1-214

1-214

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU MARDI 27 OCTOBRE 1998

VERGADERINGEN VAN DINSDAG 27 OKTOBER 1998

(Vervolg-Suite)

PROPOSITION DE LOI SUR LE JEU

Discussion générale

Discussion des articles

De voorzitter. ­ We vatten de bespreking aan van het wetsvoorstel.

Nous abordons l'examen de la proposition de loi.

Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie document nr. 1-419/18 van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998-1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-419/18 de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat. Session 1998-1999.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

De heer D'Hooghe (CVP), rapporteur. ­ Mevrouw de voorzitter, het 272 bladzijden tellende verslag bewijst dat de wet op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers op een uitgebreide manier werd behandeld en een lange voorgeschiedenis heeft gekend.

Reeds op 23 september 1996 diende de heer Weyts het wetsvoorstel op het spel in. Na het advies van de Raad van State op dit wetsvoorstel werden er 38 amendementen ingediend. Toen bleek dat de toenmalige minister van Justitie, de heer De Clerck, zelf een wetgevend initiatief voorbereidde en besloot zijn tekst als regeringsamendement bij het voorstel-Weyts in te dienen, werden de oorspronkelijk ingediende amendementen ingetrokken. Inmiddels had de Raad van State een advies verstrekt op de voorontwerptekst van de minister.

In de loop van de commissiewerkzaamheden werden niet minder dan 173 amendementen ingediend en behandeld. Het is bijgevolg onbegonnen werk verslag uit te brengen over al deze amendementen. Ik zal mijn uiteenzetting derhalve beperken tot drie onderwerpen : de beschrijving van de onderhavige wettekst, zijn doelstellingen en enkele relevante cijfers; een kort verslag over de hoorzittingen en ten slotte een beknopte bespreking van enkele amendementen waaraan meer aandacht werd besteed.

In de eerste plaats zal ik het hebben over de doelstellingen en de krachtlijnen van de wet. Met deze tekst wordt een halt toegeroepen aan een anomalie in de praktijk van de kansspelen en de exploitatie van de kansspelinrichtingen in België. Tot op heden is in België de wet-Lejeune van 24 oktober 1902, die kansspelen verbiedt, nog steeds van toepassing. De realiteit is echter helemaal anders. Er worden acht casino's geëxploiteerd en ook lunaparken tieren welig. Feiten die eigenlijk strafbaar zijn, worden dus getolereerd terwijl andere worden verboden. Het huidige gedoogbeleid is niet langer aanvaardbaar. Aan deze toestand wordt thans een einde gemaakt. Dit is een eerste belangrijke doelstelling van de voorliggende tekst.

Voorts heeft de legalisatie van de kansspelinrichtingen zoals casino's en het uitwerken van een globaal en strikt wettelijk kader voor de kansspelen ook als doel een sluitende controle op alle kansspelactiviteiten te organiseren en hun mogelijke en ongewenste neveneffecten op een efficiënte wijze in kaart te brengen, te voorkomen en te bestrijden.

Een derde doelstelling wordt het best omschreven met de Franse spreuk : «Il vaut mieux réglementer les passions que poursuivre l'utopie de les supprimer.» Het klaarblijkelijk onuitroeibare verlangen van de mens om te spelen, moet in goede banen worden geleid met het oog op de bescherming van de speler, de integriteit van het spel en het tegengaan van gokverslaving en criminaliteit. In het wetsvoorstel wordt een reeks beschermende maatregelen opgenomen die de bestaande sociale ellende, voortvloeiend uit gokverslaving, wil tegengaan.

Tot op heden bestaat er in ons land omzeggens geen nationaal spelbeleid. Er dient ten minste gelijke tred te worden gehouden met de evolutie inzake kansspelwetgeving in de buurlanden en met de jongste ontwikkelingen op de geavanceerde elektronische kansspelmarkt. Het koninklijk besluit van 13 januari 1975 dat de lijst van speelapparaten omvat waarvan de uitbating is toegelaten, moet dringend worden herwerkt en geactualiseerd.

Bovendien dienen de financiële spelopbrengsten gekend te zijn en te worden gekanaliseerd. Deze kunnen de staatskas en bepaalde caritatieve of humanitaire doeleinden ten goede komen.

Ten slotte wordt voorzien in de oprichting en de organisatie van een kansspelcommissie. Het betreft een advies-, beslissings- en controleorgaan inzake kansspelen dat ervoor zal zorgen dat er wordt gewaakt over de toepassing van de wet en de uitvoeringsbesluiten.

Enkele relevante cijfers geven het belang aan van het wetsvoorstel. In België worden 100 000 problematische spelers geteld, waarvan 20 000 als zwaar verslaafd kunnen worden beschouwd. 40% van de huisartsen worden in hun praktijk geconfronteerd met de problematiek van de gokverslaafden.

Een steeds terugkerend element bij gokverslaving is de drang om terug te winnen wat verloren werd, veelal gecombineerd met stresssituaties en alcoholverbruik, familiale moeilijkheden, psychische problemen en gezinsontwrichting. In een eerste fase houdt de betrokkene informatie achter voor zijn onmiddellijke omgeving en in een verder stadium wordt de gokverslaafde veelal geïsoleerd van zijn vriendenkring. Voorts wordt ook een correlatie met criminaliteit vastgesteld.

Na het verbod op de jackpot is de bingo het meest verslavende spel omwille van de lage drempel, de gemakkelijke toegankelijkheid tot drankslijterijen, het gevoel dat behendigheid een rol speelt, maar vooral het short-odd-systeem, de korte termijn tussen de inzet en het resultaat.

Al loopt het aantal bingo's sedert 1991 terug door de zwaardere taxatie, toch wordt de jaarlijkse opbrengst uit bingo's op 80 miljard geraamd. Het gokbedrijf in België vertegenwoordigt ongeveer 165 miljard per jaar. 80 miljard gaat naar bingo's, 39 miljard naar de Nationale Loterij, 14 à 15 miljard naar de paardenwedrennen en andere weddenschappen. De rest vindt men grotendeels terug in casino's en lunaparken.

De krachtlijnen van het voorliggende wetsvoorstel zijn de volgende.

Ten eerste, volgens artikel 2 handelt de wet uitsluitend over de exploitatie van kansspelen, zijnde spelen of weddenschappen waarbij het toeval zelfs als bijkomstig element de aanduiding van de winnaar bepaalt of de winstgrootte determineert. Volgens artikel 4 blijft het verbodsprincipe voor het exploiteren van kansspelen bestaan, tenzij voor deze die overeenkomstig de wet zijn toegelaten. In dit geval heeft men een schriftelijke vergunning nodig, afgeleverd door de kansspelcommissie. Met dit wetsvoorstel plaatsen wij ons inzake kansspelen op gelijke voet met de wetgevingen van de meeste Europese lidstaten.

Ten tweede, volgens artikel 3 van dit wetsvoorstel vallen spelen en weddenschappen inzake sportbeoefening niet onder het toepassingsgebied. Die materie wordt geregeld door de wet van 26 juni 1963. Vallen eveneens niet onder het toepassingsgebied van deze wet, spelen die alleen het recht geven om maximaal vijf keer gratis verder te spelen en spelen met een klein materieel voordeel zoals spelen op kermissen of kaartspelen buiten casino's en lunaparken met een beperkte inzet. Ook loterijen die worden geregeld door de wet van 31 december 1851 en door de wet van 22 juni 1991 betreffende de Nationale Loterij alsmede door de artikelen 301, 302, 303 en 304 van het Strafwetboek, vallen niet onder de wet. Voor paardenwedrennen worden de artikelen 66 en 67 van de met de inkomstenbelastingen gelijkstelde wet op de belastingen toegepast.

Ten derde, de kansspelinrichtingen worden in drie klassen ingedeeld : klasse 1, de casino's; klasse 2, de lunaparken of de speelautomatenhallen; klasse 3, drankgelegenheden met kansspelen. Zoals men verder in het verslag kan vernemen, werd over de benaming van de tweede klasse een uitvoerige discussie gevoerd in de commissie zodat de benaming lunapark hier wellicht wat minder nauwkeurig is gehanteerd. Deze drie klassen onderscheiden zich naar gelang van de aard en het aantal van de kansspelen, het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers bij elk kansspel en de aard van de nevenactiviteit. De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit per klasse van kansspelinrichting de lijst van de kansspelen en hun aantal.

Vierde principe van de wet; bij het ministerie van Justitie wordt een kansspelcommissie ingericht. Het betreft een advies-, beslissings- en controleorgaan inzake kansspelen. Deze commissie bestaat uit elf leden en elf plaatsvervangende leden en wordt voorgezeten door een magistraat. De leden, behalve de voorzitter, zijn vertegenwoordigers van de ministers van Justitie, Financiën, Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid. De commissie wordt bijgestaan door een secretariaat samengesteld uit ambtenaren van het ministerie van Justitie. Voor de uitoefening van haar taken kan de commissie een beroep doen op deskundigen.

De kansspelcommissie heeft vergaande onderzoeksbevoegdheden en de leden hebben de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. De commissie reikt exploitatievergunningen uit, maar kan ook sanctionerend optreden hetzij door het uitspreken van waarschuwingen, hetzij door het intrekken van vergunningen, hetzij door het voorlopig of definitief opleggen van een exploitatieverbod voor een of voor meerdere kansspelen. De commissie brengt aan de betrokken ministers advies uit over wetgevende of regelgevende initiatieven.

Vijfde principe van de wet; er bestaan vijf soorten niet-overdraagbare vergunningen, geldig voor welbepaalde periodes en steeds verlengbaar. De vergunning klasse A, voor de exploitatie van casino's, geldt voor een periode van vijftien jaar. De vergunning klasse B, voor de exploitatie van speelautomaathallen, geldt voor een periode van negen jaar. De vergunning klasse C, voor drankgelegenheden ­ cafés met kansspelen ­, geldt voor een periode van vijf jaar. De vergunning klasse D laat aan de houder ervan beroepsactiviteiten toe in een kansspelinrichting van de klasse A of B, en is dus vereist om als personeelslid in een van voormelde inrichtingen te kunnen tewerkgesteld worden. Klasse E, voor de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer en de uitvoer, de productie, het onderhoud en de herstelling, de uitrusting van kansspelen, geldt voor een periode van tien jaar. Deze laatste vergunning laat tevens de exploitatie van kansspelen toe in drankgelegenheden.

Zesde krachtlijn van de wet; het totaal aantal casino's in België is vastgelegd op negen, vier in Vlaanderen, vier in Wallonië en één in Brussel. Bij sluiting van een kansspelinrichting klasse A kan de Koning op advies van de commissie bij een in Ministerraad overlegd besluit toelating verlenen om de exploitatie van een kanspelinrichting klasse I te verplaatsen naar een andere gemeente van hetzelfde gewest. Hierover werd een bepaling aan de oorspronkelijke tekst toegevoegd. De ruimten waar kansspelen worden geëxploiteerd, moeten volledig en strikt gescheiden zijn van de casinoruimtes die een andere bestemming hebben. De kansspelen mogen van buiten de speelzaal niet zichtbaar zijn.

Zevende krachtlijn; maximum 200 speelautomatenhallen worden toegestaan. Er moet een convenant worden afgesloten tussen de gemeente waar het zogenaamde lunapark is gevestigd en de uitbater ervan. Inzake scheiding van de lokalen en zichtbaarheid zijn dezelfde regels van toepassing als bij casino's.

Achtste krachtlijn; zowel voor drankgelegenheden, lunaparken als casino's is de wet zo geconcipieerd dat na uitvaardiging van een koninklijk besluit een sluitende controle door middel van een passend informaticasysteem mogelijk moet zijn.

Negende krachtlijn; om beroepsmatig actief te kunnen zijn in een casino of een lunapark moet de betrokkene over een vergunning klasse D beschikken en het bewijs daarvan in de vorm van een identificatiekaart steeds bij zich hebben. Het is de personeelsleden verboden persoonlijk of via tussenpersonen aan de geëxploiteerde kansspelen deel te nemen, andere financiële of materiële vergoedingen aan te nemen naast deze die vastgelegd zijn in een arbeidsovereenkomst of aan spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet toe te staan. De Koning zal het personeel van casino's en lunaparken bekwaamheidsvereisten opleggen.

Tiende krachtlijn; voor het verkopen, verhuren, leasen, leveren, ter beschikking stellen, invoeren, uitvoeren, produceren, onderhouden, herstellen en uitrusten van kansspelen en voor het exploiteren ervan in welke vorm dan ook in drankgelegenheden heeft men een vergunning klasse E nodig. Voor elk model of toestel dat gebruikt wordt in kansspelinrichtingen, is de controle vastgesteld. Bovendien is de wet zo geconcipieerd dat de Koning de regels van toezicht en controle op de exploitatie van kansspelen, meer bepaald door middel van een passend informaticasysteem, vastlegt.

De elfde krachtlijn is naar mijn mening één van de belangrijkste. De wet bevat een hele reeks maatregelen ter bescherming van spelers en gokkers. Ik geef u enkele voorbeelden. In drankgelegenheden mogen maximaal twee kansspelen, doorgaans bingo's, worden geëxploiteerd. Deze beperking wordt opgelegd omdat we weten dat ongeveer de helft van de Belgische gokomzet op bingo's wordt gerealiseerd. De Koning zal voor lunaparken en drankgelegenheden de maximum inzet per speelkans en het verlies en de winst van de spelers bepalen. De Koning kan tevens het maximum bedrag bepalen dat een speler of gokker per speelbeurt mag verliezen. Voor de toegang tot casino's en lunaparken geldt een minimum leeftijd van 21 jaar. Om toegelaten te worden tot drankgelegenheden met kansspelen moet men meerderjarig zijn. De kansspelcommissie ontzegt een reeks personen de toegang tot casino's en lunaparken. Dit geldt bijvoorbeeld in geval van verlengde minderjarigheid, bij onbekwaamverklaring en voor personen die bepaalde straffen hebben opgelopen. De kansspelcommissie kan ook preventief bepaalde personen de toegang tot casino's en lunaparken ontzeggen. Belangrijk is ook dat leningen en kredietverstrekking in kansspelinrichtingen verboden zijn. Evenmin mogen er financiële of materiële transacties gebeuren ter betaling van een inzet of een verlies. Geldautomaten, zoals Mistercash of Bankcontact, zijn in kansspelinrichtingen eveneens verboden. Ook voorziet de wet een verbod van bepaalde ronselpraktijken, zoals het ophalen van spelers met een bus. Het wetsvoorstel lost het probleem op dat de procureurs geen enkele wettelijke basis hebben om richtlijnen inzake identiteitscontroles in casino's en lunaparken op te leggen. Dit wordt nu bij wet geregeld.

Twaalfde krachtlijn; er worden straffen vastgelegd. Voor de zwaarste vergrijpen wordt een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en een geldboete van 100 frank tot 100 000 frank opgelegd. Het wetsvoorstel maakt het eveneens mogelijk de straffen te verdubbelen bij recidive binnen de vijf jaar of wanneer de overtreding werd begaan ten overstaan van personen jonger dan 18 jaar. De rechter kan de definitieve of tijdelijke sluiting van de kansspelinrichting bevelen.

Dertiende krachtlijn; de wet legt financiële waarborgen op voor het verkrijgen van vergunningen van de klasse A, B, C en E.

De artikelen in verband met de kansspelcommissie treden in werking bij de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad , de andere op de datum die door de Koning wordt vastgelegd.

Na deze verduidelijking van de wettekst, wil ik in een volgende rubriek verslag uitbrengen over de hoorzittingen. Een eerste hoorzitting had plaats met vertegenwoordigers van de weddenschapskantoren inzake paardenwedrennen en andere sporten. De heren Potier van Shandwick en Dhooghe van Ladbrokes hadden geen bezwaar tegen een verscherpte controle of een nieuw juridisch kader. Integendeel, zij hoopten dat de goksector daardoor een beter imago zou krijgen en pleitten zelfs voor een volledige transparantie, voor een verregaande controle op de sector en voor het doen naleven van een strikte ethische code. Wel hadden zij bedenkingen bij de modaliteiten van het wetsvoorstel, bijvoorbeeld tegen het feit dat het niet van toepassing zou zijn op de weddenschappen inzake paardenkoersen en andere sporten. De indiener van het voorstel, de heer Weyts, verduidelijkte dat het zijn bedoeling was de wet te beperken tot de sectoren waarvoor de inhoud en de weerslag van elk van de artikelen precies kan worden omschreven.

In de tweede hoorzitting werden gezagsdragers gehoord van gemeenten die een casino op hun grondgebied hebben : de burgemeesters Fournaux van Dinant, Bacquelaine van Chaudfontaine, Houssa van Spa, Lippens van Knokke-Heist, Monset van Blankenberge en schepen Desseyn van Middelkerke. Hun betoog kwam in grote lijnen hierop neer.

Ten eerste hebben ze geen bezwaar tegen het organiseren van een betere juridische omkadering en willen ook zij dat wij afstappen van het gedoogbeleid. Ze brengen begrip op voor de wens van Brussel om een casino te openen en pleiten ervoor om het maximum aantal casino's op negen te houden, onder meer wegens de financiële consequenties van de opening van dit negende casino.

Ten tweede vragen zij om in casino's ook speelautomaten, de zogenaamde slots, toe te laten.

Ten derde verwijzen bijna alle burgemeesters naar de regelgeving in Nederland, die ze als een model willen hanteren.

In het nu volgende derde deel van mijn uiteenzetting vraag ik aandacht voor enkele elementen die iets uitvoeriger werden bediscussieerd. Ik wijs er evenwel op dat het hier gaat om een heel beperkte selectie uit de 173 amendementen, waarvan ik er slechts een vijftal zal behandelen.

Een eerste reeks van amendementen beoogde de wet uit te breiden tot weddenschappen op sportwedstrijden en op honden- en paardenwedrennen. Deze amendementen werden niet goedgekeurd; het wetsvoorstel gaat immers over kansspelen en niet over sportbeoefening. Bij dit laatste primeren lichaamsoefening en handigheid. De minister van Justitie wees op de motivering om die weddenschappen buiten de wet te laten vallen. Hij verwees onder andere naar de artikelen 1965 en 1966 van het Burgerlijk Wetboek waar die uitzondering ook terug te vinden is. Die weddenschappen dragen namelijk bij tot de populariteit van een sport.

Een tweede reeks amendementen handelde over de aanduiding van de kansspelinrichtingen, klasse II. De minister verklaarde dat de term «lunapark» geen juridisch begrip is, zodat de invoeging van deze term in de wet het handige uitbaters mogelijk zou maken de wet te omzeilen. Daarom werd in de wet verwezen naar «kansspelinrichtingen klasse II » of «speelautomatenhallen waarvoor een vergunning nodig is». Nadien werden nog amendementen met betrekking tot «lunaparken» ingediend. Ze verwezen naar het koninklijk besluit van 13 januari 1975 bevattende de lijst van de toegestane kansspelen. Ook deze amendementen werden verworpen, omdat de minister bevestigde dat het koninklijk besluit niet langer van toepassing zal zijn wanneer het wetsvoorstel kracht van wet zal hebben.

Een derde reeks van amendementen ging over het verbod om de exploitatievergunningen voor kansspelinrichtingen te cumuleren met een vergunning klasse E, die nodig is voor de verkoop, het verhuur, het leasen, het ter beschikking stellen, ... van kansspelen. Uiteindelijk komt er enkel een verbod om de vergunningen klasse A, B en D, enerzijds, en de vergunning klasse E, anderzijds, te cumuleren. De cumulatie van de vergunningen C en E is dus wel toegestaan. Dit komt immers tegemoet aan de bestaande toestand, die best niet abrupt wordt verstoord. Bovendien is en blijft de hoofdactiviteit van een café-uitbater de verkoop van dranken. De huidige tekst vermijdt ook dat een café-uitbater een monopolie opbouwt voor de exploitatie van bepaalde speelautomaten. Noch de verdelers van kansspelen noch de uitbaters van drankslijterijen zijn met de huidige tekst uitgesloten van de exploitatie van kansspelen. De controle op de exploitatie van de betrokken kansspelen blijft even zeer mogelijk, zo bepleitten de voorstanders van deze cumul-mogelijkheid.

Ten slotte wilde een reeks amendementen het aantal casino's verhogen. Eén amendement van de heer Chantraine stelde elf casino's voor, zodat er weer een casino in het Duitstalig landsgebied bijvoorbeeld in Lontzen-Herbesthal, zou kunnen komen en ook één in Antwerpen. De heer Chantraine verwees in dit verband naar de toestemming die de Belgische regering in 1935 gaf om in de Oostkantons een casino te openen. In de oorlogsomstandigheden verdween dit casino. Uiteindelijk werd het aantal toegestane casino's na lange besprekingen tot negen beperkt. De Koning kan echter na de sluiting van een kansspelinrichting klasse I op advies van de kansspelcommissie bij een in Ministerraad overlegd besluit de toestemming verlenen om een casino te verplaatsen naar een andere gemeente van hetzelfde gewest.

Mijnheer de voorzitter, tot zover het verslag van de commissiebesprekingen. Ik wil tot slot als CVP-senator een paar persoonlijke bedenkingen formuleren. Ik zal bondig zijn, aangezien ook mijn collega's Weyts en Olivier namens de CVP ook een aantal opmerkingen zullen maken.

