2-392/2 | 2-392/2 |
28 JUNI 2000
Art. 14
In het 1º van dit artikel de woorden « en mag nooit minder zijn dan 12 maanden » vervangen door de woorden « en mag nooit meer zijn dan 12 maanden ».
Verantwoording
De tekst bepaalt dat de operatoren verplicht zijn de oproepgegevens van telecommunicatiemiddelen gedurende een bepaalde termijn te bewaren. Deze termijn, die nooit minder mag zijn dan 12 maanden, wordt bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en nadat het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is ingewonnen. Deze minimumtermijn legt de operatoren een te zware last op want een jaar is te lang. Bovendien is het vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet wenselijk persoonlijke gegevens zo lang te bewaren.
Art. 14
In het 1º van dit artikel, tussen het woord « ... Partipaties. » en de woorden « Deze termijn wordt bepaald... » de volgende zin invoegen :
« De oproepingsgegevens en de identificatiegegevens worden bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »
Verantwoording
Teneinde zekerheid te bekomen dat de privacy wordt gerespecteerd bij de bepaling door de Koning van de exacte betekenis van genoemde gegevens, moet het advies ingewonnen worden van de Commissie voor de bescherming van de persooonlijke levenssfeer.
De vertegenwoordiger van de minister heeft zijn instemming met deze bekommernis laten blijken na verwijzing naar de oorspronkelijke tekst van het wetsontwerp.
Vincent VAN QUICKENBORNE. |
Art. 6
Het voorgestelde artikel 550bis, § 1, vervangen als volgt :
« § 1. Hij die, terwijl hij weet dat hij daartoe niet gerechtigd is, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden zich toegang verschaft tot een informaticasysteem of zich daarin handhaaft, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot vijfentwintigduizend frank of met een van die straffen alleen. »
Verantwoording
1) Hoofdstuk II van het voorliggend wetsontwerp voert een aantal nieuwe incriminaties in. Bij elk van deze nieuwe misdrijven wordt uitdrukkelijk een bedrieglijk opzet, een oogmerk om te schaden of een verrijking vereist teneinde de strafbaarheid toe te staan. Enkel bij het nieuwe artikel 550bis komt deze voorwaarde te vervallen in het eerste lid van de eerste paragraaf. Het betreft het misdrijf van de ongeoorloofde toegang tot een informaticasysteem.
2) Bovendien wordt een parallellisme ingebouwd met § 2 van het artikel.
Vincent VAN QUICKENBORNE. Nathalie de T'SERCLAES. Jean-François ISTASSE. |
Art. 7
Het voorgestelde artikel 39bis vervangen als volgt :
Artikel 39bis. § 1. Onverminderd de specifieke bepalingen van dit artikel, zijn de regels van dit Wetboek inzake inbeslagneming, met inbegrip van artikel 28sexies, van toepassing op het kopiëren, ontoegankelijk maken en verwijderen van in een informaticasysteem opgeslagen gegevens.
§ 2. Wanneer de procureur des Konings in een informaticasysteem opgeslagen gegevens aantreft die nuttig zijn voor dezelfde doeleinden als de inbeslagneming, maar de inbeslagneming van de drager daarvan evenwel niet wenselijk is worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen verstaan, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de overheid. In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.
§ 3. Hij wendt bovendien de passende technische middelen aan om de toegang tot deze gegevens in het informaticasysteem, evenals tot de kopieën daarvan die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken, te verhinderen en hun integriteit te waarborgen.
Indien deze gegevens strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden, of een gevaar opleveren voor de integriteit van informaticasystemen of gegevens die door middel daarvan worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen, worden deze gegevens enkel gekopieerd en worden zij daarna uit het informaticasysteem verwijderd.
Hij kan evenwel, behoudens in het geval bedoeld in het vorige lid, het verdere gebruik van het geheel of een deel van deze gegevens toestaan, wanneer dit geen gevaar voor de strafvordering oplevert.
§ 4. Wanneer de in § 2 vermelde maatregel niet mogelijk is om technische redenen of wegens de omvang van de gegevens, wendt hij de passende technische middelen aan om de toegang tot deze gegevens in het informaticasysteem, evenals tot de kopieën daarvan die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken, te verhinderen en hun integriteit te waarborgen.
