1-1238/1 | 1-1238/1 |
21 JANUARI 1999
De staatshervorming is geen eenmalig feit, eens en voor altijd gegeven. Het huidige Belgische federale niveau beantwoordt niet aan de noden van de burgers en functioneert onvoldoende als een democratische rechtsstaat. Dit voorstel wil de instellingen omvormen tot een confederatie én hun werking radicaal democratiseren : zo is het meteen de juridische aanzet tot een nieuw maatschappelijk project.
De volgende hoofdbekommernissen liggen aan de basis van onze visie op de institutionele ontwikkelingen.
* Een eigen Vlaamse fiscaliteit
Op dit ogenblik komt slechts 9 % van de Vlaamse middelen voort uit eigen belastingen. Hiermee verweven is de wens om komaf te maken met ongerechtvaardigde transfers, waar dan de bereidwilligheid tegenover staat om tot een redelijke, doorzichtige en objectieve solidariteit te komen. Dit mechanisme mag nooit tot gevolg hebben dat de ontvangende deelstaat per hoofd meer kan besteden dan de betalende deelstaat.
* Coherente bevoegdheden
Teveel Vlaamse maatregelen blijven zonder gevolg omdat de Belgische overheid belangrijke delen van de oplossing in handen heeft (bijvoorbeeld wetenschapsbeleid, buitenlandse handel, statistiek, ontwikelingssamenwerking, economie en energie, landbouw, tuinbouw, visserij, communicatiebeleid, verkeersbeleid en vooral ook justitie en sociale zekerheid).
* De erkenning als volwaardige (deel)staat
Het gaat hier over het principe van de niet-inmenging in elkaars bevoegdheden en territorium (initiatieven van de Franse Gemeenschap in de Vlaamse Rand, de faciliteiten), het meebeslissen over grondwetswijzigingen, de volle bevoegdheid inzake kies- en andere institutionele wetgeving en de internationale vertegenwoordiging (onder meer bij de Europese Unie).
* Brussel
Tegenover de garanties die de meerderheid van 60 % Vlamingen op het federale vlak biedt aan de minderheid van 40 % Franstaligen, staan te weinig Vlaamse garanties in de hoofdstad Brussel.
Om al deze redenen willen wij 6 miljoen Vlamingen de volle verantwoordelijkheid geven voor de uitbouw van een sociaal-rechtvaardige, welvarende en democratische staat. Deze ruime verklaring moet dan ook de mogelijkheid scheppen om een confederatie tussen Vlaanderen en Franstalig België tot stand te brengen. Een dergelijke confederatie veronderstelt een akkoord tussen Vlamingen en Franstalige Belgen over de bevoegdheden die aan de confederatie worden toegewezen, over de hoofdstad Brussel en over de wederzijdse solidariteit.
Het tweede luik van onze voorstellen beoogt een radicale democratisering van de instellingen om zo een antwoord te geven op de nieuwe maatschappelijke vraagstukken. Deze democratisering dient te verlopen volgens vier lijnen : garanties voor een toegankelijke, correcte en democratische administratie; een economie voor de mens; een rechtvaardig gerecht en een doorzichtige politiek.
De voorgestelde grondwettelijke verankering heeft betrekking op :
* het inschrijven van de rechten van het kind en van de paritaire democratie;
* het inschrijven van onmiddelijk stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen voor alle niet-Belgen;
* een andere verhouding tussen regering en parlement met een machtig parlement en een rechtstreeks verkozen regeringscoalitie, de afschaffing van de staatkundige rol van de monarchie, het voorzitterschap van het parlement voor een lid van de oppositie, de versterking van het individuele parlementslid, de evocatie van uitvoeringsbesluiten, het onwettig maken van het gebruik van volmachten, de beperking van de duur van het ministerambt, de wijziging van het terugkeermechanisme voor ministers en de invoering van volksvoorstellen en beslissende volksraadplegingen;
* een grotere toegankelijkheid tot het gerecht (één rechtbank per arrondissement die bevoegd is om in eerste aanleg te oordelen over alle geschillen);
* het verlenen door het parlement van een onderhandelingsmandaat voor verdragen.
Dit voorstel bevat de juridische aanzet om al deze ideeën in ons staatsbestel in te voeren en meteen grondwettelijk te verankeren.
Het opschrift moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (terminologie - in dit geval de naam van de basisakte). In deze confederatie bepalen Vlaanderen en Franstalig België, vanuit hun eigen autonomie, de samenwerking in de confederatie, de solidariteitsmechanismen tussen beide en de overdracht van bevoegdheden naar de confederatie en de Europese Unie en behoudt Brussel zijn plaats als hoofdstad van Vlaanderen en als hoofdstedelijk gebied.