Het verheugt mij ten zeerste dat deze wetgeving er eindelijk is gekomen, omdat ze een einde maakt aan het gedoogbeleid dat tot hiertoe werd gevoerd en meer juridische zekerheid verschaft. Wat mij het meest bevalt, is de hele reeks beschermende maatregelen ten opzichte van de speler zelf. Ik was fel onder de indruk van de getuigenissen die in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden werden afgelegd en die de persoonlijke, familiale en sociale ellende die de gokverslaving veroorzaakt illustreerden. We hoorden hoe gokverslaafden beginnen met het achterhouden van informatie voor hun onmiddellijke omgeving, vaak voor de partner. Wanneer alles aan het licht komt, proberen ze met alle mogelijke middelen, desnoods met illegale, alsnog een oplossing te vinden voor hun financiële problemen. Uiteindelijk komen ze meestal terecht in een totaal isolement.

Ik haal enkele beschermende maatregelen aan die in de wet zijn ingebouwd.

Onder druk van enkele parlementsleden werd beslist nog maar twee bingo's toe te laten in de drankslijterijen, daar waar er vroeger geen enkele beperking was en in het oorspronkelijke voorstel drie bingo's werden toegestaan.

Het zal verboden zijn kredieten en leningen toe te staan in kanssspelinrichtingen en er mogen geen geldautomaten meer worden geplaatst. Bepaalde ronselpraktijken die vandaag gangbaar zijn, zullen eveneens worden verboden. Door al deze beschermende maatregelen moet er heel wat sociale ellende worden voorkomen.

Een andere belangrijke maatregel is dat de Koning de mogelijkheid heeft via een informaticasysteem toezicht uit te oefenen op de exploitatie van elk type van kansspelinrichting en op de vergunningen klasse E. Een adequate toepassing moet het systeem sluitend maken.

Ik wees daarnet op de mogelijkheid om de vergunning klasse E te cumuleren met de vergunning klasse C. De commissie oordeelde dat dit kan omdat het informaticasysteem een efficiënte controle op de activiteiten mogelijk maakt.

Ik pleit er bij de vertegenwoordiger van de regering dan ook voor bij de uitvaardiging van de koninklijke besluiten voor te zorgen dat elk kansspeltoestel via een modem wordt aangesloten op het centraal computerbeheerssysteem, anders heeft het vooropgestelde controlesysteem weinig zin en zou de cumulatie van de vergunningen klasse C en E tot misbruiken aanleiding geven. (Applaus.)

Mme la présidente. ­ La parole est à M. Hatry.

M. Hatry (PRL-FDF). ­ Madame la présidente, en tant que président de la commission des Finances et des Affaires économiques, qui a eu à traiter de ce problème, j'ai eu l'occasion, au cours du long travail d'examen de cette proposition, de jouer un peu le rôle de sherpa, de guide. Sur une période de deux ans, douze réunions, dont certaines très intensives, ont été consacrées à cette proposition de loi qui a fait l'objet de 154 amendements. Le rapport, qui compte 272 pages, est le reflet de ce long travail qui a eu pour fruit la rédaction de 72 articles.

À l'issue de ce travail, je reste cependant relativement perplexe et j'expliquerai pourquoi tout à l'heure. Auparavant, je voudrais féliciter le rapporteur et le secrétariat de la commission qui même durant les vacances d'été, ont effectué un travail efficace nous permettant de discuter de ce texte quinze jours à peine après la rentrée parlementaire. J'adresse aussi mes remerciements à notre collègue M. Weyts qui a en quelque sorte été le catalyseur déclenchant le processus en déposant, de sa propre initiative, une proposition de loi certes différente du texte qui a été adopté mais qui n'en témoigne pas moins de sa compétence et de son dynamisme.

Je voudrais à présent évoquer deux points de procédure qui méritent d'être abordés en séance publique. En fait, c'est la commission de la Justice et non la commission des Finances et des Affaires économiques qui était concernée au premier chef par la proposition dont nous discutons aujourd'hui. Mais si le travail avait été confié à la commission de la Justice, vu l'ordre du jour qui est le sien actuellement, il est probable qu'à ce jour, un texte législatif aussi complexe et difficile n'aurait pu être approuvé en commission ni être discuté en séance plénière. De ce qui précède, je tire la conclusion qu'il ne faut pas systématiquement affecter les projets ou les propositions de loi à la commission qui, à première vue, paraît la plus compétente. De temps à autre, le Bureau du Sénat doit pouvoir prendre l'initiative de ne pas choisir la commission paraissant la plus compétente a priori parce qu'elle ne pourra traiter le dossier dans un temps raisonnable.

Le deuxième point de procédure concerne la sacro-sainte répartition des projets de loi selon qu'ils correspondent à l'article 77 ou 78 de la Constitution. En décidant a priori que, dans un cas, c'est toujours la Chambre qui est compétente pour recevoir le dépôt d'un projet de loi et, dans l'autre cas, la Chambre mais aussi ­ rarement ­ le Sénat, on néglige complètement un aspect des choses qui me semble d'autant plus important que le nombre total de parlementaires est relativement réduit, à savoir 150 députés et 71 sénateurs. Je veux parler de la compétence ou de l'intérêt de certains collègues pour l'un ou l'autre sujet. Lorsqu'on sait que certains collègues sénateurs sont profondément intéressés par une question, pourquoi ne pas décider que le gouvernement peut déposer un texte au Sénat, même aux termes de l'article 78 de la Constitution ? Je pense que nous avons agi de manière beaucoup trop rigide et que malgré la diminution du nombre de parlementaires depuis la réforme institutionnelle mise en place en 1995, nous avons négligé totalement l'importance de l'intérêt et de la compétence des membres de notre parlement. À mon sens, il conviendra d'en tenir compte à l'avenir.

La seule façon de régler aujourd'hui le problème consiste, comme l'a fait notre collègue Weyts, à déposer une proposition de loi. Par une technique que je n'apprécierai pas ici, mais qui a montré son efficacité, il a obligé le gouvernement à déposer son propre projet de loi sous la forme d'un amendement à la proposition de loi. La technique n'est, certes, pas très orthodoxe, mais si l'on attribuait davantage de liberté au gouvernement en lui permettant de confier certains projets au Sénat avant la Chambre, nous nous trouverions davantage dans la ligne tracée par la réforme de l'État.

Je tiens maintenant à vous expliquer la perplexité relative qui m'a amené à m'abstenir lors du vote sur une série d'articles, notamment certains auxquels des amendements ont été déposés.

La législation elle-même est overdue . En 1902, le gouvernement «monocolore» de l'époque a adopté la loi Lejeune, qui fut à peine amendée en 1963 et 1975, sur des points étrangers à la loi initiale. Depuis lors, sous six règnes de chefs de l'État belge et une petite centaine de gouvernements, c'est l'hypocrisie générale qui a régné en la matière. Ainsi, on a en quelque sorte ignoré la loi à l'égard de certaines opérations. Cela me paraît profondément malsain quant au respect qui est dû à la loi.

La confection d'une loi modifiant celle de 1902 est une oeuvre de salubrité publique indispensable si l'on veut maintenir le respect de la loi et ne pas en arriver à une situation où la disposition «nul n'est censé ignorer la loi» perd tout sons sens, plus personne ne la connaissant, ou pire, ne devant même pas la connaître.

Par contre, le texte soumis au Sénat est peut-être trop limitatif dans certains domaines, hautement contraignant dans d'autres et inutilement restrictif à certains points de vue, par rapport à une société devenue mature, pouvant se contrôler elle-même.

Je m'arrêterai quelques instants sur les casinos, qui est la forme de jeu la plus amplement traitée dans la proposition de loi. Dans d'autres pays, il s'agit souvent d'une grande source de criminalité et de blanchiment de l'argent. J'espère que les restrictions lourdes et les contraintes sévères figurant dans le texte permettront d'éviter ce travers partout où les casinos seront autorisés.

Toutefois, je ne suis pas absolument certain que l'oeuvre que nous vous soumettons aujourd'hui soit parfaite, loin s'en faut. Je n'hésite pas à souhaiter que si nous devions constater dans les quelques années à venir qu'elle devait être améliorée à certains points de vue, nous n'attendions pas 95 ans avant de nous atteler à sa réforme.

J'aborderai maintenant deux points spécifiques qui me laissent quelque peu perplexe.

En premier lieu, à propos de l'article 60 du projet soumis au Conseil d'État, et qui est devenu dans la version finale l'article 77, le Conseil d'État déclare que les concessions actuellement en vigueur peuvent être poursuivies pendant une vingtaine d'années encore, à titre d'indemnité pour les concessions octroyées.

Par rapport à un projet antérieur, datant de 1983 et évoqué aux pages 8 et 9 du rapport, on constate un changement d'attitude du Conseil d'État. En effet, s'il avait rendu à l'époque un avis semblable à celui qu'il vient de remettre, nous disposerions depuis quinze ans déjà d'une loi autorisant les casinos à certaines conditions.

Quelle fut la réponse du Conseil d'État à une demande d'avis introduite sous le gouvernement Martens V, sur un projet visant à légaliser les casinos à l'époque et à moderniser complètement la loi de 1902 ?

Le Conseil d'État a répondu au ministre de la Justice de l'époque qu'il n'était pas question de permettre la poursuite des concessions accordées.

À partir de ce moment, et parce que si la loi avait été votée, elle aurait été une source de troubles et d'éventuels dommages et intérêts à payer aux concessionnaires évincés, le ministre de la Justice de l'époque a mis le projet dans son tiroir. Le gouvernement Martens V n'a donc pas accouché d'un projet qui aurait été bienvenu il y a déjà seize ans.

J'estime qu'il est dommage que le Conseil d'État, devenu maintenant raisonnable, ait adopté une position aussi rigide et rigoureuse en 1983-1984 alors qu'il s'agissait à l'époque de faire exactement la même oeuvre de salubrité publique qu'aujourd'hui.

Ma deuxième observation concerne Bruxelles. En effet, l'ouverture d'un casino ne peut y être exclusivement autorisée dans une des dix-neuf communes concernées par le gouvernement fédéral.

Cela se comprend tout à fait au regard de la situation des régions flamande et wallonne, dans lesquelles l'implantation des huit casinos a précédé la fédéralisation. Par conséquent, il suffit d'y entériner une situation existante; apporter des modifications engendrerait d'ailleurs pas mal de troubles.

Par contre, à Bruxelles, on fait du neuf. On crée quelque chose qui n'existait pas avant la fédéralisation. Il aurait donc fallu tenir davantage compte que ne le fait la proposition de loi votée par la commission, du fait qu'après tout, c'est le gouvernement de la Région bruxelloise qui a la responsabilité de décider en la matière.

C'est dans cette optique que j'ai introduit une série d'amendements en cascade. Le dépôt de ceux-ci se justifie aussi par le fait que la Région de Bruxelles-Capitale est la seule région dans laquelle aucune fusion de communes n'est intervenue. Par conséquent, et sans vouloir trancher la question de l'utilité d'une fusion des communes qui n'est pas l'objet de notre débat actuel, l'absence d'un regroupement des communes investit la région d'une autorité d'autant plus nécessaire.

J'ai donc introduit une série d'amendements en commission. Le premier amendement, portant le numéro 141, vise à octroyer cette compétence à la Région bruxelloise.

Le deuxième amendement, le 142, tend à ce que la décision fédérale soit prise sur avis conforme de la Région bruxelloise.

Le ministre de la Justice, ou son représentant, m'a répondu que ces deux amendements n'étaient pas conformes à l'esprit de nos institutions. J'en ai donc introduit un troisième, qui n'a pas été adopté, mais que je représente en séance plénière. Vous trouverez sur votre banc l'amendement 174 qui stipule :

«Sur avis conforme du comité d'implantation, le Roi désigne, dans un arrêté délibéré en Conseil des ministres, la commune parmi les communes de la Région de Bruxelles-Capitale qui ont posé leur candidature par lettre recommandée à la poste adressée au ministre de la Justice dans les trois mois à compter de l'entrée en vigueur de la présente loi.

Le comité d'implantation visé à l'alinéa précédent est composé de cinq membres désignés par le Roi en fonction de leur compétence dans le domaine économique et social.

Le gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale peut également ­ c'est constitutionnellement important ­ «désigner cinq membres supplémentaires, justifiant de compétences comparables et ayant également voix délibérative.

Ce comité d'implantation statue à la majorité des 2/3 des membres présents, après avis du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale et sur la base des possibilités d'implantation et d'infrastructure ainsi que sur la base de l'impact social de l'implantation d'un établissement de jeux de hasard de classe I.»

Ce texte qui, lui, est tout à fait conforme au prescrit constitutionnel n'a cependant pas été adopté alors qu'il aurait permis au gouvernement bruxellois de jouer un rôle étendu au sein de ce comité d'implantation par la désignation de cinq membres bruxellois. Dans sa forme actuelle, la proposition ne lui concède qu'un simple rôle d'avis auquel le gouvernement fédéral ne sera pas obligé de se conformer lors de la décision finale.

Monsieur le président, voilà en substance les commentaires que je souhaitais formuler à propos de cette proposition. J'ai tenu à placer l'accent sur deux aspects particuliers, à savoir, d'une part, que le gouvernement dont je faisais partie en 1983 et 1985 aurait déjà pu mettre ces dispositions en oeuvre s'il n'avait été confronté à un avis critique relatif à un point qui, désormais, a perdu toute pertinence aux yeux du Conseil d'État, et, d'autre part, que le texte actuel n'accorde pas sa place au fait régional bruxellois. Je me suis donc permis, pour ces deux raisons, d'introduire l'amendement qui vient d'être distribué sur les bancs.

Je souhaite néanmoins que l'on expérimente correctement la nouvelle loi qui, d'ailleurs, n'a plus grand-chose en commun avec la législation en vigueur puisque nous sommes passés d'une interdiction absolue, mais percée de trous comme un gruyère, à une tolérance, à une autorisation toutefois encadrée de toutes parts de barreaux, de grilles, de fils de fer qui empêchent tout débordement. Le contenu de cette proposition est certainement préférable à l'hyprocrisie que nous connaissions depuis 96 ans bien que cela me semble extrêmement lourd au point vue administratif, voire sur le plan politique.

En conclusion, je dirai qu'il convient de laisser une chance à cette proposition, même si je ne puis me départir d'un certain scepticisme quant à ce qui en résultera. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Vergote.

De heer Vergote (VLD). ­ Mevrouw de voorzitter, eerst wens ik de heer D'Hooghe te feliciteren voor zijn bondig en uitstekend verslag.

De bespreking vandaag en de stemming donderdag aanstaande over het wetsvoorstel op het spel en over het regeringsamendement hierop dat wellicht de «wet op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers» zal worden, betekenen voor mij het voorlopige einde van een lange weg. Een weg die mij in contact bracht met ex-gokverslaafden en de gevolgen van hun gokverslaving op hun leven en dat van de mensen die hen omringen. Een weg die mij van een andere kant toonde wat er in België mogelijk is en waartoe een door de politiek niet-onderkend maatschappelijk fenomeen kan leiden.

Gokverslaving is wellicht een van de minst bekende, doch een van de meest destructieve verslavingen en vormt een ernstig maatschappelijk probleem. Samen met de hulpverleners sta ik nog versteld van de problemen die gokken kan meebrengen. Gewone mensen die plots door het gokvirus worden gebeten, sluiten zich af van de wereld. Voor hen is gokken het enige wat nog telt. Deze angstaanjagende vaststelling intrigeerde mij en daarom kaartte ik de gesignaleerde problemen ook in het Parlement aan. Deze bekommernis mondde uit in diverse interventies en in een resolutie die de Senaat op 12 maart 1998 unaniem heeft aangenomen.

Ik wil hier nogmaals cijfers citeren die de ernst van de situatie aantonen. Het rapport van de dienst Strafrechtelijk Beleid van het ministerie van Justitie, waarin een extrapolatie van buitenlands onderzoek naar de Belgische situatie werd gemaakt en waaruit bleek dat België 100 000 verslaafde spelers en 20 000 à 25 000 zware verslaafden zou tellen, ging als een schok door ons land. Experts noemen deze cijfers evenwel nog steeds een onderschatting. Die schok veroorzaakte echter geen kentering in de gokpraktijken. De belangstelling voor het probleem, zowel in de pers als bij de publieke opinie, verminderde langzaam. De geldstroom bleef echter lopen : cijfers uit 1996 wezen op een omzet in de legale gokbusiness in België van jaarlijks ongeveer 162 miljard frank. Waarschijnlijk gaat het nu, anno 1998, reeds om enkele miljaren meer.

Volgens het Matt Talbot Instituut en professor Minet van de ULB doet gokverslaving zich voor in alle sociale lagen van de bevolking. Een overgrote meerderheid van de verslaafden, ongeveer 90 %, is van het mannelijke geslacht en driekwart speelt op gokautomaten. Nagenoeg de helft is jonger dan 25 jaar. Jongeren tussen 12 en 18 jaar en sociaal zwakkeren, zoals niet-werkende en laag opgeleide mannen tussen 18 en 35 jaar, zijn het kwetsbaarst. De gokverslaafde verspeelt niet alleen zijn eigen geld, maar ook dat van zijn gezin en zijn familie en soms ook dat van zijn werkgever of zijn personeel. Dit leidt tot torenhoge schulden en misdrijven, zoals diefstal en overvallen. De sociale-maatschappelijk gevolgen van de gokverslaving zijn zeer pijnlijk : gezinsontwrichting, financieel onvermogen, faillissementen, psychiatrische behandeling, drugs, alcoholisme, diefstal, moord en zelfmoord. Dit kan iemand die zich wil inzetten voor het oplossen van maatschappelijke problemen, toch niet onbewogen laten.

De resolutie en de voorafgaande hoorzittingen in de commissie vormen een goede leidraad voor het begrijpen van deze verborgen problematiek, waarin de volksvertegenwoordiging geen echt inzicht heeft. Het ontbreken van degelijk wetenschappelijk materiaal, waarop de resolutie onder meer wijst, bemoeilijkt het verkrijgen van inzicht in deze materie. Tijdens de hoorzittingen werd in een beperkt tijdsbestek een zo representatief mogelijk staal van alle betrokken partijen samengebracht : ex-gokverslaafden, hulpverleners, zelfhulpgroepen, aanbieders van kansspelen, zoals casino-uitbaters, fabrikanten van gokspelen en de Nationale Loterij, en de ministers van Justitie, Financiën en Volksgezondheid.

De resolutie dringt er bij de regering op aan een wetenschappelijke studie te laten uitvoeren over de omvang en de oorzaken van de gokverslavingsproblematiek, een financieel-maatschappelijke kosten-batenanalyse te maken, te zorgen voor een actuele en sluitende wetgeving en te streven naar een betere coördinatie met de gemeenschappen teneinde in het overlegcomité een beter op elkaar afgestemd preventie- en opvangbeleid uit te werken.

De resolutie werd op 12 maart 1998 in de plenaire vergadering van de Senaat goedgekeurd. Sindsdien is er veel gebeurd. De besprekingen van de onderhavige tekst werden aangevat. Iedereen zal moeten toegeven dat het regeringsamendement een degelijk werkstuk was, gebaseerd op belangrijke uitgangspunten, dat kon leiden tot een ommekeer in het denken over gokverslaving. Het bood alle actoren een wetgevend kader waardoor de feitelijke illegaliteit zou verdwijnen. Voorst regelde het de oprichting van een kansspelcommissie, een onafhankelijk orgaan voorgezeten door een magistraat, dat de regering op een objectieve manier zal adviseren, vergunningen zal toekennen en zal toezien op de naleving van de wet. Ten slotte omvatte het regeringsamendement en duidelijk vergunningsstelsel en enkele maatregelen ter bescherming van de spelers.

Het voorstel vertoont nochtans enkele grote lacunes. In de eerste plaats is het een kaderwet, die de invulling overlaat aan de regering. De lijst van de toegestane kansspelen, en het maximumbedrag van de inzet per kansspel en per speelkans en de maximale winst of verlies per speelduur moeten bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden bepaald. Bovendien worden een aantal belangrijke actoren, zoals de Nationale Loterij, van het toepassingsgebied van het voorstel uitgesloten. Andere spelen, zoals onschuldige kermisattracties, vallen niet onder de wet, maar krijgen ook geen beschermde naam, zodat de consument of zijn ouders geen onderscheid kunnen maken tussen ongevaarlijke en gevaarlijke kansspelen.

Het wetsvoorstel wordt aldus misschien een zeer flexibel wetgevend instrument, maar kan op langere termijn een beleid bemoeilijken. Er werd reeds meermaals gesuggereerd dat de deur opnieuw op een kier staat voor de jackpot, de eenarmige bandiet. Over het nieuwe, negende casino, dat in Brussel zal worden gevestigd, zal bij regeringsdictaat worden beslist. Deze louter arbitrair-politieke keuze laat Antwerpen, Limburg en het Duitstalig Gewest in de kou staan. Deze schending van het gelijkheidsbeginsel kan aanleiding geven tot een procedureslag bij het Arbitragehof. Spelbedienden krijgen door het wettelijk worden van de casino's geen beter statuut en hun loon blijft afhankelijk van het «drinkgeld» dat ze op de winsten ontvangen. Een aantal belangrijke maatregelen ter bescherming van de spelers die in de resolutie waren opgenomen, zoals het preventiefonds, werden niet opgenomen in het voorstel. Aangezien elke waardevolle inbreng werd geweerd, was er dus geen echte inspraak.