§ 5. De procureur des Konings brengt de verantwoordelijke van het informaticasysteem op de hoogte van de zoeking in het informaticasysteem en deelt hem een samenvatting mee van de gegevens die zijn gekopieerd, ontoegankelijk zijn gemaakt of verwijderd.
§ 6. De procureur des Konings wendt de passende technische middelen aan om de integriteit en de vertrouwelijkheid van deze gegevens te waarborgen.
Gepaste technische middelen worden aangewend voor de bewaring hiervan op de griffie.
Hetzelfde geldt, wanneer gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen in een informaticasysteem, samen met hun drager in beslag worden genomen, overeenkomstig de vorige artikelen. »
Verantwoording
Dit amendement van de regering strekt ertoe de structuur van de bepaling te verhelderen en de inhoud op een aantal punten duidelijker te maken, rekening houdend met de aanneming van het amendement nr. 2 van de heer Erdman.
1. De principiële toepasselijkheid van de gemeenrechtelijke regels inzake inbeslagneming wordt vooropgesteld en gepreciseerd.
2. Inzake de gegevens die uit het systeem worden verwijderd, wordt geëxpliciteerd dat deze eerst worden gekopieerd.
3. Wat het verhinderen van de toegang en het vrijwaren van de integriteit betreft, worden de formuleringen uit het oorspronkelijk ontwerp gehandhaafd, teneinde de verschillende hypothesen duidelijk te onderscheiden.
4. Inzake de bewaring ter griffie wordt niet verwezen naar de modaliteiten van artikel 90septies van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het afluisteren van communicatie, in het bijzonder het bewaren onder verzegelde omslag en het bijhouden van een register met een aantal vermeldingen. Artikel 13 van het ontwerp voorziet ter zake juist in de principiële vervanging hiervan door passende moderne technieken die overigens meer garanties bieden. Het ontwerp legt evenwel een duidelijke verantwoordelijkheid bij de griffies om de in beslag genomen data adequaat te bewaren teneinde de kwaliteit van het bewijsmateriaal te vrijwaren.
De minister van Justitie,
Marc VERWILGHEN.
Art. 6
In het voorgestelde artikel 550bis, § 1, de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. In het eerste lid de woorden « , met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden » invoegen tussen de woorden « Hij die » en de woorden « , terwijl hij weet dat ».
B. Het tweede lid doen vervallen.
Verantwoording
Iemand die zich toegang verschaft tot het computersysteem door overschrijding van zijn bevoegdheid is slechts strafbaar wanneer hij handelt met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden (zie § 2 van het voorgestelde artikel 550bis). Diegene die geen toegang heeft maar zich deze toch verschaft is daarentegen steeds strafbaar, ook al handelt hij niet met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden (§ 1 van het voorgestelde artikel 550bis).
De Raad van State heeft opgemerkt dat aldus « met twee maten wordt gemeten », waardoor, bij gebreke aan objectieve redenen, zich de vraag stelt naar het gelijkheidsbeginsel (Stuk Kamer, 1999/2000, nr. 213/001, blz. 52).
Objectieve redenen voor het onderscheid lijken inderdaad niet voorhanden te zijn. Integendeel het strafrecht bestraft personen die misbruik maken van het vertrouwen dat zij genieten veelal zwaarder. Zo bijvoorbeeld wordt een diefstal zwaarder gestraft wanneer deze gebeurt door een dienstbode of een loondienaar ten nadele van zijn meester (artikel 64 van het Strafwetboek). Naar analogie dient dan ook eerder de persoon die zich toegang verschaft tot een computersysteem door misbruik te maken van zijn toegangsbevoegdheid zwaarder te worden gestraft dan diegene die niet over een dergelijke bevoegdheid beschikt.
Art. 8
In het voorgestelde artikel 88ter, § 1, tweede streepje, de woorden « of indien er een risico bestaat » vervangen door de woorden « en indien er een risico bestaat ».
