2-427/2

2-427/2

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

10 JANUARI 2001


Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 19bis in de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER SANTKIN C.S.

Artikel 1bis (nieuw)

Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 1bis. ­ In de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, luidende :

« Hoofdstuk IIbis. ­ Tariferingsbureau

Art. 9bis. ­ § 1. Binnen het Gemeenschappelijk Waarborgfonds bedoeld in artikel 79, § 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle des verzekeringsondernemingen wordt een Tariferingsbureau opgericht dat tot taak heeft vast te stellen tegen welke premie en onder welke voorwaarden een verzekeringsonderneming een persoon moet dekken die gehouden is tot de verplichting bedoeld in artikel 2 en die zich bevindt in de voorwaarden bepaald door of krachtens dit artikel.

§ 2. Het bureau bestaat uit vier leden die de verzekeringsondernemingen vertegenwoordigen en vier leden die de verbruikers vertegenwoordigen, benoemd door de Koning voor een termijn van zes jaar. Deze leden worden gekozen op twee dubbele lijsten respectievelijk voorgedragen door de beroepsorganisaties van verzekeringsondernemingen en door de verenigingen die de belangen van de verbruikers kunnen vertegenwoordigen.

De Koning benoemt voor een termijn van zes jaar een voorzitter die niet tot de voorgaande categorieën behoort.

De Koning wijst voor elk lid eveneens een plaatsvervanger aan. De plaatsvervangende leden worden op dezelfde manier gekozen als de leden.

Het bureau kan zich experts toevoegen die geen stemrecht hebben.

De minister van Economie kan een waarnemer bij het bureau afvaardigen.

§ 3. Het Gemeenschappelijk Waarborgfonds zorgt voor het secretariaat en het dagelijks bestuur van het Tariferingsbureau.

Het Tariferingsbureau bepaalt zijn huishoudelijk reglement en legt het ter goedkeuring voor aan de minister van Economie.

Art. 9ter. ­ Elke persoon die gehouden is tot de verplichting bedoeld in artikel 2, kan bij het Tariferingsbureau een verzoek indienen wanneer de verzekeringsonderneming waartoe hij zich heeft gewend :

a) ofwel heeft geweigerd hem een verzekeringsdekking toe te staan;

b) ofwel een premie of een vrijstelling heeft voorgesteld die hoger ligt dan het maximum bepaald door de Koning. De verzekeringsonderneming moet de verzekeringnemer meedelen dat hij zich in dat geval bevindt.

Art. 9quater. ­ § 1. Het verzoek moet bij het Tariferingsbureau worden ingediend binnen twee maanden na de weigering of het tariferingsvoorstel bedoeld in artikel 9ter. Het is niet ontvankelijk wanneer de verzoeker in de negen maanden voorafgaande aan deze weigering of dit voorstel voor hetzelfde risico een aanbod van het Tariferingsbureau heeft ontvangen.

§ 2. Het Tariferingsbureau bepaalt de premie rekening houdend met het risico dat de verzekeringnemer vertoont en met de omslag over alle verzekerden. Het kan voorwaarden opleggen ter beperking van het risico dat de verzekeringnemer vertoont.

§ 3. Het Tariferingsbureau doet een tariferingsvoorstel binnen de maand na de ontvangst van het verzoek en van de inlichtingen die nodig zijn om het tarief vast te stellen. Het voorstel wordt binnen acht dagen ter kennis gebracht van de verzoeker. Het is een maand geldig te rekenen vanaf de uitgifte.

Art. 9quinquies. ­ § 1. De verzekeringsonderneming kan niet weigeren de verzekeringnemer te dekken die het voorstel van het Tariferingsbureau aanvaard heeft onder de voorwaarden bedoeld in artikel 9quater.

§ 2. Het resultaat van het schadegevallenbeheer betreffende de door het Tariferingsbureau getarifeerde risico's wordt opgenomen in de rekening van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds bedoeld in artikel 79, § 2, van de voornoemde wet van 9 juli 1975.

§ 3. De Koning kan regels bepalen om dit resultaat te verdelen over de verzekeringsondernemingen die lid zijn van het fonds. »

Verantwoording

De toepassing van de Europese regelgeving inzake vrije dienstverlening, en met name de liberalisering van de tarieven, leidt tot het openstellen van de verzekeringsmarkt, die gekenmerkt wordt door een steeds heftiger concurrentie.

