2-640/1 | 2-640/1 |
1 FEBRUARI 2001
De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek tot regeling van de procedure inzake het instellen van verzet tegen de bij verstek gewezen vonnissen, garanderen de rechtzoekenden een billijk geding tijdens hetwelk zij de mogelijkheid krijgen ook daadwerkelijk te worden gehoord.
Jammer genoeg is die mogelijkheid tot verzet na verloop van tijd, in tal van gevallen verworden tot een mogelijkheid die rechtzoekenden die een procedureslag willen voeren, aangereikt krijgen om alzo de zaak op de lange baan te schuiven met als voornaamste zo niet als enige doel het wijzen van het vonnis te verdagen.
In plaats van twee niveaus van aanleg, leidt die procedure de facto tot een drievoudige gerechtelijke aanleg, waardoor om redenen die nog maar weinig te maken hebben met de oorspronkelijk door de wetgever beoogde bescherming van de burger de gerechtelijke achterstand nog in de hand wordt gewerkt.
Dit voorstel strekt ertoe het oneigenlijk gebruik van de verzetsprocedure te voorkomen en die procedure uitsluitend te beperken tot die gevallen waarin die procedure natuurlijkerwijze vereist is om te voorkomen dat de burger een niveau van gerechtelijke aanleg verliest.
Het voorstel voorziet terzake in diverse mogelijkheden :
a) bij een aan de persoon overhandigde dagvaarding, zal het vonnis ongeacht of het daarbij om een uitspraak in eerste dan wel in laatste aanleg gaat als tegensprekelijk worden aangemerkt. Er zal dus niet langer een mogelijkheid tot verzet zijn;
b) bij een niet aan de persoon overhandigde dagvaarding zal het vonnis als op tegenspraak gewezen worden aangemerkt zo de zaak in eerste aanleg wordt berecht, maar het verzet zal mogelijk blijven zo de zaak in laatste aanleg wordt berecht.
De bepalingen (artikel 32 en volgende) van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de betekening en de kennisgeving geven een strikte omschrijving van wat onder een betekening aan een persoon moet worden verstaan : daarvan is alleen sprake wanneer het afschrift persoonlijk ter hand van de geadresseerde wordt gesteld. Het hoeft dus geen betoog dat het in de praktijk in het merendeel van de gevallen niet om betekeningen aan de persoon zal gaan : de in a) bedoelde mogelijkheden zullen de facto derhalve zeldzaam zijn.
Men merkt tevens dat de handhaving, op het hogere beroepsniveau, van het arrest bij verstek, met mogelijkheid tot verzet, daarbij als meest voorkomende casus zal gelden, aangezien artikel 1056 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de akte inzake het hoger beroep (een verzoekschrift) bij ter post aangetekende brief aan de belanghebbende partij dus niet aan haar persoonlijk, wel op haar domicilie-adres wordt betekend.
Ter herinnering aan de voor de aanleg geldende regels, zij gepreciseerd dat de vrederechter, overeenkomstig artikel 530 van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd is voor vorderingen waarvan het bedrag lager ligt dan 75 000 frank; volgens artikel 616 van het Gerechtelijk Wetboek spreekt hij zich in laatste aanleg uit zo de vordering een bedrag van 50 000 frank niet overschrijdt. Op grond van datzelfde artikel 616 van het Gerechtelijk Wetboek wijzen de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel vonnissen in laatste aanleg zo de vordering een bedrag van 75 000 frank niet overschrijdt.
Dit voorstel strekt er hoegenaamd niet toe de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, die de rechtzoekenden een billijk geding waarborgen, een volledig nieuwe invulling te geven. Het voorstel wil wel een interessante bijdrage leveren om komaf te maken met gerechtelijke procesvoering die erop gericht is de rechtsgang te vertragen. Op die manier wil het wetsvoorstel tevens een steentje bijdragen tot het wegwerken van de gerechtelijke achterstand. Daarnaast bieden de voorgestelde bepalingen nog een bijkomend voordeel : ze hebben de toets van de gerechtelijke praxis reeds doorstaan aangezien ze een doorslag vormen van de thans in de Franse rechtspleging vigerende bepalingen.
Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 802 van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 802. Indien een van de partijen niet op de inleidende zitting verschijnt, kan op die zitting tegen haar verstek worden gevorderd zo het vonnis in laatste aanleg wordt gewezen en zo de dagvaarding niet aan de persoon werd overhandigd.
Het vonnis wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen indien tegen de beslissing nog beroep kan worden aangetekend of indien de dagvaarding aan de persoon van de verweerder werd overhandigd. »
Art. 3
In artikel 803 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « verstek » vervangen door het woord « berechting ».
Art. 4
Artikel 804, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 augustus 1992, wordt aangevuld als volgt :
« op voorwaarde dat alle in artikel 802, eerste lid, bedoelde voorwaarden vervuld zijn. Zo niet zijn de bepalingen van artikel 802, tweede lid, van toepassing ».
Art. 5
In artikel 805 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in het eerste lid worden de woorden « Het verstekvonnis mag niet worden uitgesproken ... » vervangen door de woorden « Het verstekvonnis en het als op tegenspraak gewezen geacht vonnis mogen niet worden uitgesproken ... »;
B) in het tweede lid worden de woorden « waarop het verstek » vervangen door de woorden « waarop het verstekvonnis of het als op tegenspraak gewezen geacht vonnis ».
Philippe MONFILS. |