Verantwoording
Zie het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Stuk Kamer, 1999/2000, nr. 213/004, blz. 90) :
« De commissie is van oordeel dat de uitbreiding van de huiszoeking naar andere informaticasystemen slechts zou mogen plaatsvinden indien de drie in de voorgestelde bepaling genoemde voorwaarden cumulatief aanwezig zijn. »
Het woord « of » in de tekst dient derhalve te worden vervangen door het woord « en ».
Art. 8
Het tweede lid van § 3 van het voorgestelde artikel 88ter doen vervallen.
Verantwoording
Het tweede lid van § 3 van het voorgestelde artikel 88ter laat aan de onderzoeksrechter toe gegevens te kopiëren die zich niet bevinden op het grondgebied van het Rijk.
Een dergelijke bepaling is strijdig met het internationaal recht, zoals aangegeven in het advies van de Raad van State :
« Een van de fundamentele regels van het internationaal recht bepaalt dat een Staat staatsgezag uitoefent op zijn eigen grondgebied, en dat alleen doet, zonder inmenging van enige andere Staat (...). Een Staat mag dus buiten zijn grondgebied geen arrestatie verrichten, noch een proces-verbaal opmaken waarbij een strafbaar feit wordt vastgesteld, noch een onderzoek doen, enz. Dit is vaste internationale rechtspraak » (Stuk Kamer, 1999/2000, nr. 213/001, blz. 45).
« De bepaling dat gegevens die zich in het buitenland bevinden, alleen mogen worden gekopieerd en dat de rechter het ministerie van Justitie dient te waarschuwen, dat op zijn beurt de bevoegde buitenlandse autoriteiten op de hoogte brengt, volstaat niet opdat zulk een onderzoek niet strijdig zal zijn met de regel van het internationaal recht waarnaar hierboven is verwezen. De hot pursuit, een traditionele rechtsinstelling in het internationale zeerecht, waarnaar, weliswaar op grond van analogie, in de bespreking van artikel 88ter verwezen wordt, is evenmin toereikend » (Stuk Kamer, 1999/2000, nr. 213/001, blz. 46).
Bovendien is het zo dat, blijkens artikel 4 van het Strafwetboek, in het buitenland gepleegde misdrijven in beginsel niet strafbaar zijn in België. Hoe kan men dan verantwoorden dat een onderzoeksrechter een zoeking zal mogen uitvoeren in een buitenlands informaticasysteem naar om het even welk misdrijf ? De « buitenlandse » misdrijven die de onderzoeksrechter ter gelegenheid van de zoeking zou vaststellen, zullen door hem immers niet vervolgd kunnen worden vermits de betrokkene er in België, bij toepassing van artikel 4 van het Strafwetboek, in de regel niet voor kan worden gestraft.
Het tweede lid van § 3 van het voorgestelde artikel 88ter dient derhalve te worden geschrapt.
Hugo VANDENBERGHE. Clotilde NYSSENS. |
Art. 14
In het 1º van dit artikel de woorden « van het Rijk » vervangen door de woorden « van de Europese Unie ».
Verantwoording
Binnen de grenzen van de eengemaakte Europese markt lijkt het moeilijk aanvaardbaar dat een lidstaat bepaalt dat gegevens worden bewaard binnen zijn grenzen.
Door de Unie dient te worden vooruitgegaan op het vlak van wederzijdse rechtshulp, zodat op het hele grondgebied van de hele Unie, op een vlotte manier, de gerechtelijke autoriteiten de nodige gegevens in strafrechtelijke onderzoeken kunnen opvragen.
Martine TAELMAN. |
Art. 6
Het voorgestelde artikel 550bis, § 3, 1º, vervangen als volgt :
« 1º hetzij de gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen via het informaticasysteem op enige manier overneemt; »
Verantwoording
Uit de bevraging van de regering is gebleken dat de verzwarende omstandigheid voorzien in 1º de facto altijd zal gerealiseerd worden, aangezien eenieder die zich een toegang verschaft tot een informaticasysteem kennisneemt van gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen.
Dit amendement komt tegemoet aan de bezorgdheid van de regering tegenover personen die zich de toegang hebben verschaft en die de gegevens waarvan ze kennis hebben genomen, overnemen zodat ze desgevallend nog kunnen gebruikt worden.