Gokken verbieden is zinloos. Het leidt immers tot illegaliteit, vlucht naar het buitenland, verlies aan controlemogelijkheden en verlies aan inkomsten voor de overheden. Het biedt trouwens ook geen fundamentele oplossing voor de gokverslaving. De verslaving dient zo goed mogelijk te worden bestreden met beschermingsmaatregelen voor de spelers. Zulke maatregelen vereisen geen alles regulerend keurslijf van wetteksten, maar bij voorkeur samenwerkingsverbanden met de goksector en impliceren een subtiel evenwicht tussen de bescherming van de spelers, het economisch belang en de werkgelegenheid in de goksector en de financiële inkomsten voor de diverse overheden. Jammer genoeg is hiervan in de voorliggende tekst weinig terug te vinden.

Dat de gokverslaving zo goed mogelijk moet worden bestreden, is evident. Zoals in Nederland moet absoluut een adequaat preventie- en opvangbeleid worden uitgebouwd. Een samenleving die door de belasting op de kansspelen mee profiteert van de lusten, moet ook oog hebben voor de lasten. Een actief en gecoördineerd preventie- en opvangbeleid behoren dan ook tot de essentiële taken van de overheid. Er moeten preventiecampagnes komen, speciaal voor de jeugd via onderwijsinstellingen. De uitbreiding van bestaande CAD-centra ten behoeve van gokverslaafden moet, zoals in Nederland, een prioriteit worden. Voorts dient er speciale aandacht te worden besteed aan de problematiek van de speelschulden en de herintegratie van de gokverslaafden in de arbeidsmarkt. Ook in dit verband vermeldt de voorliggende tekst geen duidelijke maatregelen.

De toekomst van de Belgische goksector valt uit de nieuwe wet niet af te lezen, onder meer door het ontbreken van een beleidsverklaring van de regering. Wat indien de Nationale Loterij wordt geprivatiseerd ? Dan krijgen we een geprivatiseerde onderneming die expliciet buiten de wet op de kansspelen valt!

Het gebrek aan visie en inzicht in nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld via de informatiesnelweg, springt in het oog. Virtuele casino's maken ook in ons land reeds slachtoffers. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Amerikaanse Senaat zich in juli van dit jaar met een ruime meerderheid van 90% heeft uitgesproken tegen gokspelen op Internet, onder meer omdat ze moeilijker te controleren zijn en minderjarigen er gemakkelijker toegang toe hebben. Providers kunnen er worden verplicht om gok-sites te sluiten en uitbaters van een dergelijke site riskeren tot vier jaar cel. Het voorstel heeft het over een verbod om « meerdere toestellen met elkaar te verbinden » en in de toelichting bij haar amendement zegt de regering met deze wetgeving mogelijke misbruiken te kunnen aanpakken. Ze maakt echter de fout te veel te vertrouwen op de tekst. Het opnemen van bepalingen over Internet zou passend zijn geweest.

Evenmin wordt de internationale concurrentie, bijvoorbeeld van casino's net over de grens, beteugelbaar met deze wet. Concurrentievervalsing en het aanzetten tot gokken vanuit het buitenland blijven zonder meer mogelijk. Op Europees en mondiaal vlak dienen in dit verband dan ook dringend wetgevende initiatieven te worden genomen.

De besprekingen in de commissie waren een lachertje. Heel wat amendementen van ons werden als het ware systematisch weggestemd. Niet omdat ze niet goed waren ­ daarover was iedereen het in de wandelgangen eens ­, maar wel omdat ze de speelruimte van de regering al te veel beperkten. Bovendien werd de bespreking op een drafje afgehaspeld, wellicht opdat het Brussels casino er vlug kan komen. De stemming ­ in afwezigheid van de minister ­ kende het traditionele meerderheid-minderheid-resultaat. Wel was er de opvallende onthouding van de commissievoorzitter. Wegens de manier van werken, luidde zijn stemverklaring.

Niet het gezond verstand, maar de verborgen agenda van sommige belanghebbenden heeft de overhand gehaald. Enkele voorbeelden van geweigerde amendementen wil ik u toch niet onthouden.

Wij stelden voor de term « lunapark » voor te behouden voor ongevaarlijke kansspelen die volgens artikel 3.3 terecht niet onder de bepalingen van het voorstel vallen. Als benaming voor plaatsen waar echte kansspelen worden uitgebaat, hebben we naar Nederlands voorbeeld de term « speelautomatenhal » voorgesteld. Dit zegt het publiek wellicht iets meer dan het steriele « kansspelinrichting klasse II ». Het uitsluiten van de Nationale Loterij van het toepassingsgebied van de wet, zet de poort open voor oneigenlijk gebruik. Nu reeds experimenteert de Nationale Loterij met verslavende kansspelen, zoals de krasloten, zonder zich zelf maar bewust te zijn van de mogelijke gevolgen. Een vertegenwoordiger van de Nationale Loterij gaf dit op de hoorzittingen toe. Onder druk van de op geld beluste regering, moet de Nationale Loterij, wel op zoek gaan naar vers geld en beweegt zij in de richting van nieuwe en verslavende spelen. De regering deed de Nationale Loterij immers een eenmalige aderlating van vijftien miljard ondergaan om de openbare financiën te helpen saneren en ze melkt de loterij verder uit met een jaarlijkse monopolierente van 2,5 miljard. Daarenboven roomt de Ministerraad de jaarlijkse nettowinst van de loterij af met een bedrag van 7,2 miljard. Dergelijk kortetermijndenken leidt evenwel tot onvoorziene sociale catastrofes. Wanneer laagdrempelige, verslavende producten via een « door de overheid gecontroleerde instelling » worden verspreid, krijgt het publiek een verkeerd beeld. De overheid kiest opnieuw voor de lusten, zonder rekening te houden met de lasten. De uitgelekte experimenten van de Nationale Loterij met de videoloterij doen het ergste vrezen.

Ook andere amendementen werden systematisch afgeketst. Ik denk hier aan het voorstel dat de kansspelcommissie jaarlijks een beleidsnota zou opstellen en zou instaan voor een wetenschappelijke studie over de omvang en de oorzaken van de gokverslaving, met inbegrip van een financieel-maatschappelijke kosten-batenanalyse.

Het voorstel om ten minste eenmaal per jaar een overleg te organiseren met vertegenwoordigers van exploitanten en werknemers, hulpverleners, zelfhulpgroepen en de gemeenschappen vond evenmin genade bij de meerderheid. Amendementen strekkend tot oprichting van een preventiefonds gestijfd door bijdragen van de uitbaters van kansspelen, tot bepaling van een uniform sluitingsuur voor speelautomatenhallen en casino's, zoals dat in het buitenland het geval is, en tot invoering van een gelijkvormigheidsattest, een ijkingscertificaat en een zwarte doos voor automatische kansspelen, werden eveneens verworpen.

Deze zogezegde « sociale » coalitie heeft in mijn ogen heel wat aan geloofwaardigheid verloren. De CVP sprak met twee tongen : deze van de aandacht voor de gokverslaafden bij monde van senator Olivier en deze van de aandacht voor de economische belangen van bepaalde actoren bij monde van senator Weyts. De tekstueel en juridisch overbodige toevoeging van « al dan niet automatische » aan de omschrijving van kansspelinrichtingen klasse I suggereert een aantal filières. De SP probeerde aan politieke recuperatie te doen door enkele sociale amendementen over te nemen en onder haar naam opnieuw in te dienen.

Indien artikel 58 zou impliceren dat ook voor kansspelinrichtingen klasse I creditkaarten verboden zijn, dan wordt niet alleen een veiligheidsprobleem in het leven geroepen, maar wordt vooral de definitieve doodsteek gegeven aan de sector.

Mijn conclusie is duidelijk : de VLD kan onmogelijk een wetsontwerp goedkeuren dat onvoldoende rekening houdt met de door de Senaat unaniem goedgekeurde resolutie. De Senaat heeft zijn eigen resolutie zo maar ter zijde geschoven en daardoor zijn zeggingskracht uitgehold. De senatoren die de getuigen aanhoorden tijdens de hoorzittingen van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden zijn niet dezelfden als die welke de amendementen bespraken in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de « economische » geesten het haalden van de « sociale ». Een evenwicht tussen beide benaderingen ware beter geweest.

Ik had verwacht dat de Senaat, als reflectiekamer, zich als een onpartijdige ethicus over de hele problematiek zou hebben gebogen. Mocht deze tekst worden goedgekeurd dan vrees ik dat er een historische kans wordt gemist om een adequate en sluitende wetgeving te maken. Churchill zei : « Gambling is a rather difficult, highly controversial and politically moderately important subject. » Hij heeft nog steeds gelijk.

De VLD zal zich bij de stemming onthouden.

Mme la présidente. ­ La parole est à M. Hatry pour un fait personnel.

M. Hatry (PRL-FDF) (fait personnel). ­ Madame la présidente, je souhaite intervenir pour un fait personnel à la suite de l'intervention de M. Vergote. En effet, notre collègue a révélé le contenu d'un vote en commission alors que précisément, selon la tradition du Sénat, les votes en commission sont anonymes : seul leur résultat est consigné au rapport.

J'ai dit moi-même à la tribune que j'étais perplexe sur certains points. Dès lors, je ne suis pas opposé à ce que soit mentionnée mon abstention. Je précise d'ailleurs que je me suis abstenu sur de nombreux textes. Mais en tant que président de la commission, je ne puis être d'accord, au niveau du principe, sur le fait que l'on fasse état de votes intervenus en commission.

En ce qui concerne plus particulièrement la Loterie nationale, largement évoquée, M. Vergote ne me paraît pas du tout au courant de la situation réelle. En effet, la privatisation de la Loterie nationale ne présente aucun intérêt, sauf peut-être pour le VLD, car dès qu'une privatisation est réalisée, il n'est plus question de monopole et la Loterie nationale n'aurait alors plus de valeur pour son éventuel acquéreur. En d'autres termes, dans ce cas de figure, l'acquéreur ne bénéficiait d'aucune rente de situation : l'Union européenne nous obligerait alors à accueillir toutes les loteries qui poursuivent des buts humanitaires, philantropiques et autres. Dès lors, le fait que M. Vergote me reproche de m'être abstenu sur ce point n'a aucun sens, compte tenu de nos obligations vis-à-vis de l'Union européenne. La Loterie nationale doit ­ malheureusement ­ rester dans le secteur public tant que les autorités européennes ne changent pas d'attitude. Selon moi, l'intervention de M. Vergote dénote un manque de compréhension de cette réalité des choses. (Applaudissements.)

Mme la présidente. ­ La parole est à M. Hotyat.

M. Hotyat (PS). ­ Madame la présidente, je voudrais me joindre aux remerciements exprimés par le président de la commission des Finances et des Affaires économiques.

Mon intervention visera à indiquer brièvement les raisons essentielles pour lesquelles le groupe socialiste soutient la proposition qui vous est soumise.

Il s'agit de sortir d'une situation de non-droit. L'aspect le plus caractéristique du monde du jeu en Belgique réside sans doute dans la politique de tolérance appliquée par les parquets depuis près d'un siècle à l'égard des établissements où, contra legem, le jeu se pratique ouvertement. Or, il n'est jamais bon qu'une loi reste lettre morte si son utilité sociale est démontrée, ce qui est le cas en matière de jeu.

Il est évident que toute situation aux marges de la légalité entraîne inévitablement des problèmes de contrôle et de surveillance, laissant la porte ouverte aux dérives et aux abus. Une telle tolérance, qui rend difficile toute répression en la matière, est inévitablement suspecte d'inégalité des citoyens devant la loi pénale, et donc d'inéquité. Or, contrôle et répression sont et restent nécessaires car, si l'interdiction absolue de toute forme de jeu paraît excessive, il est vrai aussi que le jeu peut conduire certains individus à une véritable déchéance, due à l'asservissement qu'il peut causer, et à la ruine de ces mêmes individus et de leur famille. Trop de témoignages en ce sens confirment ce phénomène redoutable.

En outre, ce domaine hors la loi peut aussi s'avérer dangereusement propice à des manipulations financières telles que le blanchiment d'argent sale.

En l'absence de toute législation, autre qu'une interdiction absolue et, par là même, inapplicable ou à tout le moins inappliquée, le contrôle et son nécessaire corollaire, la sanction pénale, sont presque impossibles ou, à tout le moins, guère efficaces. Il faut donc sortir de cette situation de non-droit et nous pensons que la proposition qui nous est soumise y réussit.

En effet, elle permet d'abord de clarifier la situation existante en distinguant nettement trois catégories d'établissements de jeu et en y attachant des obligations précises et bien adaptées à leur nature.

Elle permet ensuite d'introduire de multiples dispositions visant à prévenir la dépendance au jeu.

Elle permet enfin d'organiser un contrôle efficace de l'ensemble du circuit du jeu dans tous ses aspects car, non seulement les établissements, mais aussi le personnel et, de manière générale, tous les acteurs, fabricants, fournisseurs, réparateurs et autres loueurs, seront soumis au contrôle de la commission des jeux de hasard. Cette commission qui doit être créée, sera composée, sous la présidence d'un magistrat, de représentants des ministres fédéraux concernés, c'est-à-dire de la Justice, des Finances, des Affaires économiques, de l'Intérieur et de la Santé publique.

Le rôle de la commission qui devra faire rapport de ses activités chaque année aux chambres législatives, est crucial.

C'est grâce à elle que sera récoltée l'information destinée à éclairer le gouvernement aussi bien que le législateur.

Elle est organe d'avis mais c'est aussi elle qui est chargée du contrôle du respect de la loi et de l'application de ses arrêtés d'exécution. C'est donc par elle que seront combattus les effets sociaux néfastes liés au jeu, de la dépendance aux manipulations de fonds.

Elle aura un pouvoir considérable : celui d'octroyer, de suspendre ou de retirer la licence d'exploitation ainsi que d'interdire provisoirement ou définitivement l'exploitation de jeux de hasard.

Enfin, la proposition, c'est important, veille également au nécessaire équilibre sur le plan des régions.

Tout cela nous permet de conclure qu'avec l'adoption de cette proposition, fruit d'un travail très approfondi de la commission des Finances et des Affaires économiques ­ plus de 110 amendements ont été débattus ­, un grand pas sera fait dans l'assainissement du secteur.

En effet la Belgique possédera alors l'une des législations les plus strictes en la matière.

Voilà les raisons essentielles qui conduisent le groupe socialiste à approuver cette proposition avec conviction. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Van der Wildt.

Mevrouw Van der Wildt (SP). ­ Mevrouw de voorzitter, bij de aanvang van de uiteenzetting die ik namens de SP-fractie zal houden, wens ik de rapporteurs van de adviserende commissies en uiteraard ook rapporteur D'Hooghe te feliciteren met hun bijzonder waardevol werk. Natuurlijk past het ook hulde te brengen aan de initiatiefnemer, senator Weyts, die met zijn persoonlijk studiewerk de aanpak van de nieuwe wetgeving mogelijk maakte. Ik vind het ook belangrijk te onderstrepen dat ik hier vooral sta in de plaats van mijn gewezen collega Geert Van Goethem, die voor de SP-fractie de werkzaamheden intens heeft gevolgd, maar door onverwachte politieke wendingen uit dit halfrond is verdwenen.

Het wetsvoorstel op het spel stelt de SP-fractie voor niet zo evidente keuzes. Is het opportuun een activiteit te reglementeren die ons sowieso verwerpelijk lijkt ? Is het te verantwoorden de ogen te blijven sluiten voor overtredingen die blijkbaar breed maatschappelijk aanvaard en zelfs economisch en fiscaal ingeburgerd zijn ? Alleszins wil men met het wetsvoorstel een aangelegenheid regulariseren die zich, zacht uitgedrukt, in een brede grijze schermerzone bevindt. De wet op het spel van 24 oktober 1902 is intussen niet alleen achterhaald door maatschappelijke, economische en technische evoluties, het is bovendien te wijten aan de summiere zeven artikelen van deze oude wet dat gangbare praktijken inzake kansspelen gedurende jaren door de rechterlijke macht werden gedoogd. Van meet af aan willen we dan ook duidelijk verklaren dat we onverdeeld positief staan tegenover het feit dat we als wetgever door het goedkeuren van dit voorstel uiteindelijk rechtszekerheid zullen brengen.

Het moet echter evenzeer duidelijk zijn dat de SP-fractie principieel geen voorstander is van het ongebreideld toestaan van kansspelen. Daarom zijn de beperkende maatregelen om de maatschappelijk perverse effecten van overmatig gokken tot een minimum te beperken, voor ons absolute voorwaarden om uiteindelijk met het wetsvoorstel in te stemmen.

De resolutie betreffende gokverslaving van collega Vergote, die inmiddels door de Senaat is goedgekeurd, vormde een uitstekende steun om in de wet de noodzakelijke garanties op te nemen om overmatig gokken tegen te gaan. De getuigenissen die we bij de voorbereiding van deze resolutie hebben gehoord, waren zo schrijnend dat ze voor de SP-fractie de goedkeuring van het voorstel erg moeilijk maakten. Er werden dan ook tal van amendementen ingediend en goedgekeurd. Belangrijk hierbij was de zeer uitvoerige amendering van de regering die het oorspronkelijke voorstel-Weyts een meer aanvaardbare wending gaf. Toch vond de SP-fractie het noodzakelijk om door middel van amendementen van collega Erdman, collega Van Goethem en mijzelf, het sociaal gehalte van de door de regering geamendeerde versie te verhogen. We konden alleen maar met genoegen vaststellen dat een ruime meerderheid in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden onze inzichten inzake sociale correcties heeft gevolgd. Ik betreur dan ook de laatdunkende uitlatingen van de heer Vergote aan ons adres in verband met politieke recuperatie. De sociale correcties waren voor ons een absolute voorwaarde om het voorstel zelfs maar bespreekbaar te maken. Ik wil dan ook graag op deze sociale correctie, de aandacht vestigen.

De oprichting en bevoegdheden van de kansspelcommissie als controle-, beslissings- en adviesorgaan zijn hierbij van groot belang. Deze kansspelcommissie zal de minister binnen een strikte termijn advies geven over de bij koninklijk besluit toegestane kansspelen. Het advies van onafhankelijke specialisten is erg nuttig om het maatschappelijk risico van bepaalde toestellen, onder meer en vooral in verband met gokverslaving, concreet te kunnen inschatten.

Bij amendement van collega Erdman kwam een regeling tot stand voor het statuut van de magistraat-voorzitter. Om een sterke vereenzelviging met de sector te vermijden, werden de termijnen van de mandaten in de kansspelcommissie bij amendement van de SP beperkt. Tevens werd een regeling uitgewerkt om disfunctionele continuïteitsbreuken in de uitoefening van de mandaten te vermijden. Een vertegenwoordiger van de minister van Volksgezondheid zal deel uitmaken van de kansspelcommissie meer bepaald om de problematiek van de gok- en spelverslaving op te volgen. De kansspelcommissie zal jaarlijks een werkingsverslag bezorgen aan de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie evenals aan de Wetgevende Kamers. Dit zal een uitgebreider opvolging van de gehele problematiek mogelijk maken. De uitvoerende en de Wetgevende macht zullen aldus ook over een uitstekend instrument beschikken om indien nodig op korte termijn het beleid bij te sturen.

De kansspelcommissie heeft trouwens ook een meldingsplicht aan de minister van Financiën aangaande elementen die mechanismen gericht op fiscale fraude of onwettelijke transacties doen vermoeden. De SP-fractie heeft er uitvoerig op gewezen dat de garantie tegen geld-witwaspraktijken in de wereld van de casino's en kansspelen onvoldoende sluitend is. De meldingsplicht bij vermoeden of vaststelling van onwettelijke transacties en het langdurig bijhouden van de registers wanneer er op naam wordt gespeeld, kunnen ons inziens niet volstaan. De oprichtings-, personeels- en werkingskosten die gepaard gaan met de installatie van de kansspelcommissie worden gedragen door de uitbaters van de kansspelinrichtingen. Dit mag de autonomie van de kansspelcommissie geenszins in het gedrang brengen. Autonomie is immers van groot belang voor de geloofwaardigheid en de effectiviteit van de commissie. Naast het initiatiefrecht tot beleidsadviserend werk bij wetgeving of regelgeving, zal de kansspelcommissie ook straffen kunnen opleggen en zelfs de exploitatievergunning kunnen intrekken.

Nu de kansspelen en de verschillende kansspelinrichtingen uit de gedoogzone worden gehaald, werd de discussie over het aantal inrichtingen van klasse I en II en de precieze inplantingplaatsen zeer dringend. De wet beperkt het aantal kansspelinrichtingen van klasse I tot negen inrichtingen die ingeplant zijn op de historisch gekende plaatsen en locaties. Voor klasse II komen er maximaal 200 inrichtingen in aanmerking. De wet voorziet in een aantal voorwaarden en conditionele drempels die misbruiken en ongebreideld en ongecontroleerd gebruik aan banden moeten leggen : ondubbelzinnige identificatieplicht; transparantie en gescheiden locatie van speelzalen opgelegd aan vergunninghouders van klasse I; strikte regels betreffende de inrichting en locatie van kansspelinrichtingen van klasse II; maximumaanbod van twee kansspelen per spelinrichting klasse III, waarmee cafés worden bedoeld; algemeen verbod om kosteloos of onder de marktprijs verplaatsingen, maaltijden, dranken en geschenken aan te bieden aan het cliënteel van kansspelinrichtingen van klasse I, II en III. Deze praktijken worden immers nu veelvuldig toegepast door de gokpaleizen net over de grens met de bedoeling onder valse voorwendsels potentiële gokkers te ronselen.

