2-283/13

2-283/13

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

28 MAART 2001


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

De tekst van het wetsontwerp vervangen als volgt :

« Wetsontwerp betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen (nieuw opschrift)

HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1. ­ Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. ­ Het opschrift van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, wordt vervangen als volgt : « Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen ».

Art. 3. ­ De Nederlandse tekst van het opschrift van titel I van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Titel I. ­ Verenigingen zonder winstoogmerk »

Art. 3bis (nieuw). ­ Vóór artikel 1 van dezelfde wet wordt het volgende opschrift ingevoegd :

« Hoofdstuk I. ­ Belgische verenigingen zonder winstoogmerk »

Art. 4. ­ Artikel 1 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Artikel 1. ­ De zetel van een Belgische vereniging zonder winstoogmerk, in dit hoofdstuk « vereniging » genoemd, is gevestigd in België.

De vereniging geniet rechtspersoonlijkheid, onder de voorwaarden omschreven in dit hoofdstuk.

De vereniging zonder winstoogmerk is die, welke niet nijverheids- of handelszaken drijft of welke niet tracht een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen. »

Art. 5. ­ Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ De statuten van een vereniging vermelden ten minste :

1º de naam, de voornamen en de woonplaats of, ingeval het rechtspersonen betreft, de naam, de rechtsvorm en de zetel van de oprichters;

2º de naam van de vereniging en het gerechtelijk arrondissement waar de zetel van de vereniging gevestigd is;

3º het minimumaantal leden, dat niet minder mag zijn dan drie;

4º de precieze omschrijving van het doel waarvoor zij is opgericht;

5º de voorwaarden en de formaliteiten betreffende toetreding en uittreding van de leden;

6º de bevoegdheden van de algemene vergadering en de wijze van bijeenroeping ervan, alsook de wijze waarop haar beslissingen aan de leden en aan derden ter kennis worden gebracht;

7º a) de wijze van benoeming en ambtsbeëindiging van de bestuurders, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij die uitoefenen, ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college, en de duur van hun mandaat;

b) in voorkomend geval, de wijze van benoeming en ambtsbeëindiging van de personen gemachtigd de vereniging overeenkomstig artikel 13, vierde lid, te vertegenwoordigen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij die uitoefenen, ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college;

c) in voorkomend geval, de wijze van benoeming en ambtsbeëindiging van de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen overeenkomstig artikel 13bis, eerste lid, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij die uitoefenen, ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college;

d) in voorkomend geval, de wijze van benoeming van de commissarissen.

8º het maximumbedrag van de bijdragen of van de stortingen ten laste van de leden;

9º de bestemming van het vermogen van de vereniging ingeval zij wordt ontbonden;

10º de duur van de vereniging ingeval zij niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

Deze statuten worden bij authentieke of bij onderhandse akte vastgesteld. In dat laatste geval moeten zij in afwijking van artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek, slechts in twee originelen worden opgesteld. »

Art. 6. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2bis. ­ Onverminderd de artikelen 3, § 2, en 11, zijn de leden in hun hoedanigheid van lid op generlei wijze persoonlijk aansprakelijk voor de verbintenissen die de vereniging aangaat. »

Art. 7. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende :

« Art. 2ter. ­ De statuten van de vereniging kunnen bepalen onder welke voorwaarden derden die een band hebben met de vereniging als toegetreden lid van de vereniging kunnen worden beschouwd. De rechten en plichten van de leden omschreven in deze wet zijn niet van toepassing op de toegetreden leden. Hun rechten en plichten worden bepaald door [de statuten] [de algemene vergadering]. »

Art. 8. ­ Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 3. ­ § 1. De vereniging bezit rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat haar statuten, de akten betreffende de benoeming van de bestuurders en in voorkomend geval van de personen gemachtigd om de vereniging overeenkomstig artikel 13, vierde lid, te vertegenwoordigen, alsook die inzake de vestiging van de zetel van de vereniging, worden neergelegd overeenkomstig artikel 26novies, § 1.

De akten betreffende de benoeming vermelden de naam, de voornamen en de woonplaats of, ingeval het rechtspersonen betreft, de naam, de rechtsvorm en de zetel van de bestuurders en van de personen gemachtigd om de vereniging te vertegenwoordigen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij die uitoefenen, ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college.

De akten betreffende de vestiging van de zetel van de vereniging vermelden het adres ervan.

§ 2. Niettemin kunnen in naam van de vereniging reeds verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen, zijn de personen die, in welke hoedanigheid ook, dergelijke verbintenissen aangaan, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk indien de vereniging binnen zes maanden na het ontstaan van de verbintenis geen rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien de verbintenissen niet heeft overgenomen binnen twee maanden na het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid. Verbintenissen overgenomen door de vereniging worden geacht door haar te zijn aangegaan vanaf het ontstaan van die verbintenissen. »

Art. 9. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende :

« Art. 3bis. ­ De nietigheid van een vereniging kan alleen in de hiernavolgende gevallen worden uitgesproken :

1º wanneer de statuten de vermeldingen bedoeld in artikel 2, 2º niet bevatten;

2º wanneer het doel waarvoor zij is opgericht, strijdig is met de wet of met de openbare orde. »

Art. 10. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidende :

« Art. 3ter. ­ Onverminderd artikel 26novies, §§ 2 en 3, heeft de nietigheid gevolgen te rekenen van de dag waarop zij is uitgesproken.

De beslissing waarbij de nietigheid van een vereniging wordt uitgesproken, brengt de vereffening van de vereniging mee overeenkomstig artikel 19. Onverminderd de gevolgen van het feit dat zij zich in vereffening bevindt, doet de nietigheid geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de verbintenissen van de vereniging of van die welke ten aanzien van haar zijn aangegaan. »

Art. 11. ­ Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ Een besluit van de algemene vergadering is vereist voor :

1º de wijziging van de statuten;

2º de benoeming en de afzetting van de bestuurders;

3º de benoeming en de afzetting van de commissarissen, het bepalen van hun bezoldiging ingeval een bezoldiging wordt toegekend;

4º de kwijting aan de bestuurders en de commissarissen;

5º de goedkeuring van de begroting en van de rekening;

6º de ontbinding van de vereniging;

7º de uitsluiting van een lid;

8º de omzetting van de vereniging in een vennootschap met een sociaal oogmerk;

9º alle gevallen waarin de statuten dat vereisen. »

Art. 12. ­ Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 5. ­ De algemene vergadering wordt door de raad van bestuur bijeengeroepen in de gevallen bepaald bij de wet, de statuten of wanneer ten minste een vijfde van de leden het vraagt. »

Art. 13. ­ In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In de Franse tekst worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) Het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« Tous les membres sont convoqués à l'assemblée générale au moins huit jours avant celle-ci. L'ordre du jour est joint à cette convocation. Toute proposition signée d'un nombre de membres au moins égal au vingtième est portée à l'ordre du jour. »

b) In het tweede lid wordt het woord « associés » vervangen door het woord « membres » en het woord « associé » door het woord « membre ».

2º de Nederlandse tekst wordt vervangen als volgt :

« Alle leden worden ten minste acht dagen tevoren voor de algemene vergadering opgeroepen. De agenda wordt bij de oproepingsbrief gevoegd. Elk voorstel, ondertekend door ten minste een twintigste van de leden, wordt op de agenda gebracht.

De leden kunnen zich op de algemene vergadering laten vertegenwoordigen door een ander lid of, zo de statuten het toelaten, door een persoon die geen lid is. »

Art. 14. ­ Artikel 7, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Alle leden hebben gelijk stemrecht op de algemene vergadering. De besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden, behalve in de gevallen waarin de wet of de statuten het anders bepalen. »

Art. 15. ­ Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 8. ­ Over een statutenwijziging kan de algemene vergadering alleen op geldige wijze beraadslagen en besluiten wanneer de voorgestelde wijzigingen uitdrukkelijk zijn vermeld in de oproeping en wanneer ten minste twee derden van de leden op de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Een wijziging kan alleen worden aangenomen met ten minste twee derden van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Wanneer de wijziging evenwel betrekking heeft op het doel waarvoor de vereniging is opgericht, kan ze alleen worden aangenomen met een meerderheid van vier vijfden van de stemmen van de aanwezige en vertegenwoordigde leden op de vergadering.

Ingeval op de eerste vergadering minder dan twee derden van de leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, kan een tweede vergadering worden bijeengeroepen, die geldig kan beraadslagen en besluiten met de meerderheden bedoeld in het eerste of het tweede lid ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden. De tweede vergadering mag niet binnen vijftien dagen volgend op de eerste vergadering worden gehouden. »

Art. 16. ­ Artikel 9 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 17. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende :

Art. 9bis. ­ De akten betreffende de benoeming of de ambtsbeëindiging van de bestuurders, van de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen, van de commissarissen en van de personen gemachtigd om de vereniging te vertegenwoordigen vermelden hun naam, hun voornamen en hun woonplaats of, ingeval het rechtspersonen betreft, hun naam, hun rechtsvorm en hun zetel.

De akten betreffende de benoeming van de bestuurders, van de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen en van de personen gemachtigd om de vereniging te vertegenwoordigen vermelden bovendien de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij die uitoefenen, ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college. »

Art. 18. ­ Artikel 10 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 juni 1984 en gewijzigd bij de wet van 30 juni 2000, wordt vervangen als volgt :

« Art. 10. ­ Op de zetel van de vereniging wordt door de raad van bestuur een register van de leden gehouden. Dit register vermeldt de naam, voornamen en woonplaats of, ingeval het rechtspersonen betreft, de naam, de rechtsvorm en de zetel van de leden. Bovendien moeten alle beslissingen betreffende de toetreding, uittreding of uitsluiting van leden door toedoen van de raad van bestuur in dat register worden ingeschreven binnen acht dagen nadat hij van de beslissing in kennis is gesteld.

Alle leden kunnen op de zetel van de vereniging het register van de leden raadplegen, alsmede alle notulen en beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de personen, al dan niet met een bestuursfunctie, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden, evenals alle boekhoudkundige stukken van de vereniging. »

Art. 19. ­ Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 11. ­ Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van verenigingen zonder winstoogmerk, vermelden de naam van de vereniging, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « vereniging zonder winstoogmerk » of door de afkorting « VZW », en het adres van de zetel van de vereniging.

Eenieder die in naam van een vereniging meewerkt aan een in het eerste lid vermeld stuk waarop één van de vermeldingen niet is aangebracht kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de verbintenissen die de vereniging krachtens dit stuk heeft aangegaan. »

Art. 20. ­ Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 12. ­ Elk lid van een vereniging is vrij uit te treden door het indienen van zijn ontslag bij de raad van bestuur. Onverminderd artikel 2, 5º, kan een lid dat zijn bijdrage niet betaalt, worden geacht ontslag te nemen.

De uitsluiting van een lid kan slechts door de algemene vergadering worden uitgesproken met een meerderheid van twee derden van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Een lid dat ontslag neemt of dat wordt uitgesloten, heeft geen aanspraak op het bezit van de vereniging en kan betaalde bijdragen niet terugvorderen, tenzij de statuten anders bepalen. »

Art. 21. ­ Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 13. ­ De raad van bestuur bestaat uit ten minste drie personen. Als evenwel maar drie personen lid zijn van de vereniging, bestaat de raad van bestuur uit slechts twee personen. Het aantal bestuurders moet in elk geval altijd lager zijn dan het aantal personen dat lid is van de vereniging.

De raad van bestuur bestuurt de vereniging en vertegenwoordigt haar in en buiten rechte. Alle bevoegdheden die de wet niet uitdrukkelijk verleent aan de algemene vergadering, worden toegekend aan de raad van bestuur.

De statuten kunnen de bevoegdheden die op grond van het vorige lid aan de raad van bestuur worden toegekend, beperken. Deze beperkingen, alsook de taakverdeling die de bestuurders eventueel zijn overeengekomen, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs niet indien zij zijn bekendgemaakt.

De bevoegdheid om de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan evenwel op de wijze bepaald in de statuten worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurder of lid die ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college optreden. Deze beslissing is tegenwerpbaar aan derden onder de voorwaarden bepaald in artikel 26novies, § 3. »

Art. 22. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende :

« Art. 13bis. ­ Het dagelijks bestuur van de vereniging, alsook de vertegenwoordiging van de vereniging wat dat bestuur aangaat, mogen op de wijze bepaald in de statuten worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurder of lid, die ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college optreden.

Deze beslissing is tegenwerpbaar aan derden onder de voorwaarden bepaald in artikel 26novies, § 3. Beperkingen van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn evenwel niet tegenwerpbaar aan derden. »

Art. 23. ­ Artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 november 1997, wordt vervangen als volgt :

« Art. 14. ­ De vereniging is aansprakelijk voor de fouten die kunnen worden toegerekend aan haar aangestelden en aan de organen waardoor zij handelt. »

Art. 23bis (nieuw). ­ In dezelfde wet wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidende :

« Art. 14bis. ­ Onverminderd artikel 26septies zijn de bestuurders niet persoonlijk verbonden door de verbintenissen van de vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de fouten in het bestuur. »

Art. 23ter (nieuw). ­ In dezelfde wet wordt een artikel 14ter ingevoegd, luidende:

« Art. 14ter. ­ De personen die met het dagelijks bestuur zijn belast zijn niet persoonlijk verbonden door de verbintenissen van de vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de fouten in het dagelijks bestuur. »

Art. 24. ­ In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de Franse tekst van het eerste lid worden de woorden « l'objet ou les objets en vue desquels elle est formée » vervangen door de woorden « le but en vue duquel elle est constituée »;

2º de Nederlandse tekst van het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« Art. 15. ­ De vereniging kan slechts die onroerende goederen in eigendom of anderszins bezitten, welke zij nodig heeft voor het bereiken van het doel waarvoor zij is opgericht. »

Art. 25. ­ In artikel 16 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen door de volgende leden :

« Die machtiging wordt alleen verleend indien de vereniging de statuten en de akten bedoeld in de artikelen 3 en 9bis en de wijzigingen ervan, evenals al haar jaarrekeningen vanaf haar oprichting of althans die van de laatste tien boekjaren, overeenkomstig artikel 26novies, § 1, heeft neergelegd.

Schenkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van een vereniging doen geen afbreuk aan de rechten van de schuldeisers en van de erfgenamen met wettelijk erfdeel van de schenkers of van de erflaters. Zij kunnen voor de rechtbank de nietigverklaring van handelingen verricht met benadeling van hun rechten vorderen. »

Art. 26. ­ Artikel 17 van dezelde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 17. ­ § 1. Ieder jaar legt de raad van bestuur de jaarrekening van het voorbije boekjaar, opgemaakt overeenkomstig dit artikel, alsook de begroting van het volgende boekjaar, ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering.

§ 2. Verenigingen voeren een vereenvoudigde boekhouding die ten minste betrekking heeft op de mutaties in contant geld of op de rekeningen, overeenkomstig een door de Koning vastgesteld model.

§ 3. De verenigingen houden evenwel hun boekhouding en maken hun jaarrekening op overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen, alsmede de uitvoeringsbesluiten ervan, wanneer zij op het einde van het kalenderjaar of bij de afsluiting van het boekjaar, met betrekking tot ten minste twee van de volgende criteria de onderstaande cijfers te boven gaan :

1º het equivalent, gemiddeld over het jaar, van 5 voltijdse werknemers ingeschreven in het personeelsregister dat wordt gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2º in totaal 250 000 euro aan de andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde;

3º een balanstotaal van 1 000 000 euro.

De Koning past de verplichtingen die voor de verenigingen voortvloeien uit het bepaalde in de uitvoeringsbesluiten van de voornoemde wet van 17 juli 1975 aan de bijzondere aard van hun werkzaamheden en hun wettelijk statuut aan. De Koning kan bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 4. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing op verenigingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en betreffende hun jaarrekening, voor zover zij minstens gelijkwaardig zijn aan die bepaald op grond van deze wet.

§ 5. De verenigingen moeten een of meer commissarissen belasten met de controle van de financiële toestand, van de jaarrekening en van de regelmatigheid ervan in het licht van de wet en van de statuten, alsook van de verrichtingen die in de jaarrekening moeten worden vastgesteld wanneer het aantal tewerkgestelde werknemers gemiddeld over het jaar 100 te boven gaat, of wanneer de vereniging met betrekking tot ten minste twee van de volgende criteria de onderstaande cijfers te boven gaat :

­ het equivalent, gemiddeld over het jaar, van 50 voltijdse werknemers ingeschreven in het personeelsregister dat wordt gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

­ in totaal 6 250 000 euro aan andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde;

­ balanstotaal : 3 125 000 euro.

De commissarissen worden door de algemene vergadering benoemd onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut van bedrijfsrevisoren.

De Koning kan bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. »

Art. 27. ­ Artikel 18 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 18. ­ De rechtbank kan op verzoek van een lid, van een belanghebbende derde of van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een vereniging die :

1º niet in staat is haar verbintenissen na te komen;

2º haar vermogen of de inkomsten uit dat vermogen voor een ander doel aanwendt dan waarvoor zij is opgericht;

3º in ernstige mate in strijd handelt met de statuten, of in strijd handelt met de wet of de openbare orde;

4º gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikel 26novies tenzij de ontbrekende jaarrekeningen worden neergelegd vooraleer de debatten worden gesloten;

5º minder dan drie leden telt.

Ook indien de rechtbank de eis tot ontbinding afwijst, kan zij de vernietiging van de betwiste handeling uitspreken. »

Art. 28. ­ Artikel 19 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 19. ­ In geval van ontbinding van een vereniging door de rechtbank benoemt deze, onverminderd artikel 19bis, één of meer vereffenaars die, na aanzuivering van het passief, de bestemming van het actief vaststellen.

Deze bestemming kan geen andere zijn dan die bepaald in de statuten of besloten door de algemene vergadering die de vereffenaar of de vereffenaars bijeenroepen. Bij gebreke van een bepaling in de statuten of van een besluit van de algemene vergadering geven de vereffenaar of vereffenaars aan het actief een bestemming die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel waarvoor de vereniging is opgericht.

De leden, de schuldeisers en het openbaar ministerie kunnen bij de rechtbank beroep instellen tegen het besluit van de vereffenaar of vereffenaars. »

Art. 28bis (nieuw). ­ In dezelfde wet wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende :

« Art. 19bis. De vordering tot ontbinding op grond van artikel 18, eerste lid, 4º, kan slechts worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van dertien maanden te rekenen van de afsluiting van het derde boekjaar.

De rechtbank die deze ontbinding uitspreekt, kan hetzij tot de onmiddellijke afsluiting van de vereffening beslissen, hetzij de vereffeningswijze bepalen en één of meer vereffenaars aanwijzen. Wanneer de vereffening is beëindigd, brengen de vereffenaar of de vereffenaars verslag uit aan de rechtbank, waarbij hij of zij, in voorkomend geval, aan de rechtbank een overzicht voorleggen van de waarden van de vereniging en van het gebruik ervan.

De rechtbank spreekt de afsluiting van de vereffening uit.

De Koning bepaalt welke procedure moet worden gevolgd voor de consignatie van de activa die de vereniging zouden toebehoren en wat er met die activa moet gebeuren ingeval nieuwe passiva aan het licht komen. »

Art. 29. ­ Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 20. ­ De algemene vergadering kan de ontbinding van de vereniging alleen uitspreken indien aan de vereisten bepaald in artikel 8, tweede lid, is voldaan.

Artikel 8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. »

Art. 30. ­ In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In de Franse tekst van het tweede lid vervallen de woorden « ou sur l'homologation d'une décision de l'assemblée générale ».

2º De Nederlandse tekst wordt vervangen als volgt :

« Art. 21. ­ Tegen een vonnis waarbij de ontbinding van een vereniging of de nietigverklaring van een van haar handelingen wordt uitgesproken, kan hoger beroep worden ingesteld.

Hetzelfde geldt voor een vonnis dat uitspraak doet over het besluit van de vereffenaar of de vereffenaars. »

Art. 31. ­ Artikel 22 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 22. ­ In geval van ontbinding van een vereniging door de algemene vergadering, wordt de bestemming van het actief vastgesteld, bij gebrek aan statutaire bepalingen, door de algemene vergadering of door de vereffenaars, overeenkomstig artikel 19, tweede lid.

In geval van ontbinding door de algemene vergadering geschiedt de vereffening door één of meer vereffenaars die hun opdracht vervullen hetzij overeenkomstig de statuten, hetzij krachtens een besluit van de algemene vergadering, hetzij, bij gebreke daarvan, krachtens een rechterlijke beslissing die door enige belanghebbende of door het openbaar ministerie kan worden gevorderd. »

Art. 32. ­ Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 23. ­ Elke beslissing van de rechter, van de algemene vergadering of van de vereffenaars betreffende de ontbinding of de nietigheid van de vereniging, de vereffeningsvoorwaarden, de benoeming en de ambtsbeëindiging van de vereffenaars, de afsluiting van de vereffening en de bestemming van het actief wordt binnen een maand na de dagtekening ervan neergelegd overeenkomstig artikel 26novies, § 1.

De akten betreffende de benoeming en de ambtsbeëindiging van de vereffenaars vermelden hun naam, voornamen en woonplaats, of, ingeval het rechtspersonen betreft, hun naam, rechtsvorm en zetel.

Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van een vereniging in verband waarmee een beslissing tot ontbinding is genomen, vermelden de naam van de vereniging, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « vereniging zonder winstoogmerk in vereffening » of door de afkorting en de woorden « VZW in vereffening. »

Art. 33. ­ De Nederlandse tekst van artikel 24 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 24. ­ Het actief kan slechts worden aangewend na aanzuivering van het passief. »

Art. 34. ­ In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º Het eerste lid wordt opgeheven;

2º In het tweede lid wordt het woord « Zij » vervangen door de woorden « De bestemming van het actief »;

3º In de Franse tekst van het derde lid worden de woorden « cette publication » vervangen door de woorden « la publication de la décision relative à l'affectation de l'actif »;

4º In de Nederlandse tekst wordt het derde lid vervangen als volgt :

« De vordering van de schuldeisers verjaart door verloop van vijf jaar te rekenen van de bekendmaking van de beslissing betreffende de bestemming van het actief. »

Art. 35. ­ Artikel 26 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 26. ­ Elke vordering ingesteld door een vereniging die de formaliteiten omschreven in de artikelen 10, 23 en 26novies, § 1, tweede lid, 6º, niet in acht heeft genomen, wordt opgeschort. De rechter bepaalt een termijn waarbinnen de vereniging moet voldoen aan haar verplichtingen. Indien de vereniging niet binnen die termijn aan haar verplichtingen voldoet, is de vordering niet ontvankelijk. »

Art. 36. ­ [ ]

Art. 37. ­ In Titel I van dezelfde wet wordt, na artikel 26septies, een hoofdstuk II ingevoegd, luidende :

« Hoofdstuk II ­ Buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk

Art. 26octies. ­ § 1. Op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt een dossier gehouden voor iedere vereniging zonder winstoogmerk die op geldige wijze in het buitenland is opgericht overeenkomstig de wet van de Staat waartoe zij behoort en die in België een centrum van werkzaamheden beoogt te openen in het ambtsgebied van de rechtbank. Ingeval een dergelijke vereniging in België verscheidene centra van werkzaamheden opent, wordt het dossier gehouden op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin een van die centra gevestigd is, zulks naar keuze van de vereniging. In dat geval vermeldt de vereniging in haar akten en in haar briefwisseling de plaats waar haar dossier wordt gehouden.