Dit amendement loopt parallel met artikel 138a van de Nederlandse Wet computercriminaliteit van 1993 waar ook dit aangemerkt wordt als een verzwarende omstandigheid.
Art. 6
Het voorgestelde artikel 550bis, § 3, 2º, vervangen als volgt :
« 2º hetzij enig gebruik maakt van een informaticasysteem van een derde of door tussenkomst van het informaticasysteem de toegang verwerft tot een informaticasysteem van een derde; »
Verantwoording
Dit amendement verwoordt op een duidelijker manier hetgeen de regering voor ogen heeft. Met name, de dader die gebruik maakt van een systeem waarvan hij geen eigenaar is om zich de ongeoorloofde toegang te verschaffen tot het informaticasysteem bedoeld in § 1. Dit maakt een verzwarende omstandigheid uit. De tekst zoals hij in de oorspronkelijke vorm gelibelleerd is, doet uitschijnen dat men vanaf het gebruik van een informaticasysteem verzwaard gestraft moet worden. Hacking en cracking zonder computer bestaan echter niet (F. Deruyck, « Is de wetgever met de wetsontwerpen inzake de informaticacriminaliteit on-line of off-line ? », studiedag VUB, maart 2000, te verschijnen).
Bovendien wordt, naar analogie met de Nederlandse wet (artikel 138a), een verzwarende omstandigheid toegevoegd in het geval dat de ongeoorloofde toegang tot het systeem op haar beurt toegang geeft tot een systeem van een derde.
Art. 6
Het voorgestelde artikel 550bis, § 3, 3º, vervangen als volgt :
« 3º hetzij enige schade, zelfs onopzettelijk, veroorzaakt aan het informaticasysteem of aan de gegevens die via het informaticasysteem worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen; »
Verantwoording
Dit amendement beoogt een kleine wijziging door expliciet te verwijzen naar het systeem waartoe men zich de toegang heeft verschaft of waarin men zich handhaaft.
Er is gekozen om de onopzettelijke schade die wordt veroorzaakt te behouden daar door amendement nr. 3, voor de basisstraf het oogmerk om te schaden of het bedrieglijk opzet in hoofde van de beschuldigde moet bewezen zijn. In dat geval moet hij of zij zich realiseren dat onopzettelijke schade niet verschoonbaar is.
Art. 14
In het 1º van dit artikel de woorden « en mag nooit minder dan 12 maanden » vervangen door de woorden « en mag nooit meer zijn dan 6 maanden ».
Verantwoording
De minimumtermijn moet een maximumtermijn worden. De ontwerptekst staat haaks op het advies van de Raad van State. De Raad van State merkt op dat inbreuken op de persoonlijke levenssfeer hun grond moeten vinden in een wettekst en dus niet in een koninklijk besluit. Het wetsontwerp bepaalt dat de operatoren de gegevens minimum 12 maanden ter beschikking dienen te houden en impliceert dat deze termijn nog kan worden verlengd bij koninklijk besluit. Dit artikel formuleert dus op geen enkele wijze een beperking op de bevoegdheid van de Koning om een bewaartermijn op te leggen. Integendeel, de tekst verleent aan de Koning de bevoegdheid om de wettelijke minimumtermijn nog verder te verlengen.
Met het vaststellen van een minimumbewaartermijn van 12 maanden wijkt de wetgever af van de adviezen van de Privacy-Commissie. Volgens deze is een termijn van drie maanden zoals toegepast in Duitsland in de praktijk voldoende (advies nr. 33/1999 van 13 december 1999). Het wetsontwerp voorziet dat het koninklijk besluit dat de uiteindelijke bewaartermijn vaststelt dient te worden voorgelegd voor advies aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Aangezien deze commissie reeds heeft geadviseerd dat een termijn van 3 maanden voldoende is, mag men ervan uitgaan dat iedere termijn langer dan 12 maanden te lang zal bevonden worden.
