de vorige legislatuur met de heer Damseaux die rechtstreeks verkozen was in de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en in de Waalse Gewestraad. Maar overeenkomstig artikel 24bis, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bestaat er een onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de gemeenschapsraden. Deze onverenigbaarheid bestaat echter niet voor de twee huidige leden van de Waalse Gewestraad die hun eed in het Duits hebben afgelegd. Zij kunnen zitting hebben in de Franse Gemeenschapsraad maar hebben geen stemrecht. Zij hebben echter beslist geen zitting te hebben in de Franse Gemeenschapsraad. Dit heeft tot gevolg dat er twee zetels onbezet zijn in de Franse Gemeenschapsraad want zij kunnen niet vervangen worden door hun opvolgers.

2º Overeenkomstig het huidige artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, mag een lid van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits heeft afgelegd, in de Waalse Gewestraad niet deelnemen aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren. Is deze bepaling in onderhavig geval ook van toepassing ?

De heer Thissen antwoordt hierop bevestigend. Er worden in de Waalse Gewestraad vaak twee stemmingen georganiseerd : één waaraan de Duitstaligen deelnemen (gewestaangelegenheden) en één waaraan de Duitstaligen niet deelnemen (aangelegenheden, overgedragen door de Franse Gemeenschap).

3º Het voorstel heeft concreet tot gevolg dat een mandaat in twee wordt gesplitst : genieten de betrokkenen dan nog een volle parlementaire vergoeding of een halve ?

De heer Thissen wijst erop dat dit probleem geregeld werd naar aanleiding van het geval « Damseaux » : de betrokkenen worden beschouwd als volwaardige parlementsleden.

4º Is het de bedoeling dat de opvolgers ook zitting zouden hebben in de Waalse Gewestraad wanneer over aangelegenheden wordt gestemd die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren ?

De heer Thissen antwoordt hierop ontkennend. Hij geeft toe dat dit een lacune is in het voorstel maar hij is er niet van overtuigd dat dit probleem in een bijzondere wet moet worden geregeld.

De heer Cheron is van oordeel dat het wellicht goed zou zijn dat de opvolgers die de eed in het Frans zouden afleggen ook zouden kunnen stemmen in de Waalse Gewestraad voor de aangelegenheden die door de Franse Gemeenschap zijn overgedragen. Dit lijkt vergezocht maar het is niet ondenkbaar in het huidige systeem.

De heer Caluwé is van oordeel dat men de huidige situatie ook zou kunnen laten verder bestaan : dit is volgens hem ook verdedigbaar en zou een gelijke behandeling van alle gemeenschapsbevoegdheden geranderen. Maar hij verzet zich niet tegen het voorstel. Mathematisch hebben de Duitstaligen ongeveer recht op twee verkozenen in het Waals Parlement. Hun kiezers zijn op vandaag niet vertegenwoordigd in de Franse Gemeenschapsraad. Door de twee leden te vervangen door hun opvolgers die wél de eed in het Frans zouden afleggen, worden deze kiezers wél vertegenwoordigd in de Franse Gemeenschapsraad.

De heer Thissen wijst erop dat op dit ogenblik een 70 000-tal kiezers (behorende tot de Duitstalige Gemeenschap : dit is een levende gemeenschap op het territorium van het Waalse Gewest) niet vertegenwoordigd zijn in de Franse Gemeenschapsraad. Via het voorstel wordt aan dit democratisch deficit geremedieerd, zij het gedeeltelijk. Hij benadrukt dat het al dan niet deel uitmaken van een Gewest bepaald wordt door het territorium waarop men zich vestigt en niet door de taalaanhorigheid.

Ook de heer Barbeaux is van oordeel dat het probleem dat zich nu stelt zo snel mogelijk moet worden opgelost aangezien men zich terecht vragen kan stellen over de niet-rechtsgeldige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad met alle mogelijke juridische gevolgen van dien (bijvoorbeeld rechtsgeldigheid van de aangenomen decreten).

De heer Thissen wijst erop dat in artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inderdaad de verhouding 75-19 is vastgelegd voor de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad.

De voorzitter is echter van oordeel dat, wat de rechtsgeldigheid van de gestemde decreten betreft, er geen probleem is. Er is immers geen sanctie bij het al dan niet rechtsgeldig samengesteld zijn van de Franse Gemeenschapsraad. Ook de Senaat is, naar de letter van de Grondwet, niet rechtsgeldig samengesteld : er zetelt immers geen Brusselse Nederlandstalige in de Senaat hoewel dit is voorzien in artikel 67, § 2, van de Grondwet. Het is de kiezer die in deze zo heeft beslist.

2.2. Beslissing tot het vragen van een advies aan de Raad van State, afdeling wetgeving

De voorzitter stelt voor om over dit voorstel van bijzondere wet het advies te vragen van de Raad van State aangezien een wijziging wordt voorgesteld aan artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

De hoofdindiener van het voorstel van bijzondere wet, de heer Thissen, heeft hiertegen geen bezwaar voorzover het een spoedeisend advies betreft. Het is immers reeds sedert 1,5 jaar dat de Franse Gemeenschapsraad niet meer rechtsgeldig is samengesteld.

De heer Lozie stelt voor aan de Raad van State twee vragen ter onderzoek voor te leggen : één betreft de vraag of de Franse Gemeenschapsraad op dit ogenblik nog rechtsgeldig is samengesteld, gezien het feit dat twee zetels onbezet zijn; het tweede betreft de vraag in verband met de scheeftrekking in de verhouding tussen de Brusselaars en de Walen in de Franse Gemeenschapsraad door het onbezet zijn van twee zetels, waardoor de verhouding niet 19-75, maar 19-73 is.

2.3. Advies van de Raad van State, afdeling wetgeving

Op 30 oktober 2001 brengt de Raad van State, afdeling wetgeving, zijn spoedeisend advies uit : zie stuk Senaat, 2001-2002, nr. 2-386/2.

Samengevat stelt de Raad van State, afdeling wetgeving, dat het hem niet duidelijk is in welk opzicht de regel die thans opgenomen is in artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, te weten dat de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd niet deelnemen aan de stemmingen, aanleiding zou kunnen geven tot betwisting met betrekking tot de geldigheid van de decreten van de Franse Gemeenschapsraad. Het Arbitragehof heeft er immers meermaals op gewezen dat het niet bevoegd is om het proces van totstandkoming van wetsbepalingen te toetsen, doch uitsluitend de inhoud van die bepalingen.

De Raad van State, afdeling wetgeving, herinnert er wel aan dat de wijze waarop de Waalse Gewestraad bepaalde decreten aanneemt aan kritiek onderhevig is en dat het voorstel van bijzondere wet dat probleem niet regelt. Het betreft het geval van decreten van het Waals Gewest waarbij zowel de gewestbevoegdheden als de gemeenschapsbevoegdheden worden uitgeoefend die de Franse Gemeenschap heeft overgedragen aan het Waals Gewest.

2.4. Tweede bespreking van het voorstel van bijzondere wet

2.4.1. Alternatief voorstel van de senatoren Vankrunkelsven en Van Quickenborne : afzonderlijke Duitstalige kieskring voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad

De heer Vankrunkelsven verklaart dat hij reeds geruime tijd werd aangesproken door leden van de Duitstalige Gemeenschap over het probleem waaraan het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. poogt te remediëren. Hij had hiervoor ook reeds een voorstel van wet klaargestoomd maar nog niet ingediend. Hij brengt via amendementen zijn voorstel mee in het debat : zie stuk Senaat, 2001-2002, nr. 2-386/3.

Uit de lezing van het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving, begrijpt de heer Vankrunkelsven dat er eigenlijk geen probleem is met de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad. De Raad van State verwijst bovendien naar het bestaan van een gelijkaardige situatie in het Vlaams Parlement : de Brusselse Vlamingen stemmen ook niet mee over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest behoren.

Maar de spreker wenst wel aan te nemen dat er een oplossing moet gegeven worden aan het ­ voornamelijk ­ politieke probleem. Vandaar dat hij amendementen indient op het voorstel van bijzondere wet. Op vandaag worden de Duitstaligen soms wel en soms niet verkozen voor de Waalse Gewestraad in functie van de plaats die de betrokkenen bekleden op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen. De heer Vankrunkelsven stelt voor dat men het aantal leden van de Waalse Gewestraad zou verhogen van 75 leden naar 77 leden. Bovendien stelt hij voor dat men bij wet zou vastleggen dat er gegarandeerd twee Duitstaligen in de Waalse Gewestraad zouden zetelen. Hierdoor zouden de 75 leden die gekozen zijn in de Waalse Gewestraad en die hun woonplaats niet hebben in één van de gemeenten van het Duitse taalgebied allen als volwaardige leden kunnen zetelen in de Franse Gemeenschapsraad zonder dat de verhouding 75-19 in het gedrang zou komen. Op deze wijze wordt ook de onzekere situatie voor de Duitstaligen in de Waalse Gewestraad (al of geen verkozene) geregeld.

Op dit ogenblik wordt er door het Waalse Gewest een twintigtal miljard frank besteed aan overgedragen gemeenschapsbevoegdheden. Dit zijn gewestmiddelen die met andere woorden niet voor Waalse Gewestaangelegenheden kunnen worden aangewend. De vraag rijst dan ook, aldus de spreker, of deze middelen waarvoor de Duitstaligen ook bijdragen via het betalen van belastingen niet onrechtvaardig worden afgewend. Een gelijkaardig probleem doet zich volgens de spreker voor op het niveau van de provincie Luik. Dit is een ander knelpunt dat zou moeten worden opgelost maar dat vandaag niet aan de orde is.

De heer Vankrunkelsven voegt er nog aan toe dat zijn amendementen nrs. 6 en 7 erin voorzien dat het oorspronkelijke voorstel van bijzondere wet wordt behouden als een efficiënte tijdelijke oplossing voor het probleem van de goede werking van de Franse Gemeenschap. De door de amendementen nrs. 4 en 5 voorgestelde wijzigingen zullen dan ook pas in werking treden bij de eerstvolgende verkiezingen van de Waalse Gewestraad.

De heer Thissen is van oordeel dat de complexiteit van het Belgische institutionele landschap steeds verbeteringen noodzakelijk maakt maar hij pleit ervoor dat men het punctuele probleem van de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad zou oplossen, zoals in zijn voorstel van bijzondere wordt voorgesteld. Het voorstel van bijzondere wet heeft als enige doel ervoor te zorgen dat de Franse Gemeenschapsraad eindelijk volledig zal zijn samengesteld. Hij is bereid om de voorstellen van de heer Vankrunkelsven te onderzoeken maar hij is van oordeel dat dan toch moet worden onderzocht of hetgeen de heer Vankrunkelsven voorstelt niet onder de constitutieve autonomie valt.

Voor wat het fiscaal argument betreft, wijst de heer Thissen erop dat in het Waals Gewest iedereen op dezelfde wijze belastingen betaalt, dus ook de Duitstaligen. De Duitstaligen maken integraal deel uit van het Waals Gewest. De opbrengst van de gewestbelastingen wordt evenredig verdeeld over het territorium van het Waals Gewest en onder alle inwoners van het Waals Gewest. Hij ziet hier dan ook geen probleem.

Het wettelijk garanderen van twee Duitstalige verkozenen, is volgens de heer Thissen haalbaar maar zou een complexe regeling vergen. Het is volgens hem bovendien niet nodig omdat het samenleven in de Duitstalige faciliteitengemeenten goed verloopt. Zoals de vertegenwoordiging op vandaag geregeld is, beantwoordt dit perfect aan de realiteit op het terrein. De Duitstalige Gemeenschap beslaat ongeveer 1/3 van het arrondissement van Verviers, wat het aantal inwoners betreft. Voor het arrondissement Verviers zijn er zes personen te verkiezen bij elke verkiezing voor de Waalse Gewestraad. Het is echter ondenkbaar, louter om electorale redenen, dat de politieke partijen niet ten minste één Duitstalige kandidaat op een verkiesbare plaats zouden zetten. Het lid is van oordeel dat het systeem vandaag de dag naar behoren functioneert, wat echter niet betekent dat er geen evolutie in het systeem zou mogelijk zijn. Op dit ogenblik kunnen de Duitstaligen echter mathematisch zeker zijn van hun twee verkozenen.

Met zijn wetsvoorstel beoogt de heer Thissen er louter voor te zorgen dat de Franse Gemeenschapsraad volledig zou zijn samengesteld.

Mevrouw Taelman sluit zich grotendeels aan bij de tussenkomst van de heer Thissen en is van oordeel dat het voorstel van de heer Vankrunkelsven om het aantal leden van de Waalse Gewestraad op te drijven van 75 naar 77 leden, moet geregeld worden via de constitutieve autonomie, alhoewel het juridisch-technisch mogelijk is om het bij bijzondere wet te wijzigen. Zij is van oordeel dat het binnen de huidige communautaire logica aangewezen is dat de betrokkenen zelf beslissen tot een verhoging van hun ledenaantal.

De heer Vankrunkelsven repliceert dat hij bij het tot stand komen van zijn amendementen zich wel degelijk goed geïnformeerd heeft bij de Duitstaligen. Wat het fiscaal argument betreft, meent de heer Vankrunkelsven dat de heer Thissen hem niet goed heeft begrepen : in de financiering van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van het Waalse Gewest, wenst de heer Vankrunkelsven zich niet te moeien : over de verdeling van de middelen over het Waalse Gewest, gaat zijn interventie niet. Zijn tussenkomst heeft enkel betrekking op de bevoegdheden die door de Franse Gemeenschap werden overgedragen aan het Waalse Gewest. Bij de financiering van deze bevoegdheden, bestaat er wel degelijk een probleem van afwending van middelen die in het Waalse Gewest zijn vergaard maar die niet aan iedereen toekomen in de Waalse Gewest. Dit probleem is reëel maar kan best ten gronde op een ander tijdstip besproken worden.

Wat de garantie van twee Duitstalige verkozenen betreft waarover de heer Thissen spreekt, is de heer Vankrunkelsven van oordeel dat er vandaag de dag juist geen enkele garantie bestaat. Het hangt volledig af van de willekeur van de politieke partijen.

De constitutieve autonomie laat volgens de spreker wel toe dat het aantal leden van de Waalse Gewestraad wordt verhoogd. Maar het voorschrijven dat er gegarandeerd twee verkozen Duitstaligen moeten zetelen in de Waalse Gewestraad, wordt bij voorkeur bij bijzondere wet geregeld.

De heer Thissen wijst erop dat de amendementen van de heer Vankrunkelsven ingegeven zijn vanuit het streven naar een aparte kiesomschrijving voor de Duitstaligen. Zijn voorstel van bijzondere wet strekt er niet toe een probleem van de Duitstaligen te regelen. Het voorstel sterkt ertoe een probleem te regelen van de Franse Gemeenschapsraad. Men wenst de Franse Gemeenschapsraad te vervolledigen met Franstalige verkozenen. Het debat over gegarandeerde verkozenen en kiesomschrijvingen is een ander debat dat op een ander ogenblik kan worden gevoerd.

De heer Cheron is van oordeel dat het probleem van de onvolledige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad niet in het kader van de constitutieve autonomie moet worden geregeld maar in de bijzondere wet. Het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. strekt er immers toe een probleem te regelen dat voortvloeit uit de niet-toepassing van artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Op dit ogenblik bestaat de Franse Gemeenschapsraad immers uit 73 leden van de Waalse Gewestraad ­ en geen 75 zoals bovenvermeld artikel van de bijzondere wet voorschrijft ­ en 19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

De spreker verzet zich in elk geval tegen de amendementen van de heer Vankrunkelsven : er kan geen sprake van zijn om artikel 138 van de Grondwet (2), ingevoegd bij de grondwetswijziging van 5 mei 1993, op de helling te zetten. Hij wenst dit debat in elk geval niet te voeren.

Bovendien is het lid van oordeel dat men even goed een debat zou kunnen voeren over de financiering zelf van de Duitstalige Gemeenschap : deze is zeker niet gering en is niet volledig gebaseerd op objectieve criteria. Hij weet dat er stromingen bestaan die van de Duitstalige Gemeenschap een afzonderlijk « gewest » of « provincie » zouden willen maken of die zelfs wensen aan te sluiten bij de Vlaamse Gemeenschap of zelfs Duitsland. De tijd zal het uitwijzen ...