Dit dossier bevat :

1º de statuten van de vereniging;

2º het adres van de zetel van de vereniging, de opgave van de doeleinden en van de activiteiten, het adres van het centrum of de centra van werkzaamheden alsook de naam ervan ingeval die niet overeenstemt met de naam van de vereniging;

3º de akten betreffende de benoeming van de personen gemachtigd om de vereniging ten aanzien van derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen voor de activiteiten van het centrum of de centra van werkzaamheden, alsook de akten betreffende de benoeming van de personen belast met het dagelijks bestuur; deze akten bevatten de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid.

De wijzigingen in de stukken en gegevens bedoeld in het vorige lid worden eveneens neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg en bewaard in het dossier.

De stukken bedoeld in deze paragraaf moeten met het oog op de neerlegging ervan worden opgesteld of vertaald in de taal of in een van de officiële talen van de rechtbank van het rechtsgebied waar het dossier wordt gehouden.

§ 2. De personen bedoeld in § 1, tweede lid, 3º, dragen jegens derden dezelfde aansprakelijkelijkheid als degenen die een Belgische vereniging zonder winstoogmerk besturen Zij zijn aansprakelijk voor het vervullen van de in dit artikel bepaalde formaliteiten inzake bekendmaking.

§ 3. De artikelen 17, §§ 3 en 4, en 26novies, § 1, tweede lid, 6º, en § 2, zijn van toepassing op de centra van werkzaamheden bedoeld in § 1. Voor de toepassing van deze bepalingen worden alle Belgische centra van werkzaamheden samen van een zelfde buitenlandse vereniging beschouwd als een afzonderlijke vereniging zonder winstoogmerk voor de berekening van de drempels en worden de personen bedoeld in § 1, tweede lid, 3º, gelijkgesteld met de bestuurders.

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing op giften aan buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk.

§ 4. De rechtbank kan op verzoek van het openbaar ministerie of van enige belanghebbende de sluiting gelasten van een centrum van werkzaamheden waarvan de activiteiten op ernstige wijze strijdig zijn met de statuten van de vereniging waarvan het afhangt, of strijdig zijn met de wet of met de openbare orde. De beslissing tot sluiting van het centrum van werkzaamheden wordt door de vereniging binnen een maand neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg waar het dossier wordt gehouden.

§ 5. Alle akten, facturen aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van een centrum voor werkzaamheden vermelden de naam en het adres ervan alsook de naam en het adres van de zetel van de vereniging waarvan het afhangt. Eenieder die in naam van een centrum van werkzaamheden meewerkt aan een akte waarop deze vermelding niet is aangebracht, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de verbintenissen die het centrum van werkzaamheden krachtens die akte heeft aangegaan.

§ 6. Elke vordering ingesteld door een centrum van werkzaamheden of een vereniging waarvan dat centrum afhangt, wordt opgeschort indien het centrum of de vereniging de formaliteiten omschreven in dit artikel niet in acht heeft genomen. De rechter bepaalt een termijn waarbinnen aan de verplichtingen moet voldaan zijn. Indien het centrum of de vereniging binnen die termijn niet voldoet aan de verplichtingen is de vordering niet ontvankelijk. »

Art. 38. ­ In titel I van dezelfde wet wordt na artikel 26octies een hoofdstuk III ingevoegd, luidende :

« Hoofdstuk III. ­ Openbaarmakingsformaliteiten.

Art. 26novies. ­ § 1. Op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt een dossier gehouden voor iedere vereniging die haar zetel heeft in het rechtsgebied van de rechtbank.

Dit dossier bevat :

1º de statuten van de vereniging;

2º de akten betreffende de benoeming of de ambtsbeëindiging van de bestuurders, van de personen aan wie het bestuur is opgedragen, van de personen gemachtigd om de vereniging te vertegenwoordigen en van de commissarissen;

3º de akten betreffende de vestiging van de zetel van de vereniging;

4º een kopie van het register van de leden;

5º de beslissingen betreffende de nietigheid of de ontbinding van de vereniging, de vereffening ervan en de benoeming en de ambtsbeëindiging van de vereffenaars, bedoeld in artikel 23, eerste lid; de rechterlijke beslissingen moeten slechts bij het dossier worden gevoegd als zij in kracht van gewijsde zijn gegaan of uitvoerbaar zijn bij voorraad;

6º de rekeningen van de vereniging;

7º de wijzigingen in de in 1º, 2º, 3º, 5º en 6º bedoelde akten, stukken en beslissingen.

Wanneer wijzigingen optreden in de samenstelling van de vereniging wordt een bijgewerkte ledenlijst neergelegd binnen een maand te rekenen van de verjaardag van de neerlegging van de statuten.

De Koning bepaalt de wijze waarop het dossier moet worden aangelegd en de vergoeding die daarvoor wordt aangerekend aan de vereniging en die niet hoger mag zijn dan de reële kostprijs. Hij kan erin voorzien dat de stukken bedoeld in het tweede lid kunnen worden neergelegd en gereproduceerd in de door Hem bepaalde vorm. Onder de voorwaarden bepaald door de Koning, hebben kopieën dezelfde bewijskracht als originele stukken en kunnen ze in de plaats ervan worden gesteld. De Koning kan eveneens toestaan dat de gegevens van het dossier die Hij bepaalt, op geautomatiseerde wijze worden verwerkt. Hij kan toestaan dat de gegevensbestanden met elkaar in verbinding worden gebracht. Hij stelt in voorkomend geval daarvoor de nadere regels vast.

Eenieder kan met betrekking tot een bepaalde vereniging kosteloos kennis nemen van de neergelegde stukken. Tegen betaling van de griffierechten kan, op mondelinge of schriftelijke aanvraag, een volledig of gedeeltelijk afschrift ervan worden verkregen. Deze afschriften worden eensluidend verklaard met het origineel, tenzij de aanvrager van deze formaliteit afziet.

§ 2. De akten, stukken en beslissingen bedoeld in § 1, tweede lid, 1º, 2º, 3º, 5º et 7º, worden, op kosten van de betrokkenen, bij uittreksel bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.

Het uittreksel vermeldt :

1º voor de statuten of hun wijziging, de gegevens bedoeld in de artikelen 2, 1º tot 4º, 7º, 9º en 10º, en 3, § 1, tweede en derde lid, of de wijziging in deze gegevens;

2º voor de akten betreffende de benoeming en de ambtsbeëindiging van de bestuurders, de personen gemachtigd om de vereniging te vertegenwoordigen, de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen, de gegevens bedoeld in artikel 9bis;

3º voor de akten betreffende de vestiging van de zetel van de vereniging, de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid;

4º voor de rechterlijke beslissingen en de beslissingen van de algemene vergadering of de vereffenaars betreffende de nietigheid of de ontbinding van de vereniging of de vereffening, de auteur, de datum en het dispositief van de beslissing.

5º voor de akten en beslissingen betreffende de benoeming en de ambtsbeëindiging van de vereffenaars, de gegevens bedoeld in artikel 23, tweede lid;

De akten, de stukken en de beslissingen bedoeld in artikel 26octies, § 1, tweede lid, worden op kosten van de betrokkenen bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.

De Koning wijst de ambtenaren aan die de akten, de stukken of beslissingen in ontvangst nemen en bepaalt de vorm waarin en de voorwaarden waaronder zij moeten worden neergelegd en bekendgemaakt. De bekendmaking moet binnen dertig dagen na de neerlegging plaatsvinden op straffe van schadevergoeding ten laste van de ambtenaren aan wie het verzuim of de vertraging te wijten is.

§ 3. De akten, de stukken en de beslissingen die krachtens deze wet moeten worden neergelegd, kunnen aan derden slechts worden tegengeworpen vanaf de dag van neerlegging ervan of, indien zij naar luid van deze wet ook moeten worden bekendgemaakt, vanaf de dag van bekendmaking ervan in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, behalve indien de vereniging aantoont dat die derden reeds kennis ervan hadden. Derden kunnen zich niettemin beroepen op akten, stukken en beslissingen die nog niet zijn neergelegd of bekendgemaakt. Die akten, stukken en beslissingen kunnen met betrekking tot handelingen verricht voor de eenendertigste dag volgend op de bekendmaking, niet worden tegengeworpen aan derden die aantonen dat zij onmogelijk kennis ervan hadden kunnen hebben.

In geval van tegenstrijdigheid tussen de neergelegde tekst en die bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, kan deze laatste niet aan derden worden tegengeworpen. Zij kunnen zich evenwel erop beroepen tenzij de vereniging aantoont dat zij van de neergelegde tekst kennis hadden. »

Art. 39. ­ [ ]

Art. 40. ­ De stichtingen

« Art. 44. ­ Een stichting wordt opgericht door een rechtshandeling waarbij een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald doel zonder winstoogmerk. Zij mag geen nijverheidsactiviteiten of commerciële activiteiten drijven, noch trachten zich een stoffelijk voordeel te verschaffen.

De stichting heeft geen leden noch vennoten.

De stichting moet op straffe van nietigheid bij authentieke akte of bij testament worden opgericht. Zij bezit rechtspersoonlijkheid onder de voorwaarden omschreven in deze wet.

Een stichting kan worden erkend als zijnde van openbaar nut indien zij gericht is op de verwezenlijking van een werk van menslievende, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard.

Stichtingen die zijn erkend als zijnde van openbaar nut dragen de naam « stichting van openbaar nut ». Andere stichtingen dragen de naam « private stichting. »

« Art. 45. ­ De statuten van een stichting moeten volgende gegevens bevatten :

1º de naam, de voornamen, de woonplaats en de geboortedatum of ingeval het een rechtspersoon betreft, de naam, de rechtsvorm en de precieze zetel van de stichter(s);

2º de naam van de stichting;

3º de precieze omschrijving van het doel of de doeleinden waarvoor zij' is opgericht, alsook de activiteiten die zij voornemens is te verrichten om dat doel of die doeleinden te bereiken;

4º het precieze adres van de zetel van de stichting;

5º de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting overeenkomstig artikel 51 te vertegenwoordigen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen;

6º de bestemming van het vermogen van de stichting bij ontbinding;

7º de voorwaarden waaronder de statuten kunnen worden gewijzigd;

8º de wijze van regeling van belangenconflicten. »

« Art. 46. ­ § 1. De private stichting bezit rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat haar statuten en de akten betreffende de benoeming van de bestuurders bij het dossier bedoeld in artikel 48, § 1, worden gevoegd.

§ 2. De statuten van een stichting van openbaar nut worden bezorgd aan de minister van Justitie met het verzoek rechtspersoonlijkheid te verlenen en de statuten goed te keuren. De stichting van openbaar nut heeft rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend.

§ 3. Niettemin kunnen in naam van de stichting reeds verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Behoudens andersluidend beding zijn de personen die in welke hoedanigheid ook dergelijke verbintenissen aangaan, daarvoor persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk tenzij de stichting binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien die verbintenissen overneemt binnen zes maanden na verkrijging van de rechtspersoonlijkheid. Verbintenissen overgenomen door de stichting worden geacht door haar te zijn aangegaan vanaf het ontstaan van die verbintenissen. »

« Art. 47. ­ § 1. Indien ongewijzigde handhaving van de statuten gevolgen zou hebben die bij de oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild en de personen gemachtigd de statuten te wijzigen, zulks nalaten, kan de rechtbank van eerste aanleg op verzoek van ten minste een bestuurder of op vordering van het openbaar ministerie de statuten wijzigen. De rechtbank van eerste aanleg wijkt daarbij zo min mogelijk af van de bestaande statuten.

§ 2. Met betrekking tot stichtingen van openbaar nut moet elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 45, 3º, door de Koning worden goedgekeurd. Andere wijzigingen in de statuten moeten worden meegedeeld aan de minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger en door hem worden goedgekeurd onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet. »

« Art. 48. ­ § 1. Op de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt een dossier gehouden voor iedere private stichting die haar zetel of centrum van werkzaamheden in de zin van artikel 65 heeft in het arrondissement. Ingeval een zelfde stichting in België verscheidene centra van werkzaamheden opent, kunnen de desbetreffende stukken worden neergelegd op de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin het betrokken centrum wordt gevestigd, zulks naar keuze van de stichting. In dat geval moet de stichting bedoeld in artikel 65 in haar akten en in haar briefwisseling de plaats vermelden waar haar dossier wordt gehouden.

§ 2. Op het ministerie van Justitie wordt voor iedere stichting van openbaar nut een dossier gehouden.

§ 3. Dat dossier bestaat uit volgende stukken :

­ de statuten en de wijzigingen daarvan;

­ de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting te vertegenwoordigen. In die akten moet melding worden gemaakt van de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook van de wijze waarop zij wordt uitgeoefend;

­ de beslissingen en akten betreffende de nietigheid of de ontbinding van de stichting, alsmede die inzake de vereffening ervan;

­ de rekeningen van de vereniging opgesteld overeenkomstig artikel 55;

­ de beslissingen en akten betreffende de omvorming van een private stichting in een stichting van openbaar nut die overeenkomstig artikel 64 worden genomen.

§ 4. Volgende stukken worden op kosten van de betrokkenen bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad :

­ de statuten en de wijzigingen daarvan;

­ de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting in het kader van het dagelijks bestuur te vertegenwoordigen. In die akten moet melding worden gemaakt van de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook van de wijze waarop zij wordt uitgeoefend;

­ de beslissingen en akten betreffende de nietigheid of de ontbinding van de stichting, alsmede die inzake de vereffening ervan;

­ de beslissingen en akten betreffende de omvorming van een private stichting in een stichting van openbaar nut die overeenkomstig artikel 64 worden genomen.

De Koning wijst de ambtenaren aan voor wie die akten, documenten en beslissingen bestemd zijn en bepaalt de vorm en de voorwaarden waaronder zij moeten worden neergelegd en bekendgemaakt.

§ 5. De akten, documenten en beslissingen waarvan de neerlegging kachtens deze wet is voorgeschreven, kunnen slechts aan derden worden tegengeworpen vanaf de dag van neerlegging of indien ook de bekendmaking ervan krachtens deze wet is voorgeschreven, vanaf de dag van bekendmaking ervan in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, behalve indien de stichting aantoont dat die derden voor dat tijdstip van die stukken kennis hadden.

De betrokken derden kunnen evenwel de akten, documenten en beslissingen inroepen die niet zijn neergelegd of bekendgemaakt.

In geval van tegenstrijdigheid tussen de neergelegde tekst en die bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, kan deze laatste niet aan derden worden tegengeworpen. Deze laatsten kunnen die tekst evenwel inroepen, tenzij de stichting aantoont dat zij kennis hadden van de neergelegde tekst. »

« Art. 49. ­ § 1. Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van een stichting moeten de naam ervan vermelden, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « private stichting » of « stichting van openbaar nut », alsook het precieze adres van de zetel ervan.

§ 2. Alleen de stichtingen die overeenkomstig de bepalingen van deze titel geldig zijn opgericht, mogen de naam « stichting van openbaar nut » of « private stichting » voeren. Voor andere rechtspersonen geldt een regularisatietermijn van vijf jaar die een aanvang neemt bij de inwerkingtreding van deze wet, om hun naam te wijzigen indien het woord « stichting » daarin voorkomt. Na deze termijn kan elke belanghebbende een vordering tot naamswijziging instellen bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waar de geveinsde stichting haar zetel heeft. »

« Art. 50. ­ Voor schenkingen onder de levenden of bij testament aan een stichting moet machtiging worden verleend op grond van een koninklijk besluit. Een dergelijke machtiging is evenwel niet vereist voor de aanvaarding van schenkingen waarvan de waarde niet hoger is dan 100 000 euro. De Koning kan het bedrag aanpassen aan de monetaire evolutie.

Die machtiging wordt alleen verleend indien de stichting heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 48 en 65. »

« Art. 51. ­ § 1. De stichting wordt bestuurd door een raad van bestuur die bevoegd is om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van de stichting. De leden van de raad van bestuur oefenen hun ambt collegiaal uit.

De bevoegdheden van de raad van bestuur kunnen door de statuten worden beperkt. Een dergelijke beperking kan, evenmin als een eventuele verdeling van de taken die de bestuurders zijn overeengekomen, aan derden worden tegengeworpen, ook al is die beperking of verdeling openbaar gemaakt. »

§ 2. De raad van bestuur vertegenwoordigt de stichting jegens derden en in rechte als eiser of als verweerder. De statuten kunnen echter aan een of meer bestuurders bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de stichting te vertegenwoordigen. Deze bepaling kan overeenkomstig artikel 48, §§ 3 en 4, aan derden worden tegengeworpen. Die bevoegdheid kan door de statuten worden beperkt. Een dergelijke beperking kan, evenmin als een eventuele verdeling van de taken die de bestuurders zijn overeengekomen, aan derden worden tegengeworpen, ook al is die beperking of verdeling openbaar gemaakt.

« Art. 52. ­ Wanneer de bestuursmandaten waarin de statuten voorzien, niet zijn toegekend en de statuten terzake geen bepaling bevatten, kan de rechtbank op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het openbaar ministerie het vacante mandaat toekennen. De rechtbank houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de statuten. »

« Art. 53. ­ Het dagelijks bestuur van de stichting, alsook de vertegenwoordiging van de stichting in het kader van dat bestuur kunnen op de wijze bepaald in de statuten worden opgedragen aan een of meer personen, al dan niet bestuurder, die alleen of gezamenlijk optreden.

Die beslissing kan onder de voorwaarden gesteld in artikel 48 aan derden worden tegengeworpen. De beperkingen van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid ten behoeve van het dagelijks bestuur kunnen evenwel niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs niet indien zij openbaar zijn gemaakt. »

« Art. 54. ­ De stichting is aansprakelijk voor onrechtmatige daden die kunnen worden toegerekend aan haar aangestelden en aan de organen waardoor zij handelt.

De bestuurders en de personen belast met het dagelijks bestuur zijn niet persoonlijk gebonden door de verbintenissen van de stichting, Zij zijn alleen aansprakelijk voor de vervulling van het hen verleende mandaat en voor de tekortkomingen in hun bestuur. »

« Art. 55. ­ § 1. Ieder jaar maakt de raad van bestuur overeenkomstig deze wet de jaarrekening van het voorbije boekjaar, alsook de begroting van het volgende boekjaar op.

§ 2. Stichtingen voeren aan de hand van een model vastgesteld door de Koning een vereenvoudigde boekhouding die ten minste betrekking heeft op mutaties in contant geld of op de rekening.

§ 3. De stichtingen houden evenwel een boekhouding en maken hun jaarrekeningen op overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en overeenkomstig de besluiten tot uitvoering ervan indien zij op het einde van het burgerlijk jaar of bij de afsluiting van het boekjaar minstens twee van de hiernavolgende drempels overschrijden :

1º een jaargemiddelde van 5 tewerkgestelde personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2º andere dan buitengewone ontvangsten, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, ten bedrage van 250 000 euro;

3º een balanstotaal van 1 miljoen euro.

De Koning past de verplichtingen die voor deze stichtingen voortvloeien uit de bepalingen van de besluiten uitgevaardigd overeenkomstig voornoemde wet van 17 juli 1975 aan rekening houdend met de bijzondere aard van hun activiteiten en van hun wettelijk statuut. Voornoemde bedragen worden door de Koning aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§4. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing op stichtingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en betreffende hun jaarrekeningen voor zover zij minstens gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze wet.

§ 5. De stichtingen moeten de controle van hun financiële toestand, van de jaarrekening en van de regelmatigheid van de verrichtingen die in de jaarrekening moeten worden vermeld ten opzichte van de wet en van de statuten, aan een of meer commissarissen opdragen indien zij minstens twee van de hiernavolgende drempels overschrijdt :

1º een jaargemiddelde van 50 tewerkgestelde personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2º andere dan buitengewone ontvangsten, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, ten bedrage van 6 250 000 euro;

3º een balanstotaal van 3 125 000 euro, behalve indien het gemiddelde aantal tewerkgestelde personeelsleden 100 te boven gaat.

De algemene vergadering benoemt de commissarissen onder de leden, zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.

Voornoemde bedragen worden door de Koning aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. »

« Art. 56. ­ Vorderingen ingesteld door stichtingen die de formaliteiten omschreven in artikel 48 niet in acht hebben genomen, worden geschorst. De rechter kan de stichting een termijn toestaan om haar verplichtingen na te komen. Ingeval de stichting nalaat zulks binnen die termijn te doen, wordt de vordering niet ontvankelijk verklaard. »

« Art. 57. ­ De nietigheid van een stichting kan alleen bij rechterlijke beslissing in de hiernavolgende gevallen worden uitgesproken :

1º wanneer de statuten niet de vermeldingen bedoeld in artikel 45, 2º, 3º en 5º bevatten;

2º wanneer het doel waarvoor zij is opgericht strijdig is met de wet of met de openbare orde. »

« Art. 58. ­ De overeenkomstig artikel 57 bij rechterlijke beslissing uitgesproken nietigheid van een stichting brengt net als bij de ontbinding de vereffening van de stichting mee.

De nietigheid doet op zich geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de verbintenissen van de stichting of van die welke ten aanzien van haar zijn aangegaan, zulks onverminderd de gevolgen van het feit dat de stichting zich in vereffening bevindt. »

« Art. 59. ­ Alleen de burgerlijke rechtbank van de plaats waar de stichting haar zetel heeft, kan op verzoek van een belanghebbende derde, van een of meer bestuurders of op vordering van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een stichting :

1º die haar verbintenissen niet kan nakomen;

2º die haar vermogen of de inkomsten uit dat vermogen voor andere doeleinden aanwendt dan het doel waarvoor zij is opgericht;

3º die in ernstige mate in strijd handelt met de statuten, de wet of de openbare orde;

4º die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikel 48, § 3, tenzij de ontbrekende jaarrekeningen worden neergelegd voor de sluiting van de debatten.

5º na afloop van de termijn waarvoor zij is aangegaan.

Zelfs indien de rechtbank de vordering tot ontbinding afwijst, kan zij de vernietiging van de betwiste handeling uitspreken. »

« Art. 60. ­ § 1. Bij ontbinding van een stichting door de rechtbank benoemt deze laatste onverminderd het bepaalde in § 2 een of meer vereffenaars die na aanzuivering van het passief de bestemming van het actief vaststellen.

