2-501/1

2-501/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

29 JUNI 2000


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 42 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


De fysieke bekwaamheid om een motorvoertuig te besturen is een belangrijke voorwaarde om het rijbewijs te verkrijgen of het te behouden.

Elke kandidaat voor het rijbewijs moet op zijn aanvraag om een rijbewijs immers bevestigen dat hij bekwaam is om een motorvoertuig te besturen : « deze verklaring omvat een gedeelte betreffende de algemene lichamelijke en psychische geschiktheid en een gedeelte betreffende het gezichtsvermogen » (artikel 41 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs).

Deze fysieke geschiktheid moet natuurlijk blijven bestaan gedurende heel de periode waarin de betrokkene effectief een voertuig bestuurt. De wetgever heeft daarvoor gezorgd aangezien artikel 30, § 1, 4º, van de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer strenge straffen oplegt aan degene die een motorvoertuig bestuurt terwijl hij lijdt aan een van de door de Koning bepaalde lichaamsgebreken of aandoeningen. Anderzijds is artikel 42 van dezelfde wet algemeen van toepassing op iemand die « lichamelijk ongeschikt wordt bevonden tot het besturen van een motorvoertuig », in welk geval de rechter volgens de bewoordingen van het artikel het verval van het recht tot sturen moet uitspreken.

De wettelijke en verordenende bepalingen zijn vanzelfsprekend een uiting van het gezond verstand ... en van de veiligheid van alle weggebruikers.

Het verval dat door artikel 42 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 ingesteld wordt, biedt echter te weinig nuances om rekening te houden met het grote aantal uiteenlopende situaties die zich in de praktijk kunnen voordoen.

Een recent gerechtelijk nieuwsberichtje toont aan dat het verval ingesteld door artikel 42 van de gecoördineerde wetten al te ingrijpende gevolgen heeft.

Het ging in dit geval om een hoogbejaarde automobilist (98 jaar) die betrokken was bij een vrij onschuldig verkeersongeval aangezien de schade beperkt bleef tot wat blikschade. Jammer genoeg was deze bejaarde bestuurder kort ervoren betrokken geweest in een ander even onschuldig ongeval. Deze samenloop van omstandigheden, die op zichzelf niet zo erg is, blijkt evenwel voldoende te zijn om de vraag te stellen of deze bijna honderdjarige chauffeur wel alle voorwaarden van fysieke bekwaamheid voor het besturen van een voertuig vervulde. De politierechtbank die over de zaak moest buigen, liet deze chauffeur onderzoeken door drie experts.

De eenparige conclusies luidden dat de betrokkene bekwaam was tot sturen ... maar met beperkingen. De arts vond het noodzakelijk dat hij een bril droeg; volgens de psychotherapeut was het beter dat de betrokkene zich jaarlijks aan een onderzoek onderwierp. De automobielexpert vroeg zich af wat er gebeurd zou zijn indien de proef 's nachts of in een dichte mist plaatsgevonden had. Kortom, zonder dat men eigenlijk over fysieke onbekwaamheid tot het besturen van een voertuig kon spreken, waren in het geval van deze bestuurder wegens zijn hoge leeftijd beperkingen noodzakelijk.

Op grond van de huidige wetgeving (artikel 42 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968) stond de politierechter die met het dossier belast was, slechts voor een alternatief waarvan beide keuzemogelijkheden in een dergelijk geval een onbevredigend resultaat geven : ofwel sprak hij het verval van het recht tot sturen uit, maar dan zou het gelet op de tekst van de wet om een totale vervallenverklaring gaan; ofwel handhaafde hij de rechten van de bestuurder maar dan kon hij geen rekening houden met de aanbevelingen van de experts. Kortom, welke beslissing de magistraat ook zou nemen, deze zou onrechtvaardig kunnen zijn voor een rechtzoekende of zou de veiligheid van de weggebruikers in gevaar kunnen brengen.

Met dit voorstel willen we nuances aanbrengen in de wettekst en zo beter inspelen op de talrijke feitelijke toestanden die zich kunnen voordoen en die niet passen in een te sterk manicheïstische benadering.

De voorgestelde tekst handhaaft natuurlijk het beginsel van het verval wegens fysieke ongeschiktheid om een motorvoertuig te besturen. Indien evenwel door middel van een deskundigenonderzoek bewezen is dat het niet om een totale ongeschiktheid gaat, wil het voorstel de rechter de mogelijkheid schenken de vervallenverklaring te individualiseren zodat deze sanctie aangepast is aan elk bijzonder geval dat zich kan voordoen. Zo kan de rechter de vervallenverklaring alleen uitspreken voor het rijden 's nachts of bij mist of slecht zicht of kan hij verbieden op autowegen of op snelle verkeersassen te rijden. De betrokkene zou evenwel de mogelijkheid behouden zijn voertuig te besturen in de omstandigheden en voorwaarden die niet uitdrukkelijk door het vonnis van vervallenverklaring verboden zijn.

Ook kan de rechter het rijbewijs op grond van de voorgestelde tekst handhaven maar er een aantal voorwaarden aan verbinden zoals bijvoorbeeld de verplichting een bril te dragen of nog de verplichting zich regelmatig aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen. Alle voorwaarden of verbodsregelingen die aan het verval of het behoud van het rijbewijs verbonden zijn, moeten natuurlijk uitdrukkelijk in het vonnis vermeld worden en hebben overeenkomstig de interpretatiebeginselen van het strafrecht een beperkte werking. Op het rijbewijs van de betrokkene zal vanzelfsprekend melding worden gemaakt van het gedeeltelijke rijverbod of van de voorwaarden die bij het vonnis opgelegd zijn, opdat daadwerkelijke controle verricht kan worden.

Dit voorstel zou dan ook de vereisten van rechtvaardigheid en verkeersveiligheid met elkaar kunnen verzoenen.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Dit voorstel regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 42 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« De rechter kan evenwel erkennen dat de lichamelijke ongeschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig niet volledig is. In dat geval kan hij het verval van het recht tot sturen beperken tot verkeerssituaties of -omstandigheden die hij bepaalt, of het behoud van het rijbewijs afhankelijk stellen van de voorwaarden die hij aangeeft. »

Philippe MONFILS.