Dit debat is echter niet aan de orde.

Het lid is trouwens gerustgesteld door het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving, op het wetsvoorstel van de heer Thissen c.s. : de Raad stelt immers dat het hem niet duidelijk is in welk opzicht de regel die thans opgenomen is in artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, aanleiding zou kunnen geven tot betwisting met betrekking tot de geldigheid van de decreten van de Franse Gemeenschapsraad. Indien het wetsvoorstel van de heer Thissen c.s. niet zou worden goedgekeurd, dan zij het zo, aldus het lid.

Maar, omwille van het feit dat artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, niet wordt nageleefd, schaart hij zich achter het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s.

De heer Vankrunkelsven stelt verbaasd vast dat de vorige sprekers niet meer steun wensen te betuigen aan de minderheidsgroepen in dit land. Dit betekent niet dat hij geen begrip heeft voor de situatie waarvoor het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. een oplossing wenst te bieden. De spreker wenst echter enkel de spreekbuis te zijn voor de Duitstaligen die het probleem op een andere, meer ingrijpende wijze, wensen op te lossen. Het voordeel hiervan is dat men tegemoetkomt aan de verzuchtingen van de Duitstaligen én het probleem oplost van de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad, wat voor de spreker een probleem in bijkomende orde is.

Hij herinnert er bovendien aan dat de Raad van State, afdeling wetgeving, in zijn advies stelt dat er geen probleem is voor de geldigheid van de decreten. Het huidige artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bepaalt enkel dat de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, in de Franse Gemeenschapsraad niet deelnemen aan de stemmingen, evenmin als in de Waalse Gewestraad over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren. Er is nergens bepaald dat deze personen geen lid zouden zijn van de Franse Gemeenschapsraad. Naar de letter van de wet is er met andere woorden geen probleem.

De heer Moens benadrukt nogmaals dat de Raad van State er in zijn advies heeft op gewezen dat er eigenlijk geen juridisch probleem is met de huidige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad. De heer Moens begrijpt het politieke probleem wel. De stemverhoudingen in de Franse Gemenschapsraad zijn immers niet meer de weerspiegeling van de aantallen die in deze gemeenschap vertegenwoordigd zijn. Daardoor zouden, wanneer de politieke meerderheden zeer krap zijn, de verhoudingen in de Franse Gemeenschapsraad kunnen worden gewijzigd. Daar moet een oplossing voor gevonden worden. De heer Moens vindt de door de heer Thissen c.s. voorgestelde oplossing geen slechte oplossing.

De heer Thissen herinnert eraan dat de enige doelstelling van zijn voorstel van bijzondere wet is om het probleem van de rechtsgeldige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad te regelen. Hij wenst de problemen met betrekking tot de kiesomschrijvingen buiten dit debat te houden. Bovendien geeft hij er de voorkeur aan dat het aantal leden van de Waalse Gewestraad in het kader van de constitutieve autonomie zou worden geregeld. Vanaf 1 januari 2002 wordt het bepalen van de kiesomschrijvingen immers een aangelegenheid van de gewesten, ingevolge de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden van de gewesten en de gemeenschappen (3). Een eventuele gegarandeerde vertegenwoordiging van de Duitstaligen in de Waalse Gewestraad moet volgens hem dan ook geregeld worden in het kader van de constitutieve autonomie. Hij wenst enkel een oplossing voor de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad.

Hij wijst er bovendien op dat alle democratische Franstalige fracties zijn voorstel van bijzondere wet mee hebben ondertekend. Het probleem en de oplossing zijn geheel een zaak van de Franstaligen en hebben op geen enkele wijze een federale weerslag. Het enige federale aspect is dat een wijziging van artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, noodzakelijk is.

De heer Caluwé is van oordeel dat de door de heer Vankrunkelsven voorgestelde amendementen aansluiten bij de opmerkingen die hij reeds eerder formuleerde. Hij is van oordeel dat de oplossing van de heer Vankrunkelsven beter en logischer is dan hetgeen de heer Thissen voorstelt. Het zou de plaats van de Duitstalige Gemeenschap in het institutionele landschap duidelijker bepalen. Maar hij zal zich niet verzetten tegen het goedkeuren van het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s., hoewel het voorstel niet helemaal logisch is naar de kiezer toe.

2.4.2. Discussie territorialiteit ­ Gemeenschappen

De heer Happart heeft een aantal bedenkingen bij het voorstel van bijzondere wet die van politieke aard zijn : uit het voorstel volgt dat een opvolger die woonachtig is in één van de Duitstalige faciliteitengemeenten, omwille van het feit dat hij zijn eed in het Frans heeft afgelegd, enkel kan zetelen in de Franse Gemeenschapsraad (en niet in de Waalse Gewestraad). Deze situatie doet hem denken aan het grote debat dat in 1993 werd gehouden over de vraag of inwoners van Voeren geen kandidaat konden zijn op de kieslijsten voor de verkiezingen van het Waalse Gewest.

De spreker pleit ervoor om een zekere uniformiteit en logica in de institutionele aangelegenheden te bewaren. Hij pleit er bovendien voor om de logica aan te houden van de principes die bij de institutionele hervormingen van 1993 werden gehanteerd.

Hij wijst erop dat hij, als rechtstreeks verkozen senator die echter niet woonachtig is in het Waalse Gewest, bij de werkzaamheden van de Waalse Gewestraad betrokken wordt, zij het zonder stemrecht (4).

Hij is niet echt tegen het voorstel van bijzondere wet gekant maar stelt zich toch vragen : hij stelt vast dat een Duitstalige iets zou mogen wat een inwoner van Voeren niet zou mogen, namelijk zetelen en stemmen in de Franse Gemeenschapsraad terwijl hij niet woonachtig is op het territorium van de Franse Gemeenschap. Hij is van oordeel dat men voor iedereen dezelfde principes moet hanteren.

De heer Thissen is van mening dat de heer Happart de begrippen « gemeenschap » en « gewest » met elkaar verwart. De inwoners van de Duitstalige Gemeenschap wonen in het Waalse Gewest. De inwoners van Voeren wonen in het Vlaamse Gewest. Een inwoner van een Duitstalige gemeente die verkozen wordt in de Waalse Gewestraad kan de eed in het Frans afleggen, waardoor deze persoon ook volwaardig lid kan worden van de Franse Gemeenschapsraad. In de Duitstalige Gemeenschap bestaat er ook nog steeds een Franstalige minderheid, aldus de spreker.

De heer Happart repliceert dat hij akkoord zou gaan met de door de heer Thissen c.s. voorgestelde oplossing indien er geen rechtstreekse verkiezingen voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap zouden bestaan. Hij blijft van oordeel dat een inwoner van een gemeente van de Duitstalige Gemeenschap niet zou mogen kunnen zetelen in de Franse Gemeenschapsraad.

De heer Thissen repliceert dat de aanhorigheid tot een gemeenschap niet gebaseerd is op het territorialiteitsbeginsel.

De heer Happart weerlegt dit en stelt dat er in onderhavig geval een communautaire territorialiteit speelt aangezien er afzonderlijke verkiezingen bestaan voor de Duitstalige Gemeenschap. Hij wijst er op dat de inwoners van Verviers geen kandidaat kunnen zijn voor de verkiezingen van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.

De heer Vankrunkelsven onderlijnt dat er geen probleem is naar de bijzondere wet toe voor wat de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad betreft. De bijzondere wet van 8 augustus 1980 laat perfect toe dat de Duitstaligen deelnemen aan de werkzaamheden van de Franse Gemeenschapsraad. Dit is echter een contradictie die men eigenlijk zou moeten ongedaan maken. Hij deelt de mening van de heer Happart dat dit probleem een oplossing zou moeten krijgen. Daarom dat de heer Vankrunkelsven met zijn amendementen duidelijk een opsplitsing maakt tussen diegenen die wonen in het Waalse Gewest en diegenen die tot de Franse Gemeenschap behoren. Hij stelt voor om voor de Duitstaligen, die in het Waalse Gewest wonen, gegarandeerd twee verkozenen te voorzien in de Waalse Gewestraad. Met dit doel zou het aantal leden van de Waalse Gewestraad opgetrokken worden van 75 naar 77. Bovendien komen zijn amendementen ook tegemoet aan de bekommernissen van de heer Happart aangezien de twee bijkomende Duitstalige leden enkel zouden zetelen in de Waalse Gewestraad en niet de Franse Gemeenschapsraad. Ten slotte wordt ook het probleem van de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad geregeld omdat er op deze wijze steeds 75 Franstalige leden vanuit het Waalse Gewest in de Franse Gemeenschapsraad zouden zetelen.

Hij stelt vast dat zijn amendementen een uitkomst bieden voor alle gestelde problemen.

De heer Happart herinnert eraan dat, tijdens de institutionele hervormingen het juist op verzoek van de Duitstalige Gemeenschap was dat hun autonomie ver doorgedreven werd op het communautaire vlak.

De heer Happart wenst in elk geval een aantal verduidelijkingen, ondermeer of het kan dat een inwoner van Verviers kan verkozen worden als lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap om aan te tonen dat er wederkerigheid zou bestaan met een inwoner van een Duitstalige gemeente die in de Franse Gemeenschapsraad zou zetelen.

De specifieke situatie is volgens hem te wijten aan het feit dat de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, anders dan de andere gemeenschapsraden, samengesteld is uit rechtstreeks verkozen leden.

In 1993 heeft men het specifieke probleem geregeld voor de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd zodat zij toch konden zetelen in de Franse Gemeenschapsraad zonder evenwel te kunnen deelnemen aan de stemmingen.

Bovendien heeft men het probleem van de heer Damseaux kunnen oplossen omdat de betrokkene gedomicilieerd was in een gemeente gelegen op het territorium van de Franse Gemeenschap, met dien verstande dat de notie « gedomicilieerd zijn » niet helemaal op zijn plaats is voor wat betreft de gemeenschappen. Het feit echter van inwoner te zijn van een Duitstalige gemeente ­ waardoor men rechtstreeks verkiesbaar kan zijn voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap ­ is voor de heer Happart een bijzonder gegeven dat de huidige toestand verklaart.

De heer Thissen gaat akkoord met het bijkomende onderzoek maar volgens hem is het niet relevant in functie van de beoordeling van zijn voorstel van bijzondere wet. Hij herinnert eraan dat het geval van de heer Damseaux niet is opgelost via het al of niet gedomicilieerd zijn in een Duitstalige gemeente maar door het invoegen van een onverenigbaarheid tussen de gemeenschapsraden. De heer Thissen verbaast zich bovendien over de houding van de heer Happart : er wordt reeds twee jaar tussen de Franstalige partijen onderhandeld over het probleem en deze onderhandelingen hebben geleid tot het voorstel van bijzondere wet dat nu voorligt. Partijgenoten van de heer Happart hebben het voorstel van bijzondere wet zelfs mee ondertekend.

De heer Cheron wijst erop dat er een controverse bestaat over de notie « territorialiteit » in verband met de gemeenschappen. De rechtspraak van het Arbitragehof is in deze ook geëvolueerd. Het is inderdaad zo dat het geval Evers-Damseaux via de onverenigbaarheden is opgelost geworden maar deze oplossing is niet toepasbaar op de huidige situatie.

Hij vindt het bovendien evident dat de twee leden van de Waalse Gewestraad, die de eed in het Duits hebben afgelegd, wel kunnen bijdragen tot het volledig samenstellen van de Franse Gemeenschapsraad, maar geen stemrecht hebben. Vanuit formeel oogpunt is er met andere woorden geen probleem maar in de praktijk is het wel een probleem want ze zijn momenteel nooit aanwezig voor de zittingen van de Franse Gemeenschapsraad. Spreker ervaart het echter niet als een probleem wanneer het voorstel van bijzondere wet niet wordt goedgekeurd want er stelt zich geen probleem voor de rechtsgeldigheid van de genomen beslissingen van de Franse Gemeenschapsraad.

Op verzoek van de leden van de commissie bezorgen de diensten een nota aan de leden met betrekking tot de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en de overenigbaarheden met het lidmaatschap van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en van de Franse Gemeenschapsraad (5).

2.4.3. Beslissing tot het vragen van een advies aan twee grondwetspecialisten

De heer Istasse erkent dat het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. door verscheidene fracties werd ondertekend, met name dezelfde vier fracties die ook zetelen in de Franse Gemeenschapsraad. Er bestaat dan ook een politieke bereidheid om voor het probleem een oplossing te zoeken en te vinden. Maar dit voorstel van bijzondere wet roept echter ook een aantal vragen op, zoals reeds door de heer Happart is gesteld. Ten minste één probleem houdt verband met de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Om verkozen te kunnen worden in de Raad van de Duitstalige Gemeenschap moet de betrokkene ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een gemeente van het Duitse taalgebied. De gemeenten van het Duitse taalgebied worden opgesomd in artikel 5 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

Het advies van de Raad van State biedt niet meteen een oplossing aan voor de discussie in commissie over dit punt. Vandaar dat het lid voorstelt twee of drie grondwetspecialisten te raadplegen om te zien in welke mate het probleem van de territorialiteit van de Duitse Gemeenschap kan worden overkomen. Wat de Franse Gemeenschap betreft, erkent het Arbitragehof het territorialiteitsbeginsel in zijn rechtspraak (cf. arrest « Carrefour »). Tot nog toe werd deze rechtspraak echter niet vertaald in wetsbepalingen. Het gevaar bestaat dat, door het aannemen van een amendement op een artikel van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, deze stap zou kunnen gezet worden. Het lid wenst daarover duidelijkheid te krijgen vanwege grondwetspecialisten.

De heer Thissen erkent dat men bij het tot stand komen van het voorstel van bijzondere wet, wellicht onvoldoende rekening heeft gehouden met het door de heren Istasse en Happart opgeworpen probleem. Hij vraagt zich echter af of het nodig is het advies te vragen van verscheidene grondwetspecialisten. Hij is niet tegen een advies maar hij wenst dat er gericht advies zou gevraagd worden opdat het probleem van de onvolledige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad zou kunnen worden opgelost. Dit is zijn enige bekommernis. Hij wenst geen debat op gang te brengen over het statuut van de Duitstalige Gemeenschap of wat dan ook.

Het enige dat hij wenst mogelijk te maken is dat een Franstalige inwoner van een gemeente van het Duitse taalgebied volwaardig lid zou kunnen zijn van de Franse Gemeenschapsraad. Hij kan zich akkoord verklaren met het inwinnen van het advies van grondwetspecialisten maar de vragen die aan de betrokkenen worden voorgelegd moeten probleemoplossend georiënteerd zijn.

De heer Cheron deelt de mening van de heer Thissen. Hij wijst er op dat de problemen die door de heren Istasse en Happart worden opgeworpen niet banaal zijn. De vraag naar de « territorialiteit » is een controversieel thema. Een grondige analyse van het arrest « Carrefour » van het Arbitragehof is daarvoor aangewezen.

De heer Happart wijst de heer Thissen erop dat hij met zijn voorstel om grondwetspecialisten te horen geen spel meerderheid-oppositie wenst te spelen. Het probleem waarmee men nu geconfronteerd wordt, is het gevolg van het feit dat de (grond)wetgever geen rechtstreekse verkiezingen voor de Franse Gemeenschapsraad heeft voorzien. Het inschrijven via een amendement van de territorialiteit van de Franse Gemeenschap is een daad die op voorhand zeer goed moet worden geanalyseerd op zijn gevolgen. Eén van de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en het Waalse Parlement is juist inwoner te zijn van het Gewest waar men wenst verkozen te worden. Vanuit dit basisprincipe worden dan vertegenwoordigers afgevaardigd naar de Franse Gemeenschapsraad. Het voorstel tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van de heer Thissen verlaat dit basisprincipe, aldus de spreker. Het territorialiteitsbeginsel geldt immers ook voor de Duitstalige Gemeenschap. Men heeft in het verleden duidelijk bewust gekozen voor een rechtstreekse verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.