Het kan hierbij alleen gaan om de bestemming die in de statuten is bepaald.

§ 2. De vordering tot ontbinding op grond van artikel 59, eerste lid, 4º, kan slechts worden ingesteld na verloop van een termijn van zeven maanden te rekenen van de afsluiting van het derde boekjaar.

§ 3. De rechtbank die de ontbinding uitspreekt, kan hetzij tot onmiddellijke afsluiting van de vereffening beslissen, hetzij de vereffeningswijze bepalen en een of meer vereffenaars aanwijzen. Na beëindiging van de vereffening wordt door de vereffenaar(s) verslag uitgebracht bij de rechtbank, waarbij aan de rechtbank een overzicht wordt voorgelegd van de waarde van de stichting en van het gebruik ervan.

De rechtbank spreekt de afsluiting van de vereffening uit. De Koning bepaalt de procedure inzake de consignatie van eventuele activa van de stichting, alsook de bestemming ervan ingeval nieuwe passiva aan het licht komen. »

« Art. 61. ­ De bestemming van het actief mag de rechten van de schuldeisers niet schaden. De vordering van de schuldeisers verjaart na vijf jaar te rekenen van de bekendmaking van de beslissing betreffende de bestemming van de goederen. »

« Art 62. ­ Beslissingen betreffende de ontbinding van de stichting, de vereffeningsvoorwaarden, de benoeming en de ambtsbeëindiging van de vereffenaars, de afsluiting van de vereffening en de bestemming van de goederen, alsook de rechterlijke beslissingen inzake de sluiting van een centrum van werkzaamheden worden binnen een maand na dagtekening ervan bij het dossier bedoeld in artikel 48 gevoegd. Dezelfde stukken worden overeenkomstig artikel 48 ook bekendgemaakt.

Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van een stichting ten opzichte waarvan een beslissing tot ontbinding is genomen, moeten de naam van de stichting vermelden, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « stichting in vereffening ».

Eenieder die in naam van een stichting in vereffening meewerkt aan een stuk waarop deze vermelding niet is aangebracht, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de verbintenissen die de stichting krachtens die akte heeft aangegaan ».

« Art. 63. ­ De burgerlijke rechtbank van het rechtsgebied waar de stichting van openbaar nut haar zetel heeft, kan op vordering van het openbaar ministerie de afzetting uitspreken van bestuurders die blijk hebben gegeven van ernstige nalatigheid of ongeschiktheid, die de verplichtingen welke hen door deze wet of de statuten zijn opgelegd, niet nakomen of die het vermogen van de stichting aanwenden voor een doel waarvoor het niet bestemd is of dat in strijd is met de wet, met de statuten of met de openbare orde.

In dat geval worden nieuwe bestuurders benoemd overeenkomstig de statuten, dan wel aangesteld door de Koning indien de rechtbank daartoe beslist. »

« Art. 64. ­ § 1. Iedere private stichting kan overeenkomstig de bepalingen van titel II bij authentiek verleden akte en met goedkeuring van de regering worden omgevormd in een stichting van openbaar nut. Die omvorming brengt geen wijziging mee in de rechtspersoonlijkheid van de stichting welke in de nieuwe vorm blijft voortbestaan.

§ 2. Aan de akte worden volgende stukken toegevoegd :

1º een verslag tot staving opgesteld door de raad van bestuur;

2º een staat van de actieve en passieve toestand van de stichting vastgesteld op een datum die niet verder teruggaat dan drie maanden;

3º een verslag over die staat waarin inzonderheid wordt vermeld of dat stuk op volledige, betrouwbare en correcte wijze de toestand van de stichting weergeeft en dat is opgesteld door een bedrijfsrevisor of door een accountant ingeschreven op het tableau van de externe accountants van het Instituut der accountants en aangewezen door de raad van bestuur. De akte wordt gevoegd bij het dossier bedoeld in artikel 48 en bekendgemaakt overeenkomstig 53 van dezelfde bepaling. »

« Art. 65. ­ Stichtingen die op geldige wijze in het buitenland zijn opgericht overeenkomstig de wet van de Staat waartoe zij behoren, kunnen in België een centrum van werkzaamheden openen. Een centrum van werkzaamheden is een duurzame vestiging zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met het doel van de stichting. Die stichtingen moeten artikel 48 van deze wet in acht nemen. »

Art. 40bis (nieuw). ­ De internationale verenigingen

Art. 41. ­ In artikel 140, eerste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij de wet van 12 april 1957, de koninklijke besluiten van 12 september 1957 en 27 juli 1961 en de wetten van 22 juli 1970, 22 december 1989 en 20 juli 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in het 1º worden de woorden « instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « stichtingen van openbaar nut »;

b) het 2º wordt vervangen als volgt :

« 2º 8,80 % voor de schenkingen, met inbegrip van de inbrengsten om niet, gedaan aan aangenomen mutualiteitsverenigingen en beroepsverenigingen, alsook aan verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en internationale verenigingen zonder winstoogmerk; »

c) in het 3º worden de woorden « instellingen van openbaar nut » en « instelling van openbaar nut » respectievelijk vervangen door de woorden « stichtingen van openbaar nut » en « stichting van openbaar nut. »

Art. 41bis (nieuw). ­ In artikel 183, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1947, worden de woorden « instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen of vennootschappen die in België haar hoofdinrichting » vervangen door de woorden « stichtingen van openbaar nut en private stichtingen, alle verenigingen en vennootschappen die in België hun hoofdinrichting ».

Art. 42. ­ In artikel 96, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen » vervangen door de woorden « , de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen ».

Art. 42bis (nieuw). ­ In artikel 97, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947 en 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen » vervangen door de woorden « , de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen ».

Art. 42ter (nieuw). ­ In artikel 100, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947 en 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut, alle vereenigingen » vervangen door de woorden « , de stichtingen van openbaar nut en de private stichtingen, alle verenigingen ».

Art. 42quater (nieuw). ­ In artikel 109, 4º, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « gemeenten en openbare instellingen of instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « gemeenten, openbare instellingen en stichtingen van openbaar nut ».

Art. 43. ­ Artikel 147 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 147. ­ De verenigingen zonder winstoogmerk en de private stichtingen zijn vanaf 1 januari volgend op de datum van hun oprichting onderworpen aan een jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten. »

Art. 44. ­ Artikel 148 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 148. ­ Zijn aan de taks onderworpen :

1º de verenigingen zonder winstoogmerk na 10 juli 1921 opgericht;

2º de inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk die rechtspersoonlijkheid verkregen hebben bij de wetten van 7 augustus 1919, van 12 maart en van 25 mei 1920;

3º de private stichtingen;

4º de internationale verenigingen zonder winstoogmerk. »

Art. 45. ­ Artikel 148bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989, wordt vervangen als volgt :

« Art. 148bis. ­ De inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk, de private stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk waarvan het geheel van de bezittingen bedoeld in artikel 150 een waarde heeft die een miljoen frank niet overschrijdt, zijn niet aan de taks onderworpen. »

Art. 46. ­ Artikel 150 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 150. ­ De belasting is verschuldigd op het geheel van de bezittingen van de inrichting, de vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk.

Daaronder zijn evenwel niet begrepen :

1º de nog verschuldigde en niet gekapitaliseerde intresten, rentetermijnen, huur- en pachtgelden en, meer in het algemeen, burgerlijke vruchten van welke aard ook, alsmede jaarlijkse bijdragen en inschrijvingsgelden;

2º de al dan niet genoten natuurlijke vruchten;

3º de liquiditeiten en het bedrijfskapitaal bestemd om gedurende het jaar verbruikt te worden voor de activiteit van de vereniging of stichting;

4º de in het buitenland gelegen onroerende goederen;

5º de effecten uitgegeven door handelsvennootschappen waarvan de vereniging of stichting als bezitter-emittent wordt aangemerkt met toepassing van de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, op voorwaarde dat voor de toepassing van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de certificaten gelijkgesteld worden met de effecten waarop ze betrekking hebben.

Van het in het eerste lid bedoelde geheel van de bezittingen kunnen geen lasten in mindering worden gebracht, met uitzondering van :

1º de nog niet betaalde termijnen van hypothecaire leningen, mits de hypotheek is gevestigd op goederen van de vereniging of stichting en minstens 50 % van de hoofdsom van de lening waarborgt;

2º de door de vereniging of stichting als algemene legataris van een nalatenschap nog uit te voeren legaten van een geldsom.

De bepalingen van boek I betreffende de belastinggrondslag en de rechtsregeling van de voorwaardelijke en betwiste bezittingen zijn van overeenkomstige toepassing op de belasting ingesteld bij artikel 147. »

Art. 46bis (nieuw). ­ In artikel 151 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1960, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « verenigingen zonder winstoogmerken zijn ertoe gehouden » vervangen door de woorden « verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en internationale verenigingen zonder winstoogmerk zijn ertoe gehouden »;

2º in het tweede lid worden tussen de woorden « voormelde verenigingen » en « ertoe gehouden » de woorden « en stichtingen » ingevoegd.

Art. 46ter (nieuw). ­ In artikel 156 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947 en 22 december 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « heeft de vereniging het vermogen » vervangen door de woorden « heeft de vereniging zonder winstoogmerk, de private stichting of de internationale vereniging zonder winstoogmerk de mogelijkheid »;

2º het tweede lid wordt vervangen als volgt :

« De in het eerste lid bedoelde verenigingen of stichtingen die van deze mogelijkheid gebruik maken zijn ervan ontheven een aangifte voor elk van de twee volgende jaren in te leveren »;

3º in het derde lid wordt het woord « vereniging » telkens vervangen door de woorden « vereniging of stichting ».

Art. 46quater (nieuw). ­ In artikel 157 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « vereniging » vervangen door de woorden « vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk ».

Art. 46quinquies (nieuw). ­ In artikel 158bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947 en 22 juli 1993, worden de woorden « Elke vereniging » vervangen door de woorden « Elke vereniging zonder winstoogmerk, private stichting of internationale vereniging zonder winstoogmerk ».

Art. 46sexies (nieuw). ­ In artikel 65, eerste lid, van het Wetboek der zegelrechten, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de woorden « of instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « , stichtingen van openbaar nut, private stichtingen ».

Art. 46septies (nieuw). ­ In artikel 205-1, eerste lid, van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1947, het regentbesluit van 25 november 1947 en de wetten van 27 juli 1953 en 10 juli 1969, worden de woorden « de openbare inrichtingen of de inrichtingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « de openbare instellingen, de stichting van openbaar nut, de private sitchtingen ».

Art. 47. ­ In artikel 1, eerste lid, van de wet van 22 december 1989 betreffende de bescherming van de gezinswoning worden de woorden « een instelling van openbaar nut die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1921, waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend » vervangen door de woorden « een stichting van openbaar nut die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen ».

Art. 48. ­ In artikel 22, § 1, tweede lid, van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden, vervangen bij de wet van 4 april 1995, wordt het woord « instellingen » vervangen door het woord « stichtingen ».

Art. 49. ­ In artikel 58 van de wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële bepalingen worden de woorden « instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « stichtingen van openbaar nut ».

Art. 50. ­ De Belgische verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen van openbaar nut opgericht vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet, en de buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk die in België een centrum van werkzaamheden hebben opgericht vóór die datum, moeten de verplichtingen bepaald in deze wet naleven en, in voorkomend geval, de neerlegging bedoeld in de artikelen 9bis, 26octies, § 1, of 26novies van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zoals gewijzigd door deze wet, verrichten binnen een of meer door de Koning te bepalen termijnen, die niet korter mogen zijn dan een jaar en niet langer dan vijf jaar te rekenen van de datum van inwerkingtreding van deze wet.

De internationale verenigingen zonder winstoogmerk waaraan voor de datum van inwerkingtreding van deze wet rechtspersoonlijkheid is verleend, dan wel toestemming is gegeven om in België de rechten uit te oefenen welke voortvloeien uit hun nationaal statuut moeten de verplichtingen bepaald in deze wet naleven binnen een of meer door de Koning te bepalen termijn of termijnen, die niet korter mogen zijn dan een jaar en niet langer dan vijf jaar te rekenen van de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 51. ­ De Koning kan de nummering en onderverdeling van de artikelen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen wijzigen.

De Koning wordt tevens gemachtigd de in de andere wetten gebruikte terminologie in overeenstemming te brengen met de terminologie van deze wet.

Art. 52. ­ Deze wet treedt in werking op de datum die de Koning vaststelt en ten laatste ... maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 53 (nieuw). ­ De wet van 25 oktober 1919 tot verlening van rechtspersoonlijkheid aan de internationale verenigingen met menslievend, godsdienstig, wetenschappelijk, artistiek of pedagogisch doel wordt opgeheven.

Verantwoording

Opschrift

De tekst van het opschrift vloeit voort uit het amendement nr. 175 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 2

De tekst van artikel 2 vloeit voort uit de amendementen nrs. 64 van de regering en 176 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 3bis (nieuw)

De tekst van artikel 3bis (nieuw) vloeit voort uit het amendementen nr. 44 (opschrift) van de regering.

Art. 4

De tekst van artikel 4 vloeit voort uit het amendement nr. 177 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 5

De tekst van artikel 5 vloeit voort uit de amendementen nrs. 54 van de heer Van Quickenborne en 178 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 6

De tekst van artikel 6 vloeit voort uit het amendement nr. 179 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 7

De tekst van artikel 7 vloeit voort uit het amendement nr. 180 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 8

De tekst van artikel 8 vloeit voort uit de amendementen nrs. 50 van de heer Vandenberghe, 39 van de regering en 181 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 9

De tekst van artikel 9 vloeit voort uit de amendementen nrs. 81 en 55 van de heer Van Quickenborne en 182 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 10

De tekst van artikel 10 vloeit voort uit het amendement nr. 183 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 11

De tekst van artikel 11 vloeit voort uit de amendementen nrs. 61 van de heer Vandenberghe en 184 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 12

De tekst van artikel 12 vloeit voort uit het amendement nr. 185 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 13

De tekst van artikel 13 vloeit voort uit het amendement nr. 186 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 14

De tekst van artikel 14 vloeit voort uit de amendementen nrs. 104 van mevrouw Taelman. en 187 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 15

De tekst van artikel 15 vloeit voort uit de amendementen nrs. 105 van mevrouw Taelman., 84A van mevrouw Nyssens en 188 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 16

De tekst van artikel 16 vloeit voort uit de amendementen nrs. 56 van de heer Vandenberghe en 189 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 17

De tekst van artikel 17 vloeit voort uit de amendementen nrs. 57 van de heer Vandenberghe en 190 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 18

De tekst van artikel 18 vloeit voort uit de amendementen nrs. 68 van de heer Van Quickenborne en 191 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 19

De tekst van artikel 19 vloeit voort uit het amendement nr. 192 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 20

De tekst van artikel 20 vloeit voort uit het amendement nr. 193 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 21

De tekst van artikel 21 vloeit voort uit het amendement nr. 194 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 22

De tekst van artikel 22 vloeit voort uit de amendementen nrs. 41 van de regering en 195 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 23

De tekst van artikel 23 vloeit voort uit de amendementen nrs. 42 en 43 van de regering, 165 van de heer Vandenberghe en 196 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 23bis (nieuw)

De tekst van artikel 23bis (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 166 van de heer Vandenberghe, 170 van mevrouw de T' Serclaes en 197 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 23ter (nieuw)

De tekst van artikel 23ter (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 167 van de heer Vandenberghe, 170 van mevrouw de T'Serclaes en 198 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 24

De tekst van artikel 24 vloeit voort uit het amendement nr. 199 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 25

De tekst van artikel 25 vloeit voort uit de amendementen nrs. 173 van de regering, 22 van mevrouw Nyssens en 200 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 26

De tekst van artikel 25 vloeit voort uit de amendementen nrs. 173 van de regering en 201 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 27

De tekst van artikel 27 vloeit voort uit de amendementen nrs. 43 van de regering, 112 van de regering en 202 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 28

De tekst van artikel 28 vloeit voort uit het amendement nr. 203 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 28bis

De tekst van artikel 28bis, vloeit voort uit het amendement nr. 204 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 29

De tekst van artikel 29 vloeit voort uit het amendement nr. 205 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 30

De tekst van artikel 30 vloeit voort uit het amendement nr. 206 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 31

De tekst van artikel 31 vloeit voort uit het amendement nr. 207 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 32

De tekst van artikel 32 vloeit voort uit de amendementen nrs. 71 van de heer Vandenberghe en 208 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 33

De tekst van artikel 33 vloeit voort uit het amendement nr. 209 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 34

De tekst van artikel 34 vloeit voort uit het amendement nr. 210 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 35

De tekst van artikel 35 vloeit voort uit de amendementen nrs. 116 van de regering en 211 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 36

De schrapping van artikel 36 vloeit voort uit het amendement nr. 212 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 36bis (nieuw)

De tekst van artikel 36bis (nieuw) vloeit voort uit het amendement nr. 45 van de regering.

Art. 37

De tekst van artikel 37 vloeit voort uit de amendementen nrs. 45 en 113 van de regering, 72 van de heer Varidenberghe, 133 van de heer Van Quickenborne en 213 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 38

De tekst van artikel 38 vloeit voort uit de amendementen nrs. 46 en 110 van de regering, 69 van de heer Van Quickenborne, 130 van de heer Hordies en 214 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 39

De tekst van artikel 39 vloeit voort uit de amendementen nrs. 47, 63 en 162 van de regering, 73, 74, 75, 76A en 76B, 77A en 77B, 78 en 79 van de heer Vandenberghe.

Art. 41

De tekst van artikel 41 vloeit voort uit de amendementen nrs. 1 van de regering en 215 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 41bis (nieuw)

De tekst van artikel 41bis (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 2 van de regering en 216 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 42

De tekst van artikel 42 vloeit voort uit de amendementen nrs. 3 van de regering en 217 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 42bis (nieuw)

De tekst van artikel 42bis (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 4 van de regering en 219 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 42ter (nieuw)

De tekst van artikel 42ter (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 5 van de regering en 219 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 42quater (nieuw)

De tekst van artikel 42quater (nieuw) vloeit voort uit het amendement nr. 220 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 44

De tekst van artikel 44 vloeit voort uit het amendement nr. 221 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 45

De tekst van artikel 45 vloeit voort uit de amendementen nrs. 7 van de regering en 222 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46

De tekst van artikel 46 vloeit voort uit de amendementen nrs. 8 van de regering, 127 en 128 van de heer Hordies en 223 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46bis (nieuw)

De tekst van artikel 46bis (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 9 van de regering en 224 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46ter (nieuw)

De tekst van artikel 46ter (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 10 van de regering en 225 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46quater (nieuw)

De tekst van artikel 46quater (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 11 van de regering en 226 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46quinquies (nieuw)

De tekst van artikel 46quinquies (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 12 van de regering en 226 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46sexies (nieuw)

De tekst van artikel 46sexies (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 13 van de regering en 228 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 46septies (nieuw)

De tekst van artikel 46septies (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 14 van de regering en 229 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 47

De tekst van artikel 47 vloeit voort uit het amendement nr. 230 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 49

De tekst van artikel 49 vloeit voort uit het amendement nr. 231 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 50

De tekst van artikel 50 vloeit voort uit de amendementen nrs. 66 van de regering en 232 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 51

De tekst van artikel 51 vloeit voort uit het amendement nr. 233 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 52

De tekst van artikel 52 vloeit voort uit de amendementen nrs. 109 van de regering en 234 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

Art. 53 (nieuw)

De tekst van artikel 53 (nieuw) vloeit voort uit de amendementen nrs. 67 van de regering en 235 van de heer Istasse en mevrouw Taelman.

De artikelen dienen uiteraard nog te worden vernummerd. Gemakkelijkheidshalve werd in dit amendement de nummering van het wetsontwerp overgezonden door de Kamer behouden.

Jean-François ISTASSE.
Martine TAELMAN.
Vincent VAN QUICKENBORNE.

Nr. 243 VAN DE REGERING

Art. 40

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 44. ­ Een stichting wordt opgericht door een rechtshandeling van een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen waarbij een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald ideëel doel. De stichting mag geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de stichters, de bestuurders, of enig ander persoon, behalve, in dit laatste geval, indien dit kadert in de verwezenlijking van het ideëel doel.

De stichting kent geen leden noch vennoten.

De stichting moet op straffe van nietigheid bij authentieke akte worden opgericht. Zij bezit rechtspersoonlijkheid onder de voorwaarden omschreven in deze wet. De notaris moet na onderzoek de naleving van de bepalingen van deze titel bevestigen.

Een stichting kan worden erkend als zijnde van openbaar nut indien zij gericht is op de verwezenlijking van een werk van filantropische, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard.

Stichtingen die zijn erkend als zijnde van openbaar nut dragen de naam « stichting van openbaar nut ». De andere stichtingen dragen de naam « private stichting. »

« Art. 45. ­ De statuten van een stichting moeten ten minste vermelden :

1º de naam, de voornamen, de woonplaats en de geboortedatum van de stichter(s) of, ingeval het een rechtspersoon betreft, de naam, de rechtsvorm en de zetel;

2º de naam van de stichting;

3º de precieze omschrijving van het doel of de doeleinden waarvoor zij is opgericht, alsook de activiteiten die zij beoogt om dat doel of die doeleinden te bereiken;

4º het adres van de zetel van de stichting, die in België gevestigd moet zijn;

5º a) de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de bestuurders, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen;

b) in voorkomend geval, de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de personen gemachtigd om de stichting overeenkomstig artikel 51, § 4, te vertegenwoordigen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen;

c) in voorkomend geval, de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de personen aan wie overeenkomstig artikel 52 het dagelijks bestuur van de stichting is opgedragen, de omvang van hun bevoegdheid en de wijze waarop zij deze uitoefenen;

d) in voorkomend geval, de wijze van benoeming van de commissarissen.

6º de bestemming van het vermogen van de stichting bij ontbinding, dat tot een ideëel doel moet worden aangewend. De statuten kunnen evenwel erin voorzien dat, wanneer het ideëel doel van de stichting is verwezenlijkt, de stichter of zijn rechthebbenden een bedrag gelijk aan de waarde van de goederen of de goederen zelf terugnemen die de stichter aan de verwezenlijking van dat doel heeft besteed;

7º de voorwaarden waaronder de statuten kunnen worden gewijzigd;

8º de wijze van regeling van belangenconflicten. »

« Art. 46. ­ § 1. De private stichting verkrijgt rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat haar statuten en de akten betreffende de benoeming van de bestuurders worden overgemaakt ter bewaring in het dossier bedoeld in artikel 48, § 1.

§ 2. De statuten van een stichting van openbaar nut worden meegedeeld aan de minister van Justitie met het verzoek rechtspersoonlijkheid te verlenen en de statuten goed te keuren. De stichting van openbaar nut verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend.

