1-1201/1 | 1-1201/1 |
16 DECEMBER 1998
De Wetenschappelijke Raad, opgericht door de wet van 25 april 1997 in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, heeft slechts zeer recent door het koninklijk besluit van 14 oktober 1998, een uiterst beperkte invulling gekend.
Zeer belangrijke afdelingen, zoals deze voor de planning van de medische activiteit, deze voor de medische technologische evaluatie en deze van de herijking van de erelonen, werden onaangeroerd gelaten. Ook deze afdelingen kunnen nochtans een bijzonder nuttig instrument zijn in de budgettaire beheersing van de uitgaven van de gezondheidszorgen, zonder evenwel de aandacht te verliezen voor de reële behoeften, zoals bijvoorbeeld het inspelen op de technologische evolutie en de herijking van de nomenclatuur die daardoor wenselijk wordt. (Ik verwijs naar de vaststellingen uit het debat inzake de toegankelijkheid van de gezondheidszorgen, dat momenteel in onze Senaatscommissie wordt gehouden. De inhoud van het koninklijk besluit is een positieve kentering in deze aangelegenheid.)
Dat de « afdeling planning » van de medische activiteit eindelijk een invulling krijgt, lijkt me essentieel als sturingselement. Zo kan deze afdeling een nauwkeurige indicatie verstrekken over de voorwaarden van de verstrekking van een groter aantal vormen van zorgverlening en het volume ervan. Duidelijk en bewust wordt een onderscheid gemaakt met de erkenningscommissies in de federale en gemeenschapsministeries van Volksgezondheid. De opdracht van de « afdeling planning » van de medische activiteit is niet tegengesteld aan deze van, bijvoorbeeld, de zogenaamde « Commissie-Dercq » op het ministerie van Volksgezondheid; zij is juist complementair.
De bedoeling van deze nieuwe afdeling is afspraken te maken over de opportuniteit, het volume en de omstandigheden waarin een groter aantal complexe, multidisciplinaire en vaak zeer dure verstrekkingen dienen te worden verricht. In de eerste plaats denkt men hierbij aan bepaalde, minder routinematig uitgevoerde ingrepen transplantaties, intracraniële zware neurologie, complexe orthopedische wervelzuilchirurgie, epilepsiechirurgie,... , het plaatsen van zeer dure specifieke implantaten, het verlenen van multidisciplinaire zorgverlening in de menselijke genetica, de oncologie, de moleculaire biologie, de kindernefrologie, enz. Ook over de behoefte aan specifiek hiertoe opgeleide en supergespecialiseerde medische en paramedische zorgverleners in het raam van de verplichte ziekteverzekering dient de planningscommissie binnen de Wetenschappelijke Raad zich uit te spreken.
Deze « afdeling planning » van de medische activiteit kan alleen binnen het RIZIV zinvol functioneren. Binnen het RIZIV krijgt men immers het gemakkelijkst een beeld van de financiële stromen in de gezondheidszorg; de werking van de « afdeling planning » zal daar ook direct gelinkt zijn aan de budgettaire mogelijkheden. Wanneer men deze afdeling zou instellen in het ministerie van Volksgezondheid, zal men moeilijker de behoefte kunnen inschatten van de bevolking of, wanneer men daar toch in zou slagen, zal de overconsumptie in de geregistreerde gegevens worden ingebouwd. De integratie van een dergelijk planningsinstrument in het RIZIV, gekoppeld aan de financiële stromen die daar voorhanden zijn, lijkt daarom de voor de hand liggende oplossing.
Een nieuw en essentieel element in het concept is, dat de gemeenschappen permanent bij de besluitvorming in de verplichte ziekteverzekering worden betrokken, vermits zij in de « afdeling planning » vertegenwoordigers krijgen. Daarbij wordt een bewustwording nagetreefd die nationaal wordt geharmoniseerd. Tevens wordt een wederkerige verantwoordelijkheidszin ontwikkeld, zowel federaal als op het niveau van de gemeenschappen.
Tot slot, heeft dergelijke « afdeling planning » maar zin, wanneer een zeker dwingend karakter wordt toegekend aan de adviezen die zij verleent.