Deze concurrentiedruk is vooral voelbaar in de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen waar steeds meer gebruik gemaakt wordt van de techniek van de segmentering. Zoals vermeld wordt in het voortreffelijk rapport van de Commissie voor verzekeringen dat aan dat onderwerp gewijd is, gaat het om een techniek « die de verzekeraar aanwendt om de premie en eventueel ook de dekking te differentiëren in functie van het te verzekeren risico, met de bedoeling tot een betere overeenstemming te komen tussen de verwachtingswaarde van de schade en de kosten die een bepaalde persoon ten laste legt van de collectiviteit van de verzekeringnemers en de premie die hij voor de geboden dekking dient te betalen ».

In sommige gevallen kan de toepassing van deze segmenteringstechniek leiden tot onverzekerbaarheid : het kan daarbij gaan zowel om een technische onverzekerbaarheid die gegrond is op de eigen kenmerken van het risico (gevaarlijkheid, ...) als om een economische onverzekerbaarheid wanneer het risico door de verzekeraar te weinig rendabel geacht wordt.

Men kan niet onverschillig blijven tegenover de sociale problemen die zich kunnen voordoen wanneer een groeiend aantal chauffeurs uitgesloten worden van de verzekeringsdekking of zich alleen nog maar voor een zeer hoge prijs kunnen verzekeren, zelfs al zijn de aangehaalde redenen uit het oogpunt van de verzekeringstechniek verdedigbaar.

Hoewel het raadzaam is alles in het werk te stellen om te waarborgen dat alle weggebruikers effectief verzekerd zijn, door een efficiënte controle en door dwangmaatregelen, is het toch ook noodzakelijk dit probleem op preventieve wijze te benaderen.

De beste preventie op dit vlak, naast bijvoorbeeld het leveren van inspanningen om informatie te verstrekken, bereikt men ongetwijfeld door ernaar te streven dat alle weggebruikers een verzekering kunnen afsluiten.

Dat is de bestaansgrond van dit amendement dat ertoe strekt de wet van 21 november betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen aan te vullen. Dit amendement voert het recht in voor elke persoon die een verzekering wil sluiten, om zich tot een Tariferingsbureau te wenden wanneer de verzekeringsonderneming die hij daartoe aangesproken heeft, het voorgestelde risico niet ten laste wil nemen of het slechts wil aanvaarden tegen uiterst hoge voorwaarden.

Concreet zullen de zaken als volgt verlopen.

Een persoon wenst een verzekering te sluiten en wendt zich tot een verzekeringsonderneming van zijn keuze. Ofwel weigert deze onderneming de verzekering te sluiten, ofwel bepaalt ze een premie of voorwaarden die de referentiemaxima te boven gaan. De persoon die om de verzekering verzocht heeft, kan zich dan tot het Tariferingsbureau wenden. Dit houdt rekening met het risico maar ook met het omslaan van de kosten over alle verzekerden, om een premie te bepalen, en eventueel voorwaarden om het risico te verkleinen. Met deze tarifering kan de geïnteresseerde verzekeringnemer binnen twee maanden terugkeren naar de onderneming die hij aangesproken had. De verzekeraar kan dan niet meer weigeren de dekking te verlenen.

De bepalingen van ons amendement bevestigen een recht op verzekerbaarheid. Deze preventieve maatregelen en de repressieve maatregelen van het nieuwe artikel 19bis ingevoerd bij het ter bespreking voorliggende voorstel, vormen de twee delen van een evenwichtig geheel, met name om het groeiende fenomeen van het niet-verzekerd rijden te beperken.

Artikel 9bis

Dit artikel richt het Tariferingsbureau op. Dit bestaat uit evenveel vertegenwoordigers van de verzekeringsondernemingen als van de verzekerden. Het gaat om een ingrijpende verbetering ten opzichte van de thans bestaande « pool van moeilijk verzekerbare risico's ».

Het Tariferingsbureau oefent zijn werkzaamheden uit binnen het Gemeenschappelijk Waarborgfonds voor motorrijtuigen. Dit fonds wordt gefinancierd door alle ondernemingen die op de Belgische markt van autoverzekeringen werkzaam zijn (waar ze gevestigd zijn of vrij hun diensten aanbieden) en moet de werkingskosten van het Tariferingsbureau dragen.

Het Tariferingsbureau zou in de plaats moeten treden van de bovengenoemde « pool ». De werkzaamheden van deze door de verzekeringsondernemingen ingestelde pool blijven beperkt tot de gevallen van weigering van verzekering. De pool functioneert thans op de zetel van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds voor motorrijtuigen.