§ 3. Niettemin kunnen in naam van de stichting verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen zijn zij die in enigerlei hoedanigheid dergelijke verbintenissen aangaan, daarvoor persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk behalve wanneer de stichting binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien die verbintenissen binnen zes maanden na verkrijging van de rechtspersoonlijkheid heeft overgenomen. Verbintenissen overgenomen door de stichting worden geacht vanaf hun ontstaan door de stichting te zijn aangegaan. »

« Art. 47. ­ § 1. In geval van een private stichting moet elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 45, 3º en 5º tot 8º , bij authentieke akte worden vastgesteld.

§ 2. In geval van een stichting van openbaar nut moet elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 45, 3º et 5º tot 8º, door de Koning worden goedgekeurd. Andere wijzigingen aan de statuten moeten worden meegedeeld aan de minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger en door één van hen worden aanvaard onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet.

§ 3. Indien ongewijzigde handhaving van de statuten gevolgen zou hebben die de stichter bij de oprichting redelijkerwijze niet kan hebben gewild en de personen die gemachtigd zijn de statuten te wijzigen, zulks nalaten, kan de rechtbank van eerste aanleg op verzoek van ten minste een bestuurder of op vordering van het openbaar ministerie de statuten wijzigen. De rechtbank van eerste aanleg waakt erover daarbij zo min mogelijk van de bestaande statuten af te wijken. »

« Art. 48. ­ § 1. Op de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt een dossier gehouden voor iedere private stichting die in het arrondissement haar zetel of zetel van werkzaamheden in de zin van artikel 62 heeft. Ingeval een zelfde stichting in België meerdere zetels van werkzaamheden heeft geopend, kan de neerlegging gebeuren op de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin één van de betrokken zetels is gevestigd, zulks naar keuze van de stichting. In dat geval moet de stichting bedoeld in artikel 62 in haar akten en in haar briefwisseling de plaats vermelden waar haar dossier wordt gehouden.

§ 2. Op het ministerie van Justitie wordt een dossier gehouden voor iedere stichting van openbaar nut.

§ 3. In het dossier worden neergelegd :

­ de statuten en hun wijzigingen;

­ de gecoördineerde tekst van de statuten na hun wijziging;

­ de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting te vertegenwoordigen : deze akten verduidelijken de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook de wijze waarop zij deze uitoefenen;

­ de jaarrekening van de stichting opgemaakt overeenkomstig artikel 54;

­ de beslissingen en akten betreffende de omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut die overeenkomstig artikel 61 tot stand komen;

­ de beslissingen en akten betreffende de ontbinding en de vereffening van de stichting.

§ 4. Op kosten van de belanghebbende worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad :

­ de statuten en hun wijzigingen;

­ de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting te vertegenwoordigen : deze akten verduidelijken de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook van de wijze waarop zij deze uitoefenen;

­ de beslissingen en akten betreffende de omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut die overeenkomstig artikel 61 tot stand komen;

­ de beslissingen en akten betreffende de ontbinding en de vereffening van de stichting.

§ 5. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de samenstelling van het dossier en de wijze waarop het kan worden geraadpleegd.

§ 6. De akten, documenten en beslissingen waarvan de neerlegging krachtens deze wet is voorgeschreven, kunnen slechts aan derden worden tegengeworpen vanaf de dag van neerlegging of indien ook de bekendmaking ervan krachtens deze wet is voorgeschreven, vanaf de dag van bekendmaking ervan in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, behalve indien de stichting aantoont dat die derden voor dat tijdstip van die stukken kennis hadden.

De betrokken derden kunnen evenwel de akten, documenten en beslissingen inroepen die niet zijn neergelegd of bekendgemaakt.

In geval van tegenstrijdigheid tussen de neergelegde tekst en die bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, kan deze laatste niet aan derden worden tegengeworpen. Deze laatsten kunnen die tekst evenwel inroepen, tenzij de stichting aantoont dat zij kennis hadden van de neergelegde tekst. »

« Art. 49. ­ § 1. Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van een stichting moeten de naam ervan vermelden, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « private stichting » of « stichting van openbaar nut », alsook het adres van de zetel ervan.

§ 2. Alleen de stichtingen die overeenkomstig de bepalingen van deze titel geldig zijn opgericht, mogen de naam « stichting van openbaar nut » of « private stichting » voeren. Bij niet naleving van deze vereiste door een entiteit die al dan niet rechtspersoonlijkheid bezit, kan elke belanghebbende een vordering tot naamswijziging instellen bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waar die entiteit haar zetel heeft. »

« Art. 50. ­ Met uitzondering van de handgift behoeft elke gift onder de levenden of bij testament aan een stichting machtiging bij een koninklijk besluit. Machtiging is evenwel niet vereist voor de aanneming van giften waarvan de waarde niet hoger is dan 100 000 euro. De Koning kan dat bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Die machtiging wordt alleen verleend indien de stichting heeft voldaan aan de artikelen 48 en 62. »

« Art. 51. ­ § 1. De stichting wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit minstens drie leden. Hij is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van de stichting.

§ 2. De leden van de raad van bestuur oefenen hun ambt collegiaal uit.

In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de stichting zulks vereisen, kunnen de besluiten van de raad van bestuur, ingeval de statuten dat toestaan, worden genomen bij schriftelijk akkoord van de bestuurders.

§ 3. De leden van de raad van bestuur kunnen overeenkomen de taken onderling te verdelen. Deze verdeling kan niet aan derden worden tegengeworpen, ook al is zij bekendgemaakt.

§ 4. De raad van bestuur vertegenwoordigt de stichting jegens derden en in rechte als eiser of als verweerder. De statuten kunnen echter aan een of meer bestuurders de bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de stichting te vertegenwoordigen. Zodanige bepaling kan overeenkomstig artikel 48, §§ 3 en 4, aan derden worden tegengeworpen. De statuten kunnen aan deze bevoegdheid beperkingen aanbrengen, maar deze beperkingen kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, ook al zijn zij bekendgemaakt.

« Art. 52. ­ Het dagelijks bestuur van de stichting, alsook de vertegenwoordiging van de stichting wat dat bestuur aangaat mogen, op de wijze bepaald in de statuten, worden opgedragen aan een of meer personen, al dan niet bestuurders, die alleen of gezamenlijk optreden.

Hun benoeming, afzetting en bevoegdheden worden geregeld door de statuten. Beperkingen van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid ten aanzien van het dagelijks bestuur kunnen echter niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs indien zij zijn bekendgemaakt.

De bepaling dat het dagelijks bestuur wordt opgedragen aan een of meer personen die alleen of gezamenlijk optreden, kan aan derden worden tegengeworpen onder de voorwaarden bepaald in artikel 48, §§ 3 en 4. »

« Art. 53. ­ De stichting is aansprakelijk voor tekortkomingen die kunnen worden toegerekend aan haar aangestelden, en aan de organen waardoor zij handelt.

De bestuurders en de personen belast met het dagelijks bestuur zijn niet persoonlijk verbonden door de verbintenissen van de stichting. Zij zijn alleen verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en voor de tekortkomingen in hun bestuur. »

« Art. 54. ­ § 1. leder jaar maakt de raad van bestuur de jaarrekening van het voorbije boekjaar op, alsook de begroting van het volgende boekjaar.

§ 2. Stichtingen voeren een vereenvoudigde boekhouding, overeenkomstig een model vastgesteld door de Koning, die ten minste betrekking heeft op mutaties in contant geld of op de rekeningen.

§ 3. Stichtingen houden evenwel een boekhouding en maken hun jaarrekeningen op overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en overeenkomstig de besluiten tot uitvoering ervan indien zij op het einde van het kalenderjaar of bij de afsluiting van het boekjaar minstens twee van de hiernavolgende drempels bereiken :

1º een jaargemiddelde van 5 personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2º totale ontvangsten van 250 000 euro, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van buitengewone ontvangsten;

3º een balanstotaal van 1 miljoen euro.

De Koning past de verplichtingen die voor deze stichtingen voortvloeien uit de besluiten uitgevaardigd overeenkomstig voornoemde wet van 17 juli 1975 aan, rekening houdend met de bijzondere aard van hun activiteiten en hun wettelijk statuut.

De Koning kan de bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 4. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing op stichtingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en betreffende hun jaarrekeningen voor zover deze regels minstens gelijkwaardig zijn aan die voorzien op grond van deze wet.

§ 5. De stichtingen moeten de controle op hun financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid ten aanzien van deze wet en de statuten van de in de jaarrekening weergegeven verrichtingen aan een of meer commissarissen opdragen indien het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt of indien zij minstens twee van de volgende criteria overschrijdt :

­ een jaargemiddelde van 50 tewerkgestelde personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

­ totale ontvangsten van 6 250 000 euro, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van buitengewone ontvangsten;

­ een balanstotaal van 3 125 000 euro.

De commissarissen worden benoemd door de raad van bestuur onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut der bedrijfsrevisoren.

De Koning kan de bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. »

« Art. 55. ­ Elke vordering ingesteld door stichtingen die de formaliteiten omschreven in artikel 48 niet in acht heeft genomen, wordt geschorst. De rechter bepaalt een termijn waarbinnen de stichting moet voldoen aan haar verplichtingen. Ingeval de stichting nalaat zulks binnen die termijn te doen, is de vordering onontvankelijk. »

« Art. 56. ­ Alleen de burgerlijke rechtbank van het rechtsgebied waar de stichting haar zetel heeft, kan op verzoek van een stichter of van een van zijn rechthebbenden, van een of meer bestuurders of van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een stichting :

1º waarvan het doel is verwezenlijkt;

2º die niet meer in staat is het doel na te streven waarvoor zij is opgericht;

3º die haar vermogen of de inkomsten uit dat vermogen voor andere doeleinden aanwendt dan het doel waarvoor zij is opgericht;

4º die in ernstige mate in strijd handelt met de statuten, de wet of de openbare orde;

5º die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikel 48, § 3, tenzij de ontbrekende jaarrekeningen worden neergelegd voor de sluiting van de debatten;

6º waarvan de duur ten einde is gekomen.

Zelfs indien de rechtbank de vordering tot ontbinding afwijst, kan zij de vernietiging van de betwiste handeling uitspreken. »

« Art. 57. ­ § 1. De rechtbank die de ontbinding uitspreekt, kan hetzij tot de onmiddellijke afsluiting van de vereffening beslissen, hetzij de vereffeningswijze bepalen en een of meer vereffenaars aanwijzen. Na afloop van de vereffening brengen de vereffenaars verslag uit bij de rechtbank, waarbij een overzicht van de waarden van de stichting, van het gebruik ervan, alsmede het voorstel van bestemming wordt voorgelegd. De rechtbank verleent toestemming om de goederen te bestemmen volgens de wijze voorgesteld door de vereffenaars.

De rechtbank spreekt de afsluiting van de vereffening uit.

§ 2. De vordering tot ontbinding op grond van artikel 56, eerste lid, 5º, kan slechts worden ingesteld na verloop van een termijn van zeven maanden te rekenen van de afsluiting van het derde boekjaar. »

« Art. 58. ­ De bestemming van het actief mag de rechten van de schuldeisers niet schaden.

De vordering van de schuldeisers verjaart na vijf jaar vanaf de bekendmaking van de beslissing betreffende de bestemming van het actief. »

« Art. 59. ­ Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken uitgaande van een stichting die het voorwerp is geweest van een beslissing tot ontbinding, vermelden de naam van de stichting, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « private stichting in vereffening » of « stichting van openbaar nut in vereffening ».

Hij die namens een stichting in vereffening meewerkt aan een akte waarop deze vermelding niet is aangebracht, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de daarin door de stichting aangegane verbintenissen. »

« Art. 60. ­ De burgerlijke rechtbank van het rechtsgebied waar de stichting haar zetel heeft, kan de afzetting uitspreken van bestuurders die blijk hebben gegeven van kennelijke nalatigheid, die de verplichtingen welke hen door de wet of de statuten zijn opgelegd, niet nakomen of die goederen van de stichting aanwenden voor een doel in strijd met hun bestemming of met de wet, met de statuten of met de openbare orde.

In dat geval benoemt de rechtbank de nieuwe bestuurders overeenkomstig de statuten. »

« Art. 61. ­ § 1. Iedere private stichting kan bij authentieke akte en mits goedkeuring van de regering worden omgevormd in een stichting van openbaar nut overeenkomstig de bepalingen van titel II. Die omvorming brengt geen wijziging mee in de rechtspersoonlijkheid van de stichting.

§ 2. Aan de akte worden toegevoegd :

lº een toelichtend verslag opgesteld door de raad van bestuur;

2º een staat van de activa en passiva van de stichting die niet meer dan drie maanden voordien is vastgesteld;

3º een verslag over die staat waarin inzonderheid wordt vermeld of daarin de toestand van de stichting op volledige, getrouwe en juiste wijze is weergegeven, en dat is opgesteld door een bedrijfsrevisor of door een accountant ingeschreven op het tableau van de externe accountants van het Instituut der accountants en aangewezen door de raad van bestuur.

De akte wordt gevoegd bij het dossier bedoeld in artikel 48 en bekendgemaakt overeenkomstig § 3 van dezelfde bepaling. »

« Art. 62. ­ Stichtingen die op geldige wijze in het buitenland zijn opgericht overeenkomstig de wet van de Staat waartoe zij behoren, kunnen in België een zetel van werkzaamheden openen. Een zetel van werkzaamheden is een duurzame inrichting zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met het doel van de stichting. Die stichtingen moeten artikel 48 van deze wet in acht nemen. »

Verantwoording

Art. 44

Een stichting is een rechtspersoon waarvan de inkomsten uit het kapitaal de mogelijkheid moeten bieden het haar gestelde, ideële doel te verwezenlijken.

De mogelijkheid om bij eigenhandig testament een instelling van openbaar nut op te richten, waarin de wet van 27 juni 1921 voorzag, is opgeheven, enerzijds wegens de zeldzaamheid ervan, anderzijds teneinde zich te beschermen tegen de gevolgen van dergelijke testamenten die vaak op inadequate wijze zijn opgemaakt en derhalve niet de mogelijkheid bieden een stichting tot stand te brengen.

Voortaan kunnen zowel private stichtingen als stichtingen van openbaar nut alleen worden gecreëerd door middel van een authentieke akte of van een authentiek testament. Ongeacht het aantal stichters gaat het om een unieke akte.

Bepaalde bedingen van de basisakte kunnen na verkrijging van de rechtspersoonlijkheid evenwel worden gecorrigeerd aan de hand van een notariële akte.

Het technisch karakter van deze materie en de ernst van de verbintenissen die voor de toekomst worden aangegaan, vereisen dat een beroep wordt gedaan op een enkele authentieke akte en op een notaris van wie de raadgevingen zijn cliënt de nodige informatie kunnen verschaffen.

De uitdrukking « zonder winstgevend doel » is vervangen door « bepaald ideëel doel ». Zulks moet worden opgevat als een volledige afwezigheid van rechtstreeks vermogensvoordeel. Het belangrijkste is immers niet te weten welke activiteiten de rechtspersoon verricht maar wel of het doel waaraan de winsten worden besteed inderdaad belangeloos en ideëel is.

De aard zelf van de stichting die bestaat in het beheer van een kapitaal teneinde een ideëel doel te realiseren, moet haar de mogelijkheid bieden economische activiteiten te verrichten voor zover de daaruit voortkomende winsten besteed worden aan de verwezenlijking van het belangeloze doel van de stichting. Overigens belet de huidige definitie van het begrip « instelling van openbaar nut » zoals die is geformuleerd in artikel 27 van de wet van 27 juni 1921 niet dat die instelling activiteiten van economische aard verricht.

Op dit beginsel bestaat evenwel een uitzondering die is gegrond op artikel 285, derde lid, van het Nederlands Burgerlijk Wetboek betreffende de stichtingen. Aan een derde kan een rechtstreeks vermogensvoordeel worden toegekend indien zulks past in het kader van de verwezenlijking van het ideële doel van de stichting. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om de creatie van een private stichting waarvan het doel erin bestaat te voldoen aan de behoeften van een gehandicapt kind dat een derde is ten opzichte van de rechtspersoon maar het bepaalde belangeloze doel van die stichting vormt.

Er is ook sprake van ideëel doel wanneer de stichting onder meer tot doel heeft het familiaal karakter van een onderneming te handhaven door een beroep te doen op de techniek van de certificatie van effecten (wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, Belgisch Staatsblad, 5 september 1998, blz. 28677 en volgende). In deze context is de stichting louter een instrument voor het beheer dat als zodanig niet tot doel heeft winst te maken.

Een stichting kan van openbaar nut worden verklaard wanneer zij een van de zes omschreven doeleinden nastreeft en bij koninklijk besluit is erkend. Deze doeleinden moeten in de ruime zin worden opgevat zodat het niet wenselijk is die lijst aan te vullen aangezien zij daardoor exhaustief zou kunnen worden in de meeste strikte betekenis van het woord.

Het nastreven van een van de bepaalde doeleinden alleen volstaat niet om van openbaar nut te worden verklaard; de erkenning bij koninklijk besluit blijft onontbeerlijk en discretionair.

De twee categorieën stichtingen, die naast elkaar zullen moeten bestaan, moeten beide gebruik maken van de benaming die op hen van toepassing is, te weten « private stichting » en « stichting van openbaar nut ».

Art. 45

De verplichte vermeldingen in de statuten zijn uitgewerkt teneinde aan derden de onontbeerlijke informatie te verstrekken die hen de mogelijkheid moet bieden de rechtspersoon op correcte wijze te beoordelen. Er wordt ook voorzien in waarborgen ten opzichte van de stichting zelf zoals een wijze van regeling van belangenconflicten. Aangezien de stichting slechts over een orgaan beschikt, is het belangrijk dat in de statuten nader wordt bepaald volgens welke procedure eventuele belangenconflicten in de raad van bestuur worden geregeld.

Art. 46

De wijze waarop rechtspersoonlijkheid wordt verkregen, is afhankelijk van de soort stichting. Een stichting van openbaar nut bezit rechtspersoonlijkheid vanaf het tijdstip dat zij bij koninklijk besluit is erkend.

Een private stichting verkrijgt rechtspersoonlijkheid na de neerlegging ter griffie van haar statuten en van de akten betreffende de benoeming van de bestuurders overeenkomstig artikel 48, § 1.

Aangezien een stichting soms dringend moet worden opgestart, is voorzien in bepalingen op grond waarvan in naam van de stichting de noodzakelijke verbintenissen kunnen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit en daarbij toch de nodige rechtszekerheid wordt gewaarborgd. Het is mogelijk verbintenissen over te nemen die zijn aangegaan in naam van een stichting in oprichting maar ter zake worden langere termijnen gesteld dan die bepaald voor verenigingen zonder winstgevend doel. De toekenning van rechtspersoonlijkheid aan een stichting van openbaar nut is immers onderworpen aan de voorafgaande controle door de overheid en voor private stichtingen moet een authentieke akte worden opgemaakt.

Art. 47

Teneinde de administratieve taken voortvloeiend uit statutenwijzigingen niet te verzwaren, moeten alleen aspecten die de private stichting zelf nadeel kunnen berokkenen, bij authentieke akte worden gewijzigd.

In tegenstelling tot de wet van 27 juni 1921, naar luid waarvan iedere wijziging in de statuten van een instelling van openbaar nut bij wege van een koninklijk machtigingsbesluit moest plaatsvinden, wordt zulks op grond van deze tekst slechts geëist wanneer bepaalde vermeldingen in de statuten worden gewijzigd. Voor andere wijzigingen is alleen nog een administratieve machtiging vereist.

Aangezien de eenhoofdige structuur en het duurzaam karakter eigen aan stichtingen soms tot blokkerende situaties kunnen leiden, moet deze bepaling de mogelijkheid bieden de activiteiten van de stichting weer op gang te brengen en daarbij toch zoveel mogelijk de oorspronkelijke statutaire bepalingen in acht te nemen. Deze taak is toevertrouwd aan de hoven en rechtbanken. De rechter kan in het licht van de algemene filosofie van de statuten en van de algemene rechtsbeginselen alle bepalingen van de statuten wijzigen of een nieuwe bepaling invoegen.

Art. 48

De huidige regeling betreffende de instellingen van openbaar nut voorziet erin dat bij het ministerie van Justitie een dossier wordt gehouden. Omtrent de doeltreffendheid van die regeling bestaat geen twijfel en zij wordt dan ook gehandhaafd voor de stichtingen van openbaar nut. Het dossier wordt evenwel aanzienlijk aangevuld. Met betrekking tot private stichtingen komen de neerleggingsmodaliteiten overeen met die van de verenigingen zonder winstoogmerk.

Aan de Koning wordt machtiging verleend om de wijze te bepalen waarop het dossier kan worden geraadpleegd.

Art. 49

Net als is bepaald voor de verenigingen zonder winstoogmerk, moet de aard van de rechtspersoon worden vermeld teneinde derden ter zake voor te lichten.

De benaming « stichting » wordt beschermd teneinde een einde te maken aan bepaalde praktijken die erin bestaan voor een meer comfortabele rechtsvorm te kiezen door het woord « stichting » in de benaming op te nemen en zich zodoende een deel van de achtenswaardigheid waarnaar die benaming verwijst, toe te eigenen.

Niettemin voorzien de overgangsbepalingen ten aanzien van rechtspersonen die deze benaming hebben geüsurpeerd, in een regularisatietermijn. Na afloop van die termijn kan iedere belanghebbende derde bij de hoven en rechtbanken een vordering tot wijziging van de benaming instellen.

In de overgangsbepalingen wordt tevens een regularisatietermijn vastgesteld voor de instellingen van openbaar nut die zijn erkend op grond van de huidige artikelen 27 en volgende van de wet.

Art. 50

De oude regeling inzake de aanvaarding van giften die is omschreven in de artikelen 35 en 36 van de wet van 27 juni 1921 was ingegeven door het wantrouwen dat de overheid toen ten aanzien van de verenigingssector koesterde. Aangezien deze sector ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan, is de regeling inzake schenkingen aan de hand van verscheidene maatregelen aanzienlijk versoepeld.

­ Het juridisch onderscheid tussen giften van roerende en van onroerende goederen is opgeheven. In 1921 kon een omvangrijk bezit van onroerende goederen buiten het commerciële kader doen vrezen dat zij in de dode hand zouden worden gebracht; in de huidige omstandigheden evenwel wijst alles erop dat het bezit van onroerende goederen voor stichtingen eerder een ­ in sommige gevallen onvermijdelijke ­ last is dan een voordeel.

