2-704/1 | 2-704/1 |
23 MAART 2001
Op 9 april 2001 keurde de Raad van ministers van de Europese Unie de definitieve tekst goed van de richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. In die tekst werden de wijzigingen aangebracht die het Europees Parlement daarin in een tweede lezing had aangebracht. Op 30 mei 2001 volgde de ondertekening van de goedgekeurde tekst door de voorzitters van de Raad en van het Europees Parlement, zodat niets meer de bekendmaking ervan in het Publicatieblad in de weg stond.
Voormelde richtlijn strekt tot de omzetting in communautair recht van de door de WIPO (Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom) opgestelde verdragen (1) die gericht zijn op de bescherming van het auteursrecht en van de naburige rechten in een digitale samenleving.
Aangezien het een aangelegenheid betreft die in Belgisch recht behoort te worden omgezet, moet de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten dienovereenkomstig worden gewijzigd. Dit wetsvoorstel strekt bijgevolg tot een inhoudelijke aanpassing van voormelde wet van 1994 aan de specifieke vereisten van de informatiemaatschappij, en wil daarbij op sommige punten inspelen op een aantal door de WIPO aangereikte voorstellen.
De almaar toenemende piraterij, die inzonderheid in de muzieksector welig tiert en die te wijten is aan de elektronische verspreiding van de werken, toont aan dat het intern recht dringend moet worden aangepast.
Ten opzichte van de Belgische wet, leidt de richtlijn tot wijzigingen op de vier volgende essentiële punten : het recht op mededeling, de uitzonderingen op het auteursrecht, de technische maatregelen en de informatie over het beheer van rechten.
Het recht op mededeling
Dit grondrecht stelt de auteur in staat zijn werk op gelijk welke wijze mee te delen, dan wel zulks niet te doen. Voormeld recht werd door de richtlijn [artikel 3, 1, van de richtlijn (2)] gewijzigd teneinde rekening te houden met de nieuwe mogelijkheden die in het informatietijdperk kunnen worden gehanteerd om een werk mee te delen. Thans is het immers mogelijk om een werk ter beschikking van het publiek te stellen op zo'n manier dat iedereen individueel kan bepalen op welk tijdstip en zelfs op welke plaats hij het werk opvraagt. Het ideale voorbeeld ter illustratie daarvan is de mogelijkheid om een werk on line via het internet beschikbaar te stellen. De richtlijn slaat precies op die interactieve toegang « op aanvraag » tot de werken en de voorwerpen, die dus na een individuele keuze via een internetverbinding tot stand komt. Aangezien de markt voor de exploitatie « op aanvraag » van de intellectuele eigendom als een van de voornaamste groeisectoren wordt beschouwd, strekt de bepaling van de richtlijn ertoe een aangepaste en coherente bescherming van die nieuwe economische exploitatievorm te bieden.
Het Belgisch recht bepaalt weliswaar in artikel 1, § 1, vierde lid, van de wet van 30 juni 1994 het volgende : « Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het werk volgens (ongeacht) welk procédé aan het publiek mede te delen. » Dat neemt evenwel niet weg dat het terwille van de duidelijkheid en met het oog op de rechtszekerheid absoluut noodzakelijk is dat het Belgisch recht een bepaling bevat die uitdrukkelijk verwijst naar het recht waarover de auteurs beschikken om hun werken al dan niet on line op het internet te plaatsen. Ook in de naburige rechten dient een soortgelijke bepaling te worden opgenomen, want de vrijheid om werken al dan niet on line beschikbaar te stellen, behoort tevens toe aan degenen die over die naburige rechten beschikken, met name :
de uitvoerende kunstenaar of uitvoerder, in verband met de wijze om zijn uitvoeringen vast te leggen;
de producent van fonogrammen met betrekking tot zijn fonogrammen;
de producent van de eerste vastleggingen van films, van het origineel en van de kopies van zijn films;
de omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, die al dan niet draadloos ook via de kabel of de satelliet worden verspreid.
Net als voor de auteurs is tevens een aanpassing vereist van de bepalingen met betrekking tot het recht op mededeling van de titularissen van de naburige rechten.
De artikelen 2 en 6 van het wetsvoorstel wijzigen in die zin de artikelen 1 (de auteur), 35 (de uitvoerende kunstenaar), 39 (gemeenschappelijke bepaling voor de producent van fonogrammen en films) en 44 (de omroeporganisatie) van de wet van 30 juni 1994.
