2-507/7

2-507/7

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

12 DECEMBER 2000


Voorstel van resolutie betreffende het recht op terugkeer voor de Palestijnse vluchtelingen


AANVULLEND VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR DE MEVROUW LALOY EN HEER DAIF (na terugzending door de plenaire vergadering)


Door het indienen van de amendementen nrs. 9 en 10 (st. 2-507/5) op 22 november 2000 na de goedkeuring van het verslag (st. 2-507/4) in de commissie, werd het voorstel van resolutie teruggezonden naar de commissie (plenaire vergadering van 23 november 2000 ­ Handelingen 2-70, p. 30 vlg.).

De commissie heeft opnieuw drie vergaderingen (29 en 30 november en 12 december) aan het voorstel van resolutie gewijd.

De uitvoerige bespreking in commissie ging hoofdzakelijk over de amendementen (st. 2-507/6) die na de terugzending naar de commissie ter zitting werden ingediend.

I. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

De indiener van de amendementen nrs. 9 en 10 verklaart dat het voorstel van resolutie, zoals aangenomen door de commissie, niet meer beantwoordt aan de vraag van de actualiteit. De jongste gebeurtenissen zijn zo ernstig dat de Senaat moet ophouden de twee tegenstanders, het Israėlische leger en het Palestijnse volk, systematisch op gelijke voet te plaatsen. Het is noodzakelijk Israėl te veroordelen wegens het buitenmaats gebruik van geweld. Temeer omdat de Israėlische regering, gelet op de nakende ontbinding van de Knesset, zich zal beperken tot het afhandelen van de lopende zaken.

Het lid heeft dus amendement nr. 9 ingediend, dat ertoe strekt punt 1 van het dispositief te vervangen als volgt :

« Verzoekt de Belgische regering om :

1. Israėl te veroordelen wegens duidelijk overdreven machtsontplooiing, de Europese Unie op te roepen om hetzelfde te doen en de spoedige opstelling van een internationale troepenmacht te vragen; ».

Ze heeft eveneens een amendement nr. 10 ingediend, dat ertoe strekt punt 5 van het dispositief te doen vervallen.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken is bezorgd omdat een veroordeling van één partij het vredesproces in gevaar zou kunnen brengen. De eerste zorg moet het beėindigen van het geweld zijn.

Een lid verklaart gevoelsmatig en intellectueel akkoord te gaan met de inhoud van de amendementen. Maar in het kader van deze resolutie steunt hij de behoedzame uitspraken van de minister. De door de commissie aangenomen resolutie is evenwichtig, genuanceerd en duidelijk. In de diplomatie is evenwicht zeer belangrijk. De resolutie had oorspronkelijk tot doel steun te verlenen aan degenen die inspanningen leveren om het vredesproces te doen slagen. Als men de amendementen nrs. 9 en 10 aanneemt, zal dat doel niet bereikt worden.

Een ander lid verwijst naar de recente tv-uitzendingen die aantonen dat de machtsverhoudingen in de werkelijkheid ongelijk zijn. Het Israėlische leger beschikt over tanks en helikopters, de Palestijnen hebben alleen maar stenen. Aan de ene kant staan er volwassenen, beroepssoldaten, aan de andere kant zijn er kinderen. Hij merkt op dat Israėl op wereldvlak de zesde militaire mogendheid is. Hij pleit dus voor het behoud van de amendementen.

Een lid merkt op dat het buitenmaats gebruik van geweld door Israėl in de huidige toestand als een eufemisme beschouwd kan worden. Niettemin moet de Senaat een rol als bemiddelaar spelen : het zoeken naar vreedzame oplossingen moet primeren. De Senaat kan niet verzwijgen dat er aanslagen gepleegd zijn op schoolbussen met Israėlische kinderen.

Om deze reden dient hij op amendement nr. 9 subamendement nr. 15 in, dat ertoe strekt een gedachtestreepje in te voegen, luidende :

« ­ de hatelijke aanslag op een Israėlische schoolbus aan de kaak te stellen; ».

Een ander lid verklaart dat zijn fractie amendement nr. 9 zal steunen. Hij stelt voor dat de leden na overleg met de indieners van amendement nr. 10 een subamendement op amendement nr. 10 indienen.

Op amendement nr. 10 wordt een subamendement ingediend, dat ertoe strekt in punt 5 de woorden « de Palestijnse Autoriteit en » en « andere » te doen vervallen.

Een lid merkt op dat de door de commissie aangenomen tekst van 14 november 2000 de grote verdienste had evenwichtig te zijn. De amendementen verstoren dat evenwicht. Het lid stipt aan dat het belangrijk is de resolutie met een zo groot mogelijke meerderheid aan te nemen.