Vroeger was alleen het bezit van rechtstreeks gebruikte lichamelijke onroerende goederen mogelijk en was een onrechtstreekse bestemming (inning van huurgelden die daarna werden aangewend voor het in de statuten vastgestelde ideëel doel) niet toegestaan. In het kader van een gezond beheer van haar vermogen en indien zulks geen hinder vormt voor haar activiteiten, kan de stichting voortaan onroerende goederen bezitten die onrechtstreeks voor de verwezenlijking van haar doel worden aangewend.

Gelet op het specialiteitsbeginsel van rechtspersonen kan een controle van het beginsel betreffende de dode hand nog steeds in overweging worden genomen;

­ Het bedrag vanaf welk voor giften een machtiging is vereist, wordt verhoogd teneinde de situatie in overeenstemming te brengen met die waarin zich andere gelijksoortige rechtspersonen bevinden (bepaalde universiteiten bijvoorbeeld, zie in dit verband de wet van 28 mei 1970 tot wijziging van de wet van 12 augustus 1911 houdende toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de hogescholen te Brussel en Leuven, Pas., 1970, blz. 705 tot 707), waarbij tevens erin wordt voorzien dat het kan worden aangepast aan de monetaire evolutie.

De algemene regeling inzake aanvaarding van giften wordt ten voordele van de verenigingssector aldus gevoelig versoepeld.

De grondvoorwaarden waaraan de stichtingen moeten voldoen om giften te kunnen aanvaarden, blijven ongewijzigd.

Voor giften van hand tot hand, daaronder begrepen schenkingen bij wege van overschrijving, is ongeacht het bedrag ervan niet langer machtiging bij koninklijk besluit vereist. Zodoende wordt duidelijkheid gebracht in de huidige situatie waarbij alleen schenkingen van hand tot hand die in vergelijking met het vermogen van de schenker als gering moeten worden beschouwd, aan een dergelijke machtiging waren onderworpen. Aangezien deze geringheid slechts moeilijk kan worden geëvalueerd en zulks op verantwoordelijkheid van de begiftigde rechtspersoon zelf plaatsvindt, kan gemakkelijk worden begrepen dat een dergelijke regeling moeilijk in de praktijk kan worden gebracht.

Art. 51

Aangezien de stichting slechts uit een orgaan bestaat, moet het collegialiteitsbeginsel in het kader van de besluitvorming als richtinggevend worden opgevat. De niet-tegenstelbaarheid van beperkingen van de bevoegdheid van de raad van bestuur vormt een waarborg ten behoeve van derden. Het collegialiteitsbeginsel wordt getemperd door te bepalen dat de statuten erin kunnen voorzien dat beslissingen in bepaalde gevallen schriftelijk kunnen worden genomen zonder dat daartoe alle bestuurders moeten samenkomen.

De beginselen gehuldigd in deze bepaling zijn in ruime mate gegrond op de regels die gelden voor handelsvennootschappen.

Art. 52

Naar luid van deze bepaling kan in de statuten worden bepaald dat het dagelijks bestuur van de stichting kan worden opgedragen aan een of meer personen, die al dan niet bestuurder zijn. De beginselen terzake zijn in ruime mate gegrond op de regels die gelden voor handelsvennootschappen.

Art. 53

Deze bepaling die de regeling van de aansprakelijkheid betreft, is in ruime mate gegrond op het huidige artikel 14 van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend. Het gaat om een toepassing van de gemeenrechtelijke beginselen inzake rechtspersonen.

Art. 54

Artikel 54 bevat het boekhoudkundig deel van de hervorming.

Gelet op de vereisten inzake duidelijkheid en eenvormigheid met betrekking tot de verenigingen zonder winstgevend doel is een totale afwezigheid van boekhoudkundige verplichtingen niet langer aanvaardbaar.

Op grond van artikel 54 wordt in de wet de verplichting ingevoerd om een boekhouding te voeren naar het model vastgesteld voor de verenigingen zonder winstgevend doel in het kader van de hervorming van de wet van 27 juni 1921. Onder dezelfde voorwaarden als die gesteld in het kader van de hervorming van voornoemde wet wordt voorzien in een controle door commissarissen.

Het voeren van een boekhouding is reeds onontbeerlijk voor verenigingen zonder winstgevend doel maar is gelet op de omvang en op de aard van hun activiteiten, misschien nog meer noodzakelijk voor stichtingen.

Bovendien is het zo dat de boekhoudkundige verplichtingen waarin dit ontwerp voorziet niet worden opgelegd aan bepaalde stichtingen die reeds aan bijzondere bepalingen zijn onderworpen.

Art. 55

Complementair aan artikel 56, 5º, van dit ontwerp regelt deze bepaling het geval waarin de stichting de verplichtingen inzake neerlegging en bekendmaking omschreven in artikel 48 van deze wet niet is nagekomen. Ingeval de stichting haar situatie binnen de door de rechter toegestane termijn niet heeft geregulariseerd, zijn de door haar ingestelde vorderingen onontvankelijk.

Deze sanctie is analoog aan die bepaald in artikel 35 van dit ontwerp, op grond waarvan artikel 26 van de wet wordt gewijzigd.

Art. 56

Overeenkomstig dit artikel wordt het beginsel ingevoerd volgens welk een stichting bij rechterlijke beslissing kan worden ontbonden. Het is immers belangrijk dat controle wordt uitgeoefend op de inachtneming van de voorwaarden waaronder en van de wijze waarop de ontbinding en de vereffening moeten plaatsvinden.

Art. 57

Deze bepaling regelt de vereffeningsprocedure en de rol van de vereffenaars.

Art. 58

Deze bepaling is een nieuwe formulering van het huidige artikel 25 van de wet.

Art. 59

Deze bepaling is erop gericht derden te beschermen door hen erop te wijzen dat de stichting waarmee zij betrekkingen onderhouden, zich in vereffening bevindt.

Art. 60

Deze bepaling is een nieuwe formulering van het huidige artikel 40 van de wet.

Art. 61

Op grond van dit artikel wordt aan private stichtingen de mogelijkheid geboden zich om te vormen tot een stichting van openbaar nut zonder onderbreking in de rechtspersoonlijkheid.

Art. 62

Stichtingen waarvan de zetel in het buitenland is gevestigd, kunnen in België een centrum van werkzaamheden openen.

Het doel van deze bepaling bestaat erin aan in het buitenland gevestigde stichtingen die in België een centrum van werkzaamheden zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid wensen te openen, de mogelijkheid te bieden de daartoe vereiste bekendmakingen in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad te verrichten en aldus te zorgen voor een openbaarmaking die de rechten van derden vrijwaart.

Overigens belet niets dat de leden van een in het buitenland gevestigde stichting in België een stichting naar Belgisch recht oprichten.

Nr. 244 VAN DE REGERING

Art. 40bis (nieuw)

In dezelfde wet wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidende :

« Titel III. ­ Internationale verenigingen zonder winstoogmerk

Art. 63. ­ Onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet, kan, bij koninklijk besluit, rechtspersoonlijkheid worden verleend aan verenigingen toegankelijk voor Belgen en vreemdelingen, die hun zetel in België hebben en die een niet-winstgevend doel van internationaal openbaar nut nastreven, voor zover hun doel of hun activiteiten niet strijdig zijn met de wet of met de openbare orde.

Een internationale vereniging zonder winstoogmerk is die welke niet nijverheids- of handelszaken drijft en welke niet tracht een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen.

Art. 64. ­ § 1. Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken uitgaande van een internationale vereniging zonder winstoogmerk waaraan rechtspersoonlijkheid is verleend, moeten de naam ervan vermelden, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « internationale vereniging zonder winstoogmerk » of door de initialen « IVZW », alsook het nauwkeurige adres van de zetel ervan.

§ 2. Alleen de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die overeenkomstig de bepalingen van deze titel geldig zijn opgericht, mogen de naam « internationale vereniging zonder winstoogmerk » voeren. Bij niet-naleving van deze vereiste door een entiteit die al dan niet rechtspersoonlijkheid bezit, kan elke belanghebbende een vordering tot naamswijziging instellen bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waar die entiteit haar zetel heeft.

Art. 65. ­ De statuten moeten volgende gegevens vermelden :

1º de naam van de internationale vereniging zonder winstoogmerk en het nauwkeurige adres van de haar zetel;

2º de precieze omschrijving van het doel of de doeleinden waarvoor zij is opgericht, alsook de activiteiten die zij beoogt om dat doel of die doeleinden te bereiken;

3º de voorwaarden en de formaliteiten betreffende toetreding en uittreding van de leden en, in voorkomend geval, van de leden van de verschillende categorieën;

4º de rechten en verplichtingen van de leden en, in voorkomend geval, van de leden van de verschillende categorieën;

5º de bevoegdheden van het algemeen leidinggevend orgaan van de internationale vereniging zonder winstoogmerk, en de wijze van bijeenroeping en van besluitvorming ervan, alsook de voorwaarden waaronder haar beslissingen aan de leden ter kennis worden gebracht;

6º de bevoegdheden van het bestuursorgaan van de internationale vereniging zonder winstoogmerk, en de wijze van bijeenroeping en van besluitvorming ervan, de wijze van benoeming, van ambtsbeëindiging en van afzetting van de bestuurders, hun mimimumaantal, de duur van hun mandaat, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen, alsook de wijze van aanwijzing van de persoon of personen bevoegd om de vereniging te verbinden tegenover derden en haar in handelingen en in rechtsvorderingen te vertegenwoordigen;

7º de voorwaarden voor statutenwijziging, voor ontbinding en vereffening van de vereniging en de bestemming van het vermogen van de internationale vereniging zonder winstoogmerk bij ontbinding, dat tot een ideëel doel moet worden aangewend.

Deze statuten worden bij authentieke of bij onderhandse akte vastgesteld. In dat laatste geval volstaan twee originelen, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 66. ­ De internationale vereniging zonder winstoogmerk is aansprakelijk voor tekortkomingen die kunnen worden toegerekend aan haar aangestelden en aan de organen waardoor zij handelt.

De bestuurders zijn niet persoonlijk verbonden voor de verbintenissen van de internationale vereniging zonder winstoogmerk. Zij zijn alleen verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur.

De leden zijn in die hoedanigheid niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de internationale vereniging zonder winstoogmerk.

Art. 67. ­ § 1. De statuten worden meegedeeld aan de minister van Justitie met het verzoek rechtspersoonlijkheid te verlenen en de statuten goed te keuren.

De internationale vereniging zonder winstoogmerk verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend.

§ 2. Niettemin kunnen in naam van de internationale vereniging zonder winstoogmerk verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen zijn zij die in enigerlei hoedanigheid dergelijke verbintenissen aangaan, daarvoor persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk behalve wanneer de internationale vereniging zonder winstoogmerk binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien die verbintenissen binnen zes maanden na verkrijging van de rechtspersoonlijkheid heeft overgenomen. Verbintenissen overgenomen door de internationale vereniging zonder winstoogmerk worden geacht van het begin af door de internationale vereniging zonder winstoogmerk te zijn aangegaan.

§ 3. Elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 65, 2º, moet door de Koning worden goedgekeurd. Andere wijzigingen aan de statuten moeten worden meegedeeld aan de minister van Justitie of aan zijn vertegenwoordiger en door één van hen worden aanvaard onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet.

Art. 68. ­ § 1. Op het ministerie van Justitie wordt een dossier gehouden voor iedere internationale vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in de artikelen 63 en 75.

§ 2. Worden neergelegd in dat dossier :

­ de statuten en hun wijzigingen;

­ de gecoördineerde tekst van de statuten na wijziging;

­ de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de internationale vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen; deze akten verduidelijken de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook de wijze waarop zij deze uitoefenen;

­ de beslissingen die de ontbinding en de vereffening van de internationale vereniging zonder winstoogmerk vaststellen;

­ de rekeningen van de internationale vereniging zonder winstoogmerk opgesteld overeenkomstig artikel 70;

§ 3. Worden op kosten van de belanghebbende bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad :

­ de statuten en hun wijzigingen;

­ de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de internationale vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen; deze akten vermelden de naam, de voornamen, de woonplaats of ingeval het een rechtspersoon betreft, van de naam, de rechtsvorm en de zetel, en vermelden de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook de wijze waarop zij die uitoefenen;

­ de beslissingen betreffende de ontbinding en de vereffening van de internationale vereniging zonder winstoogmerk.

§ 4. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze van opening van het dossier en de wijze waarop het kan worden geraadpleegd.

§ 5. De akten, documenten en beslissingen waarvan de neerlegging krachtens deze wet is voorgeschreven, kunnen aan derden niet worden tegengeworpen dan vanaf de dag dat zij zijn neergelegd of, indien ook de bekendmaking ervan krachtens deze wet is voorgeschreven, vanaf de dag dat zij in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, tenzij indien de internationale vereniging zonder winstoogmerk aantoont dat die derden er tevoren kennis van droegen.

Derden kunnen zich nietemin beroepen op akten, documenten en beslissingen die nog niet neergelegd of bekendgemaakt zijn.

In geval van tegenstrijdigheid tussen de neergelegde tekst en die welke in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is, kan deze laatste niet worden tegengeworpen aan derden. Die derden kunnen er zich echter wel op beroepen, tenzij de internationale vereniging zonder winstoogmerk aantoont dat zij kennis droegen van de neergelegde tekst.

Art. 69. ­ Elke vordering ingesteld door internationale verenigingen zonder winstoogmerk die de formaliteiten omschreven in artikel 68 niet in acht hebben genomen, wordt geschorst. De rechter bepaalt een termijn waarin de internationale vereniging zonder winstoogmerk haar verplichtingen moet nakomen. Ingeval de internationale vereniging zonder winstoogmerk nalaat zulks binnen die termijn te doen is de vordering onontvankelijk.

Art. 70. ­ § 1. Ieder jaar maakt het bestuursorgaan de jaarrekening van het voorbije boekjaar op, overeenkomstig deze wet, alsook de begroting van het volgende boekjaar. Het algemeen leidinggevend orgaan keurt de jaarrekening en de begroting tijdens zijn eerstvolgende vergadering goed.

§ 2. Internationale verenigingen zonder winstoogmerk voeren een vereenvoudigde boekhouding, overeenkomstig een model vastgesteld door de Koning, die ten minste betrekking heeft op mutaties in contant geld of op de rekening.

§ 3. Internationale verenigingen zonder winstoogmerk houden evenwel een boekhouding en maken hun jaarrekeningen op overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en van de besluiten tot uitvoering ervan indien zij bij de afsluiting van het boekjaar minstens twee van de hiernavolgende drempels bereiken :

1º een jaargemiddelde van 5 personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2º totale ontvangsten van 250 000 euro, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van buitengewone ontvangsten;

3º een balanstotaal van 1 miljoen euro.

De Koning past de verplichtingen die voor deze internationale verenigingen zonder winstoogmerk voortvloeien uit de besluiten uitgevaardigd overeenkomstig voornoemde wet van 17 juli 1975 aan, rekening houdend met de bijzondere aard van hun activiteiten en hun wettelijk statuut. De Koning kan de bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 4. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing op internationale verenigingen zonder winstoogmerk die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en betreffende hun jaarrekeningen voor zover deze regels minstens gelijkwaardig zijn aan die voorzien op grond van deze wet.

§ 5. De internationale verenigingen zonder winstoogmerk moeten de controle op hun financiële toestand, van de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van de wet en de statuten, van de in de jaarrekening weergegeven verrichtingen, aan een of meer commissarissen opdragen indien het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt of indien zij minstens twee van de volgende criteria overschrijdt :

­ een jaargemiddelde van 50 personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

­ totale ontvangsten van 6 250 000 euro, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van buitengewone ontvangsten;

­ een balanstotaal van 3 125 000 euro.

De commissarissen worden benoemd door het bestuursorgaan onder de leden, natuurlijke personen als rechtspersonen, van het Instituut der bedrijfsrevisoren.

De Koning kan de bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. 71. ­ Met uitzondering van de handgiften behoeftigt elke gift onder de levenden of bij testament aan een internationale vereniging zonder winstoogmerk machtiging bij een koninklijk besluit. Machtiging is evenwel niet vereist voor de aanneming van giften waarvan de waarde niet hoger is dan 100 000 euro. De Koning kan dat bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Die machtiging wordt alleen verleend indien de internationale vereniging zonder winstoogmerk heeft voldaan aan de bepalingen van artikel 68.

Art. 72. ­ Op verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende kan de ontbinding worden uitgesproken in de volgende gevallen : aanwending van de middelen of de inkomsten van de internationale vereniging zonder winstoogmerk voor andere doeleinden dan het doel waarvoor zij is opgericht; onvermogen; afwezigheid van bestuur; ernstige overtreding van de statuten, de wet of de openbare orde.

Art. 73. ­ Voor zover de statuten of de daartoe in de statuten aangewezen vergadering niet anders bepalen, benoemt de rechtbank van eerste aanleg op met redenen omkleed verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende de vereffenaars; hun handelingen worden geregeld in de artikelen 19 en 19bis van deze wet.

Art. 74. ­ Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken uitgaande van een internationale vereniging zonder winstoogmerk die het voorwerp is geweest van een beslissing tot ontbinding, moeten de naam ervan vermelden, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden « internationale vereniging zonder winstoogmerk in vereffening ».

Hij die namens een internationale vereniging zonder winstoogmerk in vereffening meewerkt aan een akte waarop deze vermelding niet is aangebracht, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de daarin door de internationale vereniging zonder winstoogmerk aangegane verbintenissen.

Art. 75. ­ Internationale verenigingen die een niet-winstgevend doel van internationaal nut nastreven en die op geldige wijze in het buitenland zijn opgericht overeenkomstig de wet van de Staat waartoe zij behoren, kunnen in België een zetel van werkzaamheden openen. Een zetel van werkzaamheden is een duurzame inrichting zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met het doel van de internationale verenigingen die een niet-winstoogmerk doel van internationaal nut nastreeft. Deze laatste verenigingen moeten artikel 68 van deze wet in acht nemen. »

Verantwoording

Art. 63

Artikel 63 vervangt artikel 1 van de wet van 25 oktober 1919, waarbij een nieuwe definitie wordt geformuleerd van internationale verenigingen zonder winstoogmerk doel waaraan op grond van een koninklijk besluit rechtspersoonlijkheid kan worden verleend en die de naam « internationale vereniging zonder winstgevend doel » mogen voeren.

Het gaat om verenigingen waarvan Belgen en vreemdelingen lid kunnen worden en die met inachtneming van de openbare orde een niet-winstoogmerk doel van internationaal nut nastreven. -Deze voorwaarden, die reeds waren gesteld in de voorbereidende werkzaamheden bij de wet van 25 oktober 1919 (Stuk Kamer, 1909-1910, verslag in naam van de commissie door de heer Van Cleemputte, nr. 221, zitting van 3 mei 1910, inzonderheid blz. 14 en 19), worden in dit ontwerp nader bepaald. Op grond van het gegeven dat zowel Belgen als vreemdelingen lid van de vereniging kunnen worden, kan worden beschouwd dat de vereniging een internationaal karakter heeft.

De formulering van het eerste lid is rechtstreeks gegrond op artikel 1 van de Overeenkomst van Straatsburg van 24 april 1986 (wet van 31 juli 1990 houdende goedkeuring van de Europese Overeenkomst inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, opgemaakt te Straatsburg op 24 april 1986, Belgisch Staatsblad, 21 december 1990, blz. 23673).

Overigens wordt niet langer voorzien in een beperking van de doelstellingen die internationale verenigingen zonder winstoogmerk kunnen nastreven. De vijf doelstellingen die op beperkende wijze zijn bepaald in de huidige wetgeving, waren immers gegrond op veiligheidsoverwegingen ingegeven door het gevoel van wantrouwen en vrees dat in die tijd heerste ten aanzien van bepaalde buitenlandse verenigingen. Het hoeft geen betoog dat een dergelijke verantwoording heden ten dage niet langer op zijn plaats is.

Het enige voorbehoud dat in het ontwerp wordt overgenomen, bestaat erin dat het doel of de doelstellingen, alsook de activiteiten van de internationale vereniging zonder winstoogmerk doel niet strijdig mogen zijn met de openbare orde.

Dit begrip, dat reeds voorkwam in artikel 8 van de wet van 1919, wordt traditioneel gedefinieerd als « (loi) qui touche aux intérêts essentiels de l'État ou de la collectivité, ou qui fixe, dans le droit privé, les bases juridiques fondamentales sur lesquelles repose l'ordre économique ou moral d'une société déterminée » (H. De Page, « Traité élémentaire de droit civil » TI, Brussel, 1933, nr. 91). In de vorm van een parafrase van de studie van J. Hauser (« Ordre publie et bonnes moeurs » in « Répertoire de droit civil », Dalloz, 1975), onderscheidt professor P. Orianne zes domeinen waarbinnen een homogeen geheel van regels van openbare orde kan worden vastgesteld : « ordre public de l'État; ordre public procédural; ordre public pénal; ordre public économique et social; ordre public civil (P. Orianne, « Introduction au système juridique », Bruylant, 1982, blz. 74).

Aangezien er met betrekking tot de doelstellingen van de internationale vereniging zonder winstoogmerk geen beperking meer bestaat, is het noodzakelijk dat begrip in artikel 66 van dit ontwerp over te nemen teneinde aan de regering de mogelijkheid te bieden verzoeken te weigeren die kennelijk strijdig zijn met de openbare orde, daaronder begrepen de openbare veiligheid.

Om overeenkomstig het Belgische recht rechtspersoonlijkheid te kunnen genieten, moet de internationale vereniging zonder winstoogmerk doel haar zetel in België vestigen en aldaar handhaven. Dit criterium inzake de vestiging van de zetel in België wordt thans reeds in die zin toegepast.

Art. 64

Er moet worden onderstreept dat het koninklijk besluit tot erkenning van een vereniging daaraan niet alleen rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht verleent, maar aan die vereniging tevens de mogelijkheid biedt de specifieke naam « internationale vereniging zonder winstoogmerk » of « IVZW » te verkrijgen, die dan op de stukken van de vereniging moet worden vermeld, hetgeen ­ ook voor derden ­ een bijkomende waarborg vormt dat de wettelijke procedure in acht is genomen.

Deze bepaling voorziet tevens in een regularisatietermijn ten aanzien van verenigingen die de naam « internationale vereniging zonder winstoogmerk » voeren zonder te zijn opgericht op de wijze omschreven in deze titel.

Art. 65

De wijzigingen aangebracht in artikel 65 betreffende de verplichte vermeldingen in de statuten zijn voornamelijk erop gericht de wet aan te passen aan de rechtspraak en aan de gangbare praktijk.

Termen zoals « doel », « zetel », « leven » en « regeling van de leiding van de vereniging en van het beheer van de goederen ervan », die reeds in algemene bewoordingen waren omschreven in de wet van 1919, zijn nader bepaald.

