(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Wanneer een kind door zijn vader wordt ontvoerd, kan de moeder geen aanspraak meer maken op gezinsbijslag voor dat kind, dat geen deel meer uitmaakt van het gezin en dat noodgedwongen wordt opgevoed in het buitenland, bijvoorbeeld in Tunesië of in Marokko.
Het schrappen van het recht op kinderbijslag levert niet alleen een traumatiserende ervaring op voor de ouder die het slachtoffer is van de ontvoering, maar komt in concreto ook neer op het verlies van geldmiddelen die deze ouder had kunnen gebruiken om het kind terug te krijgen of die hij althans had kunnen sparen voor dat kind.
Bent u bereid een juridische oplossing te zoeken opdat de ouder die het slachtoffer is van de ontvoering van dat kind, gezinsbijslag kan blijven ontvangen tot aan de meerderjarigheid van dat kind ? Volgens artikel 52 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders is de kinderbijslag niet verschuldigd ten behoeve van de kinderen die worden opgevoed of lessen volgen buiten het Koninkrijk. Echter, volgens het tweede en het derde lid van dat artikel « kan de minister van Sociale Zaken of de door hem aangewezen ambtenaar in behartigenswaardige gevallen een vrijstelling verlenen van de in het vorige lid bepaalde voorwaarden. Voorts heeft de minister van Sociale Zaken dezelfde bevoegdheid inzake categorieën van behartigenswaardige gevallen. Hij dient dan wel vooraf het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers in te winnen ». Ziet u de mogelijkheid om op basis hiervan een algemene vrijstellingsregeling in te voeren voor gevallen van kinderontvoering, die mij bijzonder « behartigenswaardig » lijken ?
Antwoord : Ik heb de eer aan het geachte lid het volgende antwoord mee te delen.
Artikel 52, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (samengeordende wetten), bepaalt dat de kinderbijslag niet verschuldigd is ten behoeve van de kinderen die worden opgevoed of lessen volgen buiten het koninkrijk.
Bij de toepassing van dit artikel, moet er rekening gehouden worden met de verordening nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Unie van 14 juni 1971, die voorrang heeft op de Belgische nationale wetgeving.
Op basis van deze verordening bestaat er een recht op Belgische kinderbijslag in hoofde van onderdanen van de Europese Economische Ruimte (EER), die als werknemer tewerkgesteld zijn in België en die onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid, voor hun kinderen die verblijven in een andere lidstaat van de EER.
Wanneer de kinderen opgevoed worden of lessen volgen buiten het koninkrijk (en buiten de EER), kan de minister van Sociale Zaken of de ambtenaar van het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu die hij aanduidt, in behartenswaardige gevallen een vrijstelling verlenen van deze voorwaarden van artikel 52, eerste lid, van de samengeordende wetten (artikel 52, tweede lid, van de samengeordende wetten).
De toekenning van voormelde afwijking van artikel 52, eerste lid, van de samengeordende wetten, betreft enkel de voorwaarden « opgevoed worden of lessen volgen in België ».
De andere wettelijke bepalingen van de samengeordende wetten blijven onverminderd van toepassing, zoals de aanduiding van de wettelijke bijslagtrekkende in artikel 69 van de samengeordende wetten.
Op basis van de huidige tekst van artikel 69, § 1, wordt de kinderbijslag uitbetaald aan de moeder. Als de moeder het kind niet daadwerkelijk opvoedt, wordt de kinderbijslag betaald aan de natuurlijke of rechtspersoon die deze rol vervult.
Indien de bijslagtrekkende op basis van dit artikel 69, § 1, het kind niet meer daadwerkelijk opvoedt, bestaat er geen juridische basis meer om de kinderbijslag verder uit te betalen aan deze persoon.