De heer Thissen herinnert eraan dat zijn bekommernis niet is om het debat rond het territorialiteitsbeginsel van de Franse Gemeenschap te openen. Hij wenst enkel een oplossing te vinden voor de onvolledige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad. Vandaar dat hij erop aandringt dat aan de grondwetspecialisten ook zou worden gevraagd dat zij mogelijke alternatieve tekstvoorstellen zouden uitwerken om aan de bekommernis van de heer Thissen tegemoet te komen, met name hoe de Franse Gemeenschapsraad volledig kan worden samengesteld.

De heer Cheron stelt voor dat aan de grondwetspecialisten ook zou worden gevraagd advies uit te brengen over het probleem dat opgeworpen werd door de Raad van State, Afdeling Wetgeving, met name de stemming in de Waalse Gewestraad van « gemengde decreten » waarin met andere woorden zowel gewestaangelegenheden als aangelegenheden die door de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest werden overgedragen, aan de orde zijn.

Mevrouw Taelman verklaart zich akkoord met het raadplegen van grondwetspecialisten op voorwaarde dat geen problemen aan de orde worden gesteld die toch niet bij bijzondere wet kunnen worden geregeld maar een grondwetsherziening vergen. Een debat over de « territorialiteit » is volgens haar dan ook niet aan de orde. Zij is er voorstander van om enkel pertinente vragen aan de professoren te stellen.

De heer Vankrunkelsven vraagt dat ook de amendementen op het voorstel van bijzondere wet aan de professoren zouden worden voorgelegd.

Op voorstel van de voorzitter legt de commissie de volgende elementen voor advies voor aan de professoren Francis Delpérée (UCL) en Jan Velaers (UFSIA) :

­ de tekst van het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

­ de ingediende amendementen, met dien verstande dat de indiener met de amendementen nrs. 4-7 de amendementen nrs. 1-3 wenst te verbeteren;

­ het door een aantal commissieleden opgeworpen probleem dat het voorstel van bijzondere wet de discussie over het territorialiteitsbeginsel met betrekking tot de Franse Gemeenschap oproept;

­ het door de Raad van State, afdeling wetgeving, in herinnering gebrachte probleem met betrekking tot de stemming in de Waalse Gewestraad van « gemengde decreten » waarin zowel gewestaangelegenheden als aangelegenheden die door de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest werden overgedragen, worden behandeld;

­ een mogelijk alternatief voor de tekst van het voorstel van bijzondere wet, die de 75-19 verhouding in de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad garandeert, zoals bepaald in artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

2.5. Hoorzitting met de professoren Delpérée en Velaers over hun schriftelijke adviezen (6)

2.5.1. In zijn advies weerhoudt professor Delpérée drie mogelijke oplossingen om het probleem waarmee de Franse Gemeenschapsraad wordt geconfronteerd, te regelen :

1º De Franse Gemeenschapsraad zou in zijn reglement een bepaling kunnen opnemen die stelt dat de leden van de Raad wiens geloofsbrieven worden onderzocht krachtens artikel 31, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, worden verzocht de eed bepaald in artikel 31bis van dezelfde bijzondere wet af te leggen en dit binnen een tijdspanne van veertien dagen en dat, als deze formaliteit niet ten gepaste tijde wordt uitgevoerd, deze parlementsleden worden geacht af te zien van de functie die hun te beurt viel. In dit geval zou een beroep moeten worden gedaan op hun opvolgers om de vergadering te vervolledigen.

2º Artikel 24bis, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, dat betrekking heeft op de onverenigbaarheden, kan worden aangevuld met het volgende lid :

« Het mandaat van lid van de Franse Gemeenschapsraad is onverenigbaar met dat van lid van de Waalse Gewestraad, als de betrokken mandataris de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits heeft afgelegd. »

Daarop aansluitend wordt in artikel 24bis, § 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, het volgende lid ingevoegd tussen het tweede en het derde lid :

« De leden van de Waalse Gewestraad die, overeenkomstig artikel 24, § 1, lid zijn van de Franse Gemeenschapsraad maar, met toepassing van § 4, tweede lid van dit artikel, hun mandaat in de Franse Gemeenschapsraad niet kunnen opnemen, worden vervangen door hun opvolgers, verkozen bij de verkiezingen van de Waalse Gewestraad op dezelfde lijsten als deze leden, in de volgorde waarin ze op elk van de bovenvermelde lijsten zijn verkozen. »

Artikel 50 van dezelfde bijzondere wet, tenslotte, wordt als volgt gewijzigd :

« De leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, nemen in de Waalse Gewestraad niet deel aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren. »

3º Het aantal leden van de Franse Gemeenschapsraad zou kunnen worden verhoogd met één of meerdere leden. Deze uitbreiding kan worden verwezenlijkt door een bijzonder decreet waarin zou kunnen worden bepaald dat, als één of meerdere leden van de Waalse Gewestraad de eed in het Duits afleggen, het aantal leden van de Franse Gemeenschapsraad met een evenredig aantal eenheden moet worden verhoogd. Op die manier berokkent het terugtreden van enkele Waalse parlementsleden geen nadeel aan de werkzaamheden van de wetgevende vergadering en aan het evenwicht dat er moet gelden.

Wat deze derde optie betreft, wijst professor Delpérée er wél op dat deze formule geen coherente oplossing biedt voor het probleem van de regelmatigheid van de samenstelling van de wetgevende vergadering. In een Raad met een aantal leden dat werd verhoogd tot 77 zouden immers slechts 75 leden ertoe komen daadwerkelijk zitting hebben.

Professor Delpérée geeft zelf de voorkeur aan de tweede optie.

Professor Delpérée wijst er nog op dat het probleem van de irreguliere samenstelling van de assemblées niet enkel een probleem is voor de Franse Gemeenschapsraad. Er is ook het probleem van de samenstelling van de Senaat. Bovendien is er noch in de Grondwet, noch in de reglementen van de verschillende assemblées een oplossing voorzien voor het geval een parlementslid weigert de eed af te leggen. Zo staat er bijvoorbeeld in het Reglement van de Senaat in artikel 7, eerste lid, het volgende : « Voor zij hun mandaat opnemen, moeten de leden van de Senaat de eed afleggen in de openbare vergadering. Verkozen verklaarde senatoren die de eed nog niet hebben afgelegd, mogen niet deelnemen aan de beraadslagingen of aan de stemmingen, behalve over de geldigverklaring van de verkiezingen en het onderzoek van de geloofsbrieven. » Zo is er nergens bepaald dat een verkozen verklaard parlementslid vervangen wordt door zijn/haar opvolger. Om dit probleem te regelen, zou er in de reglementen van de assemblées een bepaling moeten worden opgenomen, aldus professor Delpérée.

De voorzitter vraagt binnen welke termijn deze parlementsleden moeten worden vervangen. Er zijn immers ook andere situaties mogelijk dan de situatie dat parlementsleden weigeren de eed af te leggen. Het kan ook zijn dat bepaalde personen door omstandigheden in de onmogelijkheid verkeren hun eed af te leggen. Dit is, aldus de voorzitter, niet zo eenvoudig in een reglementsbepaling vast te leggen.

Professor Delpérée erkent dit maar is van oordeel dat zijn voorstel tot aanvulling van het reglement van de Waalse Gewestraad wel een oplossing zou zijn voor het probleem dat ten grondslag ligt aan het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen van de heer Thissen c.s.

De heer Cheron vraagt zich af of een systeem kan worden uitgedacht waarbij men ­ wat de eedaflegging betreft ­ de bewijslast zou kunnen omkeren en een bepaling in het reglement opnemen dat toelaat dat een verkozene zeer snel kan duidelijk maken dat hij/zij niet wenst te zetelen. Hij erkent de moeilijkheid om een termijn hiervoor vast te leggen.

De voorzitter stelt de volgende bepaling voor :

« Het verkozen verklaarde parlementslid dat verklaart de eed niet te willen afleggen, wordt geacht af te zien van zijn mandaat en wordt vervangen door zijn opvolger. »

De heer Vandenberghe is van mening dat het probleem waarmee de Franse Gemeenschap wordt geconfronteerd een politiek probleem is en in mindere mate een juridisch probleem. Volgens de heer Vandenberghe is er een veel groter juridisch probleem in de Senaat dan in de Franse Gemeenschapsraad : in de Senaat is immers de Vlaamse Brusselaar niet vertegenwoordigd. Dit betreft een probleem van samenstelling en niet van werking.

Het aantal leden van de Franse Gemeenschap opdrijven kan in elk geval niet op basis van een reglementswijziging, dan is een wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 noodzakelijk, aldus de spreker.

Bovendien is hij van oordeel dat het voorstel van de heer Thissen c.s. ­ waarbij in feite een « salamitechniek » wordt toegepast (splitsing van een mandaat) indruist tegen het politiek akkoord dat ten grondslag lag aan het Sint-Michielsakkoord, namelijk bij de afschaffing van het dubbelmandaat en de introductie van de rechtstreekse verkiezing van de raden mocht het totaal aantal parlementsleden niet stijgen. Door te zoeken naar een ad hoc-oplossing voor het gerezen probleem, brengt men wijzigingen aan aan het evenwicht dat ten grondslag ligt aan het Sint-Michielsakkoord.

De voorzitter wijst er op dat ­ in het geval van de heren Stoffels en Keutgen ­ er zich toch een fundamenteel juridisch probleem stelt, aangezien artikel 31bis, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, het volgende bepaalt : « Alvorens in functie te treden leggen de leden van de Franse Gemeenschapsraad en van de Waalse Gewestraad de volgende eed af : « Je jure d'observer la Constitution. » Vandaar zijn tekstvoorstel voor een wijziging van het reglement van de Franse Gemeenschapsraad.

De heer Vandenberghe is van oordeel dat hetgeen de voorzitter voorstelt voor hem niet de voor de hand liggende gevolgtrekking is die hij zou maken. Hij herinnert eraan dat de eedaflegging er is gekomen om het probleem van de samenstelling van de taalgroepen te regelen.

Professor Delpérée verduidelijkt dat hij het voorstel van reglementswijziging heeft weerhouden omdat hij duidelijk wilde maken dat het probleem waarmee de Franse Gemeenschap op dit ogenblik wordt geconfronteerd, zich ook kan voordoen in de andere assemblées (cf. samenstelling van de Senaat op dit ogenblik). Hij is van oordeel dat het opnemen van een reglementsbepaling in het reglement van elke assemblée hiervoor een oplossing moet bieden.

De heer Thissen wenst bijkomende verduidelijking bij de tweede optie die door professor Delpérée wordt voorgesteld.

Professor Delpérée vertrekt van de concrete situatie waarin de heren Keutgen en Stoffels zich bevinden. Zij zijn ­ door hun lidmaatschap van de Waalse Gewestraad ­ van rechtswege lid van de Franse Gemeenschapsraad. Omdat zij echter weigeren de eed in het Frans af te leggen, hebben zij geen stemrecht in de Franse Gemeenschapsraad. Zij kunnen echter ook niet vervangen worden door hun opvolgers omdat zij geen lid zijn van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap waardoor de tot nu toe bestaande onverenigbaarheden niet op hun situatie van toepassing zijn.

Vandaar het voorstel van professor Delpérée om in artikel 24bis, § 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, het aantal onverenigbaarheden uit te breiden en te bepalen dat Duitstalige leden van de Waalse Gewestraad die de eed in het Duits afleggen, vervangen worden door hun opvolgers in de Franse Gemeenschapsraad. Tevens stelt professor Delpérée voor artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 zodanig te behouden dat de Duitstalige leden van de Waalse Gewestraad die de eed in het Duits hebben afgelegd, ook niet mee kunnen stemmen in de Waalse Gewestraad over aangelegenheden die door de Franse Gemeenschap aan de Waalse Gewestraad zijn overgedragen.

De heer Siquet licht de laatste stand van zaken toe wat de situatie van de heren Stoffels en Keutgen betreft : de heer Stoffels is ondertussen lid geworden van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en werd bijgevolg vervangen in de Franse Gemeenschapsraad. De heer Keutgen heeft geweigerd de eed in het Frans af te leggen om zijn kansen als kandidaat-opvolger voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap veilig te stellen.

De heer Happart herhaalt de bedenkingen die hij reeds eerder formuleerde en die betrekking hebben op de interpretatie van het begrip « territorialiteit »: waar dit begrip in principe niet verbonden kan worden met het begrip gemeenschap, gaat dit niet op voor de Duitstalige Gemeenschap aangezien de Raad van de Duitstalige Gemeenschap rechtstreeks verkozen wordt. De heer Happart heeft het er dan ook moeilijk mee dat een persoon die tot het Duitse taalgebied behoort en verkozen kan worden in de Raad van de Duitstalige Gemeenschap ook lid kan zijn van de Franse Gemeenschapsraad. In elk geval wenst de heer Happart dat op geen enkele wijze in de bijzondere wet een link zou worden gelegd tussen het begrip « territorialiteit » en de Franse en de Vlaamse Gemeenschap. Dit is voor hem een fundamenteel politiek principe.

Bovendien vreest de heer Happart dat de voorstellen slechts een tijdelijke oplossing aanbrengen. Er zijn immers heel wat wijzigingen aangebracht aan de kieswetgeving en dat zal de verkiezingsuitslag van de eerstkomende verkiezingen in elk geval beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld het voor de helft afschaffen van de devolutieve werking van de lijststem, de afschaffing van de lijsten van de kandidaat-opvolgers voor de verkiezingen. Zo kan men er niet automatisch zeker van zijn dat er Duitstaligen in de Waalse Gewestraad zullen verkozen worden. Deze wijzigingen aan de kieswetgeving zijn volgens de spreker meer fundamenteel voor de Duitstalige Gemeenschap van ons land dan het punctuele probleem waaraan de voorstellen wensen te remediëren.

2.5.2. Professor Velaers gaat nader in op de door de heer Happart opgeworpen bezwaren. Uitgaande van de veronderstelling dat verkozenen voor de Waalse Gewestraad uit het Duitstalige taalgebied de eed zouden hebben afgelegd in de Franse Gemeenschapsraad (wat niet het geval is voor de heren Stoffels en Keutgen), rijzen er volgens professor Velaers twee vragen : 1º Wat doen deze Duitstaligen in de Franse Gemeenschapsraad en 2º wat met de scheefgetrokken verhouding 75-19 (die bijvoorbeeld 73-19 zou kunnen zijn aangezien deze personen niet mogen deelnemen aan de stemmingen in de Franse Gemeenschapsraad) ?

Dan rijst bovendien de vraag naar het territorialiteitsbeginsel en de vraag waarom men Duitstalige leden uitsluit van de Franse Gemeenschapsraad. Anders dan de heer Happart is professor Velaers van oordeel dat men zich niet moet beroepen op het territorialiteitsbeginsel maar op het vertegenwoordigingsbeginsel. Een parlementaire assemblée moet immers zijn samengesteld uit de vertegenwoordigers van de bevolking die het beleid van de assemblée moet ondergaan. Zo heeft het bijvoorbeeld geen enkele zin om Brusselse parlementsleden te laten stemmen over een Vlaamse gewestbelasting in het Vlaams Parlement wanneer het alleen de Vlamingen van Vlaanderen zijn die deze gewestbelasting zullen moeten betalen. Het is juist dezelfde redenering die het huidige artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 verantwoordt.

Zowel het voorstel van de heer Thissen c.s. als de amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne bereiken het beoogde doel, namelijk een volledige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad bestaande uit allemaal stemgerechtigde leden.