De omvorming van een federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten, in een confederatie tussen Vlaanderen en Franstalig België heeft, naast grondige inhoudelijke wijzigingen, ook louter terminologische wijzigingen tot gevolg. Het spreekt voor zich dat dit verder niet telkens herhaald zal worden; artikelen die niet voor herziening vatbaar verklaard worden, kunnen uiteraard met toepassing van artikel 198 Grondwet aangepast worden.
Artikel 1 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (staatsvorm + samenstelling).
Artikel 2 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (gemeenschappen).
Artikel 3 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (gewesten).
Artikel 4 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (taalgebieden, bijzondere meerderheidswetten). Het weze in dit licht opgemerkt dat de indieners de taalgebieden op zich niet wensen te wijzigen, maar dat er wijzigingen aangebracht dienen te worden aan de verschillende beschermingsmechanismen waarbij de notie taalgebieden een rol speelt (bijvoorbeeld het systeem van de bijzondere meerderheidswetten).
Artikel 5 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (gewesten + indeling grondgebied). Bij de overdracht blijft de verticale werking van de voorbehouden bevoegdheid behouden (met andere woorden, het parlement kan zijn bevoegdheden niet aan de regering delegeren); de horizontale werking wordt omgekeerd (met andere woorden, terwijl vandaag het federale parlement bevoegd is, zijn voortaan de parlementen van de deelstaten bevoegd).
Deze opmerking wordt verder bij artikelen die eveneens voor herziening vatbaar verklaard worden, niet telkens herhaald. Aangezien dit voorstel ervan uitgaat dat artikel 35 voortaan op uitputtende wijze de federale bevoegdheden vastlegt, is deze opmerking eveneens geldig in het kader van de impliciete wijziging van de artikelen 6, 7, 9, 10, 21, 22, 26, 38, 39, 54, 61, 66, 71, 77, 82, 89, 107, 112, 117, 118, 123, 127, 128, 129, 131, 134, 136, 137, 140, 141, 143, 163, 165, 169, 172, 176, 177, 178, 179, 190, 191 en 192.
Het derde lid dient geschrapt te worden aangezien deze bepaling werd bij grondwetsherziening van 1970 ingevoerd voor een aangelegenheid die thans bij wet is geregeld.
De wijziging past eveneens in de aanpassing van het statuut van Brussel.
Er bestaat aanleiding tot wijziging van titel II van de Grondwet, om nieuwe artikelen in te voegen betreffende de rechten van het kind en de expliciete afschaffing van de doodstraf.
Artikel 8 betreffende de politieke rechten en de nationaliteit moet worden herzien om de bevoegdheden inzake de politieke rechten over te dragen (concept « Vlaams burgerschap »), specifiek ook met het oog op de toekenning van stemrecht op gemeentelijk niveau aan niet-Belgen.
Het concept « Vlaams burgerschap » veronderstelt een impliciete wijziging van artikel 9.
Artikel 11 moet worden herzien om het non-discriminatiebeginsel te versterken; meer bepaald moeten de categoriëen die beschermd worden (nu beperkt tot de ideologische en filosofische minderheden) uitgebreid worden.
De laatste paragraaf van artikel 21 moet worden herzien om de bevoegdheden inzake het burgerlijk huwelijk over te dragen en om het principe inzake het voorafgaan ervan aan de huwelijkszegening af te schaffen.
Artikel 25 moet worden herzien om de waarborgen van de drukpers uit te breiden tot andere informatiemiddelen (audio-visuele persvrijheid).
Artikel 28 moet worden herzien in het kader van de omvorming van de verzoekschriften tot volksvoorstellen.
Artikel 29 moet worden herzien om de bevoegdheden inzake briefgeheim over te dragen en met het oog op de uitbreiding van de onschendbaarheid van het briefgeheim tot andere informatiemiddelen.
Artikel 30 moet worden herzien om de bevoegdheden inzake taalgebruik over te dragen.
Artikel 32 moet worden herzien om het principe van de openbaarheid van de besluitvorming nog verder te expliciteren en te versterken.
Er bestaat aanleiding tot wijziging van titel III om nieuwe artikelen in te voegen betreffende een redelijke verhouding tussen mannen en vrouwen bij de deelneming aan de politieke besluitvorming, de garantie van een toegankelijke, correcte en democratische administratie, de toekenning aan het parlement van een evocatierecht op uitvoeringsbesluiten en een beperking van de duur van een ministerambt.