Zij dient bijgevolg amendement nr. 14 in, dat ertoe strekt tussen punt 2 en punt 3 van het dispositief de volgende punten in te voegen :

« 2. van de Israėlische regering te eisen dat ze haar leger het verbod oplegt overdreven geweld te gebruiken, met name oorlogswapens, om de Palestijnse opstand te bedwingen. Deze houding is duidelijk in strijd met het Vierde Verdrag van Genčve betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd;

2bis. opnieuw duidelijk de terreurdaden te veroordelen en van de Palestijnse Autoriteit te eisen dat ze alles in het werk stelt om de extremistische organisaties uit te schakelen;

2ter. indien deze toestand blijft aanslepen, het opstellen van een internationale troepenmacht tussen de strijdende partijen te ondersteunen. »

Een lid stelt voor amendement nr. 9 in twee delen te splitsen, namelijk de veroordeling van Israėl en het inzetten van een vredesmacht.

Hij dient subamendement nr. 12 in, dat ertoe strekt de woorden « de spoedige opstelling te eisen van een internationale troepenmacht » te schrappen. Hij dient subamendement nr. 13 in, dat ertoe strekt een nieuw punt 2 in te voegen, luidende :

« 2. aan de Verenigde Naties de spoedige opstelling van een vredesmacht te vragen om de voorwaarden te creėren voor onderhandelingen ten gronde met het oog op een duurzame vrede. »

Na een gedachtewisseling besluit de commissie haar voorzitter te belasten met het opstellen van amendementen die ertoe strekken de verschillende aspecten van de bespreking op te nemen in één enkele samenhangende tekst.

De voorzitter herinnert aan het voorstel van de indiener van het oorspronkelijk voorstel om de voorzitter een amendement te laten opstellen waarin de verschillende aspecten van de bespreking zijn opgenomen. De voorzitter heeft die synthese-oefening gemaakt waarbij hij zich gebaseerd heeft op het oorspronkelijk voorstel en op de amendementen die zijn ingediend na de goedkeuring van het verslag.

De voorzitter stelt voor die tekst, amendement nr. 16, als uitgangspunt voor de bespreking te nemen.

Het amendement is opgesplitst in 4 punten (16A, 16B, 16C en 16D).

Punt A strekt ertoe punt 2 van amendement nr. 14 op te nemen in punt 2 van het dispositief van de tekst die door de commissie werd aangenomen tijdens de vergadering van 14 november 2000 (Stuk Senaat, nr. 2-507/4).

Zo zal punt 2 van het dispositief een veel explicietere veroordeling inhouden van de gewelddaden en van een overdreven machtsontplooiing.

Een lid verklaart dat hij het niet eens kan zijn met die amendementen. Men verkeert nu niet langer in het stadium waarin men iets eist van de Israėlische regering maar wel in het stadium waarin men de daden van die regering veroordeelt.

De voorzitter herinnert eraan dat amendement nr. 16 als uitgangspunt fungeert en ertoe strekt een synthese te maken van alle amendementen die na de goedkeuring van het verslag zijn ingediend.

Punt B van amendement nr. 16 strekt ertoe een punt 2bis (nieuw) op te nemen in het dispositief, waarin de Belgische regering verzocht wordt de terroristische aanslagen op onschuldige burgers te veroordelen.

Punt C strekt ertoe een punt 4bis (nieuw) op te nemen in het dispositief, waarbij de Belgische regering wordt verzocht bij de VN aan te dringen op het spoedig sturen van een vredesmacht.

Punt D strekt ertoe punt 5 van het dispositief te vervangen, waarbij de Belgische regering wordt verzocht er bij alle partijen op aan te dringen dat zij een houding aannemen die kan leiden tot een definitieve regeling van het conflict.

Een lid is het eens met de opmerking van zijn collega over de nood aan een veroordeling van de daden van de Israėlische regering. Hij stelt dus voor in punt 2 van het dispositief de woorden « aan te klagen » te vervangen door de woorden « te veroordelen ».

Hij stelt eveneens voor in punt 2bis (nieuw) het woord « groepen » te vervangen door het woord « acties ».

Een ander lid maakt voorbehoud bij punt 4bis (nieuw) van het dispositief, waarin men het heeft over het op de been brengen van een vredesmacht. Zij merkt op dat een dergelijke operatie uiterst moeilijk, ja zelfs onmogelijk is. De plaatselijke omstandigheden lenen zich hier niet voor en geen van beide partijen is vragende partij voor een dergelijke operatie. Die zou zelfs kunnen worden ervaren als een vijandige daad.

Bijgevolg dient zij amendement nr. 18 in, dat ertoe strekt een punt 1bis (nieuw) in het dispositief op te nemen, waarin de Belgische regering wordt verzocht er bij de VN op aan te dringen om zo spoedig mogelijke een internationale controlemissie naar het gebied te sturen.

