(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Bepaalde rechtspraak stelt dat de ontbinding van een koopovereenkomst niet voor gevolg heeft dat de oorspronkelijke koper van een onroerend goed ophoudt belastingplichtige inzake de onroerende voorheffing te zijn. Daarbij wordt een ruime interpretatie gegeven aan artikel 395 WIB 1992. Derhalve kan iemand die civielrechtelijk nooit eigenaar van een onroerend goed geweest is, toch aansprakelijk zijn voor de betaling van de betrokken onroerende voorheffing.
Talrijke gemeentebesturen heffen een belasting op tweede verblijven, waarbij de vestiging veelal ondeelbaar is en voor het ganse belastingjaar verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar ongeacht het feit of deze al of niet in de bevolkingsregisters van de gemeente ingeschreven is. Luidens de verwijzingsregels van artikel 12 van de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen kan artikel 395 WIB 1992 eveneens van toepassing zijn op gemeentebelastingen.
Graag kreeg ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :
1. Moet bij een retroactieve beëindiging van een koopovereenkomst inzake onroerend goed (bijvoorbeeld in geval van nietigverklaring door de vrederechter) het lokaal fiscaal recht met betrekking tot een gemeentebelasting op tweede verblijven de civielrechtelijke gevolgen overnemen en de initiële verkoper als belastingplichtige beschouwen of moet naar analogie met de regelgeving inzake onroerende voorheffing en bepaalde jurisprudentie terzake, de koper als belastingschuldige gekwalificeerd worden ?
2. In de hypothese dat de oorspronkelijke verkoper als belastingplichtige beschouwd moet worden, wat zijn dan de gevolgen voor de verjaring van de belastingschuld ? Indien de partijen alle mogelijke rechtsmiddelen aanwenden, kan de verjaringstermijn van vijf jaar immers bedreigd of zelfs overschreden worden. Dient de gemeenteontvanger in dat geval specifieke acties te ondernemen ?