De toegangsleeftijd tot de gokpaleizen en de gokapparatuur werd op 21 jaar gebracht en de lijst van het toegangsverbod voor bepaalde functies, ambten, beroepen of werkzaamheden werd uitgebreid. Voor inrichtingen van klasse I geldt het absolute toegangsverbod voor personen met geestelijke achterstand. In de nabijheid van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen en plaatsen die vooral door jongeren worden bezocht, geldt een vestigingsverbod voor kansspelinrichtingen van klasse II.

In het pakket van sociale beschermingsmaatregelen beklemtonen wij vooral het belang van de kredietbeperkingen. Apparaten voor gelddistributie mogen in de inrichting niet aanwezig zijn en er mag evenmin krediet worden verleend ter betaling van winst of verlies. Verder kunnen gemeenten waar een kansspelinrichting is gevestigd bijkomende maatregelen nemen voor de regeling van de lokale sociale controle en de beperking van de maatschappelijke overlast.

We zijn zeer tevreden dat heel wat amendementen, die precies deze sociale waarborgen versterken, werden aangenomen. Toch moeten we waakzaan blijven. We betreuren dat de kansspelcommissie niet bevoegd is om sociaal-economische aspecten van de diverse gokactiviteiten op te volgen en te bestuderen.

De samenstelling van de commissie laat vermoeden dat zij deze studies evenwel niet zelf zal kunnen verrichten. Toch mag niets de leden verhinderen deze uitermate belangrijke maatschappelijke problematiek via studies en onderzoeken te laten opvolgen.

Er wordt in deze wet heel veel overgelaten aan de Koning. Aan de ene kant is dit echt een noodzaak. Het opnemen van een zeer technische reglementering voor speelautomaten in een wettekst lijkt ons niet wenselijk, gezien de razendsnelle technologische ontwikkelingen in de elektronische kansspelen. Aan de andere kant vereist de regelgeving via koninklijke besluiten een strikte en intensieve opvolging door de wetgevende macht van de resultaten van de realisatie ervan.

De belangenbehartiging, ja zelfs de druk van de lobby's, die in de loop van de parlementaire behandeling van het voorstel duidelijk werden, hebben onze argwaan verscherpt en hebben vooral ongerustheid en vragen doen rijzen over de correcte en loyale toepassing van de wet door sommige actoren op het terrein. Financieel-economische belangen hebben bij velen voorrang op de bescherming van de spelers en het voorkomen van gokverslaving. De hardnekkigheid van deze belangenbehartiging is volgens ons van die aard dat de minister, de kansspelcommissie en de gerechtelijke autoriteiten hierin een belangrijke aansporing tot waakzaamheid bij de toepassing van de wet moeten vinden.

Artikel 57 bepaalt dat de Koning alle nodige maatregelen treft om verslaving aan kansspelen tegen te gaan. Het vermeldt uitdrukkelijk de voorlichting van het publiek omtrent de gevaren van kansspelen. De regering krijgt hierdoor een grote sociale verantwoordelijkheid, wat tevens duidelijke afspraken en engagementen van de gemeenschappen impliceert. Een goede aanpak van het voorlichtingsbeleid kan vele sociale drama's vermijden.

Hoewel de wet het begrip « kansspelen » zeer ruim definieert, is ze toch niet van toepassing op de producten van de Nationale Loterij. De senaatscommissie voor de Sociale Aangelegenheden vestigde nochtans de aandacht op de aard van enkele van die producten. Hier doet zich onmiskenbaar een evolutie in slechte zin voor. Diverse hulpverleners waarschuwen bijvoorbeeld voor het gevaar van de zogenaamde scratchbiljetten die een steeds groter aandeel van de markt innemen. De commissie voor de Sociale Aangelegenheden wees op de sociale risico's van dit soort spelen. Na het vele en belangrijke werk om tot een wettelijke regeling te komen en gokverslaving en sociale drama's te vermijden, mogen we deze producten van de Nationale Loterij niet zomaar uit het oog verliezen, ook al vallen ze buiten het toepassingsgebied van deze wet.

De SP-fractie zal dit wetsvoorstel goedkeuren. We doen dit niet omdat we zo enthousiast zijn over deze regelgeving, maar omdat een wettelijke regeling het mogelijk maakt controleerbare en afdwingbare voorwaarden op te leggen, die kunnen helpen om de gokverslaving en zijn dramatische gevolgen aan banden te leggen.

Mme la présidente . ­ La parole est à Mme Willame.

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Madame la présidente, je voudrais tout d'abord remercier M. D'Hooghe pour le rapport complet et pertinent qu'il a fait de nos travaux en commission.

Je voudrais aussi remercier M. Weyts du temps et de l'énergie qu'il a consacrés à sa proposition et à l'amendement du gouvernement. Je tenais à le remercier publiquement de la ténacité dont il a fait preuve.

L'objectif poursuivi tant par l'auteur de la proposition de loi que par l'amendement du gouvernement a été de donner une base légale aux jeux de hasard afin d'en finir avec les abus et les tolérances qui sont aujourd'hui légion. Le but est de créer un cadre qui soumettrait les opérateurs de jeux à des règles d'exploitation plus strictes en contrepartie de la sécurité professionnelle et de la certitude d'un gain raisonnable pour les joueurs.

En effet, la loi du 24 octobre 1902 sur le jeu et l'arrêté royal du 13 janvier 1975 portant la liste des appareils de jeu dont l'exploitation est autorisée sont tous deux, compte tenu de l'évolution technologique et de l'apparition d'Internet, un modèle d'archéologie industrielle du jeu qui compromettait le développement normal d'une entreprise et menaçait la sécurité juridique la plus élémentaire. Comment peut-on contrôler de manière manuelle et traditionnelle des jeux de plus en plus perfectionnés et des appareils qui font appel à l'informatique ?

Il était, en effet, devenu intolérable et juridiquement intenable que les procureurs généraux tolèrent qu'un groupe déterminé s'adonne à des pratiques illicites qui restaient interdites à un autre groupe. L'industrie du jeu devait sortir de la zone d'ombre que constituait ce climat de quasi-délit et devenir une branche d'activité normale jouissant d'une sécurité juridique tout en étant soumise à un contrôle adéquat de la part des pouvoirs publics et à une fiscalité équitable.

Il aurait été possible d'adopter le point de vue de la libéralisation du secteur, tout en maintenant certaines restrictions, à cause de la sensibilité du secteur à un certain danger.

Cependant, conserver le principe général de l'interdiction de l'exploitation des jeux de hasard, tempéré par l'adoption d'exceptions, fixe le sujet dans la sphère pénale et permet ainsi de sévir. Vu le rôle social dévolu à la loi pénale, la protection des personnes peut être mieux organisée et lève certaines appréhensions toujours présentes, malgré la réelle évolution des mentalités à l'égard de la problématique des jeux de hasard. Enfin, la lutte contre les entreprises de la criminalité organisée trouvait une base légale plus solide. C'est donc ce principe qui a été retenu.

La loi définit donc le champ d'application des mesures de protection individuelle des personnes ainsi que celles protégeant la collectivité et, enfin, elle organise le contrôle du secteur. Une fois ce cadre général fixé, les arrêtés d'exécution sont laissés à la compétence du Roi.

La loi prévoit trois exceptions qui nécessitent l'octroi d'une licence d'exploitation, à savoir les casinos, les établissements de jeux automatiques et, enfin, les débits de boissons qui sont définis par le type d'activités qui y sont exercées à titre principal et secondaire, ainsi que le type et le nombre de jeux qui peuvent être exploités sur la base de critères objectifs tels que les mises, les gains, les pertes, le return ou taux de remboursement de la mise.

Pour contrôler l'application de la présente loi et octroyer les licences, il est institué, sous la dénomination de « Commission de jeux de hasard », une autorité administrative indépendante d'avis, de décision et de contrôle, composée de représentants des ministres de la Justice, des Finances, des Affaires économiques et de l'Intérieur.

À la suite du débat qui s'est tenu à la commission des Affaires sociales au sujet de la problématique de la dépendance au jeu, nous avons également tenu à ce que le ministère des Affaires sociales soit représenté au sein de cette commission.

En effet, des discussions et des auditions, il est apparu clairement que le jeu pouvait avoir des conséquences économiques et sociales très dévastatrices. Il nous a donc paru important que cette approche de la question soit également prise en compte au sein de la commission.

Dans le même ordre d'idée, la présente loi prévoit un certain nombre de mesures de protection qui ont pour objectif d'empêcher que l'offre de jeux ne stimule la demande. Ces mesures visent essentiellement deux catégories à risque : les mineurs et les joueurs dépendants ou invétérés.

Après cette présentation globale, j'aimerais attirer l'attention sur deux problématiques spécifiques, à savoir le champ d'application de la loi et les casinos.

La problématique du champ d'application a suscité un important débat en commission des Finances et des Affaires économiques. Fallait-il inclure la Loterie nationale ainsi que les sports et les paris engagés à cette occasion ? Ni la proposition de loi ni le texte du gouvernement ne le prévoyait. Dans une logique rationnelle, la loi aurait peut-être dû englober l'ensemble de la problématique du jeu. Cependant, cette optique n'a pas été retenue.

En ce qui concerne la Loterie nationale, cette dernière reste sous le monopole du ministre des Finances ; elle est donc exclue du champ d'application de la loi. Cette démarche a été largement acceptée en commission, et ce parce que la loterie contribue à alimenter les recettes de l'État et qu'il ne faudrait pas mettre en péril l'équilibre budgétaire. Il est cependant évident que si la Loterie nationale n'avait pas été exclue du champ d'application, un certain nombre de produits vendus auraient dû être retirés du marché. Un exemple, le plus connu et le plus révélateur, est le Kéno qui, en tant que pari à gains fixes, n'aurait pas pu être autorisé.

En ce qui concerne les sports et plus particulièrement les paris engagés à l'occasion de ceux-ci, nous devons nous rendre à l'évidence : notre travail présente une lacune. En effet, même les représentants du secteur revendiquaient un cadre réglementaire. Cependant, vu l'urgence et le manque de connaissances en la matière, de longues discussions auraient encore été nécessaires afin d'appréhender et de comprendre la signification intrinsèque du secteur.

En ce qui concerne toute la question de savoir combien de casinos il fallait autoriser et à quel endroit, le Conseil d'État avait attiré l'attention sur le fait que les critères retenus, tant par la proposition que par le texte du gouvernement, n'étaient pas objectifs puisqu'ils se basaient sur des critères géographiques et historiques.

La proposition de loi prévoyait la création de trois casinos supplémentaires : un à Bruxelles, un à Anvers et enfin un en région germanophone. Le gouvernement, lui, se limitait à introduire un neuvième casino à Bruxelles.

Le casino prévu pour Bruxelles était largement accepté, et ce à la suite des diverses pressions de la Région bruxelloise en la matière qui, à titre d'information, avait déjà prévu dans son budget de l'année 1995 un poste réservé au casino.

Je me rappelle avoir interrogé à l'époque, en tant que chef de groupe au Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale, le ministre du Budget, M. Chabert. Le ministre semblait assuré de l'installation du casino en 1995, mais ce ne fut pas le cas. Toutefois, dès 1995, un poste du budget lui était réservé. De manière plus réaliste, ce poste est désormais prévu pour le budget 1999. La démarche initiale visait sans doute à accélérer le processus de décision législatif.

Je souhaiterais à présent émettre quelques remarques au sujet de la proposition d'amendement de M. Hatry.

Tout d'abord, ce que M. Hatry propose pour la Région de Bruxelles-Capitale pourrait peut-être s'appliquer aux autres régions. M. Hatry estime normal de ne pas remettre en cause les situations de fait des casinos dans les autres régions. Mais on ignore ce qui peut se produire dans ces régions : l'un ou l'autre casino, tant au nord qu'au sud du pays peut faire faillite. Le gouvernement devrait peut-être aussi examiner dans quelles communes ils seraient installés. Un certain nombre de personnes désignées par la Région flamande et la Région wallonne devraient rejoindre le Comité d'implantation. Dans cette optique, monsieur Hatry, ne s'agirait-il pas d'une sorte de régionalisation de la loi sur les casinos ? Ce n'était pas vraiment le but.

Deuxième argument : vous avez dit que ce projet vous laissait perplexe parce qu'il était lourd administrativement et politiquement. À mon sens, votre amendement ne contribue pas à l'alléger.

Mon troisième argument est plus politique. Comme vous le savez, monsieur Hatry, au Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale, je siège dans l'opposition. Pour désigner les cinq membres supplémentaires du Comité d'implantation, il conviendra donc de mettre d'accord M. Picqué, qui veut un casino à Saint-Gilles, et M. de Donnéa qui en veut un à Bruxelles-Ville. Songez-vous à la désignation de deux PS et de deux PRL au sein de ce Comité d'implantation, plus une autre personne ?

M. Hatry (PRL-FDF). ­ Votre argument ne tient pas puisque M. de Donnéa ne veut, en aucun cas, un casino à Bruxelles-Ville.

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Je réfléchis dans l'absolu, monsieur Hatry. Compte tenu de l'entente qui règne actuellement au sein du gouvernement bruxellois, il ne sera pas vraiment facile de désigner pour ce comité des membres issus du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale.

Je relirai donc attentivement l'amendement que nous avons reçu ce matin et qui sera soumis à notre vote jeudi. Mais, à première vue, il ne me paraît pas aller dans le sens souhaité.

En ce qui concerne les deux autres casinos prévus par la proposition Weyts, la question fut beaucoup plus controversée, et ce pour des raisons de viabilité économique. Compte tenu de la répartition géographique des casinos existants mais également des dispositions qui ne permettaient pas d'exploiter des jeux de hasard automatiques dans les casinos, nous avons décidé de ne permettre que neuf casinos. Cependant, nous avons prévu qu'en cas de fermeture d'un casino existant, le Roi déciderait quelle commune se verrait octroyer l'autorisation d'accueillir un nouveau casino.

L'interdiction d'exploiter des jeux automatiques dans les casinos prévue dans le texte du gouvernement était peu réaliste compte tenu de la situation que connaissent nos pays voisins immédiats, qui sont autorisés à exploiter ce type de jeux. Afin de ne pas fermer la porte à cette possibilité, un consensus a été trouvé : le Roi peut, le cas échéant, permettre également les jeux automatiques dans les casinos.

Enfin, je voudrais répéter que notre travail en commission s'est fait de manière critique et à la lumière de la problématique de la dépendance au jeu et de ses conséquences socio-économiques. Refusant un discours hypocrite par rapport à la problématique du jeu qui existe et qui existera toujours, même sans aucune base légale, nous avons préféré autoriser des exceptions en la matière en les conditionnant à un grand nombre de garde-fous, tant en termes d'âge d'accès aux différents établissements que de prévention du problème du surendettement dont sont souvent victimes les joueurs qui perdent conscience de la valeur économique de l'argent, et ce, grâce à des interdictions de consentir des crédits, directement ou indirectement aux joueurs.

En conclusion, mon groupe approuvera cette proposition qui a le mérite d'exister, même si certaines lacunes y subsistent. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mevrouw de voorzitter, met deze nieuwe wet in wording wordt op een pragmatische wijze en zonder veel ethische beslommeringen, een wettelijk kader gecreëerd waarbinnen de acht bestaande casino's verder kunnen werken en wordt meteen ruimte gecreëerd voor een negende casino in Brussel. Daarnaast wordt ook een regeling uitgewerkt voor de gokautomaten. Maximum 200 lunaparken en horecazaken komen voor installatie in aanmerking.

Van een gedoogbeleid stappen we dus over naar een vergunningsbeleid. Een systeem van vergunningen impliceert het omschrijven van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een vergunning te krijgen en een instantie die het geheel moet beoordelen, in dit geval de kansspelcommissie die in de toekomst ongetwijfeld berucht zal worden.

Uit de uitvoerige besprekingen halen wij een aantal vragen die volgens ons onvoldoende werden beantwoord.

In de eerste plaats is er de inbreuk op het principe van de vrije vestiging zoals bepaald in artikel 52 van het Europees Verdrag. Voorts is er de nood aan objectieve selectiecriteria voor het toekennen van een vergunning, zowel aan casino's als aan lunaparken. Er zijn vragen bij de rol van de gemeenschappen en de gewesten in heel deze materie, bij de structurele aanpak in de strijd tegen witwaspraktijken en bij de vrijwel onbeperkte gokmogelijkheden via Internet. Dit laatste element is hier vandaag al wel aangehaald, maar men maakt er zich blijkbaar niet al te veel zorgen over.

Het Hollands model waarbij de overheid eigenaar is van de casino's is onvoldoende bestudeerd. Men had minstens kunnen onderzoeken of een belangrijke overheidsparticipatie in casino's niet zinvol kan zijn.

Er is de blijvende onduidelijkheid over de uiteindelijke omzet van de casino's en de lunaparken. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de Nederlandse casino's 1,7 miljard frank belastingen opbrengen en de acht Belgische casino's nog niet aan de helft daarvan komen. Er wordt hier gesproken over een bedrag van 714 miljoen. Men verwacht wel dat het nieuwe Brusselse casino evenveel zal opbrengen als de acht thans bestaande casino's samen. Hier heerst de grootste onduidelijkheid.

Een volgend knelpunt is de automatische verlenging van de concessierechten voor de uitbating van de huidige casino's met 20 jaar. De rol van de gemeenten is hier wel erg onduidelijk.

Een onderdeel van deze kritieken wil ik toch speciaal toelichten. Het betreft de vrije vestiging en de lokalisatie van de casino's in een systeem van vergunningen.

De Raad van State is in zijn advies bij de voorstellen daarover zeer scherp geweest. Het Europees recht, meer bepaald artikel 52 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, verplicht de lidstaten de beperkingen van de vrijheid van vestiging geleidelijk af te bouwen. De Raad van State oordeelt dat de vrijheid van vestiging slechts kan worden beperkt op basis van objectieve criteria waarover het Parlement moet oordelen. Wij delen deze zienswijze.

In het huidig voorstel ligt het objectief criterium in de historische rechten van de acht gemeenten waar thans een casino gevestigd is. Brussel, hoofdstad van het Rijk, wordt eraan toegevoegd. Volgens de memorie van toelichting is de motivering van het criterium om geen nieuwe vestiging toe te staan de volgende : « Deze rechten zijn immers nog verbonden met de ligging of de functie van deze gemeenten en een specifieke vorm van toerisme welke ervoor zorgt dat er een aantrekkingskracht is voor het cliënteel van de casino's. Dit zorgt ervoor dat er een aangepaste infrastructuur en bekwaam personeel aanwezig is. »

Als objectief criterium ter beperking van nieuwe vestigingen is dit wel erg vaag, meer nog, het is nietszeggend. Een casino in Antwerpen zal dezelfde toeristische en culturele aantrekkingskracht kunnen uitoefenen en zal ongetwijfeld ook over de aangepaste infrastructuur en bekwaam personeel kunnen beschikken. Hetzelfde geldt, a fortiori, voor een nieuw casino aan de westkust.

Ten tijde van de oprichting van de vier « historische » casino's aan de Vlaamse kust, in Knokke, Blankenberge, Oostende en Middelkerke, wist de massatoerist de weg naar De Panne, Koksijde of Nieuwpoort misschien niet te vinden. Ondertussen is de westkust echt wel ontsloten en is het gebied bereikbaar geworden. De moderne toeristische infrastructuur, waaronder ook casino's en golfterreinen, zou er perfect in passen. De concurrentiepositie van de westkust tegenover de middenkust en de oostkust en ook tegenover de casino's in Frans-Vlaanderen, en in het bijzonder Duinkerke, wordt geschaad. Hierbij klaag ik dan ook de schending van het gelijkheidsbeginsel aan.

Ik heb hierover reeds vroeger vragen gesteld, onder meer in een schriftelijke vraag aan de vorige minister van Justitie op 25 november 1997, waarop ik tot op heden nog geen antwoord, laat staan een argument, heb gehoord.

Het vergunningenbeleid wordt in het wetsvoorstel onvoldoende objectief omschreven en schendt het gelijkheidsbeginsel. Als de tekst in de Kamer niet wordt aangepast, zal hij ongetwijfeld voor het Arbitragehof worden aangevochten.

Een ander essentieel punt van kritiek slaat op de betrokkenheid van de gemeenschappen en de gewesten. In de huidige stand van de wetgeving is de federale wetgever allicht bevoegd om het gedoogbeleid om te buigen tot een vergunningenbeleid. De implementatie van dat beleid behoort echter de gewesten toe. Zij zijn in deze materie bevoegd voor alles wat verband houdt met de sociale preventie en opvang, de aspecten economie, toerisme en cultuur, en de fiscale opbrengsten van de sector. De VU-fractie vindt het totaal onaanvaardbaar dat de gewesten, en wat de Vlaamse kust betreft het Vlaamse Gewest, zelfs niet worden betrokken bij de lokalisatie van casino's en lunaparken. Dit is een anomalie van formaat.

