Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-30

ZITTING 2000-2001

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken

Vraag nr. 1119 van de heer Galand d.d. 23 januari 2001 (Fr.) :
Stichtingsverdrag van het Internationaal Strafgerechtshof. ­ Toetredingsvoorwaarden voor de toekomstige lidstaten van de Europese Unie. ­ Bijzonder aspect.

Het statuut van het Internationaal Strafgerechtshof werd goedgekeurd te Rome op 17 juli 1998. Het zal in werking treden vanaf het ogenblik dat 60 leden het geratificeerd hebben.

Het Internationaal Strafgerechtshof zal uitspraken doen over misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en genociden. Het is het symbool van een internationaal strafgerecht, waarop sinds geruime tijd aangedrongen wordt.

Sinds het aantreden van de huidige meerderheid beschouwt België de rechten van de mens als een van haar prioriteiten. Het stichtingsverdrag van het Internationaal Strafgerechtshof werd trouwens door ons land geratificeerd op 28 juni 2000.

Er zijn momenteel 139 ondertekenaars, maar slechts 27 onder hen hebben het verdrag geratificeerd. Aangezien minstens 60 landen het verdrag moeten ratificeren om het in werking te doen treden, moeten er nog 33 bijkomen om tot dit resultaat te komen.

Ik heb vernomen dat een groot aantal van onze huidige partners binnen de Europese Unie het verdrag nog niet geratificeerd hadden op 31 december 2000.

Die landen waren het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Zweden, Portugal, Nederland en Griekenland.

Aangezien één van de doelstellingen van de Europese Unie de bevordering van de democratie en de mensenrechten is, moet bij uitbreiding ervan een groot aantal vragen aan de orde gesteld worden door de lidstaten en de Europese overheid, in het bijzonder omtrent deze kwestie van de rechten van de mens.

Deze situatie brengt mij ertoe, de geachte minister de volgende vragen te stellen :

­ Wordt de kwestie van de niet-ratificatie van het stichtingsverdrag van het Internationaal Strafgerechtshof door een aantal EU-lidstaten momenteel besproken op Europees niveau ?

­ Indien alle kandidaat-lidstaten van de Europese Unie dit verdrag reeds ondertekend hebben, wordt de ratificatie van het stichtingsverdrag van het Internationaal Strafgerechtshof door deze kandidaat-lidstaten aan de orde gesteld bij hun toetreding of zou dit kunnen gebeuren ?

Antwoord : Op dit moment hebben acht lidstaten van de Europese Unie het statuut van het Internationaal Strafgerechtshof bekrachtigd. Het betreft Italië (bekrachtiging op 26 juli 1999), Frankrijk (9 juni 2000), België (28 juni 2000), Spanje (25 oktober 2000), Duitsland (11 december 2000), Oostenrijk (26 december 2000) en Finland (27 december 2000).

Tussen de zeven landen van de Unie die de procedure van parlementaire goedkeuring reeds hebben opgestart, zijn er verscheidenen die van plan zijn om hun bekrachtigingsinstrument in 2001 neer te leggen. Het gaat hier over Denemarken, Griekenland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Ierland en Portugal zijn ook reeds begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de bekrachtiging, doch zij worden geconfronteerd met grondwetswijzigingen.

De bekrachtiging van het statuut door de lidstaten van de Unie maakt het voorwerp uit van regelmatige uitwisselingen van informatie en wederzijdse aanmoedigingen, zowel binnen de werkgroepen (internationaal publiek recht en rechten van de mens) van de Unie als tijdens verschillende zittingen van de voorbereidende commissies die binnen de Verenigde Naties gewijd zijn aan het hof.

Voor de toetredende Staten die allen reeds lid zijn van de Raad van Europa, heeft deze raad op 16 en 17 mei 2000 een multilaterale bespreking georganiseerd over de gevolgen van de bekrachtiging van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafgerechtshof. De bedoeling hiervan was onder meer de uitwisseling te vergemakkelijken van gedachten over de juridische problemen waarmee men tijdens het bekrachtigingsproces wordt geconfronteerd als van modellen die door bepaalde landen zijn ontwikkeld teneinde aan deze moeilijkheden het hoofd te kunnen bieden.

Dit uitmuntend intitiatief maakt het mogelijk om de werken die verbonden zijn aan de bekrachtigingsprocedure te versnellen en vereenvoudigt de taak van de toetredende Staten wanneer deze kwestie aan de dagorde zou komen bij de toetredingsonderhandelingen.