Uitzonderingen op het auteursrecht
De Europese richtlijn voorziet in twee soorten van uitzonderingen :
a) Een verplichte uitzondering (artikel 5, 1, van de richtlijn (3)) :
Daarbij wordt een uitzondering op het auteursrecht toegestaan wanneer bij een technisch procédé, dat op de overzending of op een toegestaan gebruik van een werk is gericht, een reproducerende handeling of een tijdelijk opslaan van het werk dat op zich economisch niet lonend is, onvermijdelijk is.
Als voorbeeld kan terzake worden verwezen naar de internetservers waarlangs de informatie loopt.
Die bepaling moet worden opgenomen : ze wordt vermeld in artikel 5 van het wetsvoorstel, dat ertoe strekt een artikel 23ter in te voegen waarin de communautaire verplichting wordt vermeld.
b) 20 uitzonderingen op het auteursrecht die de Staten, zo zij zulks wensen, kunnen toepassen (artikel 5, lid 2 en lid 3, van de richtlijn (4)).
De Belgische wet met betrekking tot het auteursrecht omvat reeds de volgende negen uitzonderingen :
Belgische wet | |
Artikel 21 | Mogelijkheid tot aanhalingen uit een werk ten behoeve van kritiek, polemiek of onderwijs of in het kader van wetenschappelijke werkzaamheden |
Artikel 22, § 1, 1º | Mogelijkheid tot reproductie en mededeling aan het publiek, met het oog op informatie |
Artikel 22, § 1, 2º | Mogelijkheid tot reproductie en mededeling in een voor het publiek toegankelijke plaats |
Artikel 22, § 1, 3º | Mogelijkheid tot kosteloze privé-mededeling in familiekring |
Artikel 22, § 1er, 4º | Mogelijkheid tot reproductie van korte fragmenten voor didactisch of privé-gebruik |
Artikel 22, § 1, 5º | Mogelijkheid tot reproductie die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is |
Artikel 22, § 1, 6º | Mogelijkheid tot het maken van een karikatuur, een parodie of een pastiche |
Artikel 22, § 1, 7º | Mogelijkheid tot uitvoering van een werk tijdens een publiek examen |
Artikel 23, § 1 | Mogelijkheid tot door overheidsinstellingen georganiseerde uitlening (openbare uitlening) |
Wanneer men de overige uitzonderingen erop naleest, stelt men vast dat aanvaarding ervan de regeling van het auteursrecht volkomen onderuit zou halen. Op de andere uitzonderingen die in de richtlijn voorkomen, hebben in hoofdzaak Scandinavische landen aangestuurd. Een en ander heeft te maken met het feit dat de vergoeding van de scheppende kunstenaars in die landen alleen op overheidssubsidiëring steunt en dat het auteursrecht er voor een deel uitgehold is. De mogelijkheid waarover de Staten beschikken om die uitzonderingen al dan niet van toepassing te laten zijn, geeft eenieder de mogelijkheid de eigen wijze waarop de auteurs worden vergoed, te behouden. Stemt men in met een uitbreiding van de uitzonderingen op het auteursrecht, dan moet men er ook akkoord mee gaan om van de regeling inzake het auteursrecht af te stappen en over te schakelen op een regeling inzake overheidssubsidiëring. Niet die keuze wordt echter voorgesteld. De huidige regeling wordt gehandhaafd, maar aangepast aan de informatiemaatschappij. Volgens ons is het alleen zaak de bestaande uitzonderingen te laten inspelen op de gevolgen van de evolutie van de informatiemaatschappij.
In dat perspectief doen twee uitzonderingen op het auteursrecht problemen rijzen :
(1) De reproductie voor privé-gebruik.
Artikel 5, lid 2, b), van de richtlijn omschrijft de « reproductie voor privé-gebruik » als uitzondering (5).
De Belgische wet voorziet niet in enig direct of indirect commercieel gebruik van de reproductie voor privé-gebruik. Het is dus noodzakelijk te preciseren dat het aanvoeren van de reproductie voor privé-gebruik als uitzondering en het aanwenden daarvan voor commerciële doeleinden, verboden is. Dat is een van de voorbeelden dat het best illustreert hoe ingrijpend de uitbouw van de informatiemaatschappij het auteursrecht kan beïnvloeden. Laten we in dat verband wat nader ingaan op de procédés van het type Napster bijvoorbeeld die worden toegepast om bestanden uit te wisselen. Dankzij die technieken kan men vanuit een privé-kopie een oneindig aantal perfecte kopies van een werk aanmaken, waarbij de auteurs elke vergoeding mislopen, wat het normale raam van de reproductie voor privé-gebruik in ruime mate overschrijdt.
Artikel 3 van het voorstel wijzigt de bepalingen van de wet van 30 juni 1994 met betrekking tot de reproductie voor privé-gebruik om rekening te houden met de communautaire verplichting.