De garantie van een toegankelijke, correcte en democratische administratie kan door het beleid vertaald worden in :
een veralgemening van het principe van de automatische toekenning van rechten;
de bevordering van inspraak;
coördinatie van de verschillende administraties (terugdringen bureaucratie, vereenvoudiging wetgeving, eenvormigheid werking administratie);
een betere uitbouw en responsabilisering van de administratie;
het beroep op een wervingssecretariaat;
voortdurende bijscholing van de administratie;
een registratieplicht inzake inmenging in dossiers en procedures;
een spreekplicht voor ambtenaren;
een beroep inzake tuchtprocedures;
de invoering van sociale verkiezingen;
een sociaal huis-ombudsdienst per gemeente;
afslanking van de kabinetten.
Artikel 35 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie. In het nieuwe artikel moeten de toegewezen bevoegdheden voor het confederale niveau op uitputtende wijze ingeschreven worden; er zijn dus ook niet langer bijzondere wetten met opgesomde bevoegdheden voor Vlaanderen en Franstalig België.
De wijziging van dit artikel veronderstelt eveneens een impliciete wijziging van de artikelen 38 (bijzondere wet gemeenschappen), 39 (bijzondere wet gewesten), 74 en 77 (bevoegdheidsregeling Kamer en Senaat), 89 (civiele lijst ), 112 (monetaire bevoegdheid), 127, 128 en 129 (gemeenschapsbevoegdheden), 131 (discriminatie om ideologische en filosofische redenen), 134 (gewestbevoegdheden), 141 (voorkoming bevoegdheidsconflicten), 143 (voorkoming en regeling belangenconflicten), 179 (pensioenen), 181 (erediensten), 191 (bescherming van vreemdelingen) en 192 (eedformules).
Artikel 36 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (omvorming van Kamer en Senaat tot één wetgevend orgaan op het niveau van de confederatie). De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 42, 43, 47, 48, 49, 51, 54, 58, 60, 61, 65, 66, 67, 69, 70, 71, 73, 75, 76, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 85, 86, 87, 90, 91, 92, 93, 95, 100 en 174.
Tevens moet de staatkundige rol van de monarchie worden afgeschaft (maakt niet langer deel uit van de wetgevende macht; deze macht is in handen van regering en parlement).
Daarnaast moet een beslissend referendum op volksinitiatief (op het niveau van de confederatie) ingevoerd worden.
Artikel 37 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (omvorming van de federale regering in een uitvoerend orgaan op het niveau van de confederatie) en met het oog op de afschaffing van de staatkundige rol voor de monarchie (niet langer bekleed met de uitvoerende macht; deze macht is uitdrukkelijk in handen van de regering).
De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 97, 98, 99, 101, 102 en 106.
Artikel 38 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (vervanging van het concept « gemeenschappen » door een concept « Vlaanderen en Franstalig België »).
Hierdoor worden de gemeenschaps- en gewestraden en -regeringen vervangen door volwaardige parlementen en regeringen van Vlaanderen en Franstalig België.
De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 115 (de raden), 116 (constitutieve autonomie), 117 (verkiezingen), 118 (verkiezing, samenstelling en werking van de raden), 121 (gemeenschaps- en gewestregeringen), 122 en 123 (samenstelling en werking van de regering), 124 (politieke onverantwoordelijkheid) en 126 (staatssecretarissen).
Deze wijzigingen moeten onder meer de volgende inhoudelijke elementen van een verdere democratisering invoeren : een volwaardige Vlaamse grondwet, een nationale kieskring, een systeem waarbij de Vlaamse regering rechtstreeks gekozen wordt, een beslissend referendum op volksinitiatief (op het niveau van Vlaanderen en Franstalig België) en een doorgedreven decumul.
Artikel 39 moet worden herzien in het kader van de opheffing van de federale staat en de vervanging door een confederatie (vervanging van het concept « gewesten » door een concept « Vlaanderen en Franstalig België »). Zie de nadere toelichting bij artikel 38.
Artikel 40 moet worden herzien met het oog op de overdracht van het bevoegdheidsdomein justitie.
De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 12 (vervolging en aanhouding), 13 (rechtstoegang), 14 (strafbepaling), 15 (huiszoekingen), 16 (onteigening), 110 en 111 (genaderecht), 145 (geschillen burgerlijke rechten), 146 (inrichting rechtbanken, ook met het oog op de invoering van één rechtbank per arrondissement die bevoegd is om in eerste aanleg te oordelen over alle geschillen), 151 (benoemingen en aanwijzingen), 152 (pensioenen van de rechters), 153 (openbaar ministerie), 154 (wedden), 155 (onverenigbaarheden), 156 (indeling van de hoven van beroep), 157 (organisatie rechtbanken) en 161 (oprichting van administratieve rechtscolleges).