De voorzitter merkt op dat de consequenties van bepaalde uitspraken door de Senaat eveneens in overweging moeten worden genomen. Indien we het sturen van een vredesmacht bepleiten, moeten we ook voorzien in de daarvoor benodigde middelen : hoeveel soldaten zullen we dan sturen en welke budgettaire reserves zijn we bereid hiervoor vrij te maken ?

Een lid dankt de voorzitter voor het zoeken naar een consensus maar hij herhaalt zijn bezwaren tegen de voorgestelde amendementen. Men moet het woord « veroordelen » gebruiken.

Punt B van het amendement gaat ervan uit dat er uitsluitend aan Palestijnse kant terreurdaden worden gepleegd. Dat is onaanvaardbaar. De Staat Israėl maakt zich ook schuldig aan terrorisme, onder meer bij de moord op de medewerkers van de heer Arafat. Hij stelt dus voor terug te keren naar amendement nr. 17, waarin de partijen worden aangespoord af te zien van terreurdaden zoals gerichte moordaanslagen of acties tegen schoolbussen.

Ten slotte herinnert het lid aan zijn amendement nr. 11, dat ertoe strekt in punt 5 van het dispositief de woorden « de Palestijnse Autoriteit en » te schrappen. De Palestijnse Staat is een staat in oorlog die zich moet verdedigen. Wij kunnen die Staat niet vragen de armen te kruisen en zich te laten afslachten.

De voorzitter verklaart dat hij de eerste opmerking van het lid begrijpt. Zij sluit overigens aan bij de opmerkingen van een ander lid. De voorzitter is het ermee eens de woorden « aan te klagen » te vervangen door de woorden « te veroordelen ».

De andere opmerkingen lijken hem minder verdedigbaar. De voorzitter is van mening dat het lid aspecten die zijn opgenomen in de punten 2 en 5 van het dispositief, door elkaar haalt.

Een lid steunt de door de voorzitter voorgestelde amendementen, maar hij stelt voor om eveneens met de voorstellen van een ander lid rekening te houden om in punt 2 van het dispositief de woorden « aan te klagen » te vervangen door de woorden « te veroordelen » en in het (nieuwe) punt 2bis de woorden « extremistische groepen » te vervangen door de woorden « extremistische acties ».

Over punt C wordt eveneens een opmerking gemaakt : « bij de VN aan te dringen » is een zwakke formulering en « de spoedige opstelling van een vredesmacht » is moeilijk te verwezenlijken. Spreker benadrukt dat er snel moet worden opgetreden om een eind te maken aan de gevechten.

Een lid feliciteert de voorzitter met zijn poging om tot een consensus te komen, maar gaat akkoord met de opmerkingen van de vorige spreker over punt B. Alle terreurdaden tegen onschuldige burgers moeten uiteraard worden veroordeeld, maar zoals het geformuleerd wordt, is de tekst andermaal alleen tegen de Palestijnen gericht.

Een van de problemen is dat de publieke opinie bij « terroristen » steeds aan Arabieren denkt. Toch pleegt ook de Israėlische Staat terreurdaden. We mogen dit niet ontkennen. Als we de daden van de ene partij veroordelen, moeten we ook die van de andere partij veroordelen, en voor beide partijen voorbeelden geven.

Een lid waarschuwt voor het opnemen van voorbeelden in een resolutie. De discussie valt af te ronden als we alle terreurdaden tegen onschuldige burgers van beide partijen veroordelen en als we vragen om alle extremistische groepen te neutraliseren.

Wat betreft de vraag om een vredesmacht, merkt het lid op dat deze vraag niet van de betrokken partijen komt. Alleen een commissie die, zoals de Palestijnen gevraagd hebben, de oorsprong van de tragische gebeurtenissen zal onderzoeken, heeft enige slaagkans.

De voorzitter stelt voor dat de laatste spreker een tekst opstelt ter vervanging van punt B. Hij waarschuwt voor mogelijke verwarring tussen de vraag van de Palestijnen naar een onderzoekscommissie en amendement nr. 18 tot het sturen van een permanente internationale controlecommissie. De vraag naar een onderzoekscommissie staat al in punt 6 van het dispositief.

Een lid merkt op dat aan de voorwaarden van de Verenigde Naties om een vredesmacht te sturen, zoals die in het verslag-Brahimi zijn geformuleerd, momenteel niet is voldaan. Het sturen van een vredesmacht blijft echter wel mogelijk. Het lid stelt voor amendement nr. 14, punt 2ter, over te nemen en de woorden « Erop aan te dringen » te vervangen door de woorden « Er bij de partijen en de Verenigde Naties op aan te dringen ».