Het voorliggend wetsvoorstel voldoet volgens ons niet. De VU-fractie heeft zeer sterk de indruk dat het wetsvoorstel vooral moet zorgen voor de inplanting van een Brussels casino. Wij betreuren dat de materie niet toekomstgericht en aangepast aan de federale structuur van het land werd aangepakt. De VU-fractie zal dit wetsvoorstel dan ook niet goedkeuren.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mevrouw de voorzitter, ik begin mijn betoog met een Antwerps voorbeeld. De stedelijke overheid van Antwerpen verzet zich nadrukkelijk tegen de prostitutie, maar heft een taks van 100 000 frank per raam. Ze heeft dus alle belang bij de instandhouding van de prostitutie en de aanwezigheid van een groot aantal ramen. Men kan haar dus van pooierij beschuldigen.

De Belgische Staat verzet zich nadrukkelijk tegen de gokverslaving. Ondertussen ontvangt hij van de Nationale Loterij dan eens een bedrag van 15 miljard, een andere keer een bedrag van 2,5 miljard. Ook besteedt hij 7,2 miljard die hij van de Nationale Loterij heeft ontvangen. De Belgische Staat heeft er dus belang bij dat het gokken niet aan banden wordt gelegd. Daarom leek dit debat mij bij de aanvang eigenaardig.

Vandaag is mij echter veel duidelijk geworden. De bedoeling van dit wetsvoorstel is blijkbaar het legaliseren van de bestaande casino's, het creëren van ruimte voor een nieuw Brussels casino, het niet-belasten van de Nationale Loterij en geschenken geven aan de grote verdelers van spel- en gokautomaten. Stel u voor dat ik niet wist dat de wetgevende macht zich hiertoe moest lenen. Het woord « moest » is hier wel degelijk op zijn plaats, want de discussie in de commissie ging uiteindelijk over het regeringsamendement, dat de oorspronkelijke tekst van het voorstel volledig heeft vervangen.

Bovendien lees ik in artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van gemeenschappen en gewesten : « Volgende belastingen zijn gewestelijke belastingen : 1º de belasting op de spelen en weddenschappen, 2º de belasting op de automatische ontspanningstoestellen. » Een van de argumenten bij het totstandkomen van de oorspronkelijke financieringswet was trouwens dat de federale overheid zich niet langer zou mengen in zaken die tot het domein van de vrijetijdsbesteding of het toerisme behoren. Deze vaststelling had ertoe moeten leiden dat de Senaat zich onbevoegd verklaarde en het hele dossier voor verder gevolg zou hebben doorgeschoven naar de parlementen van de deelstaten. Ik geef toe dat ik terzake geen enkele illusie meer koester. Ik weet dat het recuperatiefederalisme à la belge steeds weer zal pogen het gezag van de deelstaatparlementen uit te hollen.

Ik zal mijn drie opmerkingen in het kort toelichten. In de eerste plaats worden de bestaande acht casino's in dit voorstel naar de naam van de gemeente waar ze gevestigd zijn, opgesomd. Er wordt eveneens voorzien in een Brusselse uitbreiding. Wie vandaag dus een casino uitbaat, wie vandaag de gokverslaving stimuleert, wie vandaag de witwasmachine bij uitstek bezit, kan rekenen op wettelijke erkenning. Wie echter morgen hetzelfde onderneemt, begeeft zich in de onwettigheid, tenzij hij in Brussel optreedt. Deze vestigingswet voor casino's is volkomen in strijd met elk gelijkheidsbeginsel en is op het lijf geschreven van de casinolobby.

Tijdens een van de commissievergaderingen vroeg ik mij af waarom de Nationale Loterij niet werd onderworpen aan de regelgeving waaraan andere inrichters van kansspelen wel zijn onderworpen. In een hoogst verwarde uitleg werd mij aangetoond waarom de Nationale Loterij beter ­ of alleszins anders ­ zou zijn dan de andere inrichters. Ik moest vaststellen dat het verschil tussen inkomsten en subsidiëringen van de Nationale Loterij neerkomt op een jaarlijkse miljoenentransfer naar Wallonië. De Nationale Loterij heeft dit overigens niet ontkend. Dat verklaart waarom deze uitzondering werd bewaard in het voorstel en waarom de heer Hatry zich in zijn uiteenzetting zo fanatiek verzette tegen elke vorm van privatisering van de Nationale Loterij. Dat is in elk geval een reden te meer voor alle Vlamingen om deze uitzondering af te wijzen.

Mijn derde opmerking betreft het geschenk aan de grote verdelers van spelautomaten in de klasse E. De waarborgsom voor een grote uitbater met bijvoorbeeld duizend toestellen ­ laten wij hem de fictieve naam « Michiels » geven ­ is even hoog als het bedrag dat X, Y of Z moet ophoesten voor tien toestellen.

Was het niet veel eerlijker om een waarborgsom te bepalen die evenredig is aan de grootte van de uitbating ? Grote uitbaters die voor de aankoop van een bingotoestel maximaal 300 000 frank betalen en die sommige cafés wegkopen van kleine uitbaters ­ waarbij een sterke verdenking rust op het aanwenden van zwart geld ­ kunnen hun waarborgsom tegen een geraamde opbrengst die tot 500 000 frank per maand kan bedragen, op korte tijd afschrijven, terwijl kleine uitbaters in dezelfde situatie aankijken tegen een onbetaalbare lastenverhoging.

Daarnet heb ik vernomen dat de bingo goed is voor een omzet van ongeveer 80 miljard per jaar. De belastingen daarop mogen naar mijn oordeel draconisch worden verhoogd, niet lineair maar toenemend naargelang het aantal aangeboden toestellen en uiteraard alleen indien de opbrengst ervan wordt gestort in een preventiefonds dat door de gewesten wordt beheerd en het niet terechtkomt bij de slokop van de Staat.

Indien het automatengedoe dan toch noodzakelijk zou zijn ter bevrediging van de goklust, vraag ik me af waarom het Nederlandse model niet werd gevolgd waar een automatenwacht bestaat die efficiënte controles ter plaatse uitvoert. De kansspelcommissie is naar mijn mening geen goed alternatief.

Sommige sprekers verwezen reeds naar de web-casino's of de virtuele casino's op Internet. Ik begrijp dat aan dit fenomeen in dit debat niet veel aandacht werd besteed, maar het gokken via Internet moet alleszins aan bod komen in het debat dat de Senaat aan de informaticasnelweg zal wijden. Internet is immers een belangrijke aanbieder van virtuele casino's en zal gokverslavend werken, zoals trouwens reeds in het buitenland werd vastgesteld.

Mevrouw de voorzitter, ik vat samen. De federale overheid moet de geest van de financieringswet eerbiedigen en het regelen van kansspelen helemaal overlaten aan de deelstaatparlementen. Indien er in een onstuitbare recuperatiedrang toch een federale regelgeving moet komen, dan mag die niet op het lijf worden geschreven van de bestaande casino's, dan mogen geen uitzonderingen worden toegestaan aan transfermachines zoals de Nationale Loterij en mag er geen bevoordeling bestaan van grote uitbaters van goktoestellen.

Dit voorstel kan dan ook niet op onze goedkeuring rekenen, zoals de Senaat allicht al had begrepen. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Olivier.

De heer Olivier (CVP). ­ Mevrouw de voorzitter, alvorens in te gaan op de inhoud van dit belangrijke wetsvoorstel, dat werd ingediend door de heer Weyts, wil ik de auteurs van de respectieve verslagen, mevrouw Nelis-Van Liedekerke voor het advies van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, de heer Bourgeois voor het verslag van de commissie voor de Justitie en de heer D'Hooghe voor het lijvige verslag van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden danken. Door hun initiatief en de belangrijke inbreng van de regering kunnen we dit voorstel vandaag in openbare vergadering bespreken.

Ik zal niet ingaan op de problematiek van de casino's, maar zoals collega Vergote aandacht besteden aan de gevolgen van de gokverslaving. Samen met collega Vergote heb ik overigens een resolutie terzake ingediend.

Dat gokken de mens in het bloed zit, hoeft geen betoog. Het volstaat te zien hoeveel mensen zich 's zaterdags nog vlug in de krantenwinkel een gokformulier aanschaffen en de resultaten van de trekking op de televisie gespannen afwachten. Vele mensen besteden hieraan belangrijke bedragen en zijn dan ook vaak diep ontgoocheld.

We hoeven er niet versteld van te staan dat de goksector in ons land niet alleen snel evolueert, maar ook in omvang groeit. De jaarlijkse omzet wordt geschat op ongeveer 165 miljard. De bingo' s zijn goed voor 81 miljard of 50 %, ze worden gevolgd door de Nationale Loterij met een jaarlijkse omzet van 37 miljard of 23 % en op de derde plaats staan de casino' s met 13 miljard ontvangsten of 18 % van het totaal. Het gokken is dus een belangrijk fenomeen.

Dit wetsvoorstel is niet van toepassing op de Nationale Loterij en al haar producten, maar dat neemt niet weg dat het spel, georganiseerd door deze instelling, de tweede belangrijkste oorzaak van de gokverslaving vormt. We zijn het onszelf verplicht om ook hier vroeg of laat de gepaste initiatieven te nemen.

Voor de meeste mensen blijft gokken een aangenaam en onschuldig tijdverdrijf, maar voor een aantal leidt dit tot een hopeloze verslaving die in ernst en in kwalijke gevolgen voor de familiale omgeving niet moet onderdoen voor alcohol- en drugsverslaving. Deze verslavingen gaan in vele gevallen trouwens samen.

De cijfers die door collega Vergote werden geciteerd, zal ik niet in detail herhalen. Aangenomen wordt dat er van de 100 000 probleemgokkers ongeveer 20 000 echt verslaafd zijn.

De federale overheid is bevoegd voor de erkenning en de controle op de kansspelinrichtingen, de gemeenschappen zijn bevoegd voor de preventie. Ik heb mij als gemeenschapssenator dan ook op beide niveaus voor deze problematiek ingezet, zij het dat ik vooral in het Vlaams Parlement actief ben geweest bij de totstandkoming van een motie gericht aan de Vlaamse regering.

De tekst van de motie kan als volg samengevat worden.

Allereerst vraagt het Vlaams Parlement de Vlaamse regering de onderzoeksresultaten van het centrum Matt Talbot uit Borgerhout rond de problematiek van de gokverslaving mede te delen, te evalueren en zo nodig de opdracht van het centrum uit te breiden.

Ten tweede wordt gevraagd de bestaande hulpcentra meer mogelijkheden te geven voor een optimale opvang van gokverslaafden. Het gaat onder meer om de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de centra voor slachtofferhulp en de centra voor algemeen welzijnswerk.

Ten derde wordt gevraagd de preventiemedewerkers te sensibiliseren voor de problematiek van de gokverslaving en hen een passende opleiding te geven.

Ten vierde wordt gevraagd een doelgericht preventiebeleid te voeren door het rechtstreeks informeren en sensibiliseren van risicogroepen, zoals jongeren en sociaal zwakkeren. Hiervoor dienen de provinciale preventieplatforms te worden ingeschakeld. De regering wordt ook gevraagd de resultaten van de gevoerde onderzoeken onverwijld aan het Parlement mede te delen.

Ik verwijs naar deze motie van het Vlaams Parlement, omdat ze eigenlijk als een belangrijke begeleidende maatregel kan worden beschouwd bij het wetsvoorstel dat we hopelijk donderdag allemaal zullen goedkeuren. Het beleid inzake preventie van gokverslaving en opvang behoort tot de bevoegdheden van de gemeenschappen. In Vlaanderen bestaan er op dat vlak inderdaad al heel wat initiatieven. Verslaving in het algemeen en gokverslaving in het bijzonder leiden in mindere of meerdere mate tot problemen op psychisch, relationeel, sociaal, financieel en ook juridisch vlak. Verslaafden komen in een vicieuze cirkel terecht. Het ene probleem brengt het andere mee. Op familiaal vlak zijn de gevolgen vaak zeer dramatisch. Het hele gezinsbudget gaat naar het gokken en wordt gebruikt om schulden af te lossen. Steeds weer wordt de verslaafde verleid tot gokken, omdat hij bij elke nieuwe inzet hoopt voldoende te winnen om de gemaakte schulden te kunnen terugbetalen, met soms fatale gevolgen. Niet alleen spelen er zich familiedrama's af, in bepaalde extreme gevallen gebeurt het zelfs dat mensen die geen uitweg meer zien, uiteindelijk de hand aan zichzelf slaan.

Op wetgevend vlak moesten we tot nu toe terugvallen op de wet op de kansspelen van 1902. Deze wet was zeer duidelijk. Ze verbood alle kansspelen. In schril contrast hiermee stond het gedoogbeleid dat we al die jaren hebben gekend en nog altijd kennen. De acht casino's in ons land draaien illegaal en dan hebben we het nog niet over alle zwarte casino's, de ambulante casino's en de ronselacties, zoals het inleggen van bussen vanuit verschillende steden in het land waarmee potentiële gokkers gratis naar een casino worden gebracht. Hopelijk komt daarin nu verandering. De samenwerking tussen senatoren en regering heeft tot een tekst geleid die weliswaar niet volmaakt is, dat moeten we grif toegeven, maar wel in de goede richting gaat.

Bijzonder interessant waren de hoorzittingen die we in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden hebben georganiseerd. De aanwezige commissieleden kregen koude rillingen bij het aanhoren van de getuigenissen van ex-verslaafden. Sommigen hadden hun hele inkomen verspeeld op de bingo in een plaatselijk café. Dit zorgde uiteraard voor armoede en drama's in hun gezinnen, die overigens vaak uit elkaar vielen.

Boeiend was de uiteenzetting van een vertegenwoordiger van de nationale anti-gokcoalitie. Hij formuleerde een aantal concrete voorstellen om gokkers tegen zichzelf te beschermen : voor jongeren onder de 21 jaar een toegangsverbod tot casino's en speelautomatenhallen, verbod van bankcontact- en wisselgeldautomaten in de casino's, alleen betalen met muntstukken, een toegangsverbod voor mensen met een sociale uitkering.

De heer Vergote beweerde dat er weinig of geen amendementen werden aanvaard, maar niets is minder waar. Zelf heb ik een amendement ingediend dat luidt als volgt : « Geen apparaten voor automatische gelddistributie mogen aanwezig zijn in de kansspelinrichting. » Dit amendement werd aangenomen.

De therapie voor de gokverslaafden is gericht op drie aspecten. Eerst moet de gokverslaafde de waarde van het geld opnieuw leren kennen. Vervolgens moet hij bewust worden gemaakt van zijn afwijkend gedrag en moeten de soms onderliggende redenen van de gokverslaving worden aangepakt.

Een hulpverlener formuleerde een drietal beleidsvoorstellen, onder meer het ter beschikking stellen van een deel van de winst aan de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Met dit voorstel werd spijtig genoeg geen rekening gehouden, maar er is misschien nog een initiatief mogelijk via een koninklijk besluit.

Vanuit mijn mandaat als Vlaams volksvertegenwoordiger en vanuit mijn bezorgdheid om de preventie pleitte ik ervoor dat er voor de speelautomatenhallen een convenant zou worden gesloten tussen het gemeentebestuur enerzijds en de automatenhandelaars anderzijds. Hierin moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over het aantal automaten die op een bepaalde plaats mogen worden opgesteld, wie er toegang toe krijgt en wie er namens de gemeente controle op uitoefent. Ook dit amendement werd aangenomen, samen met het amendement op het verbod van kansspelinrichtingen in de omgeving van scholen, ziekenhuizen of plaatsen waar de jeugd bijeenkomt.

Tijdens de hoorzittingen gaf de minister van Volksgezondheid toe dat de aanpak van de gokverslaving nooit een grote prioriteit is geweest van het departement Volksgezondheid. Wij betreuren dat. Een gokverslaafde kan in zijn provincie terecht bij het Centrum voor Alcohol- en Drugspreventie. Enige bijkomende specifieke ondersteuning voor de opvang van die gokverslaafden is noodzakelijk.

De minister van Financiën poneerde dat de overheid een gedoogbeleid voert maar dan wel binnen zeer strikte grenzen en met de nodige controles. Wij blijven aandringen op deze controles. Een specifieke controle van de bingotoestellen door het ministerie van Financiën gebeurt echter niet.

Alle hoop wordt gesteld op de nog op te richten kansspelcommissie. Zij zal in de toekomst streng toezien op de toepassing van deze wet.

Niettegenstaande de commissievoorzitter klachten heeft over de manier waarop dit wetsvoorstel werd behandeld, meen ik dat de Senaat toch een belangrijke rol heeft gespeeld.

Door het werk van de twee commissies en ook dankzij de talrijke hoorzittingen is degelijk wetgevend werk tot stand gebracht. Niet minder dan 110 amendementen werden ingediend. Dit mag misschien een teken zijn van de lage kwaliteit van de oorspronkelijk tekst, het is alleszins ook een blijk van de aandacht die de Senaat aan deze problematiek heeft gewijd.

Het door de commissie goedgekeurde voorstel deelt de gokbranche in, in twee sectoren.

Ten eerste zijn er de spelen, waaronder de casino's en de automatische spelen in lunaparken en in de horeca.

Ten tweede zijn er de weddenschappen, waaronder het gokken op paardenrennen. Het door de senaatscommissie goedgekeurde voorstel is enkel van toepassing op de casino's, de lunaparken en de horecazaken waar echte kansspelen zijn opgesteld. Het gaat dus niet om lunaparken met onschuldige videospelletjes.

Het wetsvoorstel bepaalt dat casino's, lunaparken en horecazaken een vergunning moeten aanvragen voor de uitbating van kansspelen. Deze vergunningen worden afgeleverd door een nog op te richten kansspelcommissie. Ook voor het personeel, de handel in, het verhuur, de invoer en zelfs het onderhoud van toestellen, dient men over een vergunning te beschikken.

Het voorstel beperkt het aantal casino's tot negen : zijnde de acht bestaande en een nog op te richten casino in het Brusselse. Het besteedt veel aandacht aan het opleggen van beschermende maatregelen, waarvan een aantal tijdens de hoorzittingen uitvoerig aan bod kwamen en in het voorstel werden opgenomen. Zo werd onder meer een leeftijdsgrens van 21 jaar vastgelegd voor casino's en lunaparken en van 18 jaar voor horecazaken met kansspelen. Per horecazaak mogen er nog maximaal twee bingotoestellen worden geplaatst.

Wij hopen dat de tekst die door de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden werd goedgekeurd, ook door de plenaire vergadering zal worden aanvaard en dat de Kamer nadien spoedig hetzelfde zal doen.

Het wetsvoorstel doet niet aan overreglementering. Wel wil het een einde maken aan het gedoogbeleid, door sommige bestaande toestanden te legaliseren en door de uitbouw van een systeem van vergunningen met een efficiënt controlesysteem. Heel veel moet nog worden geregeld via koninklijke besluiten. Wij hebben echter het volste vertrouwen in de regering en in de minister, die in de commissie reeds heeft duidelijk gemaakt in welke richting hij denkt initiatieven te nemen. (Applaus.)

De voorzitter . ­ Het woord is aan mevrouw Nelis.

Mevrouw Nelis-Van Liedekerke (VLD). ­ Mevrouw de voorzitter, het wetsvoorstel heeft een heel lange weg afgelegd en is uiteindelijk via een omweg gerealiseerd. Wij moeten immers erkennen dat collega Vergote voor een versnelde behandeling van deze ingewikkelde, maar ook zeer boeiende materie heeft gezorgd door een resolutie in te dienen, die door de Senaat unaniem werd goedgekeurd.

De heer Moens, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op

Reeds in oktober 1995 en in juni 1996 stelde hij de minister van Justitie vragen met betrekking tot de casino's en de kansspelen.

Met het « wetsvoorstel op het spel » ingediend door senator Weyts op 23 september 1996 werd het wetgevend werk gestart. De VLD feliciteert de heer Weyts voor het omvangrijk voorbereidend werk dat hij heeft geleverd.

Het vermelden waard is dat de tekst van het regeringsontwerp werd ingediend in de vorm van een amendement op het oorspronkelijke voorstel van de heer Weyts, wat wijst op de waardering voor het parlementaire werk.

De talrijke amendementen die uitvoerig werden besproken, getuigen van een grote bezorgdheid van de Senaat voor feilloos wetgevend werk.

Mijn dank gaat tevens naar senator D'Hooghe voor zijn uitmuntend verslag en naar de collega's die aan de werkzaamheden hebben deelgenomen en die de resolutie van senator Vergote hebben ondertekend. Zij hebben uitstekend werk verricht.

Ik zal het in mijn uiteenzetting hoofdzakelijk hebben over de materie waarover de commissie voor de Sociale Aangelegenheden een advies heeft uitgebracht, namelijk de gokverslaving op zich. Vervolgens zal ik enkele bedenkingen formuleren bij een aantal items die zowel in het oorspronkelijke wetsvoorstel als in de tekst van de regering werden behandeld.