De vooropgestelde bewaartermijn (12 maanden) loopt bovendien helemaal niet parallel met hetgeen vastgelegd is in de andere naburige landen. De bewaartermijn die de Belgische wetgever oplegt gaat veel verder dan wat in andere landen voor deze doeleinden aan de telecomoperatoren wordt opgelegd. Weinig landen hebben op dit ogenblik reeds een termijn gedefinieerd gedurende dewelke « oproepgegevens » dienen bewaard te worden voor wetshandhavingsdoeleinden. Nederland staat vooraan in het gebruik van telecomgegevens voor gerechtelijke doeleinden. Niettemin bedraagt de termijn gedurende dewelke de operatoren hun gegevens ter beschikking dienen te houden van de gerechtelijke autoriteiten slechts drie maanden. Ook in Duitsland wordt een termijn van drie maanden toegepast. Met een termijn van 12 maanden, wordt België met andere woorden de absolute koploper op het vlak van de uitholling van het telecomgeheim.
De bewaartermijn houdt geen rekening met de beperkingen van de operatoren en de kosten die moeten worden gemaakt om deze beperkingen ongedaan te maken. Op dit ogenblik houden de meeste operatoren hun gegevens niet langer bij dan 3 tot 6 maanden. Dit is duidelijk gebleken uit de hoorzitting met de vertegenwoordigers van de Internet Service Providers.
Vincent VAN QUICKENBORNE. |
Art. 6
In § 3, 3º, van het voorgestelde artikel 50bis, de woorden « zelfs onopzettelijk » doen vervallen.
Verantwoording
Zodra er sprake is van bedrieglijk opzet, is het overbodig te bepalen wat er moet gebeuren indien de schade onopzettelijk zou zijn veroorzaakt. Zoiets moet niet worden bepaald. Het gaat immers om een vanzelfsprekende zaak.
Nathalie de T'SERCLAES. |
Art. 14
In het 1º van dit artikel, de laatste zin van het eerste lid vervangen als volgt :
« Deze termijn wordt bepaald op 12 maanden. »
Verantwoording
Omwille van de rechtszekerheid dient zowel een minimum als een maximum termijn te worden gehanteerd. Aangezien de wet op bewaring van de privacygegevens ook hierop van toepassing is, is de bewaring van desbetreffende gegevens gedurende deze termijn van 12 maanden enkel dienstig in het kader van het gerechtelijk onderzoek.
Meryem KAÇAR. |
(Subamendement op amendement nr. 11)
Art. 6
Het voorgestelde artikel 550bis, § 3, 3º, vervangen als volgt :
« 3º hetzij enige schade, zelfs onopzettelijk, veroorzaakt aan het informaticasysteem of aan de gegevens die via het informaticasysteem worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen, of aan een informaticasysteem van een derde of aan de gegevens via laatstgenoemd informaticasysteem worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen. »
Verantwoording
Dit subamendement komt tegemoet aan de nood aan explicitering van mogelijke schade ten gevolge van amendement nr. 10.
Vincent VAN QUICKENBORNE. |
(Subamendement op amendement nr. 5)
Art. 6
In § 1 van het voorgestelde artikel 550bis de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De woorden « terwijl het weet dat hij daartoe niet gerechtigd is » vervangen door de woorden « met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden ».
B. De woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « zes maanden » en de woorden « een jaar » vervangen door de woorden « twee jaar ».
C. Het tweede lid doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde tekst trekt ertoe de strafbaarheidsdrempel hoger te leggen voor insiders (die bepaalde toegangsbevoegdheden hebben) dan voor buitenstaanders (Stuk Kamer, nr. 213-001, 99-00, blz. 16).
Dit verschil in behandeling kan door geen enkel objectief gegeven worden verantwoord (zie ook het advies van de Raad van State, Stuk Kamer, nr. 52, 99-00).
Het moreel gegeven dat bepalend is voor de strafbaarstelling moet door de wetgever dus in dezelfde bewoordingen worden gedefinieerd (en de straffen moeten dezelfde zijn). Dit doet geenszins afbreuk aan de vrijheid van de hoven en rechtbanken die bepaalde gedragingen strenger of minder streng kunnen beoordelen naargelang het gaat om buitenstaanders of insiders die het systeem binnendringen. De formulering van de wet moet een zo ruim mogelijke beoordeling mogelijk maken. De woorden « met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden » vervullen precies die functie. Zij maken de bewuste wederrechtelijke toegang tot het systeem strafbaar (zie hiervoor Lamy informatique 2000, nr. 3120, blz. 1765).