Ook de afdeling voor medisch technologische evaluatie en die voor herijking van de erelonen zijn onontbeerlijk als instrument. De specialistische geneeskundige zorg moet immers voortdurend worden geëvalueerd ten aanzien van de nieuwe technieken. Deze evaluatie dient te gebeuren op diverse vlakken, waaronder zeker de therapeutische waarde en het kostprijselement. Door het voortdurend wegvallen van bestaande specialistische zorg ten voordele van nieuwe en betere technieken, ontstaat enerzijds de nodige budgettaire soepelheid, maar wordt anderzijds de herijking van de nomenclatuur noodzakelijk. Het systeem van gezondheidszorgen moet, door het beheersen van het aanbod en de toetsing ervan aan de werkelijke behoeften, in zijn totaliteit betaalbaar en voor iedereen toegankelijk blijven of, waar dit nog niet het geval zou zijn betaalbaar worden gemaakt. De evaluatie van de zorgverlening is niet enkel nodig voor de medische prestaties, maar evenzeer voor de infrastructuur, de diensten, de apparatuur, enz.
Voor de erkenning van diensten en voor bijzondere zorgverlening (conventietechniek), is een verplicht voorafgaandelijk advies van deze Wetenschappelijke Raad vereist.
Jacques D'HOOGHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 19 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen als volgt :
« Art. 19. Bij de dienst voor geneeskundige verzorging wordt een Wetenschappelijke Raad opgericht, die belast is met het onderzoek van elk wetenschappelijk aspect in verband met de verzekering voor geneeskundige verzorging en de kwaliteit van de zorgverlening. Hij doet alle aanbevelingen die de wetenschappelijke vooruitgang onder de beste voorwaarden inzake doelmatigheid, economie en kwaliteit binnen het bereik van de rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging kunnen brengen.
De Wetenschappelijke Raad bestaat uit vijf afdelingen :
de afdeling voor de planning van de medische activiteit;
de afdeling voor medische technologische evaluatie;
de afdeling voor de herijking van de erelonen;
de afdeling voor de evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen en van het voorschrijfgedrag;
de afdeling voor de zorgverlening ten aanzien van de chronische ziekten en specifieke aandoeningen.
Elke afdeling kiest in zijn midden een voorzitter, doctor in de geneeskunde, en twee ondervoorzitters die, in geval van verhindering van de voorzitter, naar orde van anciënniteit als lid van de Wetenschappelijke Raad, de werkzaamheden van de afdeling leiden. Eén ondervoorzitter wordt gekozen uit leden van de afdeling, die voorgedragen zijn door de universiteiten, en één uit leden, die voorgedragen zijn door de verzekeringsinstellingen. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de afdeling overeenkomstig het bepaalde in het huishoudelijk reglement van de afdeling. Hij roept de afdeling bijeen. Hij kan aan de afdeling voorstellen om voor bepaalde problemen tesamen met één of meer afdelingen te vergaderen.
De adviezen en aanbevelingen van de afdelingen van de Wetenschappelijke Raad worden uitgebracht, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de ministers die de Sociale Zaken of de Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, hetzij op vraag van de gemeenschapsministers die de Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, hetzij op vraag van de Algemene Raad, hetzij op vraag van het Verzekeringscomité.
Geen erkenning van diensten of bijzondere zorgverlening via een conventie kan gebeuren, zonder dat het voorafgaand advies van de desbetreffende afdeling van de Wetenschappelijke Raad is verkregen.
Overgangsbepaling
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet, installeert de minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, de verschillende afdelingen van de Wetenschappelijke Raad en bepaalt hun opdrachten. Elke afdeling stelt vóór 1 oktober 1999 een huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Verzekeringscomité.
Het huishoudelijk reglement, bedoeld in het vorig lid, bevat in elk geval een regeling inzake de wijze van bijeenroeping, de frequentie van de vergaderingen, de wijze waarop de leden inzage kunnen nemen van de stukken die ter verklaring van de verschillende agendapunten worden voorgebracht en de wijze waarop beslissingen worden genomen. Totdat de afdeling een voorzitter heeft gekozen, worden de werkzaamheden van de afdeling geleid door het lid met de grootste anciënniteit als lid van de Wetenschappelijke Raad. »
Art. 3
Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 20. De leden van de verschillende afdelingen worden door de Koning benoemd, op voordracht van de minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, onder de kandidaten die in dubbel aantal van dat der toe te wijzen mandaten voorgedragen worden. Het mandaat duurt zes jaar en is hernieuwbaar.
Voor ieder lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd, op dezelfde wijze als bepaald in het vorig lid. In geval van verhindering vervangt het plaatsvervangend lid het werkend lid, op diens verzoek.
Het secretariaat van de afdelingen van de Wetenschappelijke Raad wordt waargenomen door personeelsleden van de dienst voor geneeskundige verzorging, aangewezen door de leidend ambtenaar van deze dienst. »
Jacques D'HOOGHE. Philippe BUSQUIN. Lydia MAXIMUS. Hubert CHANTRAINE. |