Artikel 9ter

Dit artikel geeft elke persoon die een verzekering wil afsluiten, het recht om zich tot het Tariferingsbureau te wenden, en dit in twee gevallen :

a) ofwel weigert de onderneming een verzekeringsdekking toe te staan;

b) ofwel wordt de toekomstige verzekeringnemer een premie of een vrijstelling opgelegd die hoger liggen dan de door de Koning bepaalde maxima. Het is de bedoeling het bureau niet uitsluitend open te stellen voor gevallen van weigering. De bepaling is vooral bestemd voor de ondernemingen die een ver doorgedreven segmentering aanwenden.

Artikel 9quater

Dit artikel bepaalt onder welke voorwaarden een geïnteresseerde verzekeringnemer een verzoek kan indienen bij het Tariferingsbureau.

Een persoon die een verzekering nodig heeft, kan binnen negen maanden volgend op een tariferingsvoorstel van het bureau geen nieuw verzoek indienen bij het bureau, om de werklast van dit orgaan niet onnodig te verzwaren (§ 1).

Het bureau heeft een dubbele taak :

Enerzijds bepaalt het bureau de premie van de verzoeker. Daarvoor houdt het niet alleen rekening met de technische kenmerken van de verzekerde maar ook met de rechtvaardige verdeling onder de verschillende categorieën van verzekerden, hetgeen de mogelijkheid biedt om een voldoende solidariteit onder de verzekerden te bewaren.

Anderzijds kan het Tariferingsbureau eveneens maatregelen voorstellen om het risico te beperken, om het risico binnen verzekerbare grenzen te houden. Zo kan het bureau een toekomstige verzekeringnemer voorstellen een vrijstelling ten laste te nemen, een medisch onderzoek te ondergaan, rijlessen te volgen, enz.

Ook is bepaald (in § 3) dat het bureau een referentietarief kan vaststellen. Dat biedt het bureau de mogelijkheid soortgelijke gevallen eenvoudig en snel te behandelen.

Artikel 9quinquies

Wanneer een toekomstige verzekeringnemer een tarifering van het bureau heeft ontvangen, kan hij dit voorleggen aan de verzekeringsonderneming die ofwel hem afgewezen had, ofwel hem een tarifering voorgesteld had tegen overdreven hoge voorwaarden. De verzekeringsonderneming kan niet weigeren het risico te dekken dat hem aldus voorgelegd wordt.

Paragraaf 2 bepaalt dat de last van de schadegevallen die voortkomen uit de door het bureau getarifeerde risico's, omgeslagen worden over alle verzekeringsondernemingen die werkzaam zijn op de markt van autoverzekeringen in België. Deze omslag wordt verricht door bemiddeling van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds voor motorrijtuigen. Zo komt dus een minimale solidariteit tot stand tussen alle autoverzekeraars en bijgevolg tussen de verzekerden.

In principe is deze omslag evenredig met het incasso van elke onderneming. Paragraaf 3 machtigt de Koning evenwel andere regels te bepalen, met name om rekening te houden met de beleidskeuzen inzake het aanvaarden van de verschillende risico's die naar gelang van de onderneming kunnen verschillen.

Jacques SANTKIN.
Ludwig SIQUET.
Philippe MONFILS.

Nr. 2 VAN DE HEER MONFILS C.S.

Artikel 1ter (nieuw)

Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk V van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen vervangen als volgt :

« Afdeling 1 : beslag en soortgelijke maatregelen. »

Verantwoording

Zie de amendementen 3 en 4.

Nr. 3 VAN DE HEER MONFILS C.S.

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« In hoofdstuk V, afdeling 1, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende :

« Art. 19bis. ­ Wanneer het Gemeenschappelijk Waarborgfonds dat is ingesteld door artikel 79, § 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de verzekeringsonderneming van een motorrijtuig niet onmiddellijk kan identificeren op basis van de inlichtingen die verzameld worden in het kader van artikel 80, § 6, van dezelfde wet, verzoekt dit fonds de eigenaar van het motorrijtuig alle inlichtingen te verstrekken die het mogelijk maken de verzekeringssituatie van zijn motorrijtuig vast te stellen.