Artikel 41 moet worden herzien om de volgende inhoudelijke elementen van een verdere democratisering in te voeren : de creatie van een nieuw democratisch verkozen, intermediair bestuursniveau, een doorgedreven decentralisering van de besluitvorming (versterking van de gemeenten) en de invoering van een beslissend referendum op volksinitiatief (op het niveau van de lokale besturen). Ook moeten de beginselen en de bevoegdheden inzake de organieke wetgeving op de gemeenten en de provincies overgedragen worden.
Al deze wijzigingen veronderstellen een impliciete wijziging van de artikelen 6, 7, 41, 162 en 165.
De artikelen 44, 45 en 46 moeten worden herzien met het oog op het wijzigen van de verhouding tussen regering en parlement, ter versterking van de parlementaire democratie (bijeenroeping, verdaging en ontbinding van de Kamers).
Artikel 50 moet worden herzien om het terugkeermechanisme voor ministers te wijzigen.
Artikel 52 moet worden herzien met het oog op het toekennen van het voorzitterschap van het parlement aan een lid van de oppositie.
Artikel 56 moet worden herzien om de mogelijkheid van de uitoefening van het recht van onderzoek op vraag van de oppositie in te schrijven. Dit veronderstelt een impliciete wijziging van artikel 53.
Artikel 57 moet worden herzien in het kader van de omvorming van de verzoekschriften tot volksvoorstellen.
Artikel 59 moet worden herzien omdat de bestaande regeling geen zorgvuldige afweging maakt van het belang van de vooruitgang van de rechtsbedeling tegenover het belang van de bescherming van de betrokkene en van zijn medewerking aan de besluitvorming.
Artikel 62 moet worden herzien met het oog op de afschaffing van de opkomstplicht en de overdracht van de bevoegdheden inzake verkiezingsaangelegenheden.
Artikel 63 moet worden herzien met het oog op de overdracht van de bevoegdheden inzake verkiezingsaangelegenheden en de horizontale splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
Artikel 68 moet worden herzien met het oog op de afschaffing van de opkomstplicht.
Artikel 72 moet worden herzien met het oog op de afschaffing van de staatkundige rol voor de monarchie (senatoren van rechtswege).
Artikel 96 moet worden herzien met het oog op de afschaffing van de staatkundige rol voor de monarchie (benoeming federale ministers). De wijziging van dit artikel veronderstelt eveneens een impliciete wijziging van artikel 88.
Artikel 103 moet worden herzien met het oog op de inhoudelijke aanpassing van de regeling.
Artikel 104 moet worden herzien met het oog op de afschaffing van de staatkundige rol voor de monarchie (benoeming federale staatssecretarissen).
Artikel 105 moet worden herzien om het systeem van bijzondere machten onmogelijk te maken.
Artikel 113 moet worden herzien om het systeem van adeldom af te schaffen.
Artikel 125 moet worden herzien met het oog op de inhoudelijke aanpassing van de regeling.
Artikel 130 moet worden herzien om het statuut van de Duitstalige Gemeenschap te regelen binnen de confederatie. Dit statuut moet de Duitstaligen alle mogelijke garanties geven voor de bescherming van de eigen taal en cultuur.
De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 139 en 140.
Artikel 132 moet worden herzien met het oog op de invoering van volksvoorstellen.
Artikel 135 moet worden herzien om het statuut van Brussel binnen de confederatie te regelen. Dit statuut berust op een gezamenlijk bestuur door Vlaanderen en Franstalig België.
De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 136, 137, 138, 163, 166.
Artikel 142 moet worden herzien met het oog op het overdragen van de bevoegdheden inzake het Arbitragehof en de organisatie van het recht van onderzoek op vraag van de oppositie (beoordeling van de vraag door het Arbitragehof).
Artikel 147 moet worden herzien met het oog op het overdragen van de bevoegdheden inzake het Hof van Cassatie.
Artikel 148 moet worden herzien om de waarborgen van de drukpers uit te breiden tot de andere informatiemiddelen.
Artikel 150 moet worden herzien om het systeem van het berechten van misdrijven door de jury te wijzigen.
Artikel 158 moet worden herzien met het oog op het overdragen van de bevoegdheden inzake het Hof van Cassatie (bevoegdheden van het Hof van Cassatie).
Artikel 160 moet worden herzien met het oog op het overdragen van de bevoegdheden inzake de Raad van State.