Clotilde NYSSENS. |
(Subamendement op amendement nr. 4 van de regering)
Art. 7
Paragraaf 3, tweede lid, van het voorgestelde artikel 39bis vervangen als volgt :
« § 3. Indien de gegevens het voorwerp van het misdrijf vormen of voortgekomen zijn uit het misdrijf en indien de gegevens strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden, of een gevaar opleveren voor de integriteit van informaticasystemen of gegevens die door middel daarvan worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen, wendt de procureur des Konings alle passende technische middelen aan om deze gegevens ontoegankelijk te maken. »
Verantwoording
De voorgestelde wijziging door het amendement nr. 4 van de regering lijkt afbreuk te doen aan de beslissingsmacht van de onafhankelijke rechter bij een materiële einduitspraak over het feit, precies door het woord « verwijderen ». In die zin sluit het subamendement aan bij de verantwoording van de heer Erdman bij zijn amendement nr. 2. Enkel een onafhankelijke rechter kan gegevens vernietigen en verwijderen.
Bovendien zijn de woorden « ontoegankelijk maken » voldoende ruim om verschillende maatregelen toe te staan aan de procureur des Konings. Hiervoor zij gerefereerd aan het nieuw voorgestelde artikel 125o Strafvordering in Nederland waar men « ontoegankelijk maken » al meest technisch onafhankelijk aanziet : « Onder ontoegankelijkmaking van gegevens » wordt verstaan het treffen van maatregelen ter voorkoming dat de beheerder van dat geautomatiseerd werk of derden verder van die gegevens kennisnemen of gebruikmaken, alsmede ter voorkoming van de verdere verspreiding van die gegevens. Onder ontoegankelijkmaking wordt mede verstaan het verwijderen (wissen) van de betrokken bestanden, met behoud van een kopie voor Justitie (artikel 125o, tweede lid).
Dit is de meest voor de hand liggende maatregel. De definitie van ontoegankelijkmaking laat daarnaast echter allerlei andere maatregelen toe, mits die kunnen strekken ter voorkoming van de verdere kennisneming enz. van die gegevens. Een voorbeeld van zulke andere maatregelen is het met behulp van zogenaamde encryptietechnieken als het ware een « slot » zetten op de betrokken bestanden, zodat de beheerder en andere gebruikers van de computer er geen toegang meer toe hebben. Daarnaast is bijvoorbeeld denkbaar dat de toegangspoort van de betrokken computer (tijdelijk) onbruikbaar wordt gemaakt. In iedere situatie zal moeten worden beoordeeld welke maatregel het meest effectief is.
Vincent VAN QUICKENBORNE. |
Art. 8
In § 1 van het voorgestelde artikel 88ter de woorden « hetzij in het kader van een huiszoeking, hetzij anderszins », vervangen door de woorden « in het kader van een huiszoeking ».
Verantwoording
Indien de voorgestelde paragraaf, in geval van een huiszoeking bevolen door een onderzoeksrechter, voorziet in de mogelijkheid om de zoeking uit te breiden naar een informaticasysteem dat zich op een andere plaats bevindt, zijn de woorden « hetzij anderszins » overbodig. De toevoeging van die woorden zou niet nader gespecificeerde onderzoekshandelingen kunnen dekken, wat principieel onaanvaardbaar is.
Nathalie de T'SERCLAES. |
Art. 14
In het 1º van dit artikel het voorgestelde laatste lid doen vervallen.
Verantwoording
Dit amendement strekt ertoe te vermijden dat nodeloze beperkingen aan het economische leven worden opgelegd. Het is evenwel vanzelfsprekend dat de bedoelde gegevens in België beschikbaar moeten worden gesteld aan de bevoegde overheden, wanneer hierom wordt verzocht in het kader van de maatregelen bedoeld in de artikelen 46bis en 88bis van het Wetboek van Strafvordering.
Martine TAELMAN. |