Vertrekkend van het vertegenwoordigingsbeginsel, heeft professor Velaers een duidelijke voorkeur voor het voorstel dat vervat is in de amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne en wel om de volgende redenen : het Duitstalige parlementslid dat wordt uitgesloten, is een parlementslid dat gedomicilieerd is in het Duitse taalgebied, dat de eed heeft afgelegd in het Duits maar het is een verkozene voor de Waalse Gewestraad van de kieskring Verviers en kan bijgevolg verkozen zijn op basis van de stemmen van de kiezers van de Franstalige gemeenten van de kieskring Verviers. Deze betrokkene is met andere woorden verkozen in een kieskring die zich over de twee taalgebieden uitstrekt. De Franstalige leden van deze kieskring hebben het recht vertegenwoordigd te zijn. Om dit probleem duidelijk op te lossen, is professor Velaers van oordeel dat men niet anders kan dan een Duitstalige kieskring op te richten voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad. Hij is met andere woorden voorstander van de amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne. Professor Velaers erkent wel dat dit voorstel voorziet in een lichte oververtegenwoordiging van de Duitstaligen in de Waalse Gewestraad (twee gegarandeerde verkozenen). Dit is echter, volgens professor Velaers, niet strijdig met het discriminatieverbod omdat men enerzijds een adequate samenstelling van de Waalse Gewestraad en de Franse Gemeenschapsraad beoogt en omdat men een reële aanwezigheid verzekerd voor de Duitstaligen in de Waalse Gewestraad en omdat men anderzijds minstens twee vertegenwoordigers moet voorzien om het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging te eerbiedigen (één vertegenwoordiger zou immers een toepassing van het meerderheidsstelsel betekenen). Het huidige artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, sluit momenteel de Duitstaligen ten onrechte uit van de stemmingen in de Franse Gemeenschapsraad omdat zij ook Franstalige kiezers uit de kieskring Verviers vertegenwoordigen. Professor Velaers is dan ook van oordeel dat men een meer fundamentele oplossing moet nastreven dan hetgeen door de heer Thissen c.s. wordt voorgesteld.

De voorzitter begrijpt uit de toelichting dat een verkozene voor de Waalse Gewestraad die woonachtig is in het Duitstalige taalgebied en die de eed aflegt in het Frans, volwaardig lid is van de Franse Gemeenschapsraad. Het criterium « domicilie » heeft in dit geval dus geen belang.

De heer Happart herinnert er echter aan dat bij de introductie van de rechtstreekse verkiezing van de gewestraden, men onvoldoende doorgedacht heeft over het statuut van de Duitstaligen in deze raden. Maar hij heeft het er in elk geval moeilijk mee dat een verkozene voor de Waalse Gewestraad die woonachtig is in het Duitstalige taalgebied en die de eed aflegt in het Frans, volwaardig lid is van de Franse Gemeenschapsraad en mee kan stemmen over gemeenschapsmateries die hem in feite niet aanbelangen aangezien de betrokkene deel uitmaakt van de Duitstalige Gemeenschap.

Bovendien herhaalt de heer Happart dat de door de heer Thissen c.s. voorgestelde oplossing slechts een tijdelijke oplossing is : de wijzigingen aan de kieswetgeving (onder meer het voor de helft afschaffen van de devolutieve werking van de lijststem), kunnen er immers toe leiden dat geen enkele Duitstalige nog verkozen wordt in de Waalse Gewestraad.

Op dit ogenblik bestaat er een aparte Duitstalige kieskring voor de provincieraadsverkiezingen en voor de verkiezingen van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en voor de verkiezingen voor het Europese Parlement. Op een totaal van zes verkiezingen, bestaat er voor de helft een aparte Duitstalige kiesomschrijving maar voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de Waalse Gewestraad behoren de gemeenten van het Duitstalige taalgebied tot het kiesarrondissement « Verviers ».

De heer Happart verwacht voor de toekomst nog meer problemen met deze uitzonderlijke situatie.

Hij blijft echter bij zijn fundamenteel bezwaar dat een inwoner van een gemeente van het Duitstalige taalgebied volwaardig lid kan zijn van de Franse Gemeenschapsraad terwijl dit bijvoorbeeld niet mogelijk is voor iemand die woonachtig is in één van de Brusselse randgemeenten of in één van de taalgrensgemeenten van het Vlaamse Gewest.

De heer Happart vindt het voorstel waarbij in feite een parlementair mandaat in twee wordt gesplitst geen oplossing die voldoening geeft. Hij heeft wel begrip voor het probleem waarmee de Franse Gemeenschap wordt geconfronteerd maar hij heeft er tot nog toe geen goede oplossing voor gevonden.

De heer Thissen heeft begrip voor het standpunt van de heer Happart maar deelt zijn mening niet : hij heeft er geen probleem mee dat een Franstalige inwoner van een gemeente van het Duitstalige taalgebied lid is van de Franse Gemeenschapsraad, zeker wanneer men er rekening mee houdt dat deze verkozene ook kiezers van Verviers vertegenwoordigt. Hij pleit voor een oplossing voor het probleem waarmee de Franse Gemeenschap nu wordt geconfronteerd.

Professor Velaers herhaalt dat het volgens hem verantwoord is het aantal leden van de Waalse Gewestraad op te trekken tot 77 in plaats van 75 en te voorzien in een gegarandeerde vertegenwoordiging voor twee Duitstaligen. De redenen hiervoor zijn :

1. De verhouding 75 leden voor de Waalse Gewestraad en 75 leden voor de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is een aanfluiting van principes van evenredige vertegenwoordiging, gelet op de bevolkingsaantallen die vertegenwoordigd moeten worden. Deze verdeling is een betwistbaar politiek compromis geweest.

2. Het voorzien in een gegarandeerde vertegenwoordiging van twee Duitstaligen in de Waalse Gewestraad en de verhouding 75-19 toch te eerbiedigen voor de Franse Gemeenschapsraad, is een zuivere oplossing. Vanuit constitutioneel oogpunt rijst er geen enkel probleem van discriminatie of oververtegenwoordiging.

3. Het biedt een oplossing voor het reële probleem waarmee de Franse Gemeenschapsraad vandaag de dag wordt geconfronteerd en waarop de heer Happart heeft gewezen, namelijk dat Duitstaligen lid zouden zijn van de Franse Gemeenschapsraad.

Mevrouw Taelman vraagt of het verhogen van het aantal leden van de Waalse Gewestraad niet moet geregeld worden via de constitutieve autonomie.

Professor Velaers antwoordt dat het inderdaad zo is dat het verhogen van het aantal leden van de Waalse Gewestraad moet gebeuren bij bijzonder decreet, aangenomen door de Waalse Gewestraad. Het is inderdaad een aangelegenheid die behoort tot de constitutieve autonomie van de gewesten. Bovendien is het ook de Waalse regering die bevoegd is om de verdeling van de zetels over de kieskringen vast te leggen. Maar het is volgens hem wél mogelijk om in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 een bepaling op te nemen die erin voorziet dat een Duitstalige kieskring wordt opgericht waar er gegarandeerd twee verkozenen moeten zijn voor deze kieskring.

De heer Barbeaux geeft er de voorkeur aan het probleem waarmee de Franse Gemeenschapsraad wordt geconfronteerd op te lossen, zoals voorgesteld door professor Delpérée. Hij is immers van oordeel dat de amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne niet op federaal niveau moeten worden besproken. Zij zijn een aangelegenheid die behoren tot de constitutieve autonomie van het Waalse Gewest.

De heer Istasse stelt voor dat de indieners van het voorstel van bijzondere wet amendementen zouden voorbereiden die geïnspireerd zijn op het advies van professor Delpérée. De andere Franstalige leden gaan hiermee akkoord.

De heer Cheron is van mening dat de amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne politiek niet haalbaar zijn. Zijn grootste bekommernis is en blijft de rechtsgeldigheid van de decreten. Vandaar dat hij zich aansluit bij het voorstel van professor Delpérée. Hij betreurt het wel dat door dit voorstel de logica wordt doorbroken dat de leden van de Franse Gemeenschapsraad hetzij aangeduid worden onder de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, hetzij ook zetelen in de Waalse Gewestraad.

Professor Delpérée repliceert dat deze logica reeds opgegeven werd in 1993 bij het introduceren van het tweede lid in artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 naar aanleiding van de gevallen « Evers-Damseaux ».

De heer Vankrunkelsven is van mening dat zowel het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. als het voorstel van professor Delpérée tot wijziging van de bijzondere wet tot gevolg hebben dat niet diegenen die verkozen werden zitting hebben in de Franse Gemeenschapsraad. Hij vindt dit een vorm van kiezersbedrog.

De voorzitter repliceert hierop door te stellen dat dit dan zou opgaan voor alle plaatsvervangers in het algemeen.

De heer Vankrunkelsven is van mening dat de vergelijking niet helemaal opgaat omdat men eigenlijk de facto reeds iemand op voorhand uitsluit bij wet. Dit is de kiezers een rad voor de ogen draaien, aldus de heer Vankrunkelsven. Hij heeft wel begrip voor de moeilijke situatie waarin de Franse Gemeenschapsraad zich nu bevindt, vandaar dat hij vaststelt om, bij wijze van overgangsfase, de door de heer Thissen c.s. gekozen oplossing te aanvaarden, maar tegelijk te voorzien dat er, bij de eerstvolgende verkiezingen voor de Waalse Gewestraad, bijkomend twee Duitstaligen worden verkozen in een Duitstalige kieskring. Het totaal aantal leden van de Waalse Gewestraad zou dan op 77 gebracht worden zodat de verhouding 75-19 in de Franse Gemeenschapsraad geërbiedigd blijft.

Hij begrijpt de weerstand tegen zijn voorstel niet.

De heer Thissen herhaalt dat de beslissing tot het al of niet oprichten van een Duitstalige kieskring voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad een aangelegenheid is die behoort tot de constitutieve autonomie van het Waalse Gewest. Dergelijke voorstellen moeten volgens hem dan ook in de schoot van de Waalse Gewestraad besproken worden. Hij wenst enkel bij bijzondere wet het probleem van de onvolledige samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad te regelen.

De heer Happart herinnert eraan dat de voorstellen geen oplossing bieden voor de stemmingen in de Waalse Gewestraad over aangelegenheden die door de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest worden overgedragen. Gaan de opvolgers die in de Franse Gemeenschapsraad rechtsgeldig zullen kunnen zetelen, ook stemrecht hebben in de Waalse Gewestraad telkens over aangelegenheden wordt gestemd die door de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest zijn overgedragen ?

De voorzitter wijst erop dat in het voorstel van professor Delpérée is voorzien dat in dat geval de huidige regeling van artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, blijft gelden, namelijk dat de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, in de Waalse Gewestraad niet deelnemen aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren.

De heer Vankrunkelsven deelt echter de mening van de heer Happart. Hij begrijpt niet waarom men per sé het probleem van de Franse Gemeenschapsraad wenst opgelost te zien en men het probleem van de Waalse Gewestraad zou laten bestaan. Hij pleit ervoor te streven naar een coherente oplossing.

De heer Happart blijft erbij dat de voorliggende voorstellen tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen op een eigenaardige manier gebruik maken van het systeem van de opvolgers. In casu wil men hiervan gebruik maken om een gedeeltelijke onverenigbaarheid op te lossen. Dit kan men interpreteren als een sluikse manier om het aantal mandaten te verhogen.

Hij deelt voor het overige echter de mening van de heer Thissen dat het oprichten van een Duitstalige kieskring voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad tot de constitutieve autonomie van het Waalse Gewest behoort. De discussie daarover hoort volgens hem thuis in de Waalse Gewestraad. Hij is dan ook geen voorstander van het voorstel van de senatoren Vankrunkelsven en Van Quickenborne. Hij blijft er bovendien tegenstander van om een punctueel probleem te regelen, wetende dat, na de eerstvolgende verkiezingen voor de Waalse Gewestraad, er zich nieuwe problemen kunnen voordoen die dan weer een punctuele oplossing zullen vereisen.

De heer Cheron is van oordeel dat er twee pistes kunnen worden bewandeld : ofwel regelt de Waalse Gewestraad het probleem zelf via de constitutieve autonomie, ofwel kiest men voor de wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Hij is voorstander van de tweede oplossing. Voor hem is het bovendien niet uitgesloten dat de plaatsvervangers van de leden van de Waalse Gewestraad die de eed in het Duits hebben afgelegd, zowel in de Franse Gemeenschapsraad als in de Waalse Gewestraad telkens wanneer er over door de Franse Gemeenschap overgedragen gemeenschapsbevoegdheden moet worden gestemd, optreden.

De heer Siquet is ook van oordeel dat het debat over een Duitstalige kieskring voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad tot de constitutieve autonomie van de Waalse Gewestraad behoort.

De heer Vankrunkelsven erkent dat het probleem waarmee de Franse Gemeenschapsraad wordt geconfronteerd perfect is op te lossen via de constitutieve autonomie van de Waalse Gewestraad (namelijk verhoging van het aantal leden van de Waalse Gewestraad van 75 naar 77 en wijziging van de kieskringen voor de Waalse Gewestraad). Hij is daar zelfs voorstander van. Maar hij verzet zich in elk geval tegen het voorstel van de heer Thissen c.s. om de volgende redenen : 1º het kiezersbedrog : bepaalde kiezers geven aan een bepaalde persoon een stem en worden daarna niet meer vertegenwoordigd, 2º de mogelijkheid tot creatief vermenigvuldigen van mandaten. Het is volgens hem dan ook een voorstel dat juridisch aanvechtbaar zal zijn.

De heer Monfils waarschuwt ervoor dat men, door beroep te doen op de constitutieve autonomie, de communautaire evenwichten zoals deze verankerd zijn in de Grondwet, niet in gevaar mag brengen. Hij geeft er dan ook de voorkeur aan een beperkte wijziging van de bijzondere wet door te voeren.

De heer Thissen herinnert eraan dat het voorstel van bijzondere wet waarvan hij hoofdindiener is, een probleem wenst te regelen van de Franse Gemeenschapsraad. Het komt hem hoogst eigenaardig over dat men dit probleem zou oplossen via de constitutieve autonomie van een andere assemblée, nl. de Waalse Gewestraad. Hij betreurt het dat zijn voorstel zoveel tegenwind ondervindt.

De heer Vankrunkelsven repliceert dat zijn voorstel perfect via de constitutieve autonomie kan worden ingevoerd : een samenlezing van artikel 24, § 2,van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 en artikel 26, § 1, van dezelfde bijzondere wet, laat dit perfect toe. Het verbaast hem dat de Franstaligen daarvan geen gebruik wensen te maken.

De heer Lozie is van mening dat de commissie drie mogelijkheden moet overwegen : 1º er is het voorstel van de heer Thissen c.s., 2º er is het voorstel van de heer Vankrunkelsven en 3º er is de constitutieve autonomie van de Waalse Gewestraad.

Na de hele discussie in commissie te hebben gehoord, is de heer Lozie gewonnen voor de derde optie, namelijk dat de commissie de voorstellen zou verwerpen en het aan de Waalse Gewestraad zelf zou overlaten om het probleem te regelen.

De heer Barbeaux herhaalt het uitgangspunt voor het voorstel van bijzondere wet : het is zeker niet de bedoeling om een grote communautaire dialoog op te starten. Het enige opzet is een lacune in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 weg te werken. In het verleden werd deze bijzondere wet reeds aangepast om het probleem « Evers-Damseaux » te regelen. Het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. stelt eigenlijk voor om een kleine lacune weg te werken.

De heer Moens heeft uit de verschillende adviezen onthouden dat het probleem waarmee de Franse Gemeenschapsraad wordt geconfronteerd geen groot probleem is. Hij is er dan ook voorstander van om voor dit « onschuldige » probleem een « onschuldige » oplossing aan te brengen. Indien men dit probleem dan toch wenst op te lossen, dan is hij eerder voorstander van het voorstel van de heer Thissen c.s.

De heer Monfils is van mening dat het gevaar waarop de heer Happart verscheidene malen heeft gewezen, nl. dat een opvolger die zijn domicilie heeft in een gemeente van het Duitstalige taalgebied, de eed in het Frans zou afleggen en bijgevolg volwaardig lid zou worden van de Franse Gemeenschapsraad, in feite zeer gering is. Theoretisch kan het geval zich voordoen maar vanuit politiek oogpunt is de kans zeer klein. Hij is er dan ook quasi zeker van dat een eventuele opvolger die de eed in het Frans zal afleggen eerder zijn domicilie zal hebben in een andere gemeente van de kieskring Verviers dan in één van de gemeenten van het Duitstalige taalgebied. De politieke partijen zullen er volgens hem op anticiperen om mogelijke problemen te vermijden.