Artikel 166 moet worden herzien omdat de Brusselse agglomeratie reeds lang is afgeschaft.
Artikel 167 moet worden herzien om de internationale bevoegdheden verder over te dragen (waardoor Vlaanderen en Franstalig België een rechtstreekse stem krijgen binnen de Europese Unie).
Daarnaast moet een regeling ingevoerd worden waarbij het parlement een onderhandelingsmandaat voor verdragen verleent en waarbij verdragen vóór de ondertekening door het parlement goedgekeurd worden. Aan het parlement dient eveneens een initiatiefrecht inzake het instemmen met verdragen toegekend te worden. Verder moet de regering naar Deens voorbeeld op voorhand met het parlement overleggen over de standpunten die in de Ministerraad van de Europese Unie zullen worden verdedigd.
Al deze wijzigingen veronderstellen tevens een impliciete wijziging van de artikelen 34, 107, 168 en 169.
Ten slotte dienen de bepalingen inzake landsverdediging voor herziening vatbaar te worden verklaard. Deze bevoegdheid dient niet naar Vlaanderen of naar Franstalig België overgeheveld te worden, maar er moet werk gemaakt kunnen worden van een Europees georganiseerd vredes- en verdedigingsbeleid.
Deze wijziging veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 182, 183, 185 en 186.
Artikel 170 moet worden herzien om de fiscale autonomie van Vlaanderen en Franstalig België te regelen.
De wijziging van dit artikel veronderstelt een impliciete wijziging van de artikelen 172 en 173.
Artikel 175 moet worden herzien met het oog op het vervangen van de bijzondere financieringswet door een financieringsakkoord tussen Vlaanderen en Franstalig België, waarin zowel de dotatie voor de confederale overheid, als de inning van de belastingen en de dotatie voor Brussel worden vastgelegd, alsook om het financiële statuut van de Duitstalige Gemeenschap aan te passen.
Hierbij kunnen Vlaanderen en Franstalig België een redelijke, doorzichtige en objectieve solidariteit afspreken. Dit mechanisme mag nooit tot gevolg hebben dat de ontvangende deelstaat per hoofd meer kan besteden dan de betalende deelstaat.
Deze wijzigingen veronderstellen een impliciete wijziging van de artikelen 176, 177, 178.
Artikel 180 moet worden herzien met het oog op het overdragen van de bevoegdheden inzake het Rekenhof.
Artikel 184 moet worden herzien om de bevoegdheden inzake de politie over te dragen en omdat de rijkswacht is opgegaan in de politie op twee niveaus.
Artikel 195 moet worden herzien om een Grondwetswijziging zonder voorafgaande ontbinding van de Kamers mogelijk te maken.
grondwetsherzieningen makens immers niet het voorwerp van de kiesstrijd uit.
Jan LOONES. |
De Kamers verklaren dat er redenen zijn tot herziening van de volgende bepalingen van de Grondwet :
het opschrift;
artikel 1;
artikel 2;
artikel 3;
artikel 4;
artikel 5;
titel II om een artikel in te voegen betreffende de rechten van het kind;
titel II om een artikel in te voegen betreffende de afschaffing van de doodstraf;
artikel 8;
artikel 11;
artikel 21;
artikel 25;
artikel 28;
artikel 29;
artikel 30;
artikel 32;
titel III om een artikel in te voegen betreffende een redelijke verhouding tussen mannen en vrouwen bij de deelneming aan de politieke besluitvorming;
titel III om een artikel in te voegen betreffende de garantie van een toegankelijke, correcte en democratische administratie;
titel III om een artikel in te voegen betreffende de toekenning aan het parlement van een evocatierecht op uitvoeringsbesluiten;
titel III om een artikel in te voegen betreffende een beperking van de duur van een ministerambt;
artikel 35;
artikel 36;
artikel 37;
artikel 38;
artikel 39;
artikel 40;
artikel 41;
artikel 44;
artikel 45;
artikel 46;
artikel 50;
artikel 52;
artikel 56;
artikel 57;
artikel 59;
artikel 62;
artikel 63;
artikel 68;
artikel 72;
artikel 96;
artikel 103;
artikel 104;
artikel 105;
artikel 113;
artikel 125;
artikel 130;
artikel 132;
artikel 135;
artikel 142;
artikel 147;
artikel 148;
artikel 150;
artikel 158;
artikel 160;
artikel 162;
artikel 166;
artikel 167;
artikel 170;
artikel 175;
artikel 180;
artikel 184;
artikel 195.
Jan LOONES. Chris VANDENBROEKE. Bert ANCIAUX. |