Het lid vraagt om gerichte moordaanslagen op politieke leiders niet gelijk te schakelen met aanslagen op kinderen. Beide daden zijn uiteraard verwerpelijk, maar hebben toch een totaal verschillend karakter. Het lid stelt daarom voor om aan punt 2 van het dispositief de volgende woorden toe te voegen « met inbegrip van gerichte moordaanslagen op Palestijnse leiders ».

Een lid wijst erop dat er tijdens de vorige vergaderingen een akkoord was bereikt over de tekst. Als we het debat nu heropenen, zal de Kamer van volksvertegenwoordigers ons inhalen en zijn eigen resolutie aannemen. Het ware raadzaam zich te houden aan de door de commissie op 14 november 2000 aangenomen tekst.

De voorzitter stelt voor een subamendement op punt A van amendement nr. 16 op te stellen, om de woorden « aan te klagen » te vervangen door de woorden « te veroordelen ».

Amendement nr. 20 (subamendement op amendement nr. 16) wordt ingediend om het lid te vervangen als volgt : « alle terreurdaden van beide partijen tegen onschuldige burgers en in het bijzonder tegen kinderen te veroordelen en op te roepen alles in het werk te stellen om extremistische groepen te neutraliseren. »

Een lid verklaart dat het voorstel van resolutie in zijn huidige opmaak niet langer evenwichtig is en dat zijn fractie de resolutie dus niet zal aannemen.

Een lid herinnert eraan dat op de aangenomen tekst tijdens de plenaire vergadering amendementen werden ingediend en dat de tekst werd teruggezonden aan de commissie. Dankzij de amendementen die nu worden ingediend, is een consensus binnen bereik.

Een ander lid merkt op dat de Palestijnse Autoriteit de terroristische aanslagen, en meer in het bijzonder de aanslag op de schoolbus, heeft veroordeeld. Aan Israėlische zijde is er sprake van staatsterrorisme. Een evenwichtige resolutie behoort de terreurdaden van beide partijen te veroordelen.

Een lid benadrukt dat de escalatie van het geweld om een duidelijke en niet mis te verstane tekst vraagt waarin het optreden van de Israėlische Staat veroordeeld wordt.

Een lid wijst erop dat de voorgestelde amendementen tegemoet komen aan de opmerkingen van de vorige spreker en dat er bijgevolg over de resolutie zo snel mogelijk moet worden gestemd in plenaire vergadering.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken merkt op dat de internationale onderzoekscommissie is opgericht. Zij zal weldra van start gaan.

Een andere vraag betreft het sturen van een vredesmacht. Dit is in de huidige omstandigheden onmogelijk.

Een lid merkt op dat de commissie geen diplomatiek initiatief neemt. Het werk van de commissie moet een richtsnoer zijn voor de diplomaten. Vandaar dat we ons moeten houden aan de vraag om een internationale troepenmacht. Dat is wat de Palestijnen nu nodig hebben.

Een lid merkt op dat er heel wat voorwaarden zijn voor het sturen van een internationale vredesmacht. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Het lid vraagt zich af of we nu al moeten bepalen welk soort troepenmacht we willen sturen.

Een ander lid vraagt zich af of een discussie op semantisch vlak nuttig is. De commissie moet zich volgens het lid in algemene termen uitdrukken.

Een lid stelt dat het belangrijk is dat de regering aandringt op de snelle ontplooiing van een internationale troepenmacht tussen de strijdende partijen.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken merkt op dat het begrip observatiemacht in een bufferzone in de gegeven omstandigheden geen enkele zin heeft, aangezien er geen frontlijn is.

Een lid stelt dat het logisch is dat er politieke tegenstellingen opduiken, wanneer we de diplomatieke logica verlaten en een politieke discussie aangaan. Hij gaat niet akkoord met bepaalde amendementen.

Een ander lid is voorstander van een realistische tekst en stelt voor de aangenomen tekst te herlezen.

Tenslotte stelt een lid bij mondeling subamendement op amendement nr. 16D voor de woorden « , leefbare en veilige » in te voegen tussen de woorden « onafhankelijke » en « Staat ». Dit wordt met eenparigheid aanvaard.

II. STEMMING OVER DE AMENDEMENTEN

Het door amendement nr. 19 gesubamendeerde amendement nr. 16A wordt aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.

Het door amendement nr. 20 gesubamendeerde amendement nr. 16B wordt door de 12 aanwezige leden eenparig aangenomen.

Het door amendement nr. 22 gesubamendeerde amendement nr. 16C wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Amendement nr. 16D wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

De amendementen nrs. 11 tot 15, 17, 18 en 21 worden door hun indieners ingetrokken.

III. STEMMING OVER HET GEHEEL

Het aldus geamendeerde voorstel van resolutie wordt aangenomen met 8 stemmen bij 4 onthoudingen.

Het verslag is eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.

De rapporteurs,
Marie-José LALOY.
Mohamed DAIF.
De voorzitter,
Marcel COLLA.