De generieke aard van begrippen als « algemeen leidinggevend orgaan » (te weten het opperste orgaan), « bestuursorgaan » (te weten het uitvoerend orgaan) en « personen gemachtigd om te vertegenwoordigen » (te weten de vertegenwoordigers) is daarentegen gehandhaafd. Het is immers belangrijk te zorgen voor een zo groot mogelijke soepelheid en vrijheid in de regeling van de structuren en van de werking van de internationale vereniging, die soms meer complexe situaties inhoudt dan het geval is voor nationale verenigingen.

Met betrekking tot de thans erkende internationale verenigingen zonder winstoogmerk worden die begrippen over het algemeen beschouwd als gelijkwaardig aan die van algemene vergadering of raad van bestuur in de zin van de wet betreffende de nationale verenigingen zonder winstoogmerk.

Bovendien wordt in het ontwerp duidelijk gesteld welke de organen van de internationale vereniging zonder winstoogmerk zijn : het algemeen leidinggevend orgaan en het bestuursorgaan, waarbij de onderscheiden bevoegdheden van die organen, daaronder begrepen hun onderlinge betrekkingen, vrij in de statuten worden bepaald. Overeenkomstig het ontwerp wordt daarentegen aan de « vertegenwoordiger(s) » van de vereniging niet de hoedanigheid van orgaan verleend; zij blijven gewone lasthebbers.

Het ontwerp strekt ook ertoe meer klaarheid te scheppen omtrent de doelstellingen, de middelen, de wijze van werking van de internationale vereniging, alsook inzake de bestemming van het vermogen bij ontbinding, dat aan een ideëel doel moet worden besteed. Zulks is over het algemeen het geval wanneer het vermogen wordt bestemd ten voordele van een internationale vereniging zonder winstoogmerk die een gelijkaardig doel nastreeft.

De formulering van de punten 5 en 6 houdt niet in dat geen andere beheersorganen of zelfs organen voor controle of toezicht kunnen worden opgericht. Gelet op de soepelheid waarmee in deze materie noodzakelijkerwijs te werk moet worden gegaan, moet het mogelijk zijn in een andere beheersstructuur te voorzien dan die van het gewone tweeledige model (algemene vergadering en raad van bestuur), zodat ook organisatiestructuren naar buitenlands recht kunnen worden geïntegreerd.

De statuten moeten niet noodzakelijkerwijs bij authentieke akte worden opgesteld. In afwijking van artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek, is het niet vereist dat zij wordt opgemaakt in zoveel originelen als er stichtende leden zijn. Naar luid van deze wet moet onder origineel een exemplaar van de statuten worden verstaan waarop het stichtend lid zijn handtekening heeft aangebracht.

Art. 66

Deze bepaling betreffende de aansprakelijkheidsregeling is in ruime mate gegrond op het huidige artikel 14 van de wet van 27 juin 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend. Het gaat om een toepassing van gemeenrechtelijke beginselen inzake rechtspersonen.

Art. 67

In de eerste paragraaf van deze bepaling wordt het tijdstip bepaald waarop rechtspersoonlijkeid wordt verkregen. De gezamenlijke lezing van de artikelen 1 en 3 van de huidige wet kan zorgen voor ambiguïteit omtrent de datum waarop de internationale vereniging zonder winstoogmerk rechtspersoonlijkheid verkrijgt.

Voortaan wordt in de wet duidelijk bepaald dat de internationale vereniging zonder winstoogmerk doel rechtspersoonlijkheid heeft op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend.

Paragraaf twee voorziet in een regeling met betrekking tot verbintenissen aangegaan door een internationale vereniging zonder winstoogmerk in oprichting. Gelet op de procedure houdende erkenning bij koninklijk besluit en op het internationaal karakter van haar samenstelling, kan immers het langer duren om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen dan het geval is bij nationale verenigingen zonder winstoogmerk.

Tenslotte wordt in paragraaf drie bepaald dat alleen voor wijzigingen in de statuten die betrekking hebben op het doel van de vereniging een koninklijk goedkeuringsbesluit vereist is. Andere wijzigingen vereisen de goedkeuring van de minister van Justitie of van zijn vertegenwoordiger.

Art. 68

Krachtens artikel 68 wordt voor iedere internationale vereniging zonder winstoogmerk, ongeacht of zij al dan niet haar zetel in België heeft, die op grond van het bepaalde in de artikelen 63 en 75 van deze wet erom verzoekt de status van internationale vereniging zonder winstoogmerk te verkrijgen, een dossier gehouden.

Dat dossier wordt gehouden op het ministerie van Justitie en moet alle stukken, akten en documenten bevatten die overeenkomstig de wet moeten worden meegedeeld en die voor derden van belang kunnen zijn.

Artikel 68, § 3, van dit ontwerp bevat de verplichtingen inzake bekendmaking die de internationale verenigingen zonder winstoogmerk moeten nakomen, die thans zijn bepaald in artikel 3 van de wet van 25 oktober 1919. Wanneer bij koninklijk besluit rechtspersoonlijkheid is verleend, moet de internationale vereniging zonder winstoogmerk haar statuten bekendmaken. Zulks geldt ook voor de personen die de internationale vereniging zonder winstoogmerk besturen en, in voorkomend geval, voor de personen gemachtigd om haar te vertegenwoordigen. Tevens is bepaald dat beslissingen betreffende de ontbinding en de vereffening van de internationale vereniging zonder winstoogmerk moeten worden bekendgemaakt.

Ter vereenvoudiging zijn bovendien de woorden « het beroep » die in voornoemd artikel voorkwamen, geschrapt en worden als logisch gevolg van hetgeen wordt voorgesteld met betrekking tot de vermeldingen in de statuten, de woorden « het personeel van het bestuur of van het beheer » vervangen door de woorden « bestuurders en personen gemachtigd om de vennootschap te vertegenwoordigen ».

De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop het dossier moet worden samengesteld en kan worden geraadpleegd.

Artikel 68, § 5, regelt de tegenstelbaarheid van de akten, documenten en beslissingen waarvan de neerlegging krachtens deze wet is voorgeschreven. Deze bepaling is in ruime mate gegrond op artikel 26novies, § 5, ingevoegd bij artikel 38 van dit ontwerp.

Art. 69

De sanctie wanneer de internationale vereniging zonder winstoogmerk de verplichtingen inzake neerlegging en bekendmaking bepaald in artikel 68 van deze wet niet nakomt, bestaat in de niet-ontvankelijkheid van haar rechtsvorderingen indien zij na afloop van de termijn toegestaan door de rechter de situatie niet heeft geregulariseerd.

Deze sanctie is analoog aan die bepaald in artikel 35 van dit ontwerp.

Art. 70

Artikel 70 bevat het boekhoudkundige deel van de hervorming.

Gelet op de vereisten inzake duidelijkheid en eenvormigheid met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk is een totale afwezigheid van boekhoudkundige verplichtingen niet langer aanvaardbaar.

Op grond van artikel 70 wordt in de wet de verplichting ingevoerd om een boekhouding te voeren naar het model vastgesteld voor de verenigingen zonder winstoogmerk in het kader van de hervorming van de wet van 27 juni 1921. Onder dezelfde voorwaarden dan die gesteld in het kader van de hervorming van voornoemde wet wordt voorzien in een controle door commissarissen.

Het voeren van een boekhouding is reeds onontbeerlijk voor de nationale verenigingen zonder winstoogmerk maar is gelet op de omvang en op de invloed van hun activiteiten, misschien nog meer noodzakelijk voor internationale verenigingen zonder winstoogmerk.

Gelet evenwel op de specificiteit, de omvang en het doel van internationaal nut dat de internationale verenigingen zonder winstoogmerk nastreven, kunnen de vastgestelde boekhoudkundige criteria en verplichtingen worden aangepast door de Koning, die in dit kader rekening zal moeten houden met de diversiteit van de toestand in het buitenland.

Bovendien is het zo dat de boekhoudkundige verplichtingen waarin deze wet voorziet niet worden opgelegd aan bepaalde internationale verenigingen zonder winstoogmerk die reeds aan bijzondere bepalingen zijn onderworpen.

Art. 71

De oude regeling betreffende de aanvaarding van giften zoals die is omschreven in artikel 4 van de wet van 25 oktober 1919, was ingegeven door het wantrouwen dat de overheid ten aanzien van de verenigingssector koesterde. Aangezien deze sector ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan, is de regeling inzake giften aan de hand van verscheidene maatregelen aanzienlijk versoepeld :

­ de beperking van het bezit van onroerende goederen wordt versoepeld. In 1921 kon een omvangrijk bezit van onroerende goederen buiten het commerciële kader doen vrezen dat zij in de dode hand zouden worden gebracht; in de huidige omstandigheden evenwel wijst alles erop dat het bezit van onroerende goederen voor internationale verenigingen zonder winstoogmerk eerder een ­ in sommige gevallen onvermijdelijke ­ last is dan een voordeel.

Vroeger was alleen het bezit van rechtstreeks gebruikte lichamelijke onroerende goederen mogelijk en was een onrechtstreekse bestemming (inning van huurgelden die daarna werden aangewend voor het in de statuten vastgestelde ideëel doel) niet toegestaan. In het kader van een gezond beheer van haar vermogen en indien zulks geen hinder vormt voor haar activiteiten, kan de internationale vereniging zonder winstoogmerk voortaan onroerende goederen bezitten die onrechtstreeks voor de verwezenlijking van haar doel worden aangewend. Gelet op het specialiteitsbeginsel van rechtspersonen kan een controle van het beginsel betreffende de dode hand nog steeds in overweging worden genomen;

­ er wordt een bedrag vastgesteld vanaf welk voor giften een machtiging is vereist teneinde de situatie in overeenstemming te brengen met die waarin zich andere gelijksoortige rechtspersonen bevinden (bepaalde universiteiten bijvoorbeeld, zie in dit verband de wet van 28 mei 1970 tot wijziging van de wet van 12 augustus 1911 houdende toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de hogescholen te Brussel en Leuven, Pas., 1970, blz. 705 tot 707), waarbij tevens erin wordt voorzien dat het kan worden aangepast aan de monetaire evolutie.

De algemene regeling inzake aanvaarding van giften wordt ten voordele van de verenigingssector aldus gevoelig versoepeld.

De grondvoorwaarden waaraan de internationale verenigingen zonder winstoogmerk moeten voldoen om giften te kunnen aanvaarden, blijven ongewijzigd.

Voor giften van hand tot hand, giften via overschrijving inbegrepen, ongeacht het bedrag ervan, is niet langer machtiging bij koninklijk besluit vereist. Zodoende wordt duidelijkheid gebracht in de huidige situatie waarbij alleen handgiften die in vergelijking met het vermogen van de schenker als gering moeten worden beschouwd, aan een dergelijke machtiging waren onderworpen. Aangezien deze geringheid slechts moeilijk kan worden geëvalueerd en zulks op verantwoordelijkheid van de begiftigde rechtspersoon zelf plaatsvindt, kan gemakkelijk worden begrepen dat een dergelijke regeling moeilijk in de praktijk kan worden gebracht.

Art. 72

De gronden voor ontbinding bepaald in artikel 5 van de wet van 1919 worden geëxpliciteerd teneinde ook te voorzien in gevallen van ernstig disfunctioneren van internationale verenigingen zonder winstoogmerk.

Art. 73

De uitdrukkelijke verwijzing naar de Belgische wetgeving op de handelsvennootschappen, waarin thans is voorzien in geval van vereffening van internationale verenigingen zonder winstoogmerk, wordt geschrapt. Voortaan wordt verwezen naar de nieuwe artikelen 19 en 19bis van deze wet.

Art. 74

Deze bepaling is erop gericht derden te beschermen door hen erop te wijzen dat de internationale vereniging zonder winstoogmerk waarmee zij betrekkingen onderhouden, zich in vereffening bevindt.

Art. 75

Internationale verenigingen die een niet-winstgevend doel van internationaal nut nastreven en waarvan de zetel in het buitenland is gevestigd, kunnen in België een centrum van werkzaamheden openen. Deze mogelijkheid werd hen reeds in de huidige wetgeving geboden door de artikelen 1 en 8 samen beschouwd, alsook door de toepassing van de bepalingen van het internationaal privaatrecht die betrekking hebben op de erkenning van de rechtspersoonlijkheid.

Het doel van deze bepaling bestaat erin aan in het buitenland gevestigde internationale verenigingen die een niet-winstgevend doel van internationaal nut nastreven en die in België een centrum van werkzaamheden zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid wensen te openen, de mogelijkheid te bieden de daartoe vereiste bekendmakingen in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad te verrichten en aldus te zorgen voor een openbaarmaking die de rechten van derden vrijwaart.

Overigens belet niets dat de leden van een in het buitenland gevestigde internationale vereniging die een niet-winstgevend doel van internationaal nut nastreeft in België een internationale vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht oprichten.

SUBAMENDEMENT Nr. 245 VAN DE REGERING OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 24

Dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 15 van dezelfde wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Artikel 15 van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend was gegrond op het wantrouwen van de openbare overheden ten aanzien van het verenigingswezen. Terwijl het bezit van een groot aantal onroerende goederen buiten het normale handelscircuit in 1921 inderdaad een risico op dode hand onderstelde, blijkt uit de huidige toestand dat het bezit door stichtingen van onroerende goederen veeleer een eventueel onvermijdelijke last dan een voordeel is.

Hoewel vroeger enkel het bezit van rechtstreeks en lichamelijk aangewende onroerende goederen mogelijk was, werd de onrechtstreekse aanwending (inning van huurgelden die opnieuw worden aangewend voor het ideëel doel omschreven in de statuten) niet gedoogd. Voortaan mag een stichting in het kader van een gezond beheer van haar vermogen en voorzover zulks haar werkzaamheden niet belemmert, onroerende goederen bezitten die onrechtstreeks voor haar maatschappelijke doelstelling worden aangewend. Toezicht op het beginsel van de dode hand kan nog steeds worden overwogen op grond van het specialiteitsbeginsel van de rechtspersonen.

Nr. 246 VAN DE REGERING

Art. 25

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 25. ­ Artikel 16 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 16. ­ Met uitzondering van giften van hand tot hand, behoeft elke gift onder de levenden of bij testament aan een vereniging zonder winstoogmerk machtiging bij een koninklijk besluit. Machtiging is evenwel niet vereist voor de aanneming van giften waarvan de waarde niet hoger is dan 100 000 euro. De Koning kan dat bedrag aanpassen aan de muntontwikkeling.

Die machtiging wordt alleen dan verleend wanneer de vereniging de bepalingen van de artikelen 3 en 9bis heeft nageleefd en zij, overeenkomstig artikel 26novies, haar jaarlijkse rekeningen, vanaf haar oprichting of althans over de laatste tien dienstjaren, ter griffie van de burgerlijke rechtbank heeft neergelegd. »

Verantwoording

Aangezien het verenigingswezen grondig is veranderd sedert het begin van deze eeuw, is het stelsel van de giften aanzienlijk versoepeld door de invoering van diverse maatregelen :

­ het juridische onderscheid tussen roerende en onroerende giften is afgeschaft;

­ het bedrag vanaf welk een gift moet worden gemachtigd is opgetrokken teneinde dat bedrag in overeenstemming te brengen met de toestand van andere gelijksoortige rechtspersonen (universiteiten) en met de muntontwikkeling.

Het algemene stelsel dat geldt voor het aanvaarden van giften wordt trouwens sterk versoepeld ten voordele van het verenigingswezen.

De grondvoorwaarden die de verenigingen zonder winstoogmerk moeten vervullen om giften te kunnen aanvaarden blijven evenwel ongewijzigd.

De giften van hand tot hand, ongeacht het bedrag ervan, zijn niet langer onderworpen aan machtiging door de Koning; een verduidelijking van de huidige toestand waarin enkel giften van hand tot hand die gering zijn in vergelijking met het vermogen van de schenker aan machtiging zijn onderworpen. Aangezien deze inschatting enerzijds lastig is en anderzijds ressorteert onder de verantwoordelijkheid van de rechtspersoon die een schenking doet, kan men zich makkelijk voorstellen dat de praktische toepassing van een dergelijk stelsel tot moeilijkheden leidt.

De minister van Justitie,

Mark VERWILGHEN.


SUBAMENDEMENT Nr. 247 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 5

In het voorgestelde artikel 2, het 4º vervangen als volgt :

« 4º de precieze omschrijving van het doel of van de doeleinden waarvoor zij is opgericht; ».

Verantwoording

De tekst in overeenstemming brengen met het ontworpen artikel 40, in het hoofdstuk over de stichtingen, dat zo is opgesteld.

SUBAMENDEMENT Nr. 248 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 5

Aan het eerste lid van het voorgestelde artikel 2, een 11º toevoegen, luidende :

« 11º de afsluitingsdatum van het boekjaar ».

Verantwoording

In een aantal ontworpen artikelen is er sprake van een termijn na het afsluiten van het boekjaar. Het is raadzaam zulks op te nemen in de statuten. Op die manier kan er geen betwisting ontstaan over de toepassing van een aantal ontworpen artikelen, meer bepaald van artikel 28bis van het ontwerp.

SUBAMENDEMENT Nr. 249 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 7

De laatste volzin van het voorgestelde artikel 2ter doen luiden als volgt :

« ... Hun rechten en plichten worden bepaald in de statuten. »

Verantwoording

Belangrijk is dat statuten gepubliceerd worden : zij verschijnen in het Belgisch Staatsblad en dat waarborgt de publiciteit. Wie toegetreden lid wil worden, moet zijn rechten en verplichtingen kennen vóór hij daartoe stappen onderneemt. Hij moet over de informatie kunnen beschikken op de algemene vergadering van de vereniging.

SUBAMENDEMENT Nr. 250 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 9

Het voorgestelde artikel 3bis wijzigen als volgt :

A. Het 1º doen luiden als volgt :

« 1º Wanneer de statuten de vermeldingen, bedoeld in artikel 2, 4º, niet bevatten; ».

B. Het 1º doen luiden als volgt :

« 1º Wanneer de statuten de vermeldingen, bedoeld in artikel 2, 1º, en 2, 4º, niet bevatten; ».

C. Het 1º doen luiden als volgt :

« 1º Wanneer de statuten de vermeldingen, bedoeld in artikel 2, 2º, 2, 4º, en 2, 6º, niet bevatten; ».

Verantwoording

A. Technische correctie : op straffe van nietigheid moet het doel van de vereniging precies worden omschreven.

B. Zonder duidelijk geïdentificeerde oprichters, geen vereniging.

C. De bepalingen in overeenstemming brengen met de voorwaarden voor de stichtingen.

SUBAMENDEMENT Nr. 251 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 11

In het voorgestelde artikel 4, het 2º vervangen als volgt :

« 2º de benoeming en de afzetting van de bestuurders; het bepalen van de bezoldiging van bestuurders die geen lid zijn van de vereniging ingeval een bezoldiging wordt toegekend; ».

Verantwoording

Wat voor de commissarissen geldt, moet van overeenkomstige toepassing zijn op de bestuurders die geen lid zijn van de vereniging.

SUBAMENDEMENT Nr. 252 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 15

Het voorgestelde artikel 8 vervangen als volgt :

« Art. 8. ­ Over een statutenwijziging kan de algemene vergadering alleen op geldige wijze beraadslagen en besluiten wanneer de wijzigingen uitdrukkelijk zijn vermeld in de oproeping en wanneer ten minste twee derde van de leden op de vergadering ofwel aanwezig ofwel vertegenwoordigd zijn (1).

Een wijziging kan alleen worden aangenomen met ten minste twee derde van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden (2).

Wanneer de wijziging evenwel betrekking heeft op het doel of op de doeleinden (3) waarvoor de vereniging is opgericht, kan zij alleen worden aangenomen met een meerderheid van vier vijfde van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Ingeval op de eerste vergadering minder dan twee derden van de leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, kan een tweede vergadering worden bijeengeroepen, die geldig kan beraadslagen en besluiten met de meerderheden bedoeld in het tweede of het derde lid ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden (4). De tweede vergadering mag niet binnen vijftien dagen volgend op de eerste vergadering worden gehouden. »

Verantwoording

Dit amendement wil klaarheid brengen in de meerderheden die de verschillende gevallen vereisen.

(1) Deze precisering is nodig om de vragen inzake de meerderheden te beantwoorden (aanwezig, vertegenwoordigd, totaal aantal leden, ...). Alle aanwezige en vertegenwoordigde leden en dus niet twee derde van hen, zijn automatisch aanwezig op de vergadering.

(2) Het amendement wil van het tweede gedeelte van deze paragraaf een afzonderlijk lid maken om er naar te verwijzen wanneer dat nodig is. Het laatste lid zou tot verwarring kunnen leiden. Het amendement wil dat voorkomen.

(3) De terminologie afstemmen op die van de andere ontworpen artikelen.

(4) Vernummering van de verwijgingen.

SUBAMENDEMENT Nr. 253 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 16

Het voorgestelde artikel 9 doen vervallen.

Verantwoording

Gezien het volgende amendement en om een logische nummering te behouden, behoort artikel 9bis vernummerd te worden tot artikel 9.

SUBAMENDEMENT Nr. 254 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 17

De aanhef van dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : »

Verantwoording

Gezien het vorige amendement moet dit artikel vernummerd worden. Het heeft immers geen zin een artikel 9bis in te voegen indien er geen artikel 9 bestaat.

SUBAMENDEMENT Nr. 255 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 21

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 113, de laatste volzin vervangen als volgt :

« Het aantal bestuurders mag in elk geval niet meer bedragen dan vier vijfde van het totaal aantal leden. »

Verantwoording

Het in het ontworpen artikel 12 voorgestelde artikel 5 bepaalt dat een vijfde van de leden kan vragen een algemene vergadering bijeen te roepen. Neemt men die bepaling over, dan kunnen leden die geen bestuurder zijn, eveneens het initiatief nemen.

SUBAMENDEMENT Nr. 256 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 23bis

De laatste volzin van het voorgestelde artikel 14bis vervangen als volgt :

« Zij zijn verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de fouten in hun bestuur. »

Verantwoording

Vervangt men het lidwoord door het bezittelijk voornaamwoord, dan komt de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders tijdens hun bestuur beter tot haar recht.

SUBAMENDEMENT Nr. 257 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 25

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 16, de woorden « in de artikelen 3 en 9bis » vervangen door de woorden « in de artikelen 3 en 9 ».

Verantwoording

Logisch blijven nummeren (cf. amendementen nrs. 253 en 254).

SUBAMENDEMENT Nr. 258 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 26

In de eerste paragraaf van het voorgestelde artikel 17, tussen de woorden « Ieder jaar » en de woorden « legt de Raad van bestuur », de woorden « en ten laatste binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar » invoegen.

Verantwoording

Om altijd dezelfde werkwijze toe te passen, over een doelmatig controle-instrument te kunnen beschikken en de zaken niet in het honderd te laten lopen, behoort de wet een precieze termijn voor die verrichtingen op te leggen. De termijn van zes maanden valt samen met die in het Wetboek van vennootschappen.

