2-299/1

2-299/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

17 JANUARI 2000


Voorstel van resolutie inzake de ratificatieprocedure van het facultatief protocol bij het VN-Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw

(Ingediend door mevrouw Kathy Lindekens c.s.)


TOELICHTING


Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminiatie werd in december 1979, nu twintig jaar geleden, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het verdrag beoogt de discriminatie van vrouwen op verschillende terreinen ­ zoals politiek, onderwijs, huwelijksrecht, gezondheidszorg, arbeidsparticipatie en loon, sociale zekerheid en rechtspraak ­ uit te bannen.

Het verdrag voorziet in een vierjaarlijkse rapporteringsplicht voor de Staten die partij zijn, over de vooruitgang inzake de toepassing ervan. Tot hiertoe was het echter niet mogelijk de toepassing van de rechten van de vrouw, zoals bepaald in het verdrag, ook juridisch af te dwingen.

Reeds tijdens het opstellen van het verdrag heeft de Belgische delegatie voorgesteld om in een individueel klachtrecht te voorzien. Op die suggestie werd toen niet ingegaan. Zowel tijdens de Wereldconferentie voor Mensenrechten (Wenen, 1993) als tijdens de Vierde Wereldconferentie voor de Vrouw (Beijing, 1995) werd voorgesteld om een protocol bij het verdrag op te stellen, dat particulieren de mogelijkheid moet bieden om klacht neer te leggen wegens schendingen van het verdrag.

In 1996 werd, in de schoot van de commissie voor de status van de vrouw van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties een werkgroep opgericht voor het uitwerken van een ontwerp van facultatief protocol. Na jaren van zware discussies werd de ontwerptekst op 12 maart 1999 bij consensus aanvaard. De Belgische delegatie speelde een actieve en inspirerende rol bij de onderhandelingen.

Dit individueel klachtrecht is gebaseerd op soortgelijke mechanismen voor andere mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties. Het geeft de slachtoffers van schendingen (individuen of groepen van individuen) van in het verdrag vastgelegde rechten de mogelijkheid om de Staat die de overtredingen beging aan te klagen bij het door het verdrag opgerichte comité, na uitputting van de nationale rechtsmiddelen. Het comité kan, bij voldoende aanwijzigingen, een onderzoek instellen. Indien de bevoegde onderzoekscommissie vaststelt dat de schendingen ernstige vormen aannemen en op systematische wijze plaatsgrijpen, kan het comité onderzoekers ter plekke sturen. Wel moet de Staat die beschuldigd wordt, zijn formele toestemming geven om de onderzoekers tot zijn grondgebied toe te laten. Ook heeft die Staat inspraak bij de keuze van de onderzoekers en heeft hij het recht die te wraken. Wanneer onderzoek uitwijst dat de feiten bewezen zijn en de klacht aanvaard wordt, moet de Staat die schendingen ongedaan maken door wijzigingen in de wetgeving aan te brengen of door tradities en gewoonten, die de Staat op morele gronden erkende en eerbiedigde, af te bouwen.

Op 6 oktober 1999 werd dit nieuwe mensenrechteninstrument door de Algemene Vergadering goedgekeurd. Het staat open ter ondertekening door de Staten die reeds partij zijn bij het basisverdrag. Op 10 december, de internationale dag voor de mensenrechten, heeft België, samen met andere landen, het facultatief protocol tijdens een officiële ceremonie te New York ondertekend. Het protocol treedt in werking zodra tien landen het geratificeerd hebben. België zou, gezien de rol die ons land in dit proces gespeeld heeft bij die tien landen moeten zijn.

Kathy LINDEKENS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. overwegende dat het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in december 1979, discriminatie op basis van geslacht in welke vorm dan ook veroordeelt, en de verdragspartijen oproept om onverwijld met alle passende middelen een beleid te voeren dat gericht is op de uitbanning van de discriminiatie van vrouwen;

B. overwegende dat het facultatief protocol bij het voornoemde verdrag, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in oktober 1999, een individuele klachtrechtprocedure en een onderzoeksprocedure instelt voor ernstige of systematische schendingen van de mensenrechten van vrouwen door een lidstaat die het protocol geratificeerd heeft;

C. overwegende dat het facultatief protocol, door een individu of groep van individuen de mogelijkheid te geven klacht neer te leggen naar aanleiding van het in gebreke blijven van de Staat inzake de toepassing van het verdrag, de afdwingbaarheid van het verdrag zelf versterkt;

D. overwegende dat het aannemen van het facultatief protocol een wezenlijke bijdrage is tot de bescherming en verzekering van de mensenrechten, en van de rechten van de vrouw in het bijzonder;

E. overwegende dat België een voortrekkersrol heeft gespeeld bij de totstandkoming van dit juridisch instrument en dat onze nationale delegatie een actieve en inspirerende rol heeft gespeeld tijdens de onderhandelingen;

F. overwegende dat België de tekst van het facultatief protocol op 10 december 1999 officieel ondertekend heeft;

verzoekt de regering :

1. de voortrekksersrol van België te bestendigen door te verzekeren dat ons land tot de eerste tien landen zal behoren die het facultatief protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw ratificeren, opdat het protocol effectief in werking zou kunnen treden;

2. het wetsontwerp inzake instemming met dit facultatief protocol zo snel mogelijk bij de Senaat in te dienen;

3. de datum van 1 juni 2000 als uiterste datum voor ratificatie voorop te stellen, opdat de Belgische delegatie dit bekend zou kunnen maken tijdens de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, ter opvolging en evaluatie van de Wereldconferentie voor de Vrouw van Beijing, die zal plaatsvinden te New York van 5 tot 9 juni 2000;

4. een informatie- en sensibiliseringscampagne op te zetten, samen met de niet-gouvernementele organisaties, om dit juridisch instrument bij het brede publiek bekend te maken.

Kathy LINDEKENS.
Iris VAN RIET.
Mimi KESTELIJN-SIERENS.
Sabine de BETHUNE.
Erika THIJS.
Marie-José LALOY.
Christine CORNET d'ELZIUS.
Meryem KAÇAR.
Magdeleine WILLAME-BOONEN.