(2) Openbare ontlening mediatheek.
Artikel 5, lid 2, c), van de richtlijn omschrijft « openbare uitlening mediatheek » als uitzondering (5).
De redenering die voor de reproductie voor privé-gebruik werd aangehouden, geldt tevens voor de openbare ontlening.
Voor mediatheken en cinematheken geldt een uitzondering op het auteursrecht voor de openbare ontlening; de digitalisering van de werken mag er inzonderheid door het plaatsen van de werken op het internet evenwel niet toe leiden dat ontleningen op industriële schaal gaan plaatsvinden. Het kan nooit de bedoeling zijn dat iedereen, dankzij het bestaan van de uitzondering « openbare ontlening », via de webstek van mediatheken en cinematheken toegang zou kunnen krijgen tot werken die in de catalogi van die overheidsinstellingen aan te treffen zijn. Een en ander is ontoelaatbaar als zij dat enkel en alleen in hun eigen belang zouden doen, zonder de auteurs van die werken daarvoor enige gepaste vergoeding te bieden. Daarbij ligt het hoegenaamd niet in de bedoeling op enigerlei wijze de democratische toegang tot de cultuur af te remmen. Alleen mag die democratische toegang niet ten koste van de auteurs gaan, want zo men de auteurs geen aanvaardbare vergoeding biedt, zet een en ander op termijn de hele artistieke schepping op de helling. De bevoegde overheid moet via onderhandelingen met de auteurs tot een akkoord komen waarbij wordt voorzien in de mogelijkheid om de werken ter beschikking te stellen van het publiek en om de auteurs in ruil daarvoor een vergoeding te geven. Niet de auteurs hoeven op te draaien voor het beleid dat erop gericht is de cultuur voor eenieder toegankelijk te maken. De uitzondering op het auteursrecht voor de openbare ontlening moet dus beperkt blijven tot een reproductie die niet op enig direct of indirect commercieel of economisch voordeel gericht is.
Artikel 4 van het voorstel wijzigt de bepalingen van de wet van 30 juni 1994 met betrekking tot de openbare ontlening teneinde rekening te houden met de communautaire verplichting.
Technische maatregelen
Het kan verwondering wekken vast te stellen dat in een wetsvoorstel over de auteursrechten bepalingen voorkomen die op technische maatregelen slaan. In de informatiemaatschappij zijn technische maatregelen voor de beveiliging tegen het illegaal kopiëren van werken evenwel absoluut noodzakelijk om de uitoefening en de naleving van dat recht mogelijk te maken. Het principe van de naleving van de technische maatregelen om de werken te beveiligen is bijgevolg onlosmakelijk verbonden met de naleving van het auteursrecht in se, en behoort dan ook in de wet van 30 juni 1994 te worden opgenomen.
Artikel 7 van dit wetsvoorstel voert in de wet van 30 juni 1994 een artikel 79bis in, waarvan de principes steunen op de aanwending, door de auteurs, van efficiënte technische maatregelen die tot doel hebben hun werken te beveiligen en tevens op het verbod op het onklaar maken van die technische maatregelen [artikel 6, lid 1, van de richtlijn (6)], op de bestraffing van handelingen die de uitschakeling van die technische beveiligingsmaatregelen tot doel hebben [artikel 6, lid 2, van de richtlijn (7)] en op de regeling, door de auteurs zelf en niet door de gebruiker, van de toegang tot technisch beveiligde werken in het raam van de uitoefening van het recht op de uitzonderingen [artikel 6, lid 4, van de richtlijn (8)].
Informatie over het beheer van rechten
Heeft men het over informatie met betrekking tot het beheer van rechten, dan verwijst men naar de « nummerplaat », aan de hand warvan men de juridische regeling kan achterhalen die op een elektronisch werk van toepassing is. Die informatie is makkelijk opvraagbaar en heeft tot doel de geschillen te beperken. Daarbij gaat het concreet om een hele rist, in het werk opgeslagen digitale gegevens (vergelijk
baar met het ISBN-nummer van een boek). Artikel 7 van de richtlijn (9) voorziet in een aantal bepalingen omtrent het verbod op het onklaar maken van die digitale gegevens. Voormelde bepalingen zijn opgenomen in artikel 79ter van de wet van 30 juni 1994.
Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1, § 1, vierde lid, artikel 35, § 1, derde lid, en artikel 39, vierde lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten worden aangevuld als volgt :
« , met inbegrip van een zodanige beschikbaarstelling voor het publiek dat elk individu daartoe op de plaats en op het tijdstip van zijn keuze toegang kan krijgen. »
Art. 3
Artikel 22, § 1, 5º, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
« , en zonder dat daarbij direct noch indirect enig commercieel oogmerk wordt nagestreefd. »
Art. 4
Artikel 23, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 augustus 1998, wordt aangevuld als volgt :
« en die daarbij direct noch indirect enig commercieel of economisch oogmerk nastreven; ».
