1-239 | 1-239 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 21 JANVIER 1999 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 21 JANUARI 1999 |
De voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Loones.
Minister Colla antwoordt namens zijn beide collega's.
Het woord is aan de heer Loones.
De heer Loones (VU). Mijnheer de voorzitter, treurig is mijn lot. Nu slaag ik erin een vraag te stellen aan twee vrouwelijke ministers en dan krijg ik het antwoord van een man.
Mijn vraag gaat dus over het taalgebruik in documenten die opgesteld zijn door het Fonds voor bestaanszekerheid in de bouw. Dit fonds betaalt onder meer de vergoedingen uit ter compensatie van verlof. Een aantal werknemers melden dat de formulieren die ze toegezonden krijgen, eentalig zijn en opgesteld in de taal van de werkgever, meer bepaald in de taal die de werkgever heeft gekozen bij zijn inschrijving bij de RSZ. Dit betekent dat Franstalige bouwvakkers die in Wallonië wonen, hun formulieren eentalig in het Nederlands ontvangen, indien ze werken voor een werkgever die bij zijn RSZ-inschrijving voor de Nederlandse taalrol heeft gekozen. Idem dito voor Vlaamse bouwvakkers die werken voor een bouwfirma met Franse inschrijving, wat wel meer zal gebeuren.
Daarom kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen.
Klopt het dat de betrekkingen tussen werknemers en RSZ en/of Fonds voor bestaanszekerheid in de bouw enkel kunnen verlopen in de taal die de werkgever heeft gekozen bij zijn inschrijving bij de RSZ ?
Klopt het dat de werkgevers bij deze inschrijving moeten kiezen tussen de Nederlandse en de Franse taalrol ? Waarom kunnen ze geen tweetalig stelsel aannemen, indien ze werknemers van de beide taalgemeenschappen hebben ?
Hoe kan de minister verantwoorden dat briefwisseling tussen werknemers en een officiële instantie niet gebeurt in de taal van de werknemer, met alle moeilijkheden vandien ?
Welk toezicht kan de overheid in deze context uitoefenen op het Fonds voor bestaanszekerheid in de bouw ? Kan ze enkel een inbreuk op de taalwetgeving vaststellen ?
Welke maatregelen kan de minister nemen om één en ander op een voor de werknemers gemakkelijkere manier te laten verlopen ?
De voorzitter. Het woord is aan minister Colla.
De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. Mijnheer de voorzitter, de antwoorden van collega Smet en collega De Galan zijn gelijklopend. Ik zal u het antwoord van collega De Galan voorlezen.
Allereerst merkt collega De Galan op dat het Fonds voor bestaanszekerheid in de bouw valt onder de bevoegdheid van de minister van Tewerkstelling en Arbeid en dat de RSZ onder haar bevoegdheid ressorteert.
In antwoord op de eerste twee vragen meldt ze dat de werkgever bij zijn inschrijving bij de RSZ moet kiezen tussen de Nederlandse en de Franse taalrol. Hierbij worden de wet op het taalgebruik in administratieve aangelegenheden, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 18 juli 1966, en het Vlaams decreet van 19 juli 1973 toegepast. Enkel een werkgever uit de publieke sector kan een tweetalige inschrijving bekomen.
Voor de betrekkingen met de particulier, inzonderheid de werknemer, moet de RSZ normaal gebruik maken van een van de drie officiële landstalen die door de betrokkene wordt gebruikt. Om organisatorische redenen kiezen sommige diensten van de RSZ voor de taal die door de werkgever werd gekozen. Documenten van het Fonds voor bestaanszekerheid worden aan de werkgever verstrekt in de taal die hij bij zijn inschrijving bij de RSZ heeft gekozen. Indien nodig kan de werkgever voor zijn anderstalige werknemers van het fonds een document in de andere taal krijgen.
Tot slot voegt collega De Galan eraan toe dat het probleem van het taalgebruik in de communicatie tussen de instellingen van de sociale zekerheid en de verzekerden zal worden onderzocht in het kader van de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Loones voor een repliek.
De heer Loones (VU). Mijnheer de voorzitter, het komt er eigenlijk op neer dat het aan de werkgever wordt overgelaten om zich eventueel in een andere taal tot zijn werknemer te richten. Een Nederlandstalige werknemer zal misschien nog iemand in zijn buurt vinden om de documenten te vertalen, maar het tegenovergestelde kan ik mij moeilijk inbeelden. Er zal dus een nauwgezet toezicht moeten komen want de werknemer moet het formulier dat hij toegestuurd krijgt, kunnen begrijpen.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.