SUBAMENDEMENT Nr. 259 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 26

Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 17 vervangen als volgt :

« § 2. Verenigingen voeren een vereenvoudigde boekhouding die ten minste betrekking heeft op de uitgaven, de inkomsten, de schulden en de schuldvorderingen, overeenkomstig een door de Koning vastgesteld model. »

Verantwoording

Het louter openbaar maken van de financiële bewegingen is niet voldoende om een doeltreffend zicht te krijgen van de financiële en vermogenstoestand. Een lijst van de schuldvorderingen en schulden is in het licht van deze doelstelling een nuttige aanvulling van de minimale boekhoudverrichtingen.

SUB-AMENDEMENT Nr. 260 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 26

In het eerste lid van § 3 van het voorgestelde artikel 17, de woorden « wanneer zij op het einde van het kalenderjaar of bij de afsluiting van het boekjaar, met betrekking tot ten minste twee van de volgende criteria de onderstaande cijfers te boven gaan » vervangen door de woorden « wanneer zij bij de afsluiting van het boekjaar de onderstaande cijfers te boven gaan ».

Verantwoording

Dit amendement schrapt de woorden « op het einde van het kalenderjaar ». Als men een keuzemogelijkheid laat, is het niet mogelijk een juist referentiepunt te krijgen.

SOUS-AMENDEMENT Nr. 261 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 28

In het voorgestelde artikel 19, tussen het tweede en het derde lid, een nieuw lid invoegen, luidende :

« In geval van ontbinding door de rechtbank ten gevolge van handelingen die strijdig zijn met de wet of de openbare orde, wordt het actief bestemd ten gunste van een instelling of vereniging die de steun aan slachtoffers van de genoemde overtredingen of schendingen tot doel heeft. »

Verantwoording

Indien er een fout is begaan, is het niet denkbaar dat dezelfde fondsen voor dezelfde doeleinden worden aangewend. Deze beperking is des te meer gerechtvaardigd ingeval de nietigheid van de vereniging wordt uitgesproken (artikelen 9 en 10 van het wetsontwerp), waardoor aan het actief een bestemming zou worden gegeven « die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel waarvoor de vereniging is opgericht », terwijl het doel als onwettig zou zijn bestempeld.

SOUS-AMENDEMENT Nr. 262 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 29

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 20, de woorden « artikel 8, tweede lid », vervangen door de woorden « artikel 8, onder dezelfde voorwaarden als die welke betrekking hebben op de wijziging van het doel of de doeleinden van de vereniging ».

Verantwoording

Zelfde verantwoording als voor amendement nr. 252 betreffende de nadere omschrijving van de noodzakelijke meerderheden voor de belangrijke wijzigingen van de vereniging.

SOUS-AMENDEMENT Nr. 263 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 38

In § 1 van het voorgestelde artikel 26novies, het 6º vervangen als volgt :

« 6º de rekeningen van de vereniging, opgemaakt overeenkomstig artikel 17; ».

Verantwoording

De zin die thans in het wetsontwerp staat (« 6º de rekeningen van de vereniging ») is te onduidelijk. Het is op zijn minst noodzakelijk de jaarrekeningen neer te leggen om een behoorlijke openbaarheid te verkrijgen.

SOUS-AMENDEMENT Nr. 264 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 38

Het voorgestelde artikel 26novies, § 1, derde lid, vervangen als volgt :

« Wanneer wijzigingen optreden in de samenstelling van een vereniging, wordt een bijgewerkte ledenlijst neergelegd gelijktijdig met de rekeningen. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe het aantal stappen voor het neerleggen van documenten te beperken en alle nieuwe vereisten die voortvloeien uit het houden van een statutaire algemene vergadering te bundelen in een enkele formaliteit. Het is de statutaire algemene vergadering die de bepalingen moet bekrachtigen, de rekeningen moet goedkeuren en de situatie van de leden moet vaststellen.

SOUS-AMENDEMENT Nr. 265 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 38

Het voorgestelde artikel 26novies, § 2, 1º, vervangen als volgt :

« 1º voor de statuten of hun wijziging, de gegevens bedoeld in de artikelen 2, 1º tot 4º, 7º, 10º en 11º, en 3, § 1, tweede en derde lid;».

Verantwoording

Bepaling 11º over de datum waarop het boekjaar wordt afgesloten, moet overal waar nodig worden ingevoegd.

SOUS-AMENDEMENT Nr. 266 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 243 VAN DE REGERING

Art. 40

Paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 54 vervangen als volgt :

« § 1. Ieder jaar en binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar, maakt de raad van bestuur overeenkomstig deze wet de jaarrekening van het voorbije boekjaar op, alsook de begroting van het volgende boekjaar. »

Verantwoording

Er moet een redelijke én reële termijn worden bepaald voor de opeenvolgende wettelijke verplichtingen.

SUBAMENDEMENT Nr. 267 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 243 VAN DE REGERING

Art. 40

Het voorgestelde artikel 54, § 2, vervangen als volgt :

« § 2. Stichtingen voeren aan de hand van een model vastgesteld door de Koning een vereenvoudigde boekhouding die ten minste betrekking heeft op ontvangsten, uitgaven, schulden en vorderingen. »

Verantwoording

Net zoals voor VZW's is voor de beoordeling van de financiële toestand van een vereniging het louter bijhouden van financiële bewegingen onvoldoende.

SUBAMENDEMENT Nr. 268 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 243 VAN DE REGERING

Art. 40

In het voorgestelde artikel 54, § 3, de woorden « indien zij op het einde van het burgerlijk jaar of bij de afsluiting van het boekjaar bereiken » vervangen door de woorden « indien zij bij de afsluiting van het boekjaar ».

Verantwoording

Het onderscheid tussen het einde van het kalenderjaar en de afsluiting van het boekjaar is niet langer gangbaar, omdat wordt voorgesteld het boekjaar definitief te beschouwen als wezenlijk onderdeel van de werking van een stichting.

SUBAMENDEMENT Nr. 269 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 40

In § 5 van het voorgestelde artikel 55, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De aanhef van het eerste lid vervangen als volgt :

« § 5. De stichtingen moeten de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van de wet en van de statuten, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, aan een of meer commissarissen opdragen wanneer het aantal tewerkgestelde werknemers, gemiddeld over het jaar, 100 te boven gaat of wanneer de stichting met betrekking tot ten minste twee van de volgende criteria de onderstaande cijfers te boven gaat : »

B. In punt 3, het volgende zinsdeel doen vervallen :

« behalve indien het gemiddelde aantal tewerkgestelde personeelsleden 100 te boven gaat. »

Verantwoording

Dezelfde wettekst wordt op twee manieren geformuleerd. Dit artikel heeft dezelfde functie als het in artikel 26 van het wetsontwerp voorgestelde artikel 17, § 5. Wij zijn de mening toegedaan dat het artikel beter geformuleerd is in het deel dat aan de VZW's is gewijd, meer bepaald de precisering betreffende de 100 werknemers.

Wij stellen dan ook voor deze formulering over te nemen.

SUBAMENDEMENT Nr. 270 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 40

Het 1º van het voorgestelde artikel 57 vervangen als volgt :

« 1º wanneer de statuten niet de vermeldingen bedoeld in artikel 45, 1º, 2º, 3º en 5º, bevatten; ».

Verantwoording

Het niet-vermelden van de stichters in een stichting is eveneens een nietigheidsgrond. Zijn er geen stichters, dan is er geen stichting !

Opmerking : de voorwaarden zijn vollediger dan de voorwaarden die worden voorgesteld voor de verenigingen.

SUBAMENDEMENT Nr. 271 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 40

Paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 60 aanvullen als volgt :

« In geval van ontbinding door de rechtbank ten gevolge van handelingen die strijdig zijn met de wet of de openbare orde, wordt het actief bestemd ten gunste van een instelling of vereniging die de steun aan de slachtoffers van de genoemde overtredingen of schendingen tot doel heeft. »

Verantwoording

Indien een fout werd gemaakt, kunnen dezelfde gelden niet voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Die beperking is des te meer verantwoord wanneer de nietigheid van de stichting wordt uitgesproken (artikelen 9 en 10 van het wetsontwerp), waarbij men aan de activa een bestemming zou geven die zo dicht mogelijk aanleunt bij het doel waarvoor de vereniging werd opgericht, hoewel het doel door de rechter illegaal werd bevonden.

SUBAMENDEMENT Nr. 272 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT Nr. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 41

Het 2º van het voorgestelde artikel 140 aanvullen als volgt :

« De verlagingen zijn enkel op de Belgische rechtspersonen van toepassing. »

Verantwoording

Deze tekst komt voor in de wet van 12 april 1957. De schrapping ervan kan niet worden verantwoord. Wordt hij toch geschrapt, dan zal de verlaging ook van toepassing zijn op buitenlandse, al dan niet Europese verenigingen.

SUBAMENDEMENT NR. 273 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 46

Het 4º van het tweede lid, van het voorgestelde artikel 150 vervangen als volgt :

« 4º de in het buitenland gelegen onroerende goederen indien zij daar belastbaar zijn ».

Verantwoording

Er is geen reden om de in het buitenland gelegen onroerende goederen gunstiger te behandelen dan de goederen die in België belastbaar zijn.

SUBAMENDEMENT NR. 274 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 46

Het 1º van het derde lid van het voorgestelde artikel 150 vervangen als volgt :

« 1º de nog niet betaalde termijnen van leningen, op voorwaarde dat deze leningen gewaarborgd worden door een hypotheek op de goederen van de vereniging, van de stichting of van een derde, of door een andere waarborg op de goederen van een derde, en dat minstens 50 % van de hoofdsom van de lening gewaarborgd is ».

Verantwoording

Gezien de hoge kostprijs van een hypothecaire lening, kan het getuigen van goed beheer om een andere, even betrouwbare waarborg te kiezen. Dit mag dus niet worden gesanctioneerd.

SUBAMENDEMENT NR. 275 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 54

Een artikel 54 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 54. ­ In het enig artikel van de wet van 12 juli 1931 betreffende de uitbreiding tot alle rechtspersonen van het voordeel van de voorlopige aanvaarding van bij akte gedane schenkingen onder de levenden, worden de woorden « of inrichtingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « of stichtingen van openbaar nut. »

Verantwoording

Overeenstemming van de wetteksten.

SUBAMENDEMENT NR. 276 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Opschrift

Het opschrift vervangen als volgt :

« Wetsontwerp betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen ».

Verantwoording

In de tekst wordt meermaals melding gemaakt van de vier verschillende begrippen, die ook in afzonderlijke hoofdstukken worden behandeld. Het is wenselijk dat de volledige inhoud van de wet in het opschrift tot uiting komt.

SUBAMENDEMENT NR. 277 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 45

In het voorgestelde artikel 148bis, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De woorden « een miljoen frank », vervangen door de woorden « 25 000 euro ».

B. Dit artikel aanvullen als volgt :

« De Koning kan dit bedrag aanpassen aan de evolutie van de kosten van levensonderhoud. »

Verantwoording

De wettekst eenvormig maken door alle bedragen in euro om te zetten.

SUBAMENDEMENT NR. 278 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 24

Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :

3º de woorden « ... frank » worden vervangen door de woorden « ... euro », en de woorden « De Koning kan dit bedrag aanpassen aan de evolutie van de kosten van levensonderhoud », worden ingevoegd.

SUBAMENDEMENT NR. 279 VAN DE HEER HORDIES EN MEVROUW KAÇAR OP AMENDEMENT NR. 242 VAN DE HEER ISTASSE C.S.

Art. 25

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 25. ­ In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende aanwijzingen aangebracht :

A. Het tweede lid wordt vervangen als volgt :

« Die machtiging wordt alleen verleend indien de vereniging de statuten en de akten bedoeld in de artikelen 3 en 9bis en de wijzigingen ervan, evenals al haar jaarrekeningen vanaf haar oprichting of althans die van de laatste tien boekjaren, overeenkomstig artikel 26novies, §§ 1 en 2, heeft neergelegd.

Schenkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van een vereniging doen geen afbreuk aan de rechten van de schuldeisers en van de erfgenamen met wettelijk erfdeel van de schenkers of van de erflaters. Zij kunnen voor de rechtbank de nietigverklaring van handelingen verricht met (...) benadeling van hun rechten vorderen. »

B. De woorden « ... frank » worden vervangen door de woorden « ...euro », en de woorden « De Koning kan dit bedrag aanpassen aan de evolutie van de kosten van levensonderhoud » worden ingevoegd.

Marc HORDIES.
Meryem KAÇAR.

Nr. 280 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

Het voorgestelde artikel 17, § 3, eerste lid, vervangen als volgt :

« § 3. De verenigingen houden evenwel hun boekhouding en maken hun jaarrekening op overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen, alsmede de uitvoeringsbesluiten ervan, wanneer zij op het einde van het kalenderjaar of bij de afsluiting van het boekjaar met betrekking tot twee van de volgende criteria.

1º het equivalent van 5 voltijdse werknemers ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2º in totaal 500 000 euro andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief de belasting op de toegevoegde waarde;

3º in totaal 1 000 000 euro op de balans. »

Verantwoording

Kleine VZW's dienen niet overbelast te worden met vrij complexe boekhoudkundige verplichtingen. Dit ligt overigens in de lijn van de administratieve vereenvoudiging en beantwoordt bovendien aan het beginsel van behoorlijk bestuur.

Het feit dat de kwantitatieve criteria gedeeltelijk cumulatief zijn, zal, in de huidige stand van de tekst, niet beletten dat kleine VZW's een volledige boekhouding zullen moeten voeren.

Een bedrag van 250 000 euro wordt immers zeer snel bereikt, zodat dit cijfer naar 500 000 euro dient te worden verhoogd.

Hetzelfde geldt voor het totaal van de balans. Vele, zelfs kleinere, VZW's bezitten het pand waarin hun zetel is gevestigd. Vooral in grotere steden zullen deze VZW's vrij gemakkelijk een balanstotaal van 500 000 euro bereiken. Een balanstotaal van 1 000 000 euro zal in dit opzicht een betere indicatie zijn van VZW's met belangrijke activa.

Hugo VANDENBERGHE.
Jacques D'HOOGHE.

Nr. 281 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 5

In het voorgestelde artikel 2, 1º, na het woord « woonplaats » de woorden invoegen « de geboortedatum en -plaats ».

Verantwoording

Uit de hoorzittingen met het openbaar ministerie is gebleken hoe belangrijk het is te kunnen beschikken over deze inlichtingen betreffende de geboortedatum en de geboorteplaats. Met deze vermelding kan men omslachtig administratief zoekwerk door de parketten en de griffies vermijden.

Nr. 282 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 7

In de Franse tekst van het voorgestelde artikel 2ter, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. de woorden « fixer les conditions auxquelles les » vervangen door de woorden « (fixer les conditions auxquelles des) »;

B. de woorden « (les statuts) (l'assemblée générale) » vervangen door de woorden « (les statuts) ».

Verantwoording

A. Taalkundige correctie in de Franse versie.

B. Het is beter de rechten en plichten van de toegetreden leden te laten bepalen door de statuten.

Nr. 283 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 8

In § 1 van het voorgestelde artikel 3 het tweede en het derde lid doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 8 heeft betrekking op de rechtspersoonlijkheid van de vereniging.

De twee leden, waarvan de schrapping hier wordt voorgesteld, zouden beter thuishoren in artikel 17 van het ontwerp (dat een artikel 9bis in de wet invoegt).

Artikel 9bis vermeldt de inhoud van de akten betreffende de benoeming of de ambtsbeëindiging van de bestuurders, van de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen, van de commissarissen en van de personen die gemachtigd zijn om de vereniging te vertegenwoordigen. Het eerste lid van het voorgestelde artikel 9bis neemt reeds de inhoud over van het tweede lid van het voorgestelde artikel 3, § 1.

Dit artikel 9bis kan best aangevuld worden met een artikel waarin de inhoud wordt opgenomen van het derde lid van het voorgestelde artikel 3, § 1, met een nadere vermelding van de inhoud van de akten betreffende de aanwijzing van de zetel van de vereniging.

Nr. 284 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 8

In § 2 van het voorgestelde artikel 3, de tweede volzin vervangen als volgt :

« Tenzij anders is overeengekomen, zijn de personen die, in welke hoedanigheid ook, dergelijke verbintenissen aangaan, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk, indien deze verbintenissen niet worden overgenomen binnen twee maanden na het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid of indien de vereniging binnen zes maanden na het ontstaan van de verbintenis geen rechtspersoonlijkheid heeft verkregen. »

Verantwoording

Dit amendement neemt amendement nr. 39 van de regering over. Het zogenaamde « technisch » amendement nr. 181 bekrachtigt in werkelijkheid een afwijkende interpretatie van dit artikel, namelijk een cumulatieve interpretatie van de twee voorwaarden zijnde het verkrijgen binnen een bepaalde termijn van rechtspersoonlijkheid en het overnemen binnen een bepaalde termijn van de aangegane verbintenissen.

In amendement nr. 39 van de regering werd enkel een wijziging van de termijnen voorgesteld (van twee jaar naar zes maanden voor het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid en van zes maanden naar twee maanden voor de overname van de verbintenissen) om terug te keren naar de door de Kamer aangenomen tekst, waarin bij het overschrijven een materiële fout was geslopen. Er wordt nergens vermeld dat de twee voorwaarden cumulatief vervuld moeten worden.

Nr. 285 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 15

In het derde lid van het voorgestelde artikel 8 voor de woorden « met de meerderheden bedoeld » de woorden « alsook de wijzigingen aannemen » invoegen.

Verantwoording

Het gaat om een technisch amendement. De bedoelde meerderheden waarnaar in het derde lid van artikel 8 wordt verwezen, zijn de meerderheden die noodzakelijk zijn, niet om te beraadslagen en te besluiten, maar om wijzigingen aan te brengen ofwel in de statuten [tweederde meerderheid van de stemmen (artikel 8, eerste lid)], ofwel in de statutaire doelen [viervijfde meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden (artikel 8, tweede lid)].

Nr. 286 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 17

In het voorgestelde artikel 9bis de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In het eerste lid de woorden « hun woonplaats » vervangen door de woorden « hun woonplaats, hun geboortedatum en -plaats ».

B. In hetzelfde eerste lid na de woorden « hun rechtsvorm » de woorden « hun BTW-identificatienummer » invoegen.

C. Een derde lid toevoegen, luidende :

« De akten betreffende de vestiging van de zetel van de vereniging vermelden het adres ervan. »

Verantwoording

A. Dit amendement houdt verband met amendement nr. 281. De vermelding van de geboorteplaats en -datum kan de administratieve controleverrichtingen van de griffies en de parketten vereenvoudigen.

B. Het BTW-identificatienummer voor rechtspersonen maakt de link mogelijk met de registers van de Nationale Bank en een toegang tot de BTW-controles. Dat kan nuttig blijken voor de controle van rechtspersonen die geen handelsregisternummer hebben.

C. Dit amendement moet samen met amendement nr. 283 gelezen worden. Het neemt het voorgestelde artikel 3, § 1, derde lid, over, dat is ingevoegd door artikel 8 van het ontwerp en dat was opgeheven door amendement nr. 283 met het oog op een vereenvoudiging en een betere samenhang van de tekst.

Nr. 287 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 22

Het tweede lid van het voorgestelde artikel 13bis vervangen als volgt :

« Dit beding is tegenwerpbaar aan derden onder de voorwaarden bepaald in artikel 26novies, § 3. Beperkingen van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid ten behoeve van het dagelijks bestuur zijn, zelfs indien zij openbaar zijn gemaakt, evenwel niet tegenwerpbaar aan derden. »

Verantwoording

Dit amendement wil de verduidelijkingen aanbrengen die wel waren opgenomen in de oorspronkelijke versie van het voorgestelde artikel 13bis, doch niet meer in amendement nr. 195 of 242, namelijk :

­ het feit dat een statutair beding tegenwerpbaar is;

­ er wordt verduidelijkt dat het gaat om de vertegenwoordigingsbevoegdheid ten behoeve van het dagelijks bestuur;

­ beperkingen kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, ook niet indien die beperkingen openbaar zijn gemaakt.

Nr. 288 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

In het voorgestelde artikel 17, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De §§ 2 tot 4 vervangen als volgt :

« § 2. De verenigingen voeren ten minste een vereenvoudigde boekhouding van de ontvangsten en uitgaven, die het volgende omvat :

1º wat de ontvangsten betreft : een onderscheid tussen giften, premies, subsidies, ontvangsten met of zonder BTW, financiële ontvangsten en ontvangsten uit onroerend goed;

2º wat de uitgaven betreft : een onderscheid tussen de uitgaven voor werkingskosten en personeelskosten en de uitgaven voor het doel waarvoor giften werden verkregen;

3º een activarekening met het vermogen van de vereniging;

4º een passivarekening met de schulden van de vereniging.

§ 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op verenigingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere uit een wet- of regelgeving voortvloeiende regels betreffende het houden van hun boekhouding en betreffende hun jaarrekening, voor zover zij minstens gelijkwaardig zijn aan die bepaald op grond van deze wet. »

B. Paragraaf 5 vernummeren tot § 4.

Verantwoording

Het voorgestelde amendement sluit aan bij de ideeën die werden ontwikkeld door de Confederatie van social profit ondernemingen. De organisatie had immers gepleit voor het afschaffen van alle mogelijke drempels, gekoppeld aan meer minimale boekhoudkundige eisen en een grotere doorzichtigheid voor alle VZW'S (gemeenschappelijke sokkel van minimale boekhoudkundige verplichtingen).

De moeilijkheden die rijzen bij het werken met drempels zijn de volgende :

­ problemen bij de berekening van die drempel (bijvoorbeeld het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten);

­ probleem bij het bepalen van het gelijkwaardigheidsniveau van de opgelegde verplichtingen (wie zal dat beoordelen en hoe ?);

­ administratieve ingewikkeldheid, eventuele overlappingen, het risico van geschillen, hinderpaal voor de vrijheid van vereniging, gebrek aan soepelheid ...

De voorgestelde drempels komen er overigens op neer dat de meeste VZW'S met meer dan vijf personen de verplichtingen van de wet van 1975 moeten naleven. Een VZW die aan zes voltijdse werknemers een gemiddeld brutoloon van 80 000 frank betaalt, bereikt reeds een lastenniveau waaraan ontvangsten van ongeveer 9 miljoen beantwoorden alleen al in de vorm van lonen en socialezekerheidsbijdragen. De ontvangstendrempel van 25 000 euro is dus zeer snel bereikt.

Amendementen nrs. 201 en 242 behouden niet langer het onderscheid tussen kleine, middelgrote en grote verenigingen.

Er is geen tussenniveau tussen de zogenaamde « kleine » verenigingen en de « grote » verenigingen.