Art. 5
In dezelfde wet wordt een artikel 23ter ingevoegd, luidend :
« Art. 23ter. Tijdelijke reproductiehandelingen die voorbijgaand of bijkomstig van aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel :
a) de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of
b) een rechtmatig gebruik van een werk of beveiligd materiaal en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, worden vrijgesteld van het reproductierecht. »
Art. 6
Artikel 44, eerste lid, van dezelfde wet, wordt aangevuld als volgt :
« d) een zodanige beschikbaarstelling voor het publiek dat elk individu op de plaats en op het tijdstip van zijn keuze toegang tot het werk kan krijgen. »
Art. 7
In dezelfde wet wordt een artikel 79bis ingevoegd, luidend :
« Art. 79bis. § 1. De doeltreffende technische maatregelen die de auteurs en de overige rechthebbenden op grond van deze wet in het raam van de uitoefening van hun rechten hebben genomen, worden beschermd tegen het onklaar maken ervan.
§ 2. De vervaardiging, de invoer, de distributie, de verkoop, de verhuur, de reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten of onderdelen, of het leveren van diensten die direct of indirect de beveiliging omzeilen van iedere doeltreffende technische maatregel, wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 80 en volgende.
§ 3. Met het oog op het doen gelden van de in de artikelen 21 en 22 bedoelde uitzonderingen, verlenen de auteurs en de houders van naburige rechten toegang aan de begunstigden van de aldus omschreven uitzonderingen.
Zo de houders van de rechten op vrijwillige basis geen maatregelen hebben genomen, stelt de Koning de passende maatregelen vast om daadwerkelijk de uitzonderingen te doen gelden waarin voor de begunstigden werd voorzien; wat de reproductie voor privé-gebruik betreft, kan de Koning geen bezwaar maken tegen de mogelijkheid, voor de houders van rechten, om gepaste maatregelen te nemen teneinde het aantal reproducties voor de in artikel 22, § 1, 5º, omschreven begunstigden, te beperken.
De eerste twee leden zijn niet van toepassing wanneer de werken contractueel zodanig ter beschikking van het publiek worden gesteld dat het er op een tijdstip en op een plaats naar keuze toegang kan toe krijgen. »
Art. 8
In dezelfde wet wordt een artikel 79ter ingevoegd, luidend :
« Art. 79ter. De schrapping of de wijziging zonder machtiging van iedere informatie over het beheer van rechten in elektronische vorm, en de distributie, de invoer met het oog op distributie, de verspreiding via een omroep, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek, zonder daartoe te zijn gemachtigd, van integrale of gedeeltelijke werken, worden vervolgd overeenkomstig de artikelen 80 en volgende. »
Philippe MONFILS. |
RICHTLIJN BETREFFENDE DE HARMONISATIE VAN BEPAALDE ASPECTEN VAN HET AUTEURSRECHT EN DE NABURIGE RECHTEN IN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Artikel 5 : Beperkingen en restricties
(...)
2. De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van :
a) de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, met uitzondering van bladmuziek op voorwaarde dat de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen;
b) de reproductie, op welke drager dan ook gemaakt door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;
c) in welbepaalde gevallen, de reproductie door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven;
d) tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen ten behoeve van hun eigen uitzendingen; bewaring van deze opnamen in officiële archieven kan wegens hun uitzonderlijke documentaire waarde worden toegestaan;
e) met betrekking tot reproducties van uitzendingen door maatschappelijke instellingen met een niet-commercieel oogmerk, zoals ziekenhuizen of gevangenissen, mits de rechthebbenden daarvoor een billijke compensatie krijgen.