De heer Happart herhaalt nogmaals zijn standpunt :

1º Hij herinnert eraan dat hij bij het tot standkomen van de regeling voor het geval « Evers-Damseaux » zich op dezelfde wijze heeft opgesteld als nu : hij verzette zich daar toen ook tegen;

2º Men probeert met het voorstel van bijzondere wet nu te remediëren aan een punctueel probleem terwijl men, omwille van de wijziging van het kiesstelsel (onder meer het voor de helft afschaffen van de devolutieve werking van de lijststem), in 2004 mogelijks geconfronteerd zal worden met het feit dat er geen Duitstaligen verkozen zullen zijn in de Waalse Gewestraad : wellicht zal de Commissie voor het Reglement van de Waalse Gewestraad zich dan moeten buigen over de problematiek van niet-verkozen Duitstaligen. Hij is er immers niet zo zeker van dat politieke partijen bij verkiezingen op alle mogelijke situaties kunnen anticiperen;

3º De Duitstalige Gemeenschap is ­ door de rechtstreekse verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap ­ geterritorialiseerd. Dit is een feit waar men niet om heen kan. Hij zou direct bereid zijn om de voorstellen te steunen wanneer men ook zou toelaten dat een inwoner van bijvoorbeeld Voeren volwaardig lid zou kunnen worden van de Franse Gemeenschapsraad.

De heer Cheron is van oordeel dat het voorstel van de heer Thissen c.s. het voorstel is van het minste kwaad en een oplossing biedt voor het probleem waarmee de Franse Gemeenschapsraad vandaag de dag wordt geconfronteerd. Het voorstel van de heer Vankrunkelsven acht hij politiek niet haalbaar.

De heer Vankrunkelsven besluit dat hij het eens is met de basisstelling van de heer Moens dat een onschuldig probleem een onschuldige oplossing moet krijgen. Hij beschouwt zijn voorstel als een onschuldig voorstel maar deze mening wordt blijkbaar niet gedeeld door de leden van de commissie, aldus de spreker. Hij benadrukt dat het nooit zijn bedoeling is geweest om de Duitstalige Gemeenschap vanuit aardrijkskundig oogpunt krachtiger te gaan benadrukken. Hij is echter van mening dat het voorstel van de heer Thissen c.s. ook niet zo onschuldig is. Er zijn, volgens hem, in de commissie slechts twee echte regionalisten aanwezig, namelijk hijzelf en de heer Happart.

2.5.3. Voor professor Delpérée is er geen probleem wat de rechtsgeldigheid betreft van de decreten van de Franse Gemeenschapsraad. Maar professor Delpérée is het niet helemaal eens met de argumentatie in dit verband van de Raad van State, afdeling wetgeving : het is niet omdat er geen controle is op de tot standkoming van de decreten, dat elke procedure-inbreuk geoorloofd zou zijn.

Men kan, volgens professor Delpérée, niet ontkennen dat er een probleem is van samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad.

Professor Velaers is van oordeel dat het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving, niet geruststelt voor wat de rechtsgeldigheid van de decreten van de Franse Gemeenschap betreft en hij citeert : « Het is de Raad van State echter niet duidelijk in welk opzicht de regel die thans opgenomen is in artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ... aanleiding zou kunnen geven tot betwisting met betrekking tot de geldigheid van de decreten van de Franse Gemeenschapsraad ... » Het probleem is inderdaad niet artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Dat is een probleem van werking, aldus professor Velaers.

Volgens professor Velaers was de Raad van State, zoals hijzelf, wellicht niet op de hoogte van het feit dat de heren Stoffels en Keutgen geweigerd hebben de eed af te leggen, zoals bepaald is in artikel 31bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Dit bleek immers ook niet uit de voorgelegde teksten. Door deze weigering zijn er geen 75 leden in de Franse Gemeenschapsraad. Het betreft dan geen probleem van werking meer maar van samenstelling. Wanneer de Franse Gemeenschap niet meer rechtsgeldig is samengesteld moet het algemeen principe gelden, zoals dit geldt voor de pariteit in de Ministerraad als er één minister wegvalt : de Ministerraad kan nog wel rechtsgeldig vergaderen, maar men moet de ontbrekende minister toch zo vlug mogelijk vervangen. Er moet met andere woorden een regel bestaan die voorziet in vervanging van verkozenen die weigeren de eed af te leggen. Dit probleem zal niet leiden tot vernietiging van gestemde decreten, zoals de Raad van State ook stelt maar professor Velaers is het eens met professor Delpérée dat de stelling van de Raad van State niet mag beschouwd worden als een oplossing voor het probleem. De samenstelling is ongeldig en er moet zo snel mogelijk worden voorzien in vervanging, aldus professor Velaers. Er moet volgens hem voor elke assemblée een regeling komen die voorziet in vervanging van verkozenen die weigeren de eed af te leggen.

2.5.4. Zoals ook de Raad van State, afdeling wetgeving, in zijn advies (stuk Senaat, 2001-2002, nr. 2-386/2, blz. 2) duidelijk stelde, zijn zowel professor Delpérée als professor Velaers gekant tegen de door de Waalse Gewestraad gehanteerde techniek van de « gemengde decreten ».

III. BESPREKING VAN DE ARTIKELEN

Artikel 1

Artikel 1 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 1bis

De heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne dienen amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 2-386/3) dat ertoe strekt een nieuw artikel 1bis in te voegen waarbij het aantal leden van de Waalse Gewestraad wordt opgetrokken tot 77 en er een aparte Duitstalige kieskring wordt opgericht voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad.

Het amendement nr. 1 van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne wordt om technische redenen ingetrokken.

Het amendement nr. 4 wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 1ter

De heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne dienen amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 2-386/3) dat ertoe strekt een nieuw artikel 1ter in te voegen waardoor in de bijzondere wet uitdrukkelijk wordt ingeschreven dat de leden van de Waalse Gewestraad, die in het Duitse taalgebied gekozen worden, de eed in het Duits afleggen.

Het amendement nr. 2 wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

De heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne dienen amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 2-386/3) dat ertoe strekt in de bijzondere wet een uitzondering in te voeren voor de kieskring Eupen-Sankt-Vith op de algemene regel dat de zetels worden verdeeld over de kieskringen in verhouding tot hun bevolkingscijfer.

Het amendement nr. 5 wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 2

De heer Thissen c.s. dient amendement nr. 8 in (stuk Senaat, nr. 2-386/4) dat ertoe strekt artikel 24bis, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij bijzondere wet van 16 juli 1993, aan te vullen met een lid waardoor de onverenigbaarheid wordt ingevoerd van het mandaat van lid van de Franse Gemeenschapsraad met dat van lid van de Waalse Gewestraad als het parlementslid de eed heeft afgelegd in het Duits.

Het amendement nr. 8 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Het amendement nr. 3 van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne wordt ingetrokken.

Het aldus geamendeerde artikel 2 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 3 (nieuw)

De heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne dienen amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 2-386/3) dat ertoe strekt in artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen bij bijzondere wet van 16 juli 1993, de tekst van het oorspronkelijke voorstel van bijzondere wet in te schrijven als een efficiënte tijdelijke oplossing voor het probleem van de goede werking van de Franse Gemeenschap.

Het amendement nr. 6 wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

De heer Thissen c.s. dient amendement nr. 9 in (stuk Senaat, nr. 2-386/4) dat ertoe strekt in artikel 24bis, § 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, ingevoegd bij bijzondere wet van 16 juli 1993, tussen het tweede en het derde lid een lid in te voegen dat vastlegt op welke wijze een opvolger zitting kan nemen in de Franse Gemeenschapsraad.

Het amendement nr. 9 wordt als artikel 3 (nieuw) aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Bij wijze van tekstcorrectie worden tussen de woorden « worden » en « vervangen » de woorden « in de Franse Gemeenschapsraad » ingevoegd.

Artikel 4 (nieuw)

De heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne dienen amendement nr. 7 in (stuk Senaat, nr. 2-386/3) dat ertoe strekt hun voorstel in werking te laten treden vanaf de eerstvolgende verkiezingen van de Waalse Gewestraad.

Het amendement nr. 7 wordt verworpen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

De heer Thissen c.s. dient amendement nr. 10 in (stuk Senaat, nr. 2-386/4) dat ertoe strekt artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, vervangen bij bijzondere wet van 16 juli 1993, te vervangen om te blijven verhinderen dat de Waalse parlementsleden die in de Franse Gemeenschapsraad vervangen worden, deelnemen aan de stemmingen in de Waalse Gewestraad over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren.

Het amendement nr. 10 wordt als artikel 4 (nieuw) aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

IV. EINDSTEMMING

Het geamendeerde voorstel van bijzondere wet wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

Ingevolge de aanneming van de amendementen nrs. 8 en 9 (aanvulling van artikel 24bis, §§ 4 en 5 van de bijzondere wet), beslist de commissie het opschrift als volgt te wijzigen : « Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de artikelen 24bis en 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. »

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Martine TAELMAN. Armand DE DECKER.

BIJLAGE I


NOTA TER ATTENTIE VAN DE COMMISSIE
VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN

Verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en de onverenigbaarheden tussen het lidmaatschap van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en dat van de Franse Gemeenschapsraad

Op verzoek van een lid van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden tijdens de vergadering van donderdag 8 november 2001 wordt een schematisch overzicht gegeven van de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en de onverenigbaarheden met een lidmaatschap van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschapsraad.

1. Verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap

De verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap zijn, zoals voor de Gewestraden, in principe dezelfde als voor de federale parlementsverkiezingen (7), met één belangrijke uitzondering : men moet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een gemeente van het Duitse taalgebied. De kandidaten moeten aan deze voorwaarde voldoen zes maanden vóór de verkiezingen.

De gemeenten van het Duitse taalgebied, overeenkomstig artikel 5 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zijn : Eupen, Eynatten, Hauset, Hergenrath, Kelmis, Kettenis, Lontzen, Neu-Moresnet, Raeren, Walhorn, Amel, Büllingen, Bütgenbach, Crombach, Elsenborn, Heppenbach, Lommersweiler.

Naast de 25 rechtstreeks te verkiezen leden, wonen van rechtswege en met raadgevende stem de vergaderingen bij wanneer ze geen lid zijn van de Raad :

1º de in de kieskring Verviers verkozen leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en leden van de Waalse Gewestraad die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en die de grondwettelijke eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd;

2º de door het Franse kiescollege, alsmede door de Senaat verkozen senatoren, voor zover zij aan de twee in het 1º gestelde vereisten voldoen;

3º de in het district Eupen verkozen provincieraadsleden, voor zover zijn aan de in het 1º gestelde vereisten voldoen;

4º het in de Duitstalige kieskring verkozen lid van het Europees Parlement dat zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied (8).

2. Onverenigbaarheden voor de Raad
van de Duitstalige Gemeenschap en
de Franse Gemeenschapsraad wat
de politieke mandaten betreft

Raad van de
Duitstalige Gemeenschap
Raad van de
Franse Gemeenschap
Federaal parlementslid, met uitzondering van de gemeenschapssenatoren (art. 119 G.W. ­ art. 10bis, 1º en 2º, Wet D. Gem.) Federaal parlementslid, met uitzondering van de gemeenschapssenatoren (art. 119 G.W. ­ art. 24bis, § 2, 1º en 2º BWHI)
Federaal minister of staatssecretaris (art. 10bis, 3º, Wet D. Gem.) Federaal minister of staatssecretaris (art. 24bis, § 2, 3º, BWHI)
Provinciegouverneur, gouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur (art. 10bis, 4º, Wet D. Gem.) Provinciegouverneur, gouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provincieraadslid (art. 24bis, § 2, 4º, BWHI)
Lid van de regering van de Duitstalige Gemeenschap (art. 10bis, 12º, Wet D. Gem.) Lid van de Franse Gemeenschapsregering (art. 49, § 2, BWHI ­ bijzonder decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1995 « organisant le remplacement des ministres au sein du Conseil de la Communauté française »)
Lid van de Waalse regering of lid van de Franse Gemeenschapsregering (art. 10bis, 13º, Wet D. Gem.)
Lid van de Franse Gemeenschapsraad of lid van de Vlaamse Raad (art. 24bis, § 4, BWHI) Lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap of lid van de Vlaamse Raad (art. 24bis, § 4, BWHI)
Lid van het Europees Parlement (art. 42, tweede lid, wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement) Lid van het Europees Parlement (art. 42, tweede lid, wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement)
Cumul met één bezoldigd uitvoerend mandaat (artikel 10bis, tweede lid, Wet D. Gem.) Cumul met één bezoldigd uitvoerend mandaat (artikel 24bis, § 2ter, BWHI)

BIJLAGE II


ADVIEZEN

1. FRANCIS DELPÉRÉE

Hoogleraar aan de Rechtsfaculteit van de Université catholique de Louvain

I. Het grondwettelijk probleem

Zoals wordt uiteengezet in de toelichting bij het voorstel van bijzondere wet dat de heer Thissen c.s. in de Senaat heeft ingediend (stuk Senaat, nr. 2-386/1, 1999-2000), bevat de bijzondere wet tot hervorming der instellingen een bijzondere regeling voor sommige leden van de Waalse Gewestraad, in casu zij die hun woonplaats hebben in een gemeente van het Duitse taalgebied en de eed « uitsluitend of in de eerste plaats » in het Duits hebben afgelegd.

Zij zijn lid van de Waalse Gewestraad en in die hoedanigheid zijn ze van rechtswege lid van de Franse Gemeenschapsraad. Het voorstel is opgesteld onder voorbehoud van de toepassing van artikel 24bis, § 5, tweede lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen : de personen die tegelijkertijd gekozen zijn voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en voor de Waalse Gewestraad, kunnen geen zitting hebben in de Franse Gemeenschapsraad; in de Franse Gemeenschapsraad worden ze vervangen door een opvolger (cf. infra).

De statutaire positie van deze Waalse parlementsleden in de twee wetgevende vergaderingen ­ die van het gewest en die van de gemeenschap ­ wordt geregeld door de bijzondere wet. Hun bevoegdheden zijn evenwel erg beknot. In de Waalse Gewestraad zijn ze niet stemgerechtigd inzake ontwerpen of voorstellen van decreet die betrekking hebben op overgedragen gemeenschapsaangelegenheden. In de Franse Gemeenschapsraad hebben ze helemaal geen stemrecht.

Twee Waalse parlementsleden die in dit geval verkeerden ­ de heren Elmar Keutgen (Eupen) en Edmund Stoffels (Amel) ­, hebben niet nagelaten tegen deze volgens hen discriminerende toestand te protesteren. Nadat ze in de Waalse Gewestraad de grondwettelijke eed in het Duits hadden afgelegd, lieten ze na dit te doen in de Franse Gemeenschapsraad. Bijgevolg zouden ze er hun mandaat niet terdege kunnen uitoefenen. Intussen werden ze niet vervangen. De Franse Gemeenschapsraad telt dus in feite slechts tweeënnegentig leden terwijl hij er in rechte vierennegentig moet tellen.

Teneinde deze anomalie recht te zetten en in een streven zich te wapenen tegen mogelijke betwistingen over « de juridische geldigheid van de door de Franse Gemeenschapsraad (in die omstandigheden) aangenomen decreten » (volgens de bewoordingen van de adviesaanvraag die de voorzitter van de Senaat op 19 oktober 2001 aan de Raad van State heeft gestuurd), willen de indieners van het onderzochte voorstel de opvolger van het (de) betrokken parlementslid(leden) in staat stellen om in zijn (of hun) plaats zitting te nemen in de Franse Gemeenschapsraad.

Op die manier zou het dubbele mandaat worden verdeeld. Het Waals parlementslid dat de eed in het Duits zou hebben afgelegd, zou zitting hebben in de Waalse Gewestraad, in ieder geval voor de specifieke gewestaangelegenheden. Voor het overige zou het lid worden betrokken bij de werkzaamheden van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, voor zover het lid beantwoordt aan de voorwaarden vermeld in artikel 8, § 4, 1º, van de wet van 31 december 1983. De opvolger die, naar we veronderstellen, de eed in het Frans zou hebben afgelegd, zou zijnerzijds zitting hebben in de Franse Gemeenschapsraad. Hij zou zich uitspreken over alle gemeenschapsaangelegenheden. Desgevallend zou hij kunnen worden aangewezen als gemeenschapssenator, voor de Franse taalgroep.

De Senaatscommissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft vragen omtrent de grondwettigheid van dit voorstel en van de erop ingediende amendementen. Ze interesseert zich met name voor de conformiteit van de voorgestelde teksten met het territorialiteitsbeginsel. Ze vraagt zich ook af of er geen alternatieven zijn voor de voorgestelde oplossing, voor zover ze het mogelijk maken om in alle omstandigheden het 75-19 evenwicht binnen de Franse Gemeenschapsraad te bewaren.

Na de toepasselijke teksten in herinnering te hebben gebracht, wordt hierna gepoogd een antwoord te geven op de gestelde vragen.

II. De toepasselijke teksten

1. De Grondwet is bijzonder discreet over de kwestie van de samenstelling van de gemeenschapsraden. In artikel 115, § 1, stelt ze evenwel dat « er (...) een Raad van de Franse Gemeenschap is waarvan de samenstelling en de werking worden bepaald door de ­ bijzondere ­ wet ». In artikel 116, § 1, voegt ze daaraan toe dat « de raden samengesteld zijn uit verkozen mandatarissen » en in § 2, eerste lid, dat « elke Gemeenschapsraad samengesteld is uit leden rechtstreeks gekozen tot lid van de betrokken Gemeenschapsraad of tot lid van een Gewestraad ».

Deze bepalingen zijn belangrijk en mogen niet uit het oog worden verloren. Ze laten de bijzondere wetgever niet toe om de plano te bepalen dat een opvolger (die per definitie niet als parlementslid is gekozen) als effectief titularis zitting zou kunnen hebben in een Gemeenschapsraad. In werkelijkheid zou hij dit mandaat slechts kunnen opnemen als de bijzondere wet een specifieke onverenigbaarheid instelt in het geval van een effectief parlementslid of het lid in staat stelt zijn ontslag in te dienen voor een deel van zijn mandaat.

De Grondwet verduidelijkt nog in artikel 118, § 2, eerste zin, dat een bijzondere wet de aangelegenheden betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van (...) de Raad van de Franse Gemeenschap en de Raad van het Waalse Gewest aanduidt welke door de Raden, ieder wat hem betreft, bij ­ bijzonder ­ decreet worden geregeld.

Op die manier stelt ze de regel van de « organisatorische autonomie » in. De vraag rijst of de Franse Gemeenschap, en zelfs het Waalse Gewest, deze mogelijkheid te baat zouden kunnen nemen om een oplossing te vinden voor het gestelde probleem.

2. De bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die sindsdien meermaals is gewijzigd, is explicieter.

In artikel 24, § 2, eerste lid, preciseert deze wet immers het aantal leden van de Waalse Gewestraad. « De Waalse Gewestraad bestaat uit 75 rechtstreeks gekozen leden ». In het tweede lid van dezelfde paragraaf wordt gepreciseerd dat « de Waalse Gewestraad het aantal bedoeld in het eerste lid bij (bijzonder) decreet kan wijzigen ».

In artikel 24, § 3, eerste lid, geeft ze aan dat de Franse Gemeenschapsraad samengesteld is uit vierennegentig leden, dit wil zeggen « 75 leden van de Waalse Gewestraad » (1º) en « 19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad » (2º). In een tweede lid wordt verduidelijkt dat « de Franse Gemeenschapsraad, bij (bijzonder) decreet, de aantallen bedoeld in het eerste lid, 1º en 2º, kan wijzigen ».

Er wordt evenwel een grens gesteld aan de organisatorische vrijheid die aldus aan de Franse Gemeenschap is toegekend. De Waalse en de Brusselse leden moeten zich altijd in « een verhouding » van 75 tot 19 bevinden.

3. De bijzondere wet tot hervorming der instellingen viseert in artikel 24bis, § 5, tweede lid, een bijzondere situatie. Volgens de gewijde formule gaat het om de Evers-Damseaux oplossing (F. Delpérée, « Crise sans crise », J.T., 1995, blz. 657, hier blz. 663).

Het beschouwde geval is eenvoudig. Een persoon is tegelijkertijd gekozen tot lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en tot lid van de Waalse Gewestraad. Deze persoon zou zijn mandaat in de Franse Gemeenschapsraad niet kunnen opnemen aangezien overeenkomstig artikel 24bis, § 4, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen « de mandaten van lid van (...) de Franse Gemeenschapsraad en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap onderling onverenigbaar zijn ».

Er wordt een vervangingsformule op het getouw gezet. Deze mandataris wordt vervangen « in de Franse Gemeenschapsraad door (zijn) opvolger, gekozen bij de verkiezingen van de Waalse Gewestraad op dezelfde lijsten als (hijzelf) ».

De bijzondere wet heeft daarentegen geen oog gehad voor de situatie van het lid van de Waalse Gewestraad dat opzettelijk en ten teken van politiek protest weigerde zitting te nemen in de Raad, zonder evenwel zijn mandaat op te geven, maar weigerde de grondwettelijke eed af te leggen en het zich bijgevolg onmogelijk maakte zitting te hebben in de Franse Gemeenschapsraad.

III. Het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State

In haar advies L.32.406/2 van 25 oktober 2001 heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State met betrekking tot het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. twee afzonderlijke vragen in overweging genomen.

De eerste vraag betreft de geldigheid van de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad, de tweede de goedkeuring van decreten van het Waalse Gewest in gewestaangelegenheden en overgedragen gemeenschapsaangelegenheden.

1. Inzake de vraag naar de regelmatigheid van de beraadslagingen en de stemmingen in de Franse Gemeenschapsraad, beperkt de afdeling wetgeving van de Raad van State zich tot de verklaring dat het Arbitragehof weigert de formele regelmatigheid te onderzoeken van de wetten die het voorgelegd krijgt zodat er geen enkel afkeurend oordeel kan worden uitgesproken. Die opmerking is juist, maar ze maakt geen einde aan de discussie. Het is niet omdat er geen enkele vorm van rechterlijke controle is ingesteld ten aanzien van een specifiek beleidsdomein van de overheid dat ongrondwettige procedures mogen worden toegepast.

Men kan zich de vraag stellen of een onregelmatig samengestelde overheid en a fortiori een onregelmatig samengestelde wetgevende vergadering in staat zijn geldige beslissingen te nemen. Men kan zich ook afvragen of de vrijwillige obstructie door twee van haar leden een democratisch verkozen instelling mag lamleggen.

Zonder zich te hoeven uitspreken over de gegrondheid of over de ongepastheid van een politiek optreden dat een politieke vergadering berooft van de medewerking van twee van haar leden, en de verhouding van 75-19 in de Franse Gemeenschapsraad de facto wijzigt, kan het nuttig zijn zich af te vragen hoe een dergelijke obstructie kan worden overwonnen.

Er zou een eenvoudige oplossing in zicht kunnen zijn. Het Reglement van de Franse Gemeenschapsraad zou in een van zijn bepalingen kunnen preciseren dat de leden van de raad wiens geloofsbrieven zijn onderzocht, krachtens artikel 31, § 3, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, worden verzocht de eed bepaald in artikel 31bis van dezelfde bijzondere wet af te leggen, dat ze dit moeten doen binnen een tijdspanne van veertien dagen en dat, als deze formaliteit niet te gepasten tijde is vervuld, deze parlementsleden worden geacht af te zien van het mandaat dat hun te beurt is gevallen. In dat geval zou een beroep moeten worden gedaan op hun opvolgers om de vergadering te vervolledigen.

2. Wat de tweede vraag betreft, kan men slechts verwijzen naar de inhoud van voornoemd advies van de Raad van State. Als door een decreet van het Waalse Gewest tegelijkertijd zowel gewestbevoegdheden als overgedragen gemeenschapsbevoegdheden worden uitgeoefend, is het raadzaam deze bepalingen niet in een zelfde decreet op te nemen. Al was het maar om de eenvoudige reden dat ze een afzonderlijk toepassingsgebied hebben (F. Delpérée en S. Depré, Le système constitutionnel de la Belgique, Brussel, Larcier, 1998, nr. 443). Bovendien is het zowel om redenen van pedagogische aard als om redenen van rechtszekerheid passend om duidelijk te stellen voor wie de regel bestemd is.

Daar kan nog een andere reden aan worden toegevoegd : het is mogelijk onderscheiden stemmingen te houden bij de artikelsgewijze stemming over een decreet (voor zover dat uitvoerbaar is ­ wat niet het geval lijkt als een enkel artikel in stemming wordt gebracht), maar deze methode kan niet worden gebruikt als het gaat om de eindstemming over het geheel van het decreet.

We zijn het dus eens met het advies van de Raad van State dat « een decreet van het Waalse Gewest de bijzondere wet van 8 augustus 1980 schendt indien het zowel gewest- als gemeenschapsaangelegenheden regelt ». Deze ongrondwettigheid moet worden vermeden, niet dankzij een wijziging van de regels betreffende de samenstelling van de raad, maar door de strikte naleving van de procedureregels binnen deze raad.

IV. Analyse van het voorstel en de amendementen

Rekening houdend met de zopas in herinnering gebrachte teksten en principes, is de vraag hoe de voorgestelde teksten en de erop ingediende amendementen juridisch beoordeeld moeten worden.

1. Het voorstel van de heer Thissen c.s. strekt tot het « vervangen ... in de Franse Gemeenschapsraad » van de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, door hun opvolger (toelichting, blz. 2). Te dien einde bepaalt artikel 2 van het wetsvoorstel dat « de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, in de Franse Gemeenschapsraad worden vervangen door hun opvolgers ».

Men kan zich afvragen of dit niet een te eenvoudige werkwijze is. Er ontbreekt een schakel. Het zou meer in overeenstemming zijn met de hiervoor aangehaalde grondwetsbepalingen ­ meer bepaald die welke het principe van de rechtstreekse verkiezing formeel invoeren ­ om te preciseren dat het Waals parlementslid dat de eed in het Duits heeft afgelegd, geen mandaat mag uitoefenen in de Franse Gemeenschapsraad. Het is slechts als gevolg hiervan dat hij in deze Raad moet worden vervangen door zijn opvolger.

In die zin worden de volgende teksten voorgesteld :

Artikel 24bis, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt aangevuld met het volgende lid :

« Het mandaat van lid van de Franse Gemeenschapsraad is onverenigbaar met dat van lid van de Waalse Gewestraad, wanneer het betrokken lid de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits heeft afgelegd. »

In artikel 24bis, § 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt het volgende lid ingevoegd tussen het tweede en het derde lid :

« De leden van de Waalse Gewestraad die, overeenkomstig artikel 24, § 3, lid van de Franse Gemeenschapsraad zijn, maar, met toepassing van § 4, tweede lid, van dit artikel, hun mandaat in die raad niet kunnen opnemen, worden vervangen door hun opvolgers, verkozen bij de verkiezingen van de Waalse Gewestraad, op dezelfde lijsten, in de volgorde waarin ze op elk van de bovengenoemde lijsten zijn verkozen. »

Artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt gewijzigd als volgt :

« De leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, nemen in de Waalse Gewestraad niet deel aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren. »

2. Wat amendement nr. 1 betreft, is het zo dat het geen rekening houdt met het principe van de organisatorische autonomie die de Waalse Gewestraad in staat stelt zijn aantal leden bij bijzonder decreet te verhogen. Het biedt ook geen oplossing voor het probleem van de deelname van de Waalse gekozenen, zevenenzeventig in getal ditmaal, aan de werkzaamheden van de Franse Gemeenschapsraad.

3. De amendementen nr. 2 en volgende behoeven geen commentaar van juridische aard. In het kader van dit advies hoeven we ons niet uit te spreken over de opportuniteit van de oprichting van een afzonderlijk kiesarrondissement en over de mogelijkheid om alle gekozenen die hun woonplaats in een gemeente van het Duitse taalgebied hebben, als Duitstalige gekozenen te beschouwen.

4. In welk opzicht zou het territorialiteitsbeginsel in gevaar worden gebracht of beter worden gewaarborgd door de bepalingen die in het voorstel van bijzondere wet of in de amendementen zijn geformuleerd ?

Het territorialiteitsbeginsel kan op verschillende wijze worden ingevuld (zie onder andere de studie van A. Alen en R. Ergec, « Le principe de la territorialité dans la jurisprudence belge et européenne. Un essai de synthèse », J.T., 1998, blz. 785-790). Het kan in de volgende zin worden begrepen : elke gefedereerde politieke collectiviteit moet over een grondgebied beschikken waarop ze de volle bevoegdheid heeft over juridische situaties die er zich voordoen in de aangelegenheden welke tot haar bevoegdheid behoren.

Op die manier bekeken, krijgt het territorialiteitsbeginsel in het Belgisch publiek recht geen perfecte toepassing (F. Delpérée, Le système constitutionnel de la Belgique, Bruxelles-Paris, Bruylant-LGDJ, 2000, blz. 606). In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden de Franse en de Vlaamse Gemeenschap, maar ook de verschillende Gemeenschapscommissies er immers toe gebracht om, ieder wat haar betreft, dezelfde juridische situaties te regelen. Zoals men weet, moet daarbij rekening worden gehouden met persoonlijke en institutionele aanknopingscriteria om de bevoegdheden van deze collectiviteiten vast te stellen. Zo kunnen ook op internationaal vlak verschillende politieke collectiviteiten zich in een concurrentiesituatie bevinden zonder dat het territorialiteitsbeginsel in casu kan worden toegepast.

Daarom gebruikt het Arbitragehof systematisch de uitdrukking « bevoegdheidssfeer » eerder dan die van « grondgebied », welke geografisch genomen te strikt is, ter aanduiding van de gebieden waar de gemeenschappen gemachtigd zijn om op te treden.

Is de situatie van de Duitstalige Gemeenschap op dat vlak zorgwekkend ? Daar bestaat geen reden toe. Deze Gemeenschap treedt op in een gebied dat duidelijk afgebakend is en dat samenvalt met het Duitse taalgebied, met inbegrip van de aangelegenheden die door het Waalse Gewest aan haar zijn overgedragen.

Vormt de situatie van het Waalse Gewest een probleem vanuit het oogpunt van het territorialiteitsbeginsel ? Absoluut niet. Dit gewest treedt op in een gebied dat samenvalt met het grondgebied van de vijf Waalse provincies, met inbegrip van het Duitse taalgebied. Als ze optreedt op het vlak van de overgedragen gemeenschapsaangelegenheden, wordt dit grondgebied beperkt tot dat van het Franse taalgebied.

En wat met de situatie van de Franse Gemeenschap op dit vlak ? Deze gemeenschap treedt op in het Franse taalgebied en, voor een deel, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Haar decreten zijn niet van toepassing in de gemeenten van het Duitse taalgebied.

5. Het territorialiteitsbeginsel kan ook betekenen dat alleen de gekozenen van een bepaald gewest beslissingen kunnen nemen ten aanzien van diegenen die hen gekozen hebben. Zie advies L. 31.644/VR van 14 mei 2001 van de afdeling wetgeving van de Raad van State, stuk Senaat, nr. 2-709/6, 2000-2001.

In dit opzicht kunnen de door de amendementen nrs. 1, 4 en 5 aanbevolen oplossingen een probleem vormen. Zodra een afzonderlijke kieskring wordt ingesteld voor de gemeenten van het Duitse taalgebied en deze kieskring « twee leden afvaardigt » naar de Waalse Gewestraad, kan men zich afvragen of deze afgevaardigden het recht zullen hebben om decreten in te dienen en goed te keuren inzake gewestaangelegenheden, die in het Waalse Gewest van toepassing zullen zijn.

Als er geen specifiek kiesarrondissement wordt ingesteld, is er geen enkel bezwaar tegen het feit dat de Waalse gekozenen in de Waalse Gewestraad deelnemen aan gelijk welke beraadslaging over gewestaangelegenheden. Zelfs als ze hun woonplaats hebben in een Duitstalige gemeente, is het mogelijk dat ze de eed niet in het Duits afleggen en dat ze dus zoals de andere leden deelnemen aan iedere beraadslaging en stemming in de raad. Zelfs als ze hun woonplaats in een Duitstalige gemeente hebben en na hun verkiezing de eed in het Duits afleggen, staat het niet vast dat ze uitsluitend of in de eerste plaats gekozen werden met de stemmen van de kiezers van de Duitstalige gemeenten. Ze hadden een verzameling stemmen kunnen krijgen in het arrondissement Verviers, zonder het zelfs te hebben over de lijststemmen waaruit ze voordeel kunnen hebben gehaald.

Op federaal niveau geldt dezelfde situatie in het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde voor een aantal Franstalige en Vlaamse parlementsleden.

V. Andere suggesties

1. Een eerste suggestie werd al geformuleerd. Ze vereist een wijziging van het Reglement van de Franse Gemeenschapsraad.

2. Er kan een tweede suggestie worden gedaan. Hierbij zou worden aanbevolen het aantal leden van de Franse Gemeenschapsraad met één of meer eenheden te verhogen. Deze uitbreiding kan worden verwezenlijkt door een bijzonder decreet waarin zou kunnen worden bepaald dat, wanneer een of meer leden van de Waalse Gewestraad de eed in het Duits afleggen, het aantal leden van de Franse Gemeenschapsraad met een evenredig aantal eenheden moet worden verhoogd. Op die manier berokkent het terugtreden van enkele Waalse parlementsleden geen nadeel aan de werkzaamheden van de Franse Gemeenschapsraad en aan het evenwicht dat er moet heersen.

Hierbij moet evenwel een verduidelijking worden gegeven : de bijkomende zetel(s) zullen worden toegekend volgens de regels van de evenredige vertegenwoordiging en zullen niet noodzakelijk naar de lijst gaan waarop de kandidaat die de eed in het Duits heeft afgelegd, zich verkiesbaar had gesteld.

De voorgestelde formule biedt geen coherente oplossing voor het probleem van de regelmatigheid van de samenstelling van de wetgevende vergadering. In een raad met een aantal leden dat werd verhoogd tot zevenenzeventig, zouden er immers slechts vijfenzeventig leden ertoe komen daadwerkelijk zitting te hebben.

3. Er wordt hoofdzakelijk verwezen naar de voorgestelde wijziging van artikel 24bis van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen.

Brussel, 1 december 2001.


2. JAN VELAERS

Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen (UFSIA)

1. Inleiding

1. De indieners van het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, alsook de indieners van de amendementen op dat voorstel, beogen een oplossing te bieden voor het probleem dat is ontstaan doordat twee leden van de Waalse Gewestraad, die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, weigeren hun mandaat op te nemen in de Franse Gemeenschapsraad. Het gevolg van deze weigering is dat de Franse Gemeenschapsraad niet meer geldig is samengesteld. Artikel 24, § 3, 1º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalt immers dat de 75 Waalse Gewestraadsleden, inclusief degenen die hun eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, deel uitmaken van de Franse Gemeenschapsraad. Artikel 50, lid 2, van dezelfde bijzondere wet bepaalt weliswaar dat zij niet het recht hebben om deel te nemen aan de stemmingen in de Franse Gemeenschapsraad en de Waalse Gewestraad, over gemeenschapsaangelegenheden. Deze bepaling impliceert echter niet dat zij geen lid zijn van de Franse Gemeenschapsraad. Artikel 24, § 3, 1º, is terzake duidelijk : zij zijn van rechtswege lid. Zij kunnen deelnemen aan de debatten, doch niet aan de stemmingen. Door te weigeren hun mandaat op te nemen, door te weigeren de eed af te leggen, is de Franse Gemeenschapsraad onvolledig samengesteld.

2. De Raad van State heeft in zijn advies van 25 oktober 2001 weliswaar gesteld dat het « niet duidelijk is in welk opzicht de regel die thans opgenomen is in artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, (...) aanleiding zou kunnen geven tot betwisting met betrekking tot de geldigheid van de decreten van de Franse Gemeenschapsraad. Het is de Raad van State immers niet duidelijk welke hogere norm bij die rechtsregel zou worden geschonden. » Deze stellingname van de Raad heeft uitsluitend betrekking op het huidige artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet, waarvan de Raad terecht stelt dat het geen juridische problemen doet rijzen (9). De Raad spreekt zich echter niet uit over het probleem dat de aanleiding was tot het doen van het voorstel tot wijziging van artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet, met name de weigering van twee leden van de Waalse Gewestraad om hun mandaat op te nemen in de Franse Gemeenschapsraad. Noch in de toelichting bij het voorstel, noch in de toelichting bij de amendementen, wordt van deze aanleiding trouwens gewag gemaakt. De weigering om de eed af te leggen, doet wel juridische problemen rijzen. Ze heeft immers tot gevolg dat de Franse Gemeenschapsraad op dit ogenblik niet meer conform artikel 24, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is samengesteld. Alhoewel het in het verleden nog is voorgekomen dat de Waalse Gewestraad onvolledig was samengesteld, met name als gevolg van de niet-goedkeuring van de geloofsbrieven van de heer Van Overstraeten (10), en alhoewel, zoals de Raad van State in hetzelfde advies opmerkt (11), het Arbitragehof « niet bevoegd is om het proces van totstandkoming van wetsbepalingen te toetsen », en er bijgevolg geen sanctie bestaat voor deze onregelmatige toestand, is het ons inziens duidelijk dat deze dient te worden rechtgezet.

3. Zowel het voorstel van bijzondere wet, als de amendementen hebben hetzelfde doel : in de Franse Gemeenschapsraad zullen voortaan geen « Duitstalige leden » meer zetelen. De verwezenlijking van dit doel wordt echter op een verschillende wijze nagestreefd. Het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s. behoudt het huidig aantal leden van de Waalse Gewestraad en behoudt ook de huidige kieskringen, inclusief de kieskring Verviers. Het voorstel bepaalt dat, wanneer een gekozene zijn eed uitsluitend of eerst aflegt in het Duits, deze slechts zetelt in de Waalse Gewestraad, doch niet in de Franse Gemeenschapsraad. Daar wordt hij vervangen door zijn opvolger op de lijst, althans voorzover deze de eed uitsluitend of eerst in het Frans aflegt. De amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne voorzien in een verhoging van het aantal leden van de Waalse Gewestraad tot 77. 75 leden worden gekozen in de kieskringen van het Frans taalgebied en 2 in een kieskring Eupen-Sankt-Vith, die samenvalt met het Duits taalgebied. Deze twee leden zetelen wel in de Waalse Gewestraad, doch niet in de Franse Gemeenschapsraad.

4. Zowel het voorstel van bijzondere wet, als de amendementen erop, bieden een oplossing voor het gerezen probleem. Beide eerbiedigen daarenboven de 75/19 verhouding die voor de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad wordt voorgeschreven. Hierna zullen we eerst enkele wetgevingstechnische bemerkingen maken bij het voorstel van bijzondere wet (2) en bij de amendementen (3). Vervolgens zullen we pogen een beoordeling uit te brengen in het licht van de ratio legis die aan de uitsluiting van de « Duitstalige » leden uit de Franse Gemeenschapsraad ten grondslag ligt, met name het « vertegenwoordigingsbeginsel ». (4) Tenslotte gaan we in op de kritische bemerking die de Raad van State in zijn advies heeft gemaakt met betrekking tot de zogenaamde »gemengde decreten », dit zijn de decreten van de Waalse Gewestraad waarin zowel gewestelijke als gemeenschapsaangelegenheden worden geregeld (5).

2. Het voorstel van de heer Thissen c.s. : de vervanging van een lid van de Waalse Gewestraad dat weigert zijn mandaat in de Franse Gemeenschapsraad op te nemen

5. Het voorstel van de heer Thissen c.s. beoogt in artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 een vervangingsregeling op te nemen. Een vervangingsregeling voor de « Duitstalige » leden van de Franse Gemeenschapsraad dient inderdaad in de bijzondere wet zelf te worden opgenomen. De vervanging heeft immers tot gevolg dat een opvolger, die geen lid is van de Waalse Gewestraad, in de Franse Gemeenschapsraad zal zetelen. Daardoor wordt afgeweken van artikel 24, § 3, 1º, van de bijzondere wet, dat bepaalt dat alle 75 leden van de Waalse Gewestraad in de Franse Gemeenschapsraad zetelen.

6. Het gerezen probleem betreft de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad (Titel III, hoofdstuk II, afdeling 1) en niet de werking (Titel III, hoofdstuk II, afdeling 2). Vandaar dat het ons inziens niet aangewezen is de vervangingsregeling in artikel 50, tweede lid, op te nemen, dat immers de werking van de Raden betreft. In plaats van eerst in artikel 24, § 3, te stellen dat alle leden van de Waalse Gewestraad, ook dezen die hun eed uitsluitend of eerst in het Duits afleggen, deel uitmaken van de Franse Gemeenschapsraad en vervolgens in artikel 50, tweede lid, te stellen dat ze daar vervangen worden, is het aangewezen in artikel 24, § 3, meteen te bepalen dat zij geen deel uitmaken van de Franse Gemeenschapsraad en er worden vervangen door hun opvolgers.

7. Het is ons inziens daarenboven nodig duidelijk te bepalen dat het lid van de Waalse Gewestraad dat wordt uitgesloten, slechts kan worden vervangen door een opvolger die niet gedomicilieerd is in het Duits taalgebied. Het heeft geen zin te bepalen dat het moet gaan om een opvolger die zijn eed niet in het Duits aflegt. Alleen de leden van de Waalse Gewestraad kunnen immers een eed in het Duits afleggen (artikel 31bis, lid 3). De vervanger zal echter geen lid zijn van de Waalse Gewestraad.

8. Artikel 24, § 3, zou als volgt kunnen luiden : « De Franse Gemeenschapsraad bestaat uit : 1º de 75 leden van de Waalse Gewestraad. De leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, worden in de Franse Gemeenschapsraad echter vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolgers op dezelfde lijst, die niet gedomicilieerd zijn in het Duits taalgebied. 2º 19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. »

9. De tweede zin van het voorgestelde artikel 50, lid 2, betreft niet de samenstelling, doch wel de werking. De uitsluiting van bepaalde leden van de Waalse Gewestraad van de stemmingen in de Waalse Gewestraad over gemeenschapsaangelegenheden kan, zoals voorgesteld, wel in artikel 50, tweede lid, worden geregeld. Artikel 50, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, nemen in de Waalse Gewestraad niet deel aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren. »

3. De amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne

10. In hun amendementen stellen de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne voor dat de Waalse Gewestraad zou zijn samengesteld uit 77 leden, waarvan er 75 verkozen zijn in kieskringen die behoren tot het Frans taalgebied en twee in een kieskring die samenvalt met het Duits taalgebied. Vervolgens stellen zij voor dat alleen de 75 verkozenen uit het Frans taalgebied deel uitmaken van de Franse Gemeenschapsraad. Bij deze amendementen kunnen volgende wetgevingstechnische bemerkingen worden gemaakt.

11. De formulering : artikel 24, § 2, is een bepaling over de samenstelling van de Waalse Gewestraad. Vandaar dat het voorstel beter als volgt luidt : « De Waalse Gewestraad bestaat uit 77 rechtstreeks gekozen leden, waarvan twee gekozen in een afzonderlijke kieskring, die de gemeenten van het Duits taalgebied omvat. » Artikel 24, § 3, eerste lid, houdt beter een positieve verwoording in : « ...die gekozen zijn in de kieskringen van het Frans taalgebied. »

12. De indeling in kieskringen : op grond van artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen komt het aan de Waalse Gewestraad zelf toe om de kieskringen in te stellen. Deze beschikt terzake over constitutieve autonomie. Alleen met het oog op de eerste rechtstreekse verkiezing van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad heeft artikel 63, § 1, van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur (12), de vaststelling van de kieskringen aan de wetgever overgelaten. Deze heeft zich van deze opdracht gekweten in de bijlagen bij de wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur. De toevoeging van een nieuwe kieskring, de kieskring Eupen-Sankt-Vith, komt dus aan de Waalse Gewestraad toe. De bijzondere wetgever kan de Waalse Gewestraad wel verplichten een dergelijke kieskring in te stellen. Dit kan door in artikel 24, § 2, in een dergelijke kieskring te voorzien. (zie supra nr. 11) Daarenboven zou het aanbeveling verdienen om artikel 26, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen als volgt te wijzigen : « Geen kieskring mag de grenzen van het grondgebied van een Gewest of van een taalgebied overschrijden. »

13. De verdeling van de zetels over de kieskringen. De minimale toewijzing van twee zetels aan de kieskring « Eupen-Sankt Vith » dient in de bijzondere wet te worden ingeschreven. Dit kan door de toevoeging van een lid aan artikel 26, § 3 : « De kieskring die de gemeenten van het Duits taalgebied omvat, telt minimaal twee zetels. » Wellicht zal ook een herverdeling van de 75 zetels over de overige kieskringen van het Frans taalgebied nodig zijn, aangezien de kieskring Verviers voortaan minder inwoners heeft (13). Dit vergt een wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1993 tot verdeling over de kieskringen van de rechtstreeks door het kiezerskorps verkozen leden van de Waalse Gewestraad (14) Dit koninklijk besluit werd, met het oog op de eerste verkiezingen van die Raad, door de Koning uitgevaardigd op grond van artikel 63, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur. Thans behoort de verdeling van de zetels over de kieskringen echter tot de uitsluitende bevoegdheid van de Waalse Gewestregering (artikel 26, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen).

4. De uitsluiting van de « Duitstalige » gewestraadsleden uit de Franse Gemeenschapsraad, in het licht van het vertegenwoordigingsbeginsel

14. Het is duidelijk dat zowel het voorstel van bijzondere wet van de heer Thissen c.s., als de amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne, het gerezen probleem kunnen oplossen. Er zetelen geen « Duitstalige leden » meer in de Franse Gemeenschapsraad en de 75/19 verhouding tussen Waalse en Brusselse raadsleden blijft verzekerd. Hierna zullen we beide oplossingen beoordelen in het licht van de ratio legis die aan de uitsluiting van de Duitstalige leden uit de Franse Gemeenschapsraad ten grondslag ligt.

A. Het vertegenwoordigingsbeginsel als ratio legis van de uitsluiting van de gewestraadsleden van het Duits taalgebied uit de Franse Gemeenschapsraad

15. De ratio legis voor de uitsluiting van de Duitstalige leden uit de Franse Gemeenschapsraad is dezelfde als deze voor de uitsluiting van de Brusselse leden uit het Vlaams Parlement, wanneer dit gewestaangelegenheden behandelt. Het gaat om het vertegenwoordigingsbeginsel. Een parlementaire assemblee moet zijn samengesteld uit de vertegenwoordigers van de bevolking die het beleid van de assemblee moet ondergaan. Het zou, vanuit democratisch oogpunt, niet verantwoord zijn, dat in die assemblee vertegenwoordigers zetelen die gekozen zijn door kiezers, die het beleid van die assemblee niet moeten ondergaan. De Raad van State heeft dit beginsel in één van zijn adviezen als volgt verwoord : « De representativiteit houdt in dat het verkozen orgaan zijn gezag ontleent aan de wil van hen, waardoor en waarvoor het met gezag is bekleed. Aan de representativiteit wordt dan te kort gedaan wanneer burgers bijdragen tot de samenstelling van organen die te hunnen aanzien zonder beleidsbevoegdheid zijn. » (15)

16. Het vertegenwoordigingsbeginsel (16) ligt ten grondslag aan de twee leden van het huidige artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Artikel 50, eerste lid, van de bijzondere wet sluit de zes Brusselse leden van het Vlaams Parlement uit van de stemmingen over gewestelijke aangelegenheden. De verklaring hiervoor is duidelijk : het zou vanuit democratisch oogpunt niet verantwoord zijn dat deze zes Brusselse leden zouden meestemmen over bijvoorbeeld een decreet dat een gewestelijke belasting invoert. Dit decreet zal immers slechts van toepassing zijn in het Vlaams Gewest. De belasting zal slechts betaald worden door de inwoners van het Vlaams Gewest. Het is dan ook normaal dat alleen hun vertegenwoordigers over deze belasting stemmen en dat de vertegenwoordigers, gekozen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, zich onthouden.

17. Om dezelfde reden sluit artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet thans reeds de leden van de Waalse Gewestraad die hun eed uitsluitend of het eerst in het Duits hebben afgelegd, uit van stemmingen in de Franse Gemeenschapsraad. Er bestaat immers een eigen Raad van de Duitstalige Gemeenschap, die in het Duits taalgebied bevoegd is voor de gemeenschapsaangelegenheden. De decreten van de Franse Gemeenschapsraad hebben geen rechtskracht in het Duits taalgebied. Het is dan ook, vanuit democratisch oogpunt, niet verantwoord dat de verkozenen uit het Duits taalgebied mee beslissen over decreten die slechts in het Frans taalgebied en ten aanzien van een aantal Brusselse instellingen zullen gelden (17).

18. In een federale Staat, met deelentiteiten, die hun bevoegdheden slechts uitoefenen in bepaalde gebieden of ten aanzien van bepaalde instellingen, heeft het vertegenwoordigingsbeginsel noodzakelijkerwijze een territoriale dimensie. Wezenlijk gaat het echter om het democratisch gehalte van de besluitvorming. Vanuit democratisch oogpunt is het inderdaad moeilijk te verantwoorden dat een aantal leden van een parlementaire vergadering verkozen zijn door kiezers die gedomicilieerd zijn in een gebied waarvoor die vergadering niet bevoegd is. Deze kiezers zouden dan immers, via hun vertegenwoordigers, deelnemen aan beslissingen die niet op hen, doch op anderen van toepassing zijn. Dit is strijdig met het wezen zelf van de representatieve democratie, die beoogt de beslissingen te laten nemen door de vertegenwoordigers van de bevolking, die deze beslissingen zal moeten ondergaan.

B. Het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50, lid 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

19. Het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 50 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, beoogt de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, in de Franse Gemeenschapsraad te vervangen door hun opvolgers. Daarenboven bepaalt het voorstel dat deze leden in de Waalse Gewestraad niet deelnemen aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren.

20. Dit voorstel ligt duidelijk in het verlengde van het huidige artikel 50, tweede lid, van de bijzondere wet. Het hanteert immers hetzelfde criterium van uitsluiting. Eigenlijk gaat het om een complex criterium. Men moet artikel 50, tweede lid, immers samenlezen met artikel 31bis, derde lid, van de bijzondere wet. Artikel 31bis, derde lid, bepaalt dat slechts de leden van de Waalse Gewestraad, die hun woonplaats hebben in een gemeente van het Duits taalgebied, de eed in het Duits kunnen afleggen. Ze zijn daartoe echter niet verplicht. Artikel 50, tweede lid, ­ zoals het in het voorstel luidt ­ bepaalt vervolgens dat de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, vervangen worden in de Franse Gemeenschapsraad.

21. De gehanteerde criteria zijn problematisch in het licht van het vertegenwoordigingsbeginsel. Degene die wordt uitgesloten is weliswaar iemand die gedomicilieerd is in het Duits taalgebied (artikel 31, derde lid), en die de eed uitsluitend of in de eerste plaats aflegt in het Duits (artikel 50, lid 2), maar die desalniettemin een gekozene is uit de kieskring Verviers. Deze kieskring strekt zich uit over twee taalgebieden. Het is dus best mogelijk dat kiezers uit het Franstalige deel van de kieskring Verviers hun stem hebben uitgebracht op deze kandidaat, die daardoor minstens mede door deze kiezers werd verkozen. Deze verkozene vertegenwoordigt dus wel degelijk kiezers van een kieskring waarvoor de Franse Gemeenschap bevoegd is. Deze kiezers hebben recht om vertegenwoordigd te zijn in de Franse Gemeenschapsraad. Artikel 3 van het eerste toegevoegd protocol bij het EVRM is hier in het geding. De uitsluiting van een lid van de Waalse Gewestraad die in het Duits taalgebied is gedomicilieerd en die zijn eed uitsluitend of eerst in het Duits aflegt, is dus, op de keper beschouwd, moeilijk te verantwoorden vanuit het vertegenwoordigingsbeginsel, zolang dit lid gekozen is in de kieskring Verviers die zich over twee taalgebieden uitstrekt.

22. De impertinentie van de gehanteerde criteria wordt nog meer duidelijk wanneer men beseft dat een verkozene van de kieskring Verviers, die gedomicilieerd is in het Duits taalgebied, van de Franse Gemeenschapsraad zal deel uitmaken, door eenvoudig zijn eed eerst in het Frans en dan in het Duits af te leggen. Dit is mogelijk, ook al is hij in het Duits taalgebied gedomicilieerd en is hij wellicht voornamelijk gekozen door kiezers uit het Duits taalgebied.

23. Zolang de huidige kieskring Verviers zich uitstrekt over twee taalgebieden is het niet uitgesloten dat vooral kiezers uit de gemeenten van het Frans taalgebied hun stem hebben uitgebracht op een verkozene die in het Duits taalgebied is gedomicilieerd en die vervolgens zijn eed uitsluitend of eerst in het Duits aflegt. Deze kiezers uit het Frans taalgebied zijn dan niet vertegenwoordigd in de Franse Gemeenschapsraad. Dat is moeilijk te verantwoorden. Omgekeerd is het evenmin uitgesloten dat vooral kiezers uit de gemeenten van het Duits taalgebied hun stem hebben uitgebracht op een verkozene die in het Duits taalgebied is gedomicilieerd, doch die vervolgens zijn eed uitsluitend of eerst in het Frans aflegt. Deze kiezers, uit het Duits taalgebied, zijn dan wel vertegenwoordigd in de Franse Gemeenschapsraad. Ook dat is moeilijk te verantwoorden.

C. De amendementen van de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne

24. In hun amendementen stellen de heren Vankrunkelsven en Van Quickenborne voor dat de Waalse Gewestraad is samengesteld uit 77 leden, waarvan er 75 verkozen zijn in kieskringen die behoren tot het Frans taalgebied en twee in een kieskring die samenvalt met het Duits taalgebied. Vervolgens stellen zij voor dat alleen de 75 verkozenen uit het Frans taalgebied deel uitmaken van de Franse Gemeenschapsraad.

Deze amendementen houden ons inziens een meer ondubbelzinnige regeling in voor de kiezers en de vertegenwoordigers uit het Duits taalgebied. Terwille van het vertegenwoordigingsbeginsel is het aangewezen dat het Duits taalgebied een afzonderlijke kieskring is. De kiezers uit deze kieskring hebben wel het recht vertegenwoordigd te zijn in de Waalse Gewestraad, doch niet in de Franse Gemeenschapsraad die immers niet bevoegd is in het Duitse taalgebied. Voor de gemeenschapsaangelegenheden beschikken deze kiezers over de eigen Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Op deze wijze is het vertegenwoordigingsbeginsel ten volle geëerbiedigd.

25. De toebedeling van twee zetels aan de kleine kieskring « Eupen-Sankt-Vith » schendt ons inziens het discriminatieverbod niet. De doelstelling ervan is immers enerzijds een adequate samenstelling van de Waalse Gewestraad en de Franse Gemeenschapsraad mogelijk te maken en anderzijds te voorzien in een redelijke vertegenwoordiging van de Duitstaligen in de Waalse Gewestraad. Het slechts toebedelen van één zetel aan deze kieskring zou overigens strijdig zijn met artikel 26, § 3, van de bijzondere wet, dat het systeem van evenredige vertegenwoordiging instelt. Daarmee is immers in strijd dat er kieskringen bestaan waaraan slechts één zetel is toebedeeld (18).

5. De « gemengde decreten » in de Waalse Gewestraad

26. In vele adviezen heeft de Raad van State kritiek geuit op het aannemen van « gemengde decreten » door de Waalse Gewestraad. Het gaat om decreten waarin zowel gewestelijke, als gemeenschapsaangelegenheden worden geregeld (19). Volgens de Raad van State schendt de Waalse Gewestraad de bijzondere wet van 8 augustus 1980 indien het dergelijke « gemengde decreten » aanneemt. De Raad van State wijst er onder meer op dat zowel de totstandkoming, als het territoriaal toepassingsgebied van decreten, verschilt naar gelang het gaat om een gewestelijke, dan wel een gemeenschapsaangelegenheid. Decreten van de Waalse Gewestraad in gewestelijke aangelegenheden worden gestemd door de hele Gewestraad, inclusief de Duitstalige leden. Ze zijn ook toepasselijk in het Duits taalgebied. Decreten van de Waalse Gewestraad in gemeenschapsaangelegenheden worden gestemd zonder de Duitstalige leden (artikel 50, lid 2, van de bijzondere wet). Ze zijn niet toepasselijk in het Duits taalgebied. Het is dan ook niet te verantwoorden dat in één decreet zowel gemeenschaps- als gewestaangelegenheden worden geregeld.

27. De Raad van State brengt overigens dezelfde kritiek uit ten aanzien van de « gemengde decreten » die de Vlaamse Raad aanneemt. Hier rijst immers een analoog probleem. Decreten van de Vlaamse Raad in gemeenschapsaangelegenheden worden gestemd door de hele Raad, inclusief de Brusselse leden. Ze zijn ook toepasselijk in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad (20). Decreten van de Vlaamse Raad in gewestelijke aangelegenheden worden echter gestemd zonder de Brusselse leden (artikel 50, lid 1, van de bijzondere wet). Ze zijn immers niet toepasselijk in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Ook voor het Vlaams Parlement geldt dus dat het niet te verantwoorden is dat er in één decreet zowel gemeenschaps- als gewestaangelegenheden worden geregeld.

28. Noch de Waalse Gewestraad, noch de Vlaamse Raad volgen de adviezen van de Raad van State. Klaarblijkelijk wensen zij de mogelijkheid te behouden om in één decreet, zowel gemeenschaps-, als gewestelijke aangelegenheden te regelen. Ze doen wel een poging om aan de door de Raad van State opgeworpen bezwaren tegemoet te komen. In de Waalse Gewestraad gebeurt dit door twee stemmingen te houden, één waaraan het Duitstalige lid deelneemt, en één waaraan dit lid niet deelneemt (21). In de Vlaamse Raad wordt er slechts één stemming gehouden, doch er worden twee resultaten bekendgemaakt, één met en één zonder de Brusselse leden van de Raad. Volgens de Raad van State worden de opgeworpen bezwaren hierdoor echter niet ontzenuwd (22). De dubbele stemming sluit inderdaad niet uit dat de stem van het Duitstalige lid van de Waalse Gewestraad mede bepalend is voor de aanneming of de verwerping van een decreet dat gemeenschapsaangelegenheden regelt.

29. Ook voor het probleem van de verschillende territoriale gelding van gemeenschaps- en gewestdecreten is er vaak geen afdoende oplossing. In het verleden is het reeds voorgekomen dat het territoriaal toepassingsgebied van een « gemengd decreet » van de Waalse Gewestraad, beperkt werd tot het Frans taalgebied. Op die wijze vermijdt men inderdaad dat het gemeenschapsgedeelte van het decreet, van toepassing wordt in het Duits taalgebied. Meteen is echter ook het gewestgedeelte er niet van toepassing. De Raad van State stelde daarover in een advies : « Le législateur régional ne peut renoncer à légiférer sur une partie de son territoire, à savoir sur la région de langue allemande, sans établir une discrimination manifeste à l'égard de ce territoire, exclu du bénéfice de ce décret. » (23)

30. De enige werkelijke oplossing is het uitsluiten van « gemengde decreten ». Noch het Waalse, noch het Vlaamse Parlement zien dit echter als een politiek haalbaar alternatief, gelet ook op de vaak nauwe verwevenheid van de gemeenschaps- en de gewestelijke aangelegenheden.


(1) Zie nota als bijlage I.

(2) « De Raad van de Franse Gemeenschap enerzijds en de Raad van het Waalse Gewest en de Franse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest anderzijds kunnen in onderlinge overeenstemming en elk bij decreet beslissen dat de Raad van het Waalse Gewest en zijn regering in het Franse taalgebied en de Franse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en zijn College in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad geheel of gedeeltelijk bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefenen. Deze decreten worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen in de Raad van het Waalse Gewest en in de Franse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van de betrokken Raad of taalgroep aanwezig is. Zij kunnen de financiering van de bevoegdheden die zij aanduiden, regelen, alsook de overdracht van het personeel, de goederen, rechten en verplichtingen die erop betrekking hebben. Deze bevoegdheden worden, naar gelang van het geval, uitgeoefend bij wege van decreten, besluiten of verordeningen. »

(3) Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2001.

(4) Toepassing van artikel 37bis, § 1, tweede lid, van de BWHI : « De Franse Gemeenschapsraad en de Waalse Gewestraad kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet besluiten, senatoren bedoeld in artikel 53, § 1, 2º, van de Grondwet, zonder stemrecht bij hun werkzaamheden te betrekken. » Cf. Décret spécial du 23 octobre 1997 du Conseil régional wallon visant à associer les sénateurs élus directement par le collège électoral français aux travaux du Conseil régional wallon.

(5) Zie nota als bijlage I.

(6) Zie bijlage II.

(7) Belg zijn, het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten, de volle leeftijd van 21 jaar hebben bereikt en niet verkeren in één der gevallen van uitsluiting of schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek en niet beroofd zijn van zijn verkiesbaarheidsrechten in geval van veroordeling tot een criminele straf (artikel 5, § 1, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen).

(8) Artikel 8, § 4, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (infra : wet D. Gem.).

(9) Dat de leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of eerst hebben afgelegd in het Duits, wel lid zijn van de Franse Gemeenschapsraad, doch niet mogen deelnemen aan de stemmingen, is met geen enkele grondwettelijke bepaling strijdig. Het gaat zelfs niet om een tegenstrijdigheid tussen twee bepalingen van de bijzondere wet. Het is immers niet noodzakelijk dat alle leden die een orgaan ­ in casu een volksvertegenwoordigende vergadering ­ samenstellen, het recht hebben deel te nemen aan alle beslissingen die dit orgaan neemt. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de regels in verband met de samenstelling (artikel 24, § 1) en de werking van de Vlaamse Raad (artikel 50, eerste lid). Uit de regels in verband met de samenstelling van de Franse Gemeenschapsraad vloeit met andere woorden niet noodzakelijkerwijze voort dat de beslissingen van de Raad slechts geldig kunnen worden genomen, indien alle 94 leden die de Raad samenstellen eraan kunnen deelnemen en/of indien de verhouding 75/19 bij de deelname aan de stemmingen wordt geëerbiedigd. De regels over de samenstelling en deze over de werking moeten worden onderscheiden.

(10) Zie H. Vuye, « Het onderzoek van de geloofsbrieven. De draagwijdte van artikel 48 van de Grondwet », Rec. Cass., 1996, blz. 81.

(11) Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, 25 oktober 2001, stuk Senaat, 2001-2002, nr. 2-386/2.

(12) Belgisch Staatsblad van 20 juli 1993.

(13) Zie in verband met de evenredige vertegenwoordiging artikel 26, § 3, BWHI.

(14) Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1993.

(15) Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, 4 augustus 1978, stuk Kamer, 77/78, 461/55, over het wetsontwerp houdende diverse institutionele hervormingen.

(16) Zie hierover J. Velaers, De Grondwet en de Raad van State, afdeling Wetgeving. Vijftig jaar adviezen aan de wetgevende vergaderingen in het licht van de rechtspraak van het Arbitragehof, Antwerpen, Maklu, 1999, blz. 300, nr. 5-8.

(17) Om dezelfde reden worden ook de Brusselse leden van de Vlaamse Raad uitgesloten van beslissingsrecht.

(18) Zie Arbitragehof nr. 90/94, 22 december 1994, Belgisch Staatsblad van 12 januari 1995 (B.3.4.) Het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging (artikel 62 van de Grondwet) verzet zich tegen kieskringen met slechts één te verkiezen volksvertegenwoordiger.

(19) De Waalse Gewestraad beschikt over een aantal bevoegdheden in gemeenschapsaangelegenheden, op grond van de toepassing van de daartoe in artikel 138 van de Grondwet geboden mogelijkheden.

(20) Meer bepaald ten aanzien van de unicommunautaire Nederlandstalige instellingen die zich richten tot de Vlaamse gemeenschap in Brussel.

(21) Deze oplossing was gesuggereerd door M. Uyttendaele, zie bijlage bij het verslag doc. Parl. wallon, 1995-96, 148/7, blz. 26.

(22) De Raad stelde met betrekking tot de dubbele stemming in het Waalse Parlement : « ... en adoptant, en composition plénière, des dispositions réglant des matières communautaires, le Conseil régional wallon violerait également l'article 50, alinéa 2, de la loi spéciale précitée puisque le conseiller ayant prêté serment en allemand aurait pris part au vote. » Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, 12 mei 1997, doc. Parl. wallon, 1996-1997, nr. 258/1.

(23) Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, 12 mei 1997, doc. Parl. wallon, 1996-1997, nr. 258/1.