2-445/2

2-445/2

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

8 JUNI 2000


Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag houdende het statuut van de Europese Scholen en met de Bijlagen I en II, gedaan te Luxemburg op 21 juni 1994


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR DE HEER GALAND


I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Het verdrag komt in de plaats van het statuut van de Europese School dat in 1957 werd goedgekeurd.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke statuut zijn :

­ De deelneming van de Europese Gemeenschap aan het verdrag. Het oorspronkelijke statuut was een intergouvernementele overeenkomst waarbij de Europese Gemeenschappen geen partij waren. De Commissie vond dit onaanvaardbaar omdat de Europese Gemeenschap voor ongeveer 67 % bijdraagt aan de begroting van de scholen.

­ Het verdrag geeft meer uitleg over de financieringsbronnen van de Europese Scholen : subsidie van de Europese Gemeenschappen, bijdragen van de lidstaten in de vorm van de doorbetaling van de bezoldigingen van de gedetacheerde leerkrachten (op nationaal niveau moet de bezoldiging door de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap worden betaald), schoolgelden, bijdragen van niet-communautaire organisaties waarmee de raad van bestuur een overeenkomst heeft gesloten. Het verdrag bepaalt dat naast de doorbetaling van de bezoldigingen ook nog andere financiële bijdragen ten laste kunnen worden gelegd van de lidstaten; over deze aanvullende bijdragen moet evenwel met eenparigheid van stemmen door de raad van bestuur worden beslist.

­ Er wordt afgestapt van het systeem van eenparigheid van stemmen bij de besluitvorming in de raad van bestuur, dat, behalve in uitzonderlijke gevallen, wordt vervangen door het systeem van de tweederde meerderheid. Op verzoek van België staat in het verdrag dat voor de goedkeuring van een besluit dat de specifieke belangen van een lidstaat raakt, zoals de uitbreiding of de sluiting van een school op haar grondgebied, is vereist dat de vertegenwoordiger van het land voor dit besluit stemt.

­ De instelling van een orgaan ter vertegenwoordiging van het personeel alsook een verdergaande inspraak van de ouders van leerlingen.

­ De invoering van een meer verfijnde juridische regeling voor het oplossen van geschillen.

­ De verbetering van de werkwijzen van de organen van de Europese Scholen.

­ De invoering van mechanismen voor het sluiten van overeenkomsten tussen de Europese Scholen en publiekrechtelijke organisaties en instellingen.

In het verdrag staat bovendien dat over de oprichting van een school met eenparigheid van stemmen moet worden beslist en dat de vestigingsplaats in onderling overleg met de ontvangende lidstaat moet worden vastgelegd. Voordat een nieuwe school wordt geopend, moet er een overeenkomst worden gesloten tussen de raad van bestuur van de Europese Scholen en de ontvangende lidstaat over de gratis terbeschikkingstelling en het onderhoud van de lokalen. Deze verplichting dient enkel tot bevestiging van een bestaand gebruik.

II. BESPREKING

Een lid vindt dat men dient te voorkomen dat de Europese Scholen getto's worden waar alleen kinderen uit begunstigde milieus terechtkomen. Hij wil dat de Senaat, ook al valt het onderwijs onder de bevoegdheid van de gemeenschappen, de nadruk legt op het feit dat deze scholen open moeten staan voor de buitenwereld, om de jongeren te helpen zich werkelijk Europeaan te voelen.

III. STEMMINGEN

De artikelen 1 en 2, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Paul GALAND. Marcel COLLA.