3. De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op de in de artikelen 2 en 3 bedoelde rechten stellen ten aanzien van :
a) het gebruik uitsluitend als toelichting bij het onderwijs of ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek, mits de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld tenzij dit niet mogelijk blijkt en voorzover het gebruik door het beoogde, niet-commerciële doel wordt gerechtvaardigd;
b) het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap, dat direct met de handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voorzover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is;
c) weergave in de pers, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling van gepubliceerde artikelen over actuele economische, politieke of religieuze onderwerpen of uitzendingen of ander materiaal van dezelfde aard, in gevallen waarin dat gebruik niet uitdrukkelijk is voorbehouden, en voorzover de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, of het gebruik van werken of ander materiaal in verband met de verslaggeving over actuele gebeurtenissen, voorzover dit uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd is en, voorzover, tenzij dit niet mogelijk blijkt de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld;
d) het citeren ten behoeve van kritieken en recensies en voor soortgelijke doeleinden, mits het een werk of ander materiaal betreft dat reeds op geoorloofde wijze voor het publiek beschikbaar is gesteld, indien de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt, en het citeren naar billijkheid geschiedt en door het bijzonder doel wordt gerechtvaardigd;
e) het gebruik ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen;
f) het gebruik van politieke toespraken en aanhalingen uit openbare lezingen of soortgelijke werken of ander materiaal, voorzover dit uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd is en mits de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt;
g) het gebruik tijdens religieuze bijeenkomten of door de overheid georganiseerde officiële bijeenkomsten;
h) het gebruik van werken, zoals werken van architectuur of beeldhouwwerken, gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden ondergebracht;
i) het incidentele verwerken van een werk of materiaal in ander materiaal;
j) het gebruik voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van artistieke werken, voorzover dat noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;
k) het gebruik voor karikaturen, parodieën of pastiches;
l) het gebruik met het oog op demonstratie of herstel van apparatuur;
m) het gebruik van een artistiek werk in de vorm van een gebouw of een tekening of plan van een gebouw met het oog op de wederopbouw van het gebouw;
n) het gebruik van niet te koop aangeboden of aan licentie-voorwaarden onderworpen werken of ander materiaal dat onderdeel uitmaakt van de verzamelingen van de in lid 2, onder c), bedoelde instellingen, hierin bestaande dat het werk of materiaal, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privé-studie meegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;
o) het gebruik in andere, minder belangrijke gevallen, wanneer reeds beperkingen of restricties bestaan in het nationale recht mits het alleen analoog gebruik betreft en het vrije verkeer van goederen en diensten in de Gemeenschap niet wordt belemmerd, onverminderd de in dit artikel vervatte beperkingen en restricties.
(1) Het Verdrag van de WIPO inzake auteursrecht en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen, beide gesloten op 20 december 1996.
(2) « De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden. »
(3) « Tijdelijke reproductiehandelingen, als bedoeld in artikel 2, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel :
a) de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of
b) een rechtmatig gebruik
van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, zijn van het in artikel 2 bedoelde reproductierecht uitgezonderd. »
(4) Zie bijlage.
(5) Zie bijlage.
(6) « De lidstaten voorzien in een passende rechtsbescherming, tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus handelt. »
(7) « De lidstaten zorgen voor een doelmatige rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten, onderdelen of het verrichten van diensten die :
a) gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om de bescherming te omzeilen, of
b) slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming, of
c) in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelijker te maken van doeltreffende technische voorzieningen. »
(8) « Niettegenstaande de in lid 1 bedoelde rechtsbescherming nemen de lidstaten, bij gebreke van door de rechthebbende vrijwillig genomen maatregelen, waaronder overeenkomsten tussen de rechthebbenden en andere betrokken partijen, passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de rechthebbenden aan de begunstigde van een nationaalrechtelijke beperking of restrictie overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), c), d) en e), en lid 3, onder a), b) en e), de nodige middelen verschaffen om van die beperking of restrictie gebruik te kunnen maken, ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het beschermde werk of materiaal.
Een lidstaat mag zulke maatregelen ook nemen ten aanzien van de begunstigde van een beperking of restrictie overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), indien reproductie voor privé-gebruik niet reeds overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b) en lid 5, mogelijk is gemaakt door de rechthebbenden, voorzover dat nodig is om de beperking of restrictie te genieten, zonder de rechthebbenden ervan te weerhouden overeenkomstig deze bepalingen adequate maatregelen te nemen betreffende het aantal reproducties. »
(9) « Art. 7. 1. De lidstaten voorzien in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht :
a) de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;
b) de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzendig, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of ander materiaal beschermd krachtens deze richtlijn of krachtens hoofdstuk III van Richtlijn 96/9/EG, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht en de wettelijk vastgestelde naburige rechten of op het in hoofdstuk III van richtlijn 96/9/EG bedoelde sui generis recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder « informatie betreffende het beheer van rechten » verstaan alle door de rechthebbenden verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of het andere materiaal, bedoeld in deze richtlijn of bestreken door het in hoofdstuk III van richtlijn 96/9/EG bedoelde sui generis recht, dan wel van de auteur of een andere rechthebbende, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of het andere materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat ligt.
De eerste alinea is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek van een werk of ander materiaal, bedoeld in deze richtlijn of bestreken door het in hoofdstuk III van richtlijn 96/9/EG bedoelde sui generis recht. »