Daarenboven lijkt het balanscriterium niet altijd geschikt om over de omvang van een vereniging te oordelen. Dit criterium zegt in ieder geval niets over de boekhoudkundige toestand van de patrimoniale VZW'S (abdijen, historische gebouwen). Het balanscriterium doet het probleem rijzen van de waardering van dit vastgoedpatrimonium; in de praktijk is dit vaak moeilijk (bijvoorbeeld een VZW die haar onroerend goed in erfpacht geeft aan een school).

Nr. 289 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 17, § 5, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In de Franse tekst de woorden « moyenne actuelle » vervangen door de woorden « moyenne annuelle »;

B. De woorden « het aantal tewerkgestelde werknemers gemiddeld over het jaar honderd te boven gaat » vervangen door de woorden « het aantal tewerkgestelde werknemers, gemiddeld over het jaar, het equivalent van honderd voltijdse werknemers te boven gaat ».

Verantwoording

A. Technische correctie.

B. Om de samenhang met de vorige bepalingen te waarborgen, is het van belang te preciseren dat het aantal werknemers berekend wordt als het equivalent van voltijdse werknemers. Deze precisering is belangrijk onder meer voor de scholen die zeer vaak deeltijdse leraren hebben voor slechts enkele uren per week.

Nr. 290 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

Het voorgestelde artikel 17, § 5, aanvullen met een laatste lid luidende :

« De verenigingen waarvan de ontvangsten voor het merendeel bestaan uit subsidies van de federale Staat, de gemeenschappen of de gewesten en die volgens de in het voorgaande lid bepaalde criteria in beginsel verplicht zijn een beroep te doen op een of meer commissarissen, moeten aan die verplichting slechts voldoen wanneer hun subsidiërende overheid een bijzondere en aanvullende subsidie toekent die het mogelijk maakt de kosten van de opdracht van de commissaris of van de commissarissen te dragen. »

Verantwoording

Vele verenigingen die voor hun werking grotendeels afhankelijk zijn van subsidies van de federale Staat, van de gemeenschappen of van de gewesten, en die krachtens artikel 17, § 5, verplicht zouden zijn een beroep te doen op een commissaris, worden door die verplichting geconfronteerd met een zware financiële last. Dat is in het bijzonder het geval voor verenigingen die in de Franse Gemeenschap onderwijs organiseren.

Dit amendement strekt ertoe te voorzien in een bijzondere subsidie die door de subsidiërende overheid verstrekt wordt aan die verenigingen, teneinde hen in staat te stellen de bijkomende kosten te dragen die veroorzaakt worden door de inschakeling van een accountant.

Nr. 291 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

In het voorgestelde artikel 17, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 3, laatste lid, tweede volzin, na de woorden « De Koning past » de woorden « , bij een besluit vastgesteld in de Ministerraad en na raadpleging van de belangrijkste representatieve organen van de in deze wet bedoelde verenigingen, » invoegen.

B. In § 3, laatste lid, de laatste volzin vervangen als volgt :

« De bovenvermelde bedragen worden volgens de regels bepaald bij koninklijk besluit, aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. »

Verantwoording

A. Dit amendement zorgt voor een geleidelijke en evenwichtige uitvoering van de door dit ontwerp ingevoerde bepalingen inzake boekhoudkundige en financiële verplichtingen voor verenigingen.

Tijdens de bespreking van het ontwerp in de Kamercommissie belast met handels- en economisch recht, bleek al dat de minister te vinden was voor een toepassing in overleg met de betrokken sectoren om tegemoet te komen aan een aantal fundamentele bezwaren die tijdens de hoorzittingen in de commissie tegen deze verplichtingen zijn geuit.

B. De wet kan beter voorzien in een automatische aanpassing aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen aangezien de uitvoeringsbepalingen van deze aanpassing bij koninklijk besluit zijn vastgelegd.

Nr. 292 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subsidiair amendement op amendement nr. 291)

Art. 26

In het voorgestelde artikel 17, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 4, na de woorden « onderworpen zijn aan bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en betreffende hun jaarrekening » de woorden « die voortvloeien uit de wet- of regelgeving, » invoegen.

B. In § 4, na de laatste volzin, de volgende bepaling toevoegen : « De Koning stelt, in overleg met de betrokken sectoren, de lijst op van verenigingen als bedoeld in het vorige lid. »

Verantwoording

De wetgever moet het begrip « bijzondere regels » nader omschrijven. De opmerkingen over dit artikel, zoals het geformuleerd is in het oorspronkelijk ontwerp dat tijdens de vorige zittingsperiode in de Kamer werd ingediend (Stuk Kamer, nr. 1854/1, 1998-1999, blz. 13), vermelden een aantal betrokken categorieën van verenigingen. In de bijlage bij het verslag van de Kamer is trouwens een lijst van betrokken verenigingen gepubliceerd (Stuk Kamer, nr. 1854/1, 1998-1999, blz. 51). Uiteraard is deze lijst niet exhaustief, aangezien bijvoorbeeld de reglementering van de Franse Gemeenschap betreffende de universiteiten er niet in opgenomen is. Het is jammer dat het wetsontwerp niet nader verduidelijkt welke overheid moet bepalen of een VZW onderworpen is aan minstens gelijkwaardige bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en dus vrijgesteld is van de verplichtingen in de wet. De bijzondere regels waarvan sprake is in artikel 17, § 4, moeten gedetailleerd vastgelegd worden. Wat bijvoorbeeld met scholen ? Zijn de bijzondere regels betreffende de boekhouding van instellingen van het vrij onderwijs, die deze instellingen verplichten tot het voorleggen van een afrekening van de werkingstoelagen, « minstens gelijkwaardig » aan de regels als bepaald in de wet van 1975 ? Een gedetailleerde opsomming van de betrokken sectoren zou nuttig zijn. Dit is de bedoeling van amendement B. Er zou minstens gepreciseerd moeten worden dat de vrijstelling wordt toegekend krachtens een wet of een overheidsreglementering. Hiertoe strekt amendement A.

Nr. 293 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

Aan het voorgestelde artikel 17 een § 6 toevoegen, luidende :

« § 6. Alle verenigingen als bedoeld in artikel 220, 2º en 3º, van het Wetboek op de inkomstenbelasting, moeten bij hun belastingaangifte van rechtspersonen een gewaarmerkt afschrift van hun originele jaarrekeningen voegen. »

Verantwoording

Het is verkeerd om elke vereniging te verplichten zijn rekeningen in te dienen en zo de rekeningen openbaar te maken voor iedereen. Het lijkt ons beter een strengere controle van de rekeningen door de fiscus mogelijk te maken door de VZW's bij wet te verplichten hun rekeningen te voegen bij hun belastingaangifte voor rechtspersonen 276.5 en straffen te bepalen voor het niet-naleven van deze verplichting.

Nr. 294 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 27

Het 4º van het voorgestelde artikel 18 vervangen als volgt :

« 4º gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikel 26novies, § 1ter, of aan de verplichting om haar rekeningen te voegen bij haar belastingaangifte voor rechtspersonen overeenkomstig artikel 17, § 6, tenzij de ontbrekende jaarrekeningen worden neergelegd vooraleer de debatten worden gesloten; »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de VZW's te straffen die zich niet houden aan de verplichting om hun jaarrekeningen neer te leggen als bepaald in artikel 26novies : volgens de indiener van het amendement bestaat deze verplichting enkel voor VZW's die publieke giften van een bepaald bedrag ontvangen.

Bovendien wil het amendement de rechter ook de mogelijkheid bieden slapende verenigingen van rechtswege te ontbinden. Het neerleggen van de rekeningen bij de griffie is immers enkel verplicht voor verenigingen die publieke giften ontvangen. Dit lijkt ons ook logisch, maar dan moet er een specifieke bepaling in de wet worden opgenomen om de toestand van de slapende VZW's te saneren.

Nr. 295 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 27

Aan het eerste lid van het voorgestelde artikel 18 een 6º toevoegen, luidende :

« 6º niet heeft voldaan aan de verplichting om haar statuten neer te leggen of opnieuw neer te leggen volgens artikel 26nonies, § 1, na de inwerkingtreding van deze wet; »

Verantwoording

Dit amendement strekt er eveneens toe de rechter ook de mogelijkheid te bieden slapende verenigingen van rechtswege te ontbinden.

Door het Belgisch Staatsblad te raadplegen zal de minister van Justitie doordat de VZW's hun statuten moeten neerleggen, kunnen vaststellen welke VZW's « actief » zijn en eventueel een registernummer kunnen krijgen. Hieruit zal de minister kunnen afleiden welke VZW's « slapen ».

Nr. 296 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 27

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 18 vervangen als volgt :

« De rechtbank kan de vernietiging van de betwiste handeling uitspreken ook indien ze de eis tot ontbinding afwijst. »

Verantwoording

Taalkundige verbetering en overeenstemming met het eerste lid van het artikel.

Nr. 297 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 38

In § 1 van het voorgestelde artikel 26novies de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In de Franse tekst van het tweede lid, 2º, de woorden « des actes » vervangen door de woorden « les actes ».

B. In de Franse tekst van het tweede lid, 3º, de woorden « des actes » vervangen door de woorden « les actes ».

C. Het 6º van het tweede lid vervangen als volgt :

« 6º de jaarrekeningen van de verenigingen die gedurende een of meer van de drie boekjaren voorafgaand aan dat tijdens hetwelk de goedkeuring plaatsheeft, van het publiek giften hebben gekregen indien het bedrag ontvangen tijdens een van die boekjaren 75 000 euro te boven gaat. Deze neerlegging gebeurt binnen dertig dagen na de goedkeuring van de jaarrekeningen. De bijdragen en de giften waarom bij de leden is verzocht, worden niet in acht genomen voor de toepassing van deze bepaling. »

D. In het 7º, het woord « 4º » invoegen voor het woord « 5º ».

E. Het tweede lid doen vervallen.

Verantwoording

A/B. Technische verbetering.

C. Het ontwerp voorziet in een onbeperkte openbaarmaking van de rekeningen van alle VZW's. Dit vereiste lijkt ongegrond. De huidige formulering, die elke vereniging ertoe verplicht zijn rekeningen neer te leggen waardoor iedereen er kennis van kan nemen, is verkeerd. Dergelijke openbaarmakingsregels geven blijk van de ongerechtvaardigde wil om verenigingen op dezelfde voet te behandelen als de commerciële sector, waar de geloofwaardigheid echter veel meer afhangt van de financiële gezondheid dan het geval is in de verenigingssector, waar ze vooral gedragen wordt door personen. Elke andere redenering zou erop neerkomen dat de verenigingen, die overigens ook de lijst van hun leden moeten bekendmaken, aan meer vereisten moeten voldoen dan de handelsvennootschappen zelf. De rekeningen van de VZW's worden gecontroleerd door de belastingdiensten via aangifte nr. 276.5 van de belasting op de rechtspersonen. Bij die gelegenheid kunnen de belastingdiensten ook nagaan of de VZW wel terecht aan de belasting op de rechtspersonen onderworpen is. Daarentegen moeten de rekeningen van alle VZW's bij de belastingdiensten bekend zijn. Dat is de bedoeling van de amendementen die de VZW's verplichten hun rekeningen samen met de aangifte voor de belastingen op rechtspersonen neer te leggen. Indien zij dit gedurende drie opeenvolgende boekjaren nalaten, kan elke geïnteresseerde de ontbinding van de vereniging vragen (er is wel mogelijkheid tot regularisering). De openbaarmaking van de rekeningen van alle VZW's ten aanzien van alle derden moet bovendien worden opgelegd als de vereniging bij het publiek om geld heeft gevraagd of geld heeft gekregen van de overheid. Dat is de bedoeling van dit amendement (het voorgestelde 6º) dat de formulering van de oorspronkelijke Kamertekst herneemt (het bedrag van 3 miljoen frank is wel omgezet in euro).

D/E. De administratieve lasten van de verenigingen moeten niet nog worden verzwaard. In een vroeger amendement is de voorkeur gegeven aan het register boven de lijst. Overeenkomstig artikel 18 van het ontwerp moet dit register alle beslissingen bevatten met betrekking tot de toetreding, uittreding en de uitsluiting van leden. Indien er na de indiening van dit register wijzigingen optreden aangaande de samenstelling van de vereniging, moet een kopie van de beslissingen over de leden (toetreding, uittreding of uitsluiting) neergelegd worden in het dossier van de griffie. Zo niet heeft de neerlegging van het register met dit soort beslissingen geen zin. Een andere oplossing zou erin bestaan een lijst van de leden te bewaren en de vereniging alleen te verplichten om deze lijst up to date te houden. De vereniging zou dan het register als zodanig (met de beslissingen inzake toetreding, uittreding of uitsluiting van de leden) niet moeten neerleggen.

Nr. 298 VAN MEVROUW NYSSENS

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 38

In § 2, 3º, van het voorgestelde artikel 26novies, de woorden « bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 9bis ».

Verantwoording

Dit amendement is het logische gevolg van de keuze om in één artikel (te weten artikel 9bis) alle vermeldingen samen te brengen die aanwezig moeten zijn in de akten betreffende de benoeming of de ambtsbeëindiging van de bestuurders en anderen, en in de akten betreffende de vestiging van de zetel van de vereniging.

Nr. 299 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 41

Het voorgestelde artikel 41 aanvullen met een C), luidende :

« C) Het eerste lid wordt aangevuld als volgt :

« Op het algemene vaste recht voor inbrengsten gedaan aan stichtingen van openbaar nut of aan rechtspersonen die in het 2º bedoeld zijn, wanneer de inbrenger zelf een stichting van openbaar nut of één van die rechtspersonen is en hij een soortgelijk doel nastreeft als de begunstigde van de inbreng. »

Verantwoording

Er moet worden verduidelijkt welke registratierechten verschuldigd zijn op inbrengsten tussen VZW's of andere rechtspersonen zonder winstoogmerk die vergelijkbare doelstellingen nastreven. Indien de begunstigde rechtspersoon hetzelfde doel nastreeft als de inbrengende rechtspersoon, gaat de rechtsleer ervan uit dat de inbrengsten noch een schenking noch een inbreng om niet vormen en dat zij daarom onderworpen zijn aan het algemeen vast recht (momenteel 1 000 frank) en niet aan het recht van 1,1 % waarin artikel 140, eerste lid, 3º, van het Wetboek van registratierechten voorziet (zie « Non marchand », nr. 3, 1999).

Bepaalde ontvangers zouden die standpunten echter niet willen bijtreden, waardoor zij de herstructureringen belemmeren die niet alleen nodig zijn voor het correcte beheer van niet-commerciële instellingen, maar waarom ook dringend wordt gevraagd door de subsidiërende overheid in het kader van de rationalisering van die instellingen (ziekenhuizen, scholen ...). Hier dient de wetgever dus op te treden.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 300 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subamendement op amendement nr. 242 van de heer Istasse c.s.)

Art. 26

Het voorgestelde artikel 17 vervangen als volgt :

« Art. 17. ­ § 1. Ieder jaar legt de raad van bestuur de jaarrekening van het voorbije boekjaar, opgemaakt overeenkomstig deze wet, alsook de begroting van het volgende boekjaar, ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering.

§ 2. De verenigingen voeren een vereenvoudigde boekhouding die ten minste betrekking heeft op mutaties in constant geld of op de rekeningen.

§ 3. Verenigingen waarvan het totaal van de ontvangsten, andere dan uitzonderlijke, zonder belasting over de toegevoegde waarde, 30 miljoen frank te boven gaat en die gemiddeld over het jaar en uitgedrukt in voltijdse equivalenten meer dan 5 personen, ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, tewerkstellen of die, gemiddeld over het jaar en uitgedrukt in voltijdse equivalenten, meer dan 30 personen ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig hetzelfde koninklijk besluit tewerkstellen, houden een boekhouding en maken hun jaarrekeningen op overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en van de besluiten tot uitvoering ervan. De Koning past de verplichtingen die voor deze verenigingen voortvloeien uit de besluiten uitgevaardigd overeenkomstig voornoemde wet aan, rekening houdend met de bijzondere aard van hun activiteiten en hun wettelijk statuut. De Koning kan het bovenvermelde bedrag van 30 miljoen frank aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 4. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing op verenigingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere regels betreffende het houden van een boekhouding en betreffende hun jaarrekeningen.

§ 5. De jaarrekeningen van verenigingen die gedurende één of meer van de drie boekjaren voorafgaand aan dat tijdens hetwelk de goedkeuring plaatsvindt, bij het publiek om giften hebben verzocht, moeten binnen dertig dagen na goedkeuring ervan bij het dossier bedoeld in artikel 26novies, § 1, worden gevoegd indien het bedrag ontvangen tijdens een van die boekjaren 3 miljoen frank te boven gaat. De bijdragen en de giften waarom bij de leden is verzocht, worden niet in acht genomen voor de toepassing van deze bepaling.

De Koning kan de duur van bewaring van de jaarrekeningen bij het dossier beperken.

§ 6. De statuten kunnen erin voorzien dat de algemene vergadering één of meer financiële commissarissen, al dan niet lid van de vereniging, aanwijst om de financiële toestand en de jaarrekening van de vereniging te controleren.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in het vorige lid, worden de onderzoeks- en controlebevoegdheid van die commissarissen in de statuten nader omschreven. »

Verantwoording

Dit amendement beoogt de tekst van de Kamer met betrekking tot de boekhouding te behouden.

De bedoeling van de oorspronkelijke tekst was de kleine VZW's niet over te belasten met vrij complexe boekhoudkundige verplichtingen. Dit ligt overigens in de lijn van de administratieve vereenvoudiging en beantwoordt bovendien aan het beginsel van behoorlijk bestuur.

Het feit dat in de door de regering geamendeerde tekst de kwantitatieve criteria gedeeltelijk cumulatief zijn, zal niet beletten dat kleine VZW's een volledige boekhouding zullen moeten voeren.

De oplossing van de Kamer voor de neerlegging van de rekeningen was evenwichtig.

Deze bepaling beperkte immers de verplichting tot neerlegging van de boeken tot de verenigingen die beroep doen op giften.

Het publiek heeft immers een direct en rechtmatig belang bij de kennisname van de boekhouding van de verenigingen aan de welke het giften wil doen.

Voor het overige zijn VZW's privé-personen die geen handelsbedrijvigheid voeren, zodat niets de neerlegging van hun boekhouding en bijgevolg de openbaarmaking van hun patrimonium juridisch kan rechtvaardigen.

Nr. 301 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 300)

Art. 26

Het voorgestelde artikel 17, § 5, vervangen als volgt :

« § 5. De jaarrekeningen van verenigingen die gedurende één of meer van de drie boekjaren voorafgaand aan dat tijdens hetwelk de goedkeuring plaatsvindt, bij het publiek om giften hebben verzocht, moeten binnen dertig dagen na goedkeuring ervan bij het dossier bedoeld in artikel 26novies, § 1, worden gevoegd indien het bedrag ontvangen tijdens een van die boekjaren 3 miljoen frank te boven gaat. De bijdragen en de giften waarom bij de leden is verzocht, worden niet in acht genomen voor de toepassing van deze bepaling. »

Verantwoording

De openbaarmaking van de jaarrekeningen, die nu juist bedoeld is om schuldeisers en belanghebbende derden te beschermen, vindt bijgevolg in casu geen verantwoording, maar zou een onnodige verzwaring van de administratieve verplichtingen van deze VZW met zich meebrengen.

Het zou bovendien voor effect hebben dat verenigingen, die geen winst nastreven, zwaardere boekhoudkundige vereisten opgelegd worden.

De transparantie vereist daarentegen wel dat de verenigingen die een beroep doen op giften hun boeken openbaar zouden maken. De openbaarheid der rekeningen moet het publiek in staat stellen het doeltreffend en rechtmatig gebruik van deze giften te controleren.

Nr. 302 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 40

Het voorgestelde artikel 44 vervangen als volgt :

« Art. 44. ­ Eenieder kan, al dan niet tezamen met anderen, bij onderhandse of authentieke akte bepalen dat het geheel of een gedeelte van zijn goederen wordt aangewend voor de oprichting van een private stichting.

Art. 44bis. ­ Zij mag een nijverheids- of handelsbedrijvigheid voeren, in de mate dat het stoffelijk voordeel dat ze zich verschaft uitsluitend wordt aangewend voor de verwezenlijking van haar doel.

Art. 44ter. ­ De private stichting bezit rechtspersoonlijkheid indien zij wordt opgericht bij authentieke akte die de statuten ervan bevat.

Art. 44quater. ­ Een stichting kan worden erkend als zijnde van openbaar nut indien zij gericht is op de verwezenlijking van een werk van filantropische, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard.

Stichtingen die zijn erkend als zijnde van openbaar nut dragen de naam « stichting van openbaar nut ». Andere stichtingen dragen de naam « Private stichtingen. »

Verantwoording

Artikel 44 zou beter in vier artikelen worden gesplitst.

Dat zal duidelijkheid scheppen en bovendien ook het noodzakelijke onderscheid maken tussen de obligatoire overeenkomst of rechtshandeling enerzijds en de rechtspersoonlijkheid anderzijds.

Met de huidige tekst zou het kunnen dat de obligatoire overeenkomst nietig is zolang er geen rechtspersoonlijkheid is.

­ een 44/1 heeft betrekking op de verbintenis tot oprichting.

Dit artikel geeft twee verbeteringen ten aanzien van de oorspronkelijke tekst :

1º er kunnen meerdere stichters zijn;

2º voor de rechtspersoonlijkheid (en dus voor de schepping van een apart vermogen) is wel een authentieke akte vereist, maar men mag deze eis niet stellen voor de onderliggende verbintenis. Zo bijvoorbeeld kan men bij onderhands testament de erfgenamen verplichten om een stichtingsakte te laten verlijden.

De rechtszekerheid zal beter gediend zijn door altijd een authentieke akte te eisen voor de rechtspersoonlijkheid, zonder dat deze eis wordt gesteld voor de overeenkomst zelf. Als de wet het niet uitdrukkelijk toestaat, kan het niet bij authentieke akte, gelet op de bestaande vormvereisten voor schenkingen.

Artikel 44/2 heeft betrekking op de mogelijke activiteiten van de private stichting : nu luidt artikel 44 : « Zij mag geen nijverheids- of handelszaken drijven noch trachten zich een stoffelijk voordeel te verschaffen. »

Deze tekst beantwoordt niet aan de doelstelling van de meeste private stichtingen.

De stichting probeert juist wel om zich een stoffelijk voordeel te verschaffen om dit aan te wenden voor het stichtingsdoel.

Artikel 44/3 heeft betrekking tot de voorwaarden voor rechtspersoonlijkheid en voorziet dat de stichting slechts de rechtspersoonlijkheid bezit bij het verlijden van de authentieke akte, hetgeen de rechtszekerheid bevordert.

Hugo VANDENBERGHE.
Jacques D'HOOGHE