Is er binnen de maand na het verzoek geen antwoord of blijkt uit het antwoord dat het rijtuig niet voldoet aan de regelgeving betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, dan geeft het fonds deze situatie zonder verwijl aan bij de rechterlijke autoriteiten, die in voorkomend geval de in artikel 20 bedoelde strafbepalingen toepassen. »

Verantwoording

Dit amendement brengt in de oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel drie wijzigingen aan.

a) De nieuwe voorgestelde tekst houdt rekening met de gevallen waarin de werking van de verzekeringsovereenkomst is geschorst. Men denke daarbij aan de niet gebruikte tweewielers tijdens de wintermaanden of nog aan de rijtuigen die niet worden gebruikt wegens ziekte of langdurig verblijf in het buitenland van de eigenaar ervan. Indien zij niet in het verkeer zijn gebracht op de openbare weg of op de in artikel 2 van de wet bedoelde daarmee gelijkgestelde terreinen, is er geen overtreding. Krachtens artikel 16 van de wet moet de verzekeraar bij ongeval de slachtoffers schadeloosstellen waarbij hij zich een recht van verhaal kan voorbehouden tegen de eigenaar. Die ongevallen vallen dus niet ten laste van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds. Daarom bepaalt het amendement dat dit fonds de eigenaar van de betrokken rijtuigen verzoekt het fonds in te lichten over de verzekeringssituatie. De eigenaar moet dus niet langer het bewijs leveren dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid door een geldige verzekering gedekt is.

b) De aangetekende brief is niet langer vereist tengevolge van de wijziging die wordt aangebracht in het tweede lid van artikel 19bis en die hierna wordt toegelicht.

c) De automatische inbeslagneming van het niet verzekerde rijtuig waarin de oorspronkelijke tekst voorzag, wordt nu afgezwakt. Enerzijds is die maatregel vrij drastisch en kan hij voor de overheid duur uitvallen. Anderzijds is hij ook te radicaal. Het is immers wettelijk toegestaan een niet verzekerd voertuig te bezitten op voorwaarde dat het niet in het verkeer wordt gebracht op de openbare weg of op de in artikel 2 van de wet bedoelde terreinen. Het is dus wenselijk de rechterlijke autoriteiten enige beoordelingsvrijheid te geven. Daarenboven voegt amendement nr. 4 nieuwe strafbepalingen toe.

Nr. 4 VAN DE HEER MONFILS C.S.

Art. 3 (nieuw)

Artikel 20, eerste lid, van dezelfde wet vervangen als volgt :

« Onverminderd de bevoegdheden verleend door het Wetboek van strafvordering, kan iedere officier van gerechtelijke politie en iedere ambtenaar of agent van de openbare macht die bevoegd is om proces-verbaal op te maken wegens overtreding van deze wet, beslag leggen op het rijtuig of op de kentekenplaten ervan wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig dat in het verkeer is gebracht op de openbare weg of op een van de in artikel 2, § 1, bedoelde terreinen aanleiding kan geven, niet is gedekt.

Wanneer het rijtuig niet in het verkeer is gebracht op de openbare weg kunnen diezelfde officieren, ambtenaren en agenten eveneens iedere maatregel nemen die ertoe strekt te waarborgen dat het rijtuig niet op de openbare weg of op de op artikel 2, § 1, bedoelde terreinen in het verkeer zal worden gebracht. »

Verantwoording

De enige strafbepaling waarin de wet van 21 november 1989 tot op heden voorziet naast de straffen bedoeld in de artikelen 22 en volgende, is de inbeslagneming van het voertuig. Die radicale maatregel is evenwel vrij omslachtig en duur voor de overheid. Bovendien kan hij slechts worden toegepast voor voertuigen die in het verkeer zijn gebracht op de openbare weg of de daarmee gelijkgestelde terreinen.

Het nieuwe artikel 19bis maakt het mogelijk niet verzekerde rijtuigen op te sporen die nog niet in het verkeer zijn gebracht op de bovenvermelde plaatsen en die bijgevolg slechts potentieel de wet kunnen overtreden.

De voorgestelde tekst voegt in eerste instantie een nieuwe strafbepaling toe : de inbeslagneming van de kentekenplaten. Die is weliswaar minder doeltreffend dan de inbeslagneming van het rijtuig zelf, maar kan toch vrij ontradend werken. Daarenboven maakt die maatregel het mogelijk aan de Dienst voor de inschrijving van voertuigen een aantal kentekenplaten terug te geven die niet meer in het verkeer zouden mogen worden gebracht, gelet op deze specifieke regelgeving.

De voorgestelde tekst maakt het eveneens mogelijk andere bewarende maatregelen te nemen. Zo denke men onder meer aan het plaatsen van een wielklem, het in beslag nemen van de contactsleutels of enige andere dergelijke maatregel.

Philippe MONFILS.
Ludwig SIQUET.
Jacques SANTKIN.

Nr. 5 VAN DE HEER SIQUET C.S.

Opschrift

Het opschrift van het wetsvoorstel vervangen als volgt :

« Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. »

Ludwig SIQUET.
Philippe MONFILS.
Jacques SANTKIN.