Spelen en gokken is eigen aan de menselijke natuur. In alle landen, in alle culturen werd en wordt er gegokt als een ontspannend fait divers, en dat zal ook in de toekomst zo zijn. Vaak gaat dat gokken echter gepaard met een geldelijke of materiële inzet en steeds is er de stille hoop in de prijzen te vallen. Daar begint natuurlijk het gevaar. Bij sommigen is de lokroep van het winnen immers aantrekkelijker dan het spel zelf, vooral als het om veel geld gaat. Het gokplezier in het spel in se verdwijnt en de obsessie om te winnen wordt steeds groter.

Wat een onschuldig en aangenaam tijdverdrijf zou moeten blijven, verandert in de drang om wat men verloren heeft terug te winnen en eindigt in een wanhopige fase waarbij gokken het hele leven gaat beheersen.

Ik ga hier niet herhalen wat we in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden tijdens de hoorzittingen hebben gehoord. De getuigenissen van de ex-gokverslaafden waren soms zeer pijnlijk.

Bijna alle ex-gokverslaafden wezen als boosdoeners het object, het gokapparaat, de uitbaters aan. Zelden hoorden wij iets over de eigen verantwoordelijkheid. Zij verwezen meestal naar de gevolgen van hun gokverslaving, geld, relatie, drugs, of familiale problemen. Nooit hadden ze het over de oorzaak van hun verslaving.

Ik veronderstel toch dat zij ooit op vrijwillige basis zijn beginnen te gokken. Dit wordt blijkbaar vaak vergeten. Ik wil geen steen werpen naar de verslaafden, maar stel vast dat zij de oorzaken van hun gokverslaving steeds bij anderen leggen. Zij leggen de verantwoordelijkheid bij de overheid die preventief moet optreden en die geen casino's mag toelaten. Ze leggen de verantwoordelijkheid bij de café-uitbaters die geen speelautomaten zouden mogen opstellen en bij de banken die geen kredieten zouden mogen verlenen. Dit zijn allemaal goede argumenten, maar slechts zelden zoeken de verslaafden de oorzaak bij zichzelf.

Ik stel mij dan ook de vraag hoe het zit met onze persoonlijke vrijheid en onze verantwoordelijkheid om neen te zeggen. Ik geef minister Colla gelijk wanneer hij stelt dat het feit dat bepaalde gedragingen voor het psychisch en het fysiek welzijn negatieve gevolgen kunnen hebben, op zich geen argument is voor een verbod.

Een preventief beleid is noodzakelijk en verdient onze volle aandacht. Ik meen vooral dat we de jongeren moeten leren omgaan met geld. We moeten hen leren grenzen te stellen aan hun uitgaven. Ik merk hoe de jongeren vandaag de dag in grote luxe leven en met enorme geldbedragen omgaan. Hier is voor de opvoeders, de gemeenschap, de ouders, de scholen en de jeugdbewegingen een belangrijke taak weggelegd. Op scholen zou zeer dringend meer informatie over deze problematiek moeten worden verspreid. Spelen in de vroege adolescentie ligt immers vaak aan de basis van de verslaving.

Een gokverslaving is zelden een alleenstaand probleem, maar hangt samen met andere moeilijkheden zoals drugs, familiale problemen en alcohol, die een belangrijke weerslag hebben op financieel, sociaal, rationeel en emotioneel vlak. Hieruit blijkt eens te meer het grote belang van het weerbaar maken van jongeren en van een zinvolle vrijetijdsbesteding zodat jongeren andere dingen te doen hebben dan hun tijd te vullen met allerlei spelen. Sensibiliseringsacties voor ouders en scholen zijn zeker verantwoord.

De commissieleden waren het erover eens dat een wettelijk kader noodzakelijk is. Dit kader moet echter beantwoorden aan een normale vraag naar kansspelen. Een strakke regulerende wetgeving is zeker niet nodig. Een veralgemeend verbod leidt onvermijdelijk tot clandestiniteit en pas dan wordt de controle op het sociale gevaar onmogelijk.

Het dilemma tussen verbieden en gecontroleerd en voorwaardelijk toestaan is inherent aan deze problematiek. Alhoewel we de sociale beschermingsdimensie niet uit het oog mogen verliezen, is het toch niet zeker of we de gokker het best tegen zichzelf beschermen door middel van een preventief verbod.

Ik heb een drietal bedenkingen bij de tekst die uiteindelijk in de commissie werd goedgekeurd.

Met betrekking toe de verruiming van het begrip kansspel werd reeds herhaaldelijk opgemerkt dat een aantal gokactiviteiten niet als een kansspel worden beschouwd. Ik verwijs in dit verband naar de producten van de Nationale Loterij. Volgens de gegevens van de Nationale Loterij bedraagt de jaarlijkse inzet ongeveer 24 miljard, wat geen klein bedrag is. Er zijn nog talrijke andere systemen zoals krasbiljetten, Joker en Keno, waarvan de inzet 13 miljard bedraagt. Deze cijfers dateren van 1996. Wellicht zijn ze inmiddels nog gestegen.

Het gaat dus om fabuleuze bedragen, die weliswaar gespreid zijn over een groot aantal spelers. Aangezien er anoniem wordt gespeeld en enkel de gemiddelde inzet per bulletin kan worden nagegaan, heeft men geen kijk op de eventuele verslaving. Het is verheugend te vernemen dat de Lotto een spelverbod heeft ingevoerd voor minderjarigen. Blijkbaar is men zich ervan bewust dat dit spel een gevaar op verslaving inhoudt.

Het argument dat dergelijke spelen niet verslavend werken omdat men enkele dagen moet wachten op de uitslag, is niet van toepassing op krasbiljetten, waarvan de inzet ongeveer 800 miljoen bedraagt. Vele mensen spelen gewoonweg tweemaal per week. Het gaat wel steeds om kleine bedragen maar vele kleintjes maken een groot.

Er heerst een zekere hypocrisie. Enerzijds heeft het fenomeen vanuit een ethisch oogpunt een negatief imago. Anderzijds laat men er zich in de media op een extatische manier over uit en wordt vaak tot deelname aangezet. Ik verwijs naar de relatief uitgebreide zendtijd die onze media spenderen om de uitslagen van Lotto, Keno en andere kansspelen bekend te maken.

Het zou niet oninteressant zijn een onderzoek uit te voeren naar het verslavingsfenomeen in de Lotto. De heer Vergote heeft in zijn uiteenzetting zeker niet gepleit voor privatisering. Wellicht heeft de heer Hatry hem op dit vlak verkeerd begrepen. Het is echter niet omdat de Nationale Loterij een parastatale instelling is die de overheid heel wat inkomsten bezorgt, dat er niet aan deze instelling mag worden geraakt.

Voorts wil ik het hebben over de vestiging van de kansspelinrichting klasse I. Vele sprekers hebben hun opvattingen dienaangaande reeds naar voren gebracht. Het aantal toegestane kansspelinrichtingen klasse I is beperkt tot negen : acht bestaande en een nieuw op te richten casino op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Er rijzen vragen bij de in overweging genomen criteria, met name de vestigingsmogelijkheden, de infrastructuurmogelijkheden en de sociale impact van de vestiging. Wij blijven bij ons standpunt dat de beperking van het aantal een arbitraire, objectief niet te verantwoorden beslissing is die in strijd is met Europeesrechtelijke bepalingen inzake de vrijheid van vestiging. Ik pleit echter niet voor een aanzienlijke verhoging van het aantal casino's aangezien dit zou kunnen leiden tot Las-Vegasachtige toestanden.

Waarom worden de acht gemeenten in de wet opgenomen ? Het antwoord van de minister in de commissie voldoet ons niet. De historische rechten van de acht bestaande casino's volstaan niet om de beperking objectief te rechtvaardigen. Een bestaande situatie wordt gewoonweg bestendigd, waardoor een illegale toestand wordt gelegaliseerd. Er werd wel een amendement goedgekeurd, dat in de mogelijkheid voorziet de exploitatie van een casino te verplaatsen naar een andere gemeente van hetzelfde gewest.

De vraag blijft echter waarom er een negende casino in Brussel zal worden gevestigd en niet in Antwerpen, Gent of in het Duitstalig gebied. Ook op dat vlak hebben de antwoorden van de minister ons niet voldaan. Een louter politieke en arbitraire beslissing blijft gehandhaafd. Het is niet logisch dat andere steden geen kans krijgen. De Raad van State heeft overigens opmerkingen geformuleerd bij het oorspronkelijke wetsvoorstel en verklaarde dat de criteria voor de toekenning van een casino op een objectieve manier moeten worden vastgelegd.

Op het amendement van de heren Coene en Vergote met betrekking tot een spreiding per een miljoen inwoners in een gewest en een gebied met een straal van 50 kilometer werd niet ingegaan.

Voorts blijven we ons afvragen hoe de vestigingscriteria voor het Brussels casino in concreto moeten worden geïnterpreteerd. Op onze vragen met betrekking tot het criterium sociale impact hopen we eveneens een antwoord te krijgen.

Een laatste item betreft artikel 72 met betrekking tot de bestaande concessieovereenkomsten tussen de casino's en gemeenten die gedurende twintig jaar gelden. Dit lijkt wel een cadeau, want er werd alleen voorzien in een overgangsregeling voor de casino's en niet voor de activiteiten waarvoor een vergunning B, C, D of E is vereist. Hierop heeft de Raad van State trouwens gewezen. Dit zal een bron zijn van juridische problemen. Er wordt afbreuk gedaan aan de rechtszekerheid van de betrokken sectoren.

Het wetsvoorstel betekent een belangrijke vooruitgang. Het is echter jammer dat met de amendementen van de VLD, die nochtans evenwichtig en positief waren, onvoldoende rekening werd gehouden. Daarom zal onze fractie zich bij de stemming onthouden. (Applaus.)

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Weyts.

De heer Weyts (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, het geeft me voldoening dat mijn wetsvoorstel op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, opgesteld in 1995 en bij de Senaat ingediend op 23 september 1996, vandaag wordt besproken en hopelijk donderdag aanstaande zal worden goedgekeurd.

Het voorstel vertoont inderdaad leemten. Het houdt immers geen bepalingen in met betrekking tot de paardenwedrennen noch met de Nationale Loterij. Het lag in de bedoeling een reglementering uit te werken voor de kansspelen en vooral voor de casino's die in feite onwettelijk zijn. Legalisering was dan ook noodzakelijk.

Op het moment van de studie was het niet mogelijk de paardenwedrennen in het voorstel op te nemen aangezien die alleen in Vlaanderen plaatsvinden en het merendeel van de organisatoren zo goed als failliet was.

De activiteiten van de Nationale Loterij worden geregeld in de wetten van 1851 en van 22 juli 1991. In de Senaat werd een wetsvoorstel ingediend dat tot doel heeft de wetgeving te herzien. Er kan dan ook niet worden beweerd dat er voor deze onderwerpen geen aandacht bestaat.

Het wetsvoorstel dat we thans bespreken, heeft uitzonderlijk veel aandacht gekregen van de leden van de Hoge Vergadering, niet alleen in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden, maar ook in de commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden, die na grondige besprekingen advies hebben uitgebracht.

De Raad van State heeft twee adviezen uitgebracht : een eerste over het oorspronkelijk wetsvoorstel op 15 januari 1997 en een tweede over het regeringsamendement van 19 januari 1998 op 14 juli 1997.

De goede tekst die vandaag voorligt, werd goedgekeurd op 14 oktober 1998. De tekst is klaar en evenwichtig en ik durf te beweren dat wij misschien wel de strengste wet hebben uitgewerkt en alleszins de beste die nergens in het buitenland zijn gelijke vindt. Het oorspronkelijke wetsvoorstel kwam tot stand na een rechtsvergelijkende studie. Uit alle disciplines en uit de meest verscheiden milieus werden bijdragen geleverd die de volledigheid van de tekst ten goede zijn gekomen. Ik dank uitdrukkelijk iedereen die heeft bijgedragen om dit werk tot een goed einde te brengen.

Wie naar Nederland verwijst, wil ik tot realisme aanmanen. Onze tekst is beter dan de Nederlandse. Nederland mag dan het monopolie hebben gegeven aan het ministerie van Financiën, het instrument dat wij hebben uitgewerkt is efficiënter. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om iedere muntinworp waar ook in het land en in welk toestel ook te registreren op een centrale computer. De controle is in alle opzichten, ook fiscaal, sluitend.

Gedoogzaamheid maakt plaats voor rechtszekerheid. Een strenge wetgeving brengt ordening en veiligheid in een materie die vroeger moeilijk werd beheerst. Er worden duidelijke maatregelen ter bescherming van spelers en gokkers ingebouwd maar ook ter verhindering en sanctionering van het witwassen van zwartgeld of van geld met een criminele oorsprong. De wet vormt een strak keurslijf zonder ruimte voor improvisatie.

Tijdens het rijpingsproces is het duidelijk geworden dat een regeling van de kansspelen niet kon zonder de nodige aandacht te besteden aan de gokverslaving. Vandaar het grote belang van het nieuwe hoofdstuk met « maatregelen ter bescherming van spelers en gokkers ». De leden van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden hebben ook bij de behandeling van de resolutie oog gehad voor de maatschappelijke gevolgen van de gokverslaving. Voortaan worden jongeren geweerd uit de casino's en de lunaparken, spelen op cafétoestellen is voor jongeren verboden.

Met betrekking tot de bingo's, die hier in de loop van het ochtenddebat reeds meerdere malen ter sprake zijn gekomen, wil ik even in herinnering brengen dat ik persoonlijk acht jaar geleden in de toenmalige Vlaamse Raad het initiatief heb genomen om de taks op deze toestellen te verhogen van 36 000 tot 144 000 frank. Als minister van Justitie, heeft de heer Wathelet ons in de Senaat voortdurend gesteund in ons streven om dit toestel te veranderen. De eenarmige dief van weleer bestaat niet meer. De besluiten die door minister Wathelet werden genomen, hebben het concept van dit toestel volledig veranderd. Ten onrechte werd er zowel tijdens de hoorzittingen als tijdens dit debat naar de oude bingo verwezen.

Kredietverlening wordt streng beteugeld. Ronselpraktijken worden bij voorbaat gebannen. De regering zal bovendien een arsenaal aan maatregelen uitwerken om voorlichting te verstrekken over de risico's van het gokken.

De legalisatie van de kansspelen en de kansspelinrichtingen gaat samen met een sluitende controle. Wij zullen er op toezien dat de uitvoeringsbesluiten snel worden genomen en dat de wet wordt toegepast.

Het verbod om onder welke vorm ook, op welke plaats ook en op welke manier ook een of meer kansspelen of kansspelinrichtingen uit te baten, blijft algemeen. Er wordt slechts een uitzondering toegestaan voor spelen en inrichtingen die in de wet zijn opgenomen of waarvoor een voorafgaandelijke en schriftelijke vergunning werd ontvangen.

De vergunning moet worden begrepen als een gunst waarvan de toekenning en het behoud aan zeer strenge voorwaarden zijn onderworpen. In het totaal zijn er vijf soorten vergunningen, telkens met zeer strikte voorwaarden. Er is duidelijk omschreven en afgebakend wat iemand in de sector kan en mag doen, welke activiteiten mogen worden gecombineerd en aan welke strenge eisen inzake financiële openheid, moraliteit en controle moet worden voldaan.

De kansspelinrichtingen worden in drie klassen, klasse I, II en III, ingedeeld. Per klasse bepaalt de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de lijst van kansspelen en het aantal kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan.

Bij het ministerie van Justitie wordt de kansspelcommissie opgericht. Ze bestaat uit elf leden, onder voorzitterschap van een magistraat, en is het advies-, beslissings- en controleorgaan inzake kansspelen. De ministers van Justitie, Financiën, Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid zijn allen in deze commissie vertegenwoordigd. De bevoegdheden van de leden zijn zeer uitgebreid. Op die manier hebben we op elk ogenblik een beeld van wat er op het terrein gebeurt. Hun jaarlijks verslag zorgt voor de democratische controle. Belangrijk is ook dat de kansspelcommissie instaat voor de controle op de toepassing van de wet in de ruimste zin van het woord. Ze waakt onder meer over de vergunningen en wie een regel overtreedt, wordt geschrapt. Bij een ernstige inbreuk wordt de vergunning ingetrokken en deze maatregel kan niet worden omgezet in een boete of een andere straf. De kansspelcommissie en het systeem van vergunningen vormen de twee grote pijlers waarop de nieuwe wetgeving rust.

Het aantal casino' s wordt beperkt tot negen, dit wil zeggen de huidige vier in Vlaanderen en de huidige vier in Wallonië plus een nieuw casino in Brussel. Het aantal speelautomatenhallen wordt tot 200 beperkt en drankgelegenheden mogen maximum twee kansspelen hebben. Zowel de café-uitbater als de eigenaar van de toestellen moeten een vergunning hebben. Ook hier werd gekozen voor de weg van de beste en strengste controle. Niet alleen de uitbaters, maar ook het personeel en al wie met kansspelen te maken heeft, moeten een vergunning hebben voor ze hun activiteit kunnen uitoefenen en hiervoor zijn opnieuw zeer duidelijk omschreven voorwaarden.

Met deze nieuwe wet luiden we in ons land een nieuwe periode in. Wettelijkheid en controle, preventie en sociale begeleiding zullen er de grote kenmerken van zijn. (Applaus.)

M. le président . ­ Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.

Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten we de artikelsgewijze bespreking aan.

L'article premier est ainsi libellé :

Chapitre premier. ­ Dispositions générales

Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.

Hoofdstuk I. ­ Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 2. Pour l'application de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution, il faut entendre par :

1º jeu de hasard : tout jeu ou pari pour lequel un enjeu de nature quelconque est engagé, ayant pour conséquence soit la perte de l'enjeu par au moins un des joueurs ou des parieurs, soit le gain de quelque nature qu'il soit, au profit d'au moins un des joueurs, parieurs ou organisateurs du jeu ou du pari et pour lequel le hasard est un élément, même accessoire, pour le déroulement du jeu, la détermination du vainqueur ou la fixation du gain;

2º exploiter : mettre ou tenir en service, installer ou maintenir un ou plusieurs jeux de hasard ou établissements de jeux de hasard;

3º établissement de jeux de hasard : les bâtiments ou les lieux où sont exploités un ou plusieurs jeux de hasard.

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :

1º kansspelen : elk spel of weddenschap, waarbij een ingebrachte inzet van om het even welke aard, hetzij het verlies van deze inzet door minstens één der spelers of wedders, hetzij een winst van om het even welke aard voor minstens één der spelers, wedders of inrichters van het spel of de weddenschap tot gevolg heeft en waarbij het toeval een zelfs bijkomstig element is in het spelverloop, de aanduiding van de winnaar of de bepaling van de winstgrootte;

2º exploiteren : in werking stellen of houden, installeren of in stand houden van één of meerdere kansspelen of kansspelinrichtingen;

3º kansspelinrichting : de gebouwen of plaatsen waar één of meerdere kansspelen worden geëxploiteerd.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 3. Ne sont pas des jeux de hasard au sens de la présente loi :

1. les jeux relatifs à l'exercice des sports, ainsi que les paris engagés à l'occasion de ces jeux;

2. les jeux offrant au joueur ou au parieur comme seul enjeu le droit de poursuivre le jeu gratuitement et ce, cinq fois au maximum;

3. les jeux de cartes ou de société pratiqués en dehors des établissements de jeux de hasard de classe I et II, ainsi que les jeux exploités dans des parcs d'attractions ou par des industriels forains à l'occasions de kermesses, de foires commerciales ou autres et en des occasions analogues, ne nécessitant qu'un enjeu très limité et qui ne peuvent procurer, au joueur ou au parieur, qu'un avantage matériel de faible valeur;

4. les loteries au sens de la loi du 31 décembre 1851 sur les loteries, de la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale et des articles 301, 302, 303 et 304 du Code pénal.

Art. 3. Geen kansspelen in de zin van deze wet zijn :

1. spelen betreffende sportbeoefening en weddenschappen die naar aanleiding ervan worden aangegaan;

2. spelen die aan de speler of gokker geen ander voordeel opleveren dan het recht om maximaal vijf keer gratis verder te spelen;

3. kaart- of gezelschapsspelen, uitgeoefend buiten de kansspelinrichtingen klasse I en II, alsook spelen uitgebaat door pretparken of door kermisexploitanten naar aanleiding van kermissen, handelsbeurzen of andere beurzen onder soortgelijke omstandigheden, die slechts een zeer beperkte inzet vereisen en aan de speler of gokker slechts een materieel voordeel van geringe waarde kunnen opleveren;

4. loterijen in de zin van de wet van 31 december 1851 op de loterijen, de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale loterij en de artikelen 301, 302, 303 en 304 van het Strafwetboek.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 4. Il est interdit d'exploiter, en quelque lieu, sous quelque forme et de quelque manière directe ou indirecte que ce soit, un ou plusieurs jeux de hasard ou établissements de jeux de hasard autres que ceux autorisés conformément à la présente loi.

Nul ne peut exploiter un ou plusieurs jeux de hasard ou établissements de jeux de hasard sans licence écrite préalablement octroyée par la commission des jeux de hasard.

Art. 4. Het is verboden, onder welke vorm, op welke plaats en op welke rechtstreekse of onrechtstreekse manier ook, één of meer kansspelen of kansspelinrichtingen te exploiteren tenzij die overeenkomstig deze wet zijn toegestaan.

Niemand mag zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de kansspelcommissie een of meer kansspelen of kansspelinrichtingen exploiteren.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 5. La nullité des contrats conclus en vue de l'exploitation des jeux de hasard et des établissements de jeux de hasard autorisés conformément à la présente loi et à ses arrêtés d'exécution ne peut être invoquée en s'appuyant sur le seul motif que ces jeux de hasard ou ces établissements de jeux de hasard seraient illicites.

Art. 5. De nietigheid van de overeenkomsten met het oog op de exploitatie van de door deze wet en haar uitvoeringbesluiten toegestane kansspelen en kansspelinrichtingen kan niet worden opgeworpen alleen op grond van het feit dat deze kansspelen of kansspelinrichtingen ongeoorloofd zouden zijn.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 6. Les établissements de jeux de hasard sont répartis en trois classes, à savoir les établissements de jeux de hasard de classe I ou casinos, les établissements de jeux de hasard de classe II ou salles de jeux automatiques, les établissements de jeux de hasard de classe III ou débits de boissons, selon la nature et le nombre de jeux de hasard qui peuvent être exploités dans l'établissement de jeux de hasard, le montant maximum de l'enjeu, de la perte et du gain dans le chef des joueurs et des parieurs s'adonnant à ces jeux de hasard et la nature des activités connexes autorisées dans les établissements respectifs.

Art. 6. De kansspelinrichtingen worden in drie klassen ingedeeld, te weten de kansspelinrichtingen klasse I of casino's, de kansspelinrichtingen klasse II of speelautomatenhallen en de kansspelinrichtingen klasse III of drankgelegenheden, naargelang van de aard en het aantal kansspelen dat in de kansspelinrichting mag worden geëxploiteerd, van het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers en gokkers bij elk kansspel en van de aard van de in de respectieve inrichtingen toegestane nevenactiviteiten.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 7. Pour chacune de ces classes d'établissements de jeux de hasard, le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, arrête la liste et le nombre des jeux de hasard dont l'exploitation est autorisée dans les conditions de la présente loi. La commission des jeux de hasard rend un avis à ce sujet dans un délai de trois mois. Le Roi peut ne pas tenir compte de l'avis de cette commission pour autant qu'Il motive sa décision.

Art. 7. De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit per klasse van kansspelinrichting de lijst van kansspelen en het aantal kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan onder de voorwaarden van deze wet. De kansspelcommissie geeft hiervoor een advies binnen een termijn van drie maanden. De Koning kan van het advies van deze commissie afwijken mits Hij zijn beslissing met redenen omkleedt.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 8. Pour chaque jeu de hasard exploité dans un établissement de jeux de hasard de classe II et III, le Roi fixe, par possibilité de jeu, le montant maximum de la mise, de la perte et du gain dans le chef des joueurs et des parieurs. Il peut en outre fixer le montant maximum de la perte que peut subir un joueur ou un parieur par période de jeu à déterminer par Lui.

Il peut également déterminer ces éléments pour les jeux de hasard exploités dans un établissement de jeux de hasard de classe I.

Art. 8. De Koning bepaalt voor elk kansspel geëxploiteerd in een kansspelinrichting klasse II en III per speelkans het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers en gokkers. Hij kan tevens het maximumbedrag bepalen dat een speler of gokker mag verliezen per door Hem vastgestelde speelduur.

Hij kan zulks ook bepalen voor kansspelen geëxploiteerd in een kansspelinrichting klasse I.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre II. ­ De la commission des jeux de hasard

Art. 9. Il est institué auprès du ministère de la Justice, sous la dénomination de « commission des jeux de hasard », un organisme d'avis, de décision et de contrôle en matière de jeux de hasard dont le siège est établi dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.

Hoofdstuk II. ­ De kansspelcommissie

Art. 9. Bij het ministerie van Justitie wordt onder de benaming « kansspelcommissie » een advies-, beslissings- en controleorgaan inzake kansspelen opgericht waarvan de zetel in het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad is gevestigd.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 10. § 1er . La commission comprend 11 membres, dont un magistrat qui en assume la présidence, et un même nombre de membres suppléants.

§ 2. Outre le président, la commission comprend :

­ un représentant francophone et un représentant néerlandophone du ministre de la Justice;

­ un représentant francophone et un représentant néerlandophone du ministre des Finances;

­ un représentant francophone et un représentant néerlandophone du ministre des Affaires économiques;

­ un représentant francophone et un représentant néerlandophone du ministre de l'Intérieur;

­ un représentant francophone et un représentant néerlandophone du ministre de la Santé publique.

Les représentants et leurs suppléants sont nommés par le Roi sur proposition des ministres concernés.

§ 3. Le président et son suppléant sont nommés par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, sur proposition du ministre de la Justice, parmi les magistrats ou les magistrats honoraires francophones ou néerlandophones qui, conformément à l'article 43quinquies de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire, ont fourni la preuve de la connaissance, respectivement, de la langue néerlandaise ou de la langue française.

Le président exerce ses fonctions à temps plein.

Pendant la durée de son mandat, il ne peut exercer aucune autre activité professionnelle.

En tant que magistrat, le président de la commission conserve sa place dans la liste de rang. Il continue à bénéficier de son traitement et des augmentations et avantages qui y sont attachés. Il est censé exercer sa fonction pendant la durée de son mandat. Les dispositions relatives à la mise à la retraite et à la pension lui sont applicables. Le magistrat est remplacé par la voie d'une nomination en surnombre, conformément aux dispositions du Code judiciaire. Lorsque le magistrat est un chef de corps, il est pourvu à son remplacement par la voie de la nomination en surnombre d'un magistrat de rang immédiatement inférieur.

§ 4. Les membres de la commission et leurs suppléants sont nommés pour une durée de trois ans, renouvelable une seule fois pour une période de trois ans pour les deux tiers d'entre eux. Trois ans au plus tôt après la fin de leur mission, les membres et leurs suppléants peuvent poser à nouveau leur candidature à la fonction qu'ils ont exercée. Ils peuvent être nommés une nouvelle fois pour une durée non renouvelable de cinq ans.

§ 5. Outre les frais de voyage et de logement, les membres de la commission ainsi que leurs suppléants, à l'exception du président, bénéficieront pour chaque réunion, de jetons de présence dont le montant sera déterminé par le Roi.

Art. 10. § 1. De commissie bestaat uit 11 leden, onder wie een magistraat die het voorzitterschap waarneemt, en evenveel plaatsvervangende leden.

§ 2. Naast de voorzitter telt de commissie volgende leden :

­ een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Justitie;

­ een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Financiën;

­ een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Economische Zaken;

­ een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken;

­ een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Volksgezondheid.

De vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers worden op voordracht van de betrokken ministers door de Koning benoemd.

§ 3. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden op voordracht van de minister van Justitie bij een in de Ministerraad overlegd besluit door de Koning benoemd uit de Nederlandstalige en Franstalige magistraten en eremagistraten die overeenkomstig artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken het bewijs van de kennis van de Franse, respectievelijk Nederlandse taal hebben geleverd.

De voorzitter oefent zijn ambt voltijds uit.

Hij mag tijdens de duur van zijn mandaat geen andere beroepsbezigheid uitoefenen.

De voorzitter van de commissie behoudt als magistraat zijn plaats op de ranglijst. Hij blijft zijn wedde met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen genieten. Gedurende zijn opdracht wordt hij geacht zijn ambt te hebben uitgeoefend. De bepalingen inzake inruststelling en pensioen zijn op hem van toepassing. In de vervanging van de magistraat wordt voorzien door een benoeming in overtal overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Wanneer het een korpschef betreft, wordt in zijn vervanging voorzien door de benoeming in overtal van een magistraat uit de onmiddellijk lagere rang.

§ 4. De leden van de commissie en hun plaatsvervangers worden aangewezen voor een termijn van drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd voor twee derde van de leden van de commissie voor een termijn van drie jaar. Ten vroegste drie jaar na het einde van hun opdracht kunnen de leden en hun plaatsvervangers zich opnieuw kandidaat stellen voor het ambt dat zij hebben uitgeoefend. Zij kunnen worden aangewezen voor een termijn van vijf jaar, die niet kan worden verlengd.

§ 5. Met uitzondering van de voorzitter ontvangen de commissieleden en hun plaatsvervangers per vergadering reis- en verblijfkosten, alsook presentiegeld, waarvan de Koning het bedrag vaststelt.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 11. Pour être nommé et rester membre de la commission, effectif ou suppléant, il faut :

1. être Belge;

2. jouir de ses droits civils et politiques et être d'une moralité irréprochable;

3. avoir l'âge de 35 ans accomplis;

4. avoir son domicile en Belgique;

5. ne pas exercer ou avoir exercé de fonction dans un établissement de jeux de hasard ou ne pas avoir ou avoir eu un intérêt direct ou indirect, quelle qu'en soit la nature, dans l'exploitation d'un tel établissement ou dans une autre activité soumise à licence et visée par la présente loi;

6. ne pas être titulaire d'un mandat électif, que ce soit au niveau communal, provincial, régional ou fédéral;

7. exercer depuis 10 ans au moins, une fonction académique, juridique, administrative, économique ou sociale.

Dans les cinq années qui suivent la fin de leur mandat, les membres effectifs et suppléants de la commission ne peuvent exercer aucune fonction dans un établissement de jeux de hasard ou avoir un quelconque intérêt, direct ou indirect, quelle qu'en soit la nature, dans l'exploitation d'un tel établissement.

Art. 11. Om tot lid of plaatsvervangend lid van de commissie te worden benoemd en het te blijven, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen :

1. Belg zijn;

2. de burgerlijke en politieke rechten genieten en van goed zedelijk gedrag zijn;

3. de volle leeftijd van 35 jaar bereikt hebben;

4. zijn woonplaats in België hebben;

5. geen functie hebben uitgeoefend of uitoefenen in een kansspelinrichting of geen rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben of gehad hebben in de exploitatie van een dergelijke inrichting of in een andere vergunningsplichtige activiteit als bedoeld in deze wet;

6. geen titularis zijn van een verkozen mandaat op gemeentelijk, provinciaal, regionaal of federaal vlak;

7. gedurende ten minste tien jaar een academisch, juridisch, administratief, economisch of sociaal ambt uitoefenen.

De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie mogen gedurende een termijn van vijf jaar na beëindiging van hun mandaat geen functie uitoefenen in een kansspelinrichting of enig rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben in de exploitatie van dergelijke inrichting.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 12. En cas d'absence de plus de trois mois du président, ainsi qu'en cas de vacance de son mandat, il est remplacé par son suppléant.

En cas d'empêchement du président, il est remplacé par un membre effectif désigné par la commission en son sein.

Art. 12. Ingeval de voorzitter gedurende meer dan drie maanden afwezig is of zijn mandaat vacant wordt, wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger.

Bij verhindering van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid dat de commissie onder haar leden aanwijst.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 13. Il est interdit aux membres et aux suppléants de la commission d'être présents lors des délibérations sur des questions qui présentent un intérêt personnel ou direct pour eux ou pour leurs parents ou alliés jusqu'au quatrième degré.

Art. 13. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie mogen niet deelnemen aan een beraadslaging over zaken waarbij zij een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 14. La commission est assistée par un secrétariat composé de fonctionnaires du ministère de la Justice.

Le Roi en détermine l'organisation, la composition et le fonctionnement.

Art. 14. De commissie wordt bijgestaan door een secretariaat samengesteld uit ambtenaren van het ministerie van Justitie.

De Koning bepaalt de organisatie, de samenstelling en de werking van het secretariaat.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 15. § 1er . Pour l'accomplissement de toutes ses missions, la commission peut requérir le concours d'experts.

Elle peut charger un ou plusieurs de ses membres ainsi qu'un ou plusieurs des membres de son secrétariat, de procéder à une enquête sur place. Le président et les membres de la commission, ainsi que les membres du secrétariat ayant la qualité d'agent de l'État, ont la qualité d'officier de police judiciaire, officier auxiliaire du procureur du Roi après avoir été désignés par le Roi et avoir prêté le serment suivant : « Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du peuple belge. »

Dans l'exercice de leurs fonctions, ils peuvent :

1. pénétrer à toute heure du jour ou de la nuit dans les établissements, locaux et pièces dont l'accès est nécessaire à l'accomplissement de leur mission; toutefois, ils n'ont accès aux locaux habités que s'ils ont des raisons de croire à l'existence d'une infraction à la présente loi et à ses arrêtés d'exécution et moyennant une autorisation préalable du juge du tribunal de police;

2. procéder à tous examens, contrôles et auditions ainsi qu'à toutes les constatations utiles et exiger la communication de tous les documents pouvant être utiles à leur enquête;

3. se procurer tous les renseignements complémentaires qu'ils jugent utiles auprès des exploitants et de leur personnel, ainsi qu'auprès des services de police et des services administratifs de l'État;

4. saisir tous les objets, et plus particulièrement les documents, les pièces, les livres et les jeux de hasard qui peuvent servir de pièce à conviction concernant une infraction à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution ou qui sont nécessaires à la recherche des coauteurs ou des complices;

5. requérir l'assistance de la police communale, de la gendarmerie ou de la police judiciaire.

§ 2. La commission dénonce auprès du procureur du Roi toute infraction dont elle prend connaissance.

Les infractions sont constatées au moyen de procès-verbaux qui font foi jusqu'à preuve du contraire.

Dans tous les cas, les agents et officiers de police judiciaire informeront la commission de toute plainte ou déposition ainsi que de toute information ou constatation faite en rapport avec l'application de la présente loi.

Le procureur du Roi veille à la légalité des moyens de preuve ainsi qu'à la loyauté avec laquelle ils sont rassemblés.

Art. 15. § 1. Voor de uitvoering van haar taken kan de commissie een beroep doen op deskundigen.

Zij kan een of meer van haar leden of van de personeelsleden van haar secretariaat belasten met de uitvoering van een onderzoek ter plaatse. De voorzitter, de leden van de commissie en de leden van het secretariaat die ambtenaar zijn, hebben de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings nadat zij door de Koning zijn aangewezen en de volgende eed hebben afgelegd : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk ».

In het kader van de uitoefening van hun functie kunnen zij :

1. op elk ogenblik van de dag of nacht binnentreden in de inrichtingen, lokalen en vertrekken waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben; tot de bewoonde lokalen hebben ze evenwel enkel toegang indien zij redenen hebben om te geloven dat een inbreuk op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt gepleegd en mits een voorafgaande toelating van de rechter van de politierechtbank;

2. overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle dienstige vaststellingen doen en eisen dat hen alle documenten worden overhandigd die nuttig kunnen zijn in het kader van hun onderzoek;

3. zich door de exploitanten en hun personeel, alsook door de politiediensten en de administratieve overheidsdiensten alle bijkomende inlichtingen doen bezorgen die zij nuttig achten;

4. alle voorwerpen, inzonderheid documenten, stukken, boeken en kansspelen, in beslag nemen die kunnen dienen als overtuigingsstuk betreffende een inbreuk op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten of die nodig zijn om mededaders of medeplichtigen op te sporen;

5. een beroep doen op de bijstand van de gemeentepolitie, van de rijkswacht of van de gerechtelijke politie.

§ 2. De commissie doet bij de procureur des Konings aangifte van elk misdrijf waarvan zij kennis heeft.

De inbreuken worden vastgesteld door middel van processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegendeel bewezen is.

De agenten en officieren van gerechtelijke politie stellen de commissie in elk geval in kennis van alle klachten en verklaringen, alsmede van alle inlichtingen en vaststellingen die verband houden met de toepassing van deze wet.

De procureur des Konings waakt voor de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 16. La commission est tenue de faire chaque année rapport de ses activités aux Chambres législatives et aux ministres de l'Économie, de l'Intérieur, des Finances, de la Justice et de la Santé publique.

Art. 16. De commissie moet ieder jaar bij de wetgevende kamers en bij de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Volksgezondheid een verslag over haar werkzaamheden indienen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 17. Sans préjudice de l'article 15, § 2, les membres de la commission et du secrétariat, ainsi que les experts dont le concours a été demandé, sont tenus de garder le secret des faits, actes ou renseignements dont ils ont eu connaissance dans l'exercice de leurs fonctions.

Toute infraction à cette règle est punie des peines prévues à l'article 458 du Code pénal.

Art. 17. Onverminderd artikel 15, § 2, zijn de leden van de commissie en het secretariaat en de deskundigen om wiens medewerking is verzocht, verplicht om de feiten, de handelingen of de inlichtingen waarvan zij uit hoofde van hun functie kennis hebben, geheim te houden.

Inbreuken op deze bepaling worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 18. L'article 327 du Code des Impôts sur les Revenus 1992 est complété par un § 6, rédigé comme suit :

« § 6. la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, doit immédiatement informer le ministre des Finances lorsqu'elle constate auprès d'un organisme dont elle assure le contrôle, des éléments concrets permettant de présumer l'existence ou la préparation d'un mécanisme de fraude fiscale; »

Art. 18. Artikel 327 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met een § 6, luidende :

« § 6. De kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, moet de minister van Financiën er onverwijld van in kennis stellen dat zij bij een orgaan dat zij controleert, concrete elementen heeft vastgesteld die vermoedelijk wijzen op het bestaan of op de voorbereiding van een mechanisme, gericht op fiscale fraude; »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 19. Les frais d'installation, de personnel et de fonctionnement de la commission et de son secrétariat sont mis entièrement à la charge des titulaires de licences de classe A, B, C et E.

Les frais sont facturés à ces derniers suivant des modalités fixées par le Roi.

Le Roi saisira les chambres législatives d'un projet de loi de confirmation de l'arrêté pris en exécution de l'alinéa précédent.

Art. 19. De oprichtings-, personeels- en werkingskosten van de commissie en haar secretariaat komen volledig ten laste van de houders van de vergunningen klasse A, B, C en E.

De Koning bepaalt de wijze waarop voornoemde kosten aan deze laatsten worden gefactureerd.

De Koning legt aan de wetgevende kamers een ontwerp van wet voor dat gericht is op de bekrachtiging van het besluit uitgevaardigd ter uitvoering van het vorige lid.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 20. La commission donne, d'initiative ou à la demande des ministres concernés, son avis sur toute initiative législative ou réglementaire dans les matières visées par la présente loi.

La commission contrôle l'application et le respect de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.

La commission octroie les licences de classe A, B, C, D et E.

La commission est l'autorité de contrôle et de tutelle visée aux articles 21 et 22 de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux.

La commission reçoit les plaintes selon les modalités déterminées par le Roi.

Art. 20. De commissie brengt op eigen initiatief of op verzoek van de betrokken ministers advies uit omtrent wetgevende of regelgevende initiatieven betreffende materies bedoeld in deze wet.

De commissie controleert de toepassing en naleving van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.

De commissie verleent de vergunningen van de klassen A, B, C, D en E.

De commissie is de controle- en toezichthoudende overheid bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.

De commissie ontvangt klachten op de door de Koning bepaalde wijze.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 21. La commission peut :

1. par décision motivée et selon les modalités définies ci-après, octroyer une licence d'exploitation ou autre à la personne qui sollicite une telle licence;

2. par décision motivée et selon les modalités définies par le Roi, prononcer les avertissements, suspendre pour une durée déterminée ou retirer la licence et interdire provisoirement ou définitivement l'exploitation d'un ou de plusieurs jeux de hasard en cas de non-respect des dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.

L'intéressé, qui peut être assisté par son conseil, doit être entendu préalablement par la commission.

Art. 21. De commissie kan :

1. bij gemotiveerde beslissing en op de hierna omschreven wijze een exploitatievergunning of een andere vergunning uitreiken aan degene die dergelijke vergunning aanvraagt;

2. bij gemotiveerde beslissing en op de wijze die de Koning bepaalt, de waarschuwingen uitspreken, de vergunning voor een bepaalde tijd schorsen of intrekken en een voorlopig of definitief verbod van exploitatie van een of meer kansspelen opleggen ingeval de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten niet worden nageleefd.

De betrokkene, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet vooraf door de commissie worden gehoord.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 22. Dans le mois de son installation, la commission établit son règlement d'ordre intérieur; ce règlement est soumis à l'approbation des ministres de l'Économie, de l'Intérieur, des Finances, de la Justice et de la Santé publique.

La commission ne délibère valablement que si la majorité au moins de ses membres est présente. Elle décide à la majorité absolue. En cas de parité des voix, la voix du président ou, s'il est absent, de son suppléant, est prépondérante.

Les membres suppléants ne délibèrent que lorsqu'ils remplacent un membre effectif.

Art. 22. Binnen een maand na haar oprichting, stelt de commissie haar intern reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Volksgezondheid.

De commissie beraadslaagt slechts dan op geldige wijze, wanneer ten minste de meerderheid van haar leden aanwezig is. Zij beslist bij volstrekte meerderheid. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, van zijn plaatsvervanger doorslaggevend.

De plaatsvervangende leden nemen slechts deel aan de beraadslaging als ze een gewoon lid vervangen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 23. Le Roi détermine les modalités d'organisation et de fonctionnement de la commission.

Art. 23. De Koning bepaalt de organisatie en de werking van de commissie.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 24. La commission rencontre au moins une fois par an les représentants des exploitants dans un comité de concertation, dont la composition et les modalités de fonctionnement sont fixées par le Roi.

Art. 24. De commissie ontmoet ten minste eenmaal per jaar de vertegenwoordigers van de exploitanten in een overlegcomité, waarvan de samenstelling en de werking door de Koning worden vastgesteld.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre III. ­ Des licences

Art. 25. Il existe cinq classes de licences :

1. la licence de classe A permet, pour des périodes de quinze ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe I ou casino;

2. la licence de classe B permet, pour des périodes de neuf ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe II ou salles de jeux automatiques;

3. la licence de classe C permet, pour des périodes de cinq ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe III ou débit de boissons;

4. la licence de classe D permet, pour des périodes de cinq ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, à son titulaire d'exercer une activité professionnelle de nature quelconque dans un établissement de jeux de hasard de classe I ou II;

5. la licence de classe E permet, pour des périodes de dix ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, la vente, la location, la location-financement, la fourniture, la mise à disposition, l'importation, l'exportation, la production, les services d'entretien, de réparation et d'équipement de jeux de hasard.

En outre, elle permet, pour une période de dix ans renouvelable, l'exploitation de jeux de hasard dans les établissements de classe III.

Hoofdstuk III. ­ Vergunningen

Art. 25. Er bestaan vijf soorten vergunningen :

1. de vergunning klasse A staat voor hernieuwbare periodes van vijftien jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse I of casino;

2. de vergunning klasse B staat voor hernieuwbare periodes van negen jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse II of speelautomatenhal;

3. de vergunning klasse C staat voor hernieuwbare periodes van vijf jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse III of drankgelegenheid;

4. de vergunning klasse D staat voor hernieuwbare periodes van vijf jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de houder ervan toe een beroepsactiviteit, van welke aard ook, uit te oefenen in een kansspelinrichting klasse I of II;

5. de vergunning klasse E staat voor hernieuwbare periodes van tien jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer en de productie van kansspelen, de diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen.

Zij staat bovendien, voor een hernieuwbare periode van tien jaar, de exploitatie van kansspelen toe in de kansspelinrichtingen klasse III.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 26. Les licences octroyées ne peuvent être cédées.

Art. 26. De toegekende vergunningen kunnen niet worden overgedragen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 27. Il est interdit de cumuler les licences des classes A, B et D, d'une part, et la licence de classe E, d'autre part, dans le chef de la même personne physique ou morale, que ce soit directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une autre personne physique ou morale.

Les titulaires d'une licence de classe A, B ou C peuvent céder, à titre gratuit ou onéreux, des jeux de hasard, destinés et utilisés aux fins de l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe I, II et III et qui ont été ou sont amortis en tant que tels moyennant information et autorisation préalables de la commission.

Art. 27. Het is een zelfde natuurlijke of rechtspersoon verboden de vergunningen klasse A, B en D enerzijds en de vergunning klasse E anderzijds rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door bemiddeling van een natuurlijke of rechtspersoon te cumuleren.

De houders van een vergunning klasse A, B of C kunnen kansspelen, bestemd en gebruikt voor de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, II en III en die als dusdanig werden of worden afgeschreven, overdragen om niet of onder bezwarende titel, mits voorafgaandelijke inlichting en toestemming van de commissie.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre IV. ­ Des établissements de jeux de hasard

Section première. ­ Des établissements de jeux de hasard de classe I ou casinos

Art. 28. Les établissements de jeux de hasard de classe I sont des établissements dans lesquels sont exploités les jeux de hasard, automatiques ou non, autorisés par le Roi et dans lesquels sont organisées parallèlement des activités socio-culturelles, telles que des représentations, des expositions, des congrès et des activités du secteur horeca.

Hoofdstuk IV. ­ Kansspelinrichtingen

Afdeling I. ­ Kansspelinrichtingen klasse I of casino's

Art. 28. Kansspelinrichtingen klasse I of casino's zijn inrichtingen waarin de door de Koning toegestane al dan niet automatische kansspelen worden geëxploiteerd en socio-culturele activiteiten zoals voorstellingen, tentoonstellingen, congressen en horeca-activiteiten worden georganiseerd.

­ Adopté.

Aangenomen.

M. le président. ­ L'article 29 est rédigé comme suit :

Art. 29. Le nombre total des établissements de jeux de hasard de classe I autorisés est limité à 9.

Un établissement de jeux de hasard de classe I ne peut être exploité que sur le territoire des communes de Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namur, Ostende, Spa ainsi que sur le territoire d'une des 19 communes de la Région de Bruxelles-Capitale. Après avis du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale et sur la base des possibilités d'implantation et d'infrastructure ainsi que sur la base de l'impact social de l'implantation d'un établissement de jeux de hasard de classe I, le Roi désigne, par un arrêté délibéré en Conseil des ministres, la commune, parmi les communes de la Région de Bruxelles-Capitale qui ont posé leur candidature par lettre recommandée à la poste adressée au ministre de la Justice dans les trois mois à compter de l'entrée en vigueur de la présente loi.

Un seul établissement de jeux de hasard de classe I peut être exploité par commune. À cette fin, chaque commune conclut une convention de concession avec le candidat exploitant.

Le Roi peut déterminer par arrêté délibéré en Conseil des ministres les conditions auxquelles doit répondre la convention de concession.

En cas de fermeture d'un établissement de jeux de hasard de classe I, le Roi peut, sur avis de la commission, autoriser par un arrêté délibéré en Conseil des ministres le transfert de l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe I vers une autre commune de la même région.

Art. 29. Het totaal aantal toegestane kansspelinrichtingen klasse I is beperkt tot 9.

Een kansspelinrichting klasse I kan slechts worden geëxploiteerd op het grondgebied van de gemeenten Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namen, Oostende, Spa en een van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Na advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, duidt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op basis van de vestigings- en infrastructuurmogelijkheden, alsook van de sociale impact van de vestiging van een kansspelinrichting klasse I, de gemeente aan tussen de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest die zich daarvoor kandidaat hebben gesteld en dit bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de minister van Justitie, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

Per gemeente kan slechts één kansspelinrichting klasse I worden geëxploiteerd. Daartoe zal elke gemeente een concessieovereenkomst afsluiten met een kandidaat-exploitant.

De Koning kan bij een in de Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden bepalen waaraan de concessieovereenkomst dient te voldoen.

Bij sluiting van een kansspelinrichting klasse I, kan de Koning, op advies van de commissie, bij een in Ministerraad overlegd besluit de toestemming verlenen om de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I te verplaatsen naar een andere gemeente van hetzelfde gewest.

M. Hatry propose l'amendement que voici :

« Remplacer le deuxième alinéa de cet article par les alinéas suivants :

« Un établissement de jeux de hasard de classe I peut seulement être exploité sur le territoire des communes de Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namur, Ostende, Spa ainsi que sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale.

Sur avis conforme du comité d'implantation, le Roi désigne, dans un arrêté délibéré en Conseil des ministres, la commune parmi les communes de la Région de Bruxelles-Capitale qui ont posé leur candidature par lettre recommandée à la poste adressée au ministre de la Justice dans les trois mois à compter de l'entrée en vigueur de la présente loi.

Le comité d'implantation visé à l'alinéa précédent est composé de cinq membres désignés par le Roi en fonction de leur compétence dans le domaine économique et social.

Le gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale peut également désigner cinq membres supplémentaires, justifiant de compétences comparables et ayant également voix délibérative.

Ce comité d'implantation statue à la majorité des 2/3 des membres présents, après avis du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale et sur la base des possibilités d'implantation et d'infrastructure ainsi que sur la base de l'impact social de l'implantation d'un établissement de jeux de hasard de classe I. »

« Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :

« Een kansspelinrichting klasse I kan slechts worden geëxploiteerd op het grondgebied van de gemeenten Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namen, Oostende, Spa alsmede op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Op eensluidend advies van het vestigingscomité duidt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de gemeente aan binnen de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die zich daarvoor kandidaat hebben gesteld en dit bij een ter post aangetekende brief gericht aan de minister van Justitie, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

Het vestigingscomité bedoeld in het vorige lid bestaat uit vijf leden aangewezen door de Koning op grond van hun deskundigheid op economisch en sociaal vlak.

De regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kan eveneens vijf bijkomende leden aanwijzen die het bewijs leveren van een vergelijkbare deskundigheid en die eveneens stemgerechtigd zijn.

Dit vestigingscomité beslist bij meerderheid van twee derde van de aanwezige leden, na advies van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en op basis van de vestigings- en infrastructuurmogelijkheden, alsmede op grond van de sociale weerslag van de vestiging van een kansspelinrichting klasse I. »

Le vote sur l'amendement et le vote sur l'article 29 sont réservés.

De stemming over het amendement en de stemming over artikel 29 worden aangehouden.

Art. 30. La commission est chargée de vérifier si le candidat exploitant satisfait aux conditions prévues par la présente loi.

La commission peut décider d'entendre au préalable le demandeur, qui peut être assisté par son conseil.

Le demandeur doit, à sa requête, être préalablement entendu par la commission. Il peut être assisté par son conseil.

Art. 30. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet gestelde voorwaarden.

De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.

De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 31. Pour pouvoir obtenir une licence de classe A, le demandeur doit :

1. si c'est une personne physique, avoir la qualité de ressortissant d'un État membre de l'Union européenne; si c'est une personne morale, qui ne peut être une association sans but lucratif, avoir cette qualité selon le droit belge ou le droit national d'un des États membres de l'Union européenne;

2. si c'est une personne physique, jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction; si c'est une personne morale, chaque administrateur ou gérant doit jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction;

3. présenter une convention de concession conclue, sous la condition d'obtenir la licence de classe A requise, avec les autorités communales de la commune dans laquelle l'établissement de jeux de hasard de classe I s'établirait;

4. fournir la preuve de sa solvabilité et de ses moyens financiers et, à tout moment et de manière scrupuleuse, communiquer à la commission tous les renseignements permettant à celle-ci de vérifier la transparence de l'exploitation et d'identifier l'actionnariat ainsi que les modifications ultérieures en la matière.

Art. 31. Om een vergunning klasse A te kunnen verkrijgen moet de aanvrager :

1. indien het gaat om een natuurlijk persoon, onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Unie; indien het gaat om een rechtspersoon, die geen vereniging zonder winstoogmerk mag zijn, deze hoedanigheid naar Belgisch recht of naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten;

2. indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie; indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie;

3. een concessieovereenkomst voorleggen, die met de gemeentelijke overheid van de gemeente waar de kansspelinrichting klasse I zou worden gevestigd, gesloten is onder de voorwaarde dat de vergunning klasse A wordt verkregen;

4. het bewijs leveren van zijn kredietwaardigheid en financiële draagkracht en de commissie te allen tijde nauwgezet alle inlichtingen verstrekken die haar de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 32. Pour pouvoir rester titulaire d'une licence de classe A, le demandeur doit :

1. si c'est une personne physique qui participe de quelque manière que ce soit, directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une personne morale, à l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe I, pouvoir être identifié en permanence et sans équivoque et son identité doit être connue de la commission;

2. mettre la commission en mesure d'identifier en permanence et sans équivoque et de connaître l'identité de toutes les autres personnes physiques qui participent, de quelque manière que ce soit, directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une personne morale, à l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe I;

3. communiquer à la commission les renseignements permettant à celle-ci de vérifier à tout moment la transparence de l'exploitation et d'identifier l'actionnariat ainsi que les modifications ultérieures en la matière;

4. au plus tard un mois après l'octroi de la licence de classe A, apporter la preuve qu'il est inscrit au registre de commerce de l'arrondissement dans lequel l'établissement de jeux de hasard de classe I est exploité, ainsi que la preuve que celui-ci a son siège social, ou au moins un siège d'exploitation, dans le même arrondissement;

5. séparer entièrement et rigoureusement l'espace réservé à l'exploitation des jeux de hasard des espaces ayant une autre affectation à l'intérieur du casino ainsi que des espaces extérieurs au casino qui sont accessibles au public, en ce sens qu'il ne peut en aucun cas être possible d'avoir, de l'extérieur de la salle de jeux, une vue sur les jeux de hasard; l'exploitant est toutefois autorisé à exploiter un bar ou un restaurant dans la salle de jeux ou d'en confier l'exploitation à un tiers qui détient une licence de classe D.

Art. 32. Om houder van een vergunning klasse A te kunnen blijven, moet de aanvrager :

1. indien het gaat om een natuurlijk persoon die op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelneemt aan de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze door de commissie kunnen worden geïdentificeerd en bij de commissie gekend zijn;

2. de commissie de mogelijkheid bieden om alle andere natuurlijke personen die op enigerlei wijze rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelnemen aan de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze te identificeren en de identiteit van die personen te kennen;

3. aan de commissie alle inlichtingen verstrekken die haar te allen tijde de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren;

4. ten laatste één maand na het toekennen van de vergunning klasse A het bewijs leveren dat hij is ingeschreven in het handelsregister van het arrondissement waar de kansspelinrichting klasse I wordt uitgebaat, alsook het bewijs leveren dat hij op zijn minst een bedrijfszetel in hetzelfde arrondissement heeft;

5. de ruimte waar de kansspelen worden geëxploiteerd, op zodanige wijze volledig en strikt scheiden van de ruimten in het casino die een andere bestemming hebben, alsook van de voor het publiek toegankelijke ruimten buiten het casino, dat de kansspelen van buiten de speelzaal niet kunnen worden gezien; het is de exploitant evenwel toegestaan in de speelzaal een bar of een restaurant uit te baten of zulks aan een derde die een vergunning klasse D heeft, toe te vertrouwen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 33. Le Roi détermine :

1. la forme de la licence de classe A;

2. les modalités d'introduction et d'examen des demandes de licence;

3. les modalités d'administration et de fonctionnement des établissements de jeux de hasard de classe I, étant entendu que la comptabilité des opérations de jeu doit être tenue distinctement de celle des autres activités auxquelles pourrait se livrer cet établissement de jeux de hasard;

4. les règles de fonctionnement des jeux de hasard;

5. les modalités de surveillance et de contrôle des jeux de hasard, notamment par un système informatique approprié.

Art. 33. De Koning bepaalt :

1. de vorm van de vergunning klasse A;

2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;

3. de wijze waarop kansspelinrichtingen klasse I moeten werken en worden beheerd, met dien verstande dat zowel met betrekking tot de spelverrichtingen als tot de andere activiteiten die de kansspelinrichting uitoefent, een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd;

4. de werkingsregels van de kansspelen;

5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.

­ Adopté.

Aangenomen.

Section II. ­ Des établissements de jeux de hasard de classe II

ou salles de jeux automatiques

Art. 34. Les établissements de jeux de hasard de classe II sont des établissements dans lesquels sont exploités les jeux de hasard autorisés par le Roi.

Le nombre total des établissements de jeux de hasard de classe II autorisés est limité à 200.

Une convention est conclue entre l'établissement de jeux de hasard de classe II et la commune du lieu de l'établissement. La convention détermine où l'exploitant peut installer les jeux automatiques, qui pourra accéder aux différentes parties de la salle de jeux automatiques et qui exerce le contrôle de la commune.

Afdeling II. ­ Kansspelinrichtingen klasse II

of speelautomatenhallen

Art. 34. De kansspelinrichtingen klasse II of speelautomatenhallen zijn inrichtingen waar de door de Koning toegestane kansspelen worden geëxploiteerd.

Er worden ten hoogste 200 kansspelinrichtingen klasse II toegestaan.

Er wordt een convenant afgesloten tussen de gemeente van vestiging en de uitbater van de kansspelinrichting klasse II. Dit convenant bepaalt waar automaten mogen worden opgesteld, wie toegang krijgt tot welk gedeelte van de automatenhal en wie het gemeentelijk toezicht waarneemt.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 35. La commission doit vérifier si le demandeur satisfait aux conditions fixées par la présente loi.

La commission peut décider d'entendre au préalable le demandeur, qui peut être assisté par son conseil.

Le demandeur doit, à sa requête, être préalablement entendu par la commission. Il peut être assisté par son conseil.

Art. 35. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet vastgestelde voorwaarden.

De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.

De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 36. Pour pouvoir obtenir une licence de classe B, le demandeur doit :

1. si c'est une personne physique, avoir la qualité de ressortissant d'un État membre de l'Union européenne; si c'est une personne morale, avoir cette qualité selon le droit belge ou le droit national d'un des États membres de l'Union européenne;

2. si c'est une personne physique, jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction; si c'est une personne morale, chaque administrateur ou gérant doit jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction;

3. fournir la preuve de sa solvabilité et de ses moyens financiers et, à tout moment et de manière scrupuleuse, communiquer à la commission tous les renseignements permettant à celle-ci de vérifier la transparence de l'exploitation et d'identifier l'actionnariat ainsi que les modifications ultérieures en la matière;

4. veiller à ne pas établir l'emplacement de l'établissement de jeux de hasard de classe II à proximité d'établissements d'enseignement, d'hôpitaux, d'endroits fréquentés par des jeunes, de lieux de culte et de prisons.

Art. 36. Om een vergunning klasse B te kunnen verkrijgen moet de aanvrager :

1. indien het gaat om een natuurlijk persoon, onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Unie; indien het gaat om een rechtspersoon, deze hoedanigheid naar Belgisch recht of naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten;

2. indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie; indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie;

3. het bewijs leveren van zijn kredietwaardigheid en financiële draagkracht en de commissie te allen tijde nauwgezet alle inlichtingen verstrekken die haar de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren;

4. ervoor zorgen dat de kansspelinrichting klasse II niet gevestigd wordt in de nabijheid van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, plaatsen die vooral door jongeren worden bezocht, plaatsen waar erediensten worden gehouden en gevangenissen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 37. Pour pouvoir rester titulaire d'une licence de classe B, le demandeur doit :

1. si c'est une personne physique qui participe, de quelque manière que ce soit, directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une personne morale, à l'exploitation ou à l'implantation d'un établissement de jeux de hasard de classe II, pouvoir être identifié en permanence et sans équivoque et son identité doit être connue de la commission;

2. mettre la commission en mesure d'identifier en permanence et sans équivoque et de connaître l'identité de toutes les autres personnes physiques qui participent, de quelque manière que ce soit, directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une personne morale, à l'exploitation ou à l'implantation d'un établissement de jeux de hasard de classe II;

3. communiquer à la commission les renseignements permettant à celle-ci de vérifier à tout moment la transparence de l'exploitation et d'identifier l'actionnariat ainsi que les modifications ultérieures en la matière;

4. au plus tard un mois après l'octroi de la licence de classe B, apporter la preuve qu'il est inscrit au registre de commerce de l'arrondissement dans lequel l'établissement de jeux de hasard de classe II est exploité, ainsi que la preuve que celui-ci a son siège social, ou au moins un siège d'exploitation, dans le même arrondissement;

5. séparer entièrement et rigoureusement l'espace réservé à l'exploitation des jeux de hasard des espaces ayant une autre affectation à l'intérieur de l'établissement de jeux de hasard de classe II ainsi que des espaces extérieurs à l'établissement de jeux de hasard de classe II qui sont accessibles au public, en ce sens qu'il ne peut en aucun cas être possible d'avoir, de l'extérieur de la salle de jeux, une vue sur les jeux de hasard; l'exploitant n'est pas autorisé à exploiter un bar ou un restaurant dans la salle de jeux ni à en confier l'exploitation à des tiers.

Art. 37. Om houder van een vergunning klasse B te kunnen blijven, moet de aanvrager :

1. indien het gaat om een natuurlijk persoon die op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelneemt aan de exploitatie of zorgt voor de huisvesting van een kansspelinrichting klasse II, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze door de commissie kunnen worden geïdentificeerd en bij de commissie gekend zijn;

2. de commissie de mogelijkheid bieden om alle andere natuurlijke personen die op enigerlei wijze rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelnemen aan de exploitatie of zorgen voor de huisvesting van een kansspelinrichting klasse II, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze te identificeren en de identiteit van die personen te kennen;

3. aan de commissie alle inlichtingen verstrekken die haar te allen tijde de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren;

4. ten laatste één maand na het toekennen van de vergunning klasse B het bewijs leveren dat hij is ingeschreven in het handelsregister van het arrondissement waar de kansspelinrichting klasse II wordt uitgebaat, alsook het bewijs leveren dat hij op zijn minst een bedrijfszetel in hetzelfde arrondissement heeft;

5. de ruimte waar de kansspelen worden geëxploiteerd, op zodanige wijze volledig en strikt scheiden van de ruimten in de spelinrichting klasse II die een andere bestemming hebben, alsook van de voor het publiek toegankelijke ruimten buiten de spelinrichting, dat de kansspelen van buiten de speelzaal niet kunnen worden gezien; de exploitant mag in de speelzaal geen bar of restaurant uitbaten, noch zulks aan een derde toevertrouwen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 38. Le Roi détermine :

1. la forme de la licence de classe B;

2. les modalités d'introduction et d'examen des demandes de licence;

3. les modalités d'administration et de fonctionnement des établissements de jeux de hasard de classe II, étant entendu que la comptabilité des opérations de jeu doit être tenue distinctement de celle des autres activités auxquelles pourrait se livrer cet établissement de jeux de hasard;

4. les règles de fonctionnