2-859/1

2-859/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

17 JULI 2001


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 116 en 126 van het Kieswetboek

(Ingediend door de heren Jean-François Istasse, Philippe Monfils en mevrouw Anne-Marie Lizin)


TOELICHTING


Dit voorstel heeft tot doel het risico te verkleinen dat tussentijdse verkiezingen moeten worden georganiseerd om een vacante plaats in te vullen, wanneer de reserve aan opvolgers is uitgeput. Het strekt ertoe om de partijen die kandidaat zijn bij de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers toe te staan meer kandidaten op hun lijst op te nemen dan er leden te verkiezen zijn.

Om een grotere gelijkheid van kansen tussen de kandidaten te bevorderen en beter rekening te houden met de voorkeurstemmen uitgebracht door de kiezer, is de overdracht van de lijststemmen naar de kandidaten die de eerste plaatsen op de lijst innemen door de wet van 27 december 2000 (Belgisch Staatsblad van 24 januari 2001) tot de helft teruggebracht. Daarnaast is het systeem van de kandidaat-opvolgers afgeschaft. Niet-gekozen kandidaten worden automatisch opvolgers.

Door niet langer kandidaat-opvolgers voor te stellen aan de kiezer, heeft de wetgever het aantal kandidaten op de lijsten sterk verminderd.

In bepaalde gevallen is hun aantal ingekrompen tot twee per lijst (arrondissement Hoei-Borgworm voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers).

Dit kleine aantal kandidaten biedt de kiezer onvoldoende keuze, vooral als men ervan uitgaat dat de kandidaten op de lijst de verschillende stromingen in de kieskring moeten vertegenwoordigen en dat het aantal vrouwen en jongeren op de lijst moet toenemen.

Een ander risico is dat bij gebrek aan opvolgers steeds vaker tussentijdse verkiezingen moeten plaatsvinden. Een lid kan overlijden of ontslag nemen, onder meer wegens een ernstige ziekte. Een gekozen kandidaat kan aangewezen worden voor een ministerambt en zijn opvolgers kunnen om een of andere reden weigeren zijn plaats in te nemen. Deze risico's zijn vooral groot in kieskringen met een gering aantal verkozenen.

Bovendien heeft een lijst die niet meer over opvolgers beschikt, geen enkele waarborg dat hij na de tussentijdse verkiezing, zijn zetel herovert. Dit wijzigt de aard van de stemming, die bij de volledige verkiezing van de verkozenen van de kieskring nog evenredig was.

De Raad van State heeft daar ook al op gewezen in zijn advies van 28 juni 2000 over het voorontwerp van bijzondere wet van ... tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, tot beperking met de helft van de devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (stuk Kamer, nr. 1050/001, 1999-2000, blz. 20 en 21).

In dit voorstel wordt de tekst overgenomen die de Raad van State naar voren schoof in zijn advies van 3 april 2000 over het voorontwerp van wet tot beperking met de helft van de devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de federale wetgevende Kamers en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (stuk Kamer, nr. 667/001, 1999-2000, blz. 32).

Tijdens de bespreking van dit wetsontwerp in de Kamer verklaarde de minister van Binnenlandse Zaken dat in het oorspronkelijke ontwerp betreffende de Kamer en de Senaat wel was voorzien in een oplossing voor dit probleem. De regering gaf er evenwel de voorkeur aan, het Parlement te laten oordelen over de relevantie van een maatregel terzake (stuk Kamer, nr. 667/004, 1999-2000, blz. 4). Aan de vooravond van de lokale verkiezingen heeft de meerderheid in het Parlement zich niet over dit onderwerp uitgesproken. Er werd opnieuw aan herinnerd tijdens de besprekingen in de Senaatscommissie voor Binnenlandse Zaken op 19 juni 2001 en in de plenaire vergadering van 5 juli 2001 (Handelingen, nr. 2-134) over het ontwerp van bijzondere wet betreffende de gewestraden.

Dit voorstel strekt ertoe het aantal kandidaten op te trekken op de lijsten voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Voorgesteld wordt dit aantal met 30 % op te trekken, met een minimumaantal van vijf bijkomende kandidaten. Dit voorstel is de tegenhanger van een afzonderlijk voorstel van bijzondere wet aangaande de verkiezingen van het Vlaams Parlement en van het Waals Parlement. Het minimale aantal bijkomende kandidaten is van 3 opgetrokken tot 5, vanwege het geringere aantal voor de Kamer en omdat de kieskringen vaak groter zijn dan bij de verkiezing van de regionale parlementen.

In de kleinste kieskringen brengt dit het aantal kandidaten op 7 voor een volledige lijst.

Dit aantal vormt een bovengrens, en geen verplichting voor de lijsten, die dus niet noodzakelijk volledig moeten zijn om te kunnen worden ingediend.

Daar komt nog bij dat de indieners het niet nodig achten het reeds hoge aantal kandidaten voor de rechtstreekse verkiezing van de Senaat en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap nog op te trekken. De auteurs hebben evenmin geraakt aan de wet van 26 juni 2000 tot beperking met de helft van de devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de provincie- en gemeenteraden en van het Europees Parlement (Belgisch Staatsblad van 14 juli 2000).

Ten slotte dient er op gewezen dat hier ook niet wordt getornd aan artikel 117bis van het Kieswetboek, als laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2000, artikel 5. Deze bepaling aangaande de vertegenwoordiging van beide geslachten moet met een bijzondere wet worden gewijzigd na de lopende herziening van de grondwetsartikelen 10 en 10bis.

Wat de Kamer van volksvertegenwoordigers betreft :

Hierna volgt het maximum aantal kandidaten per kieskring voor elke lijst, op het ogenblik waarop dit voorstel wordt ingediend (tussen haakjes : het huidige aantal zetels) :

Antwerpen 19 (14)
Mechelen-Turnhout 15 (10)
Hasselt-Tongeren-Maaseik 16 (11)
Gent-Eeklo 14 (9)
Sint-Niklaas-Dendermonde 11 (6)
Aalst-Oudenaarde 11 (6)
Brugge 9 (4)
Kortrijk-Roeselare-Tielt 13 (8)
Veurne-Diksmuide-Oostende-Ieper 10 (5)
Leuven 12 (7)
Brussel-Halle-Vilvoorde 29 (22)
Nijvel 10 (5)
Bergen-Zinnik 11 (6)
Doornik-Aat-Moeskroen 9 (4)
Charleroi-Thuin 14 (9)
Luik 14 (9)
Hoei-Borgworm 7 (2)
Verviers 9 (4)
Aarlen (1) 8 (3)
Namen-Dinant-Philippeville 11 (6)

(1) Aarlen-Marche-en-Famenne-Bastenaken-Neufchâteau-Virton.

Toelichting bij de artikelen

Artikel 1

Dit voorstel van bijzondere wet is verplicht bicameraal overeenkomstig artikel 77, 3º, van de Grondwet.

Artikel 2

De voorgestelde wijzigingsbepalingen betreffen de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Ze worden hierboven in de « toelichting » nader verklaard.

Artikel 3

Dit artikel regelt het probleem van een verkiezing zonder stembusgang wanneer er voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers slechts een lijst van kandidaten in een kieskring is ingediend. In dat geval moeten de lijsttrekkers in de volgorde van hun voordracht gekozen verklaard worden tot het aantal te verkiezen leden bereikt is. De niet-verkozen kandidaten worden in de volgorde van vermelding op de lijst gekozen verklaard als eerste, tweede, derde, ... opvolger.

Jean-François ISTASSE.
Philippe MONFILS.
Anne-Marie LIZIN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 116, § 5, vijfde lid, van het Kieswetboek, gewijzigd bij de gewone wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt :

« Indien voor de verkiezing van de Kamer het aantal te verkiezen leden gelijk is aan of kleiner is dan vijftien, is het maximum aantal kandidaten dat een lijst kan tellen, gelijk aan het aantal te verkiezen leden, vermeerderd met vijf.

Indien het aantal te verkiezen leden groter is dan vijftien, is het maximum aantal kandidaten dat een lijst kan tellen, gelijk aan honderddertig percent van het aantal te verkiezen leden.

Indien het aldus berekende maximumaantal decimalen bevat, wordt het afgerond naar boven of naar beneden, naargelang die decimalen al dan niet 0,5 bereiken.

Voor de verkiezing van de Senaat mag geen enkele lijst meer kandidaten tellen dan het aantal te verkiezen leden. »

Art. 3

In artikel 126 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 mei 1949, de gewone wet van 16 juli 1993 en de wet van 27 december 2000, alsook bij het koninklijk besluit van 5 april 1994, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgend lid ingevoegd :

« Indien er, in hetzelfde geval, voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers meer kandidaten zijn dan te verkiezen leden, worden zoveel kandidaten gekozen verklaard als er te verkiezen leden zijn, te beginnen met de kandidaten die bovenaan op de lijst staan, in de volgorde van de voordracht. De niet-gekozen kandidaten worden eerste, tweede, derde opvolger enz. verklaard, in de volgorde waarin zij op de lijst staan. »

Jean-François ISTASSE.
Philippe MONFILS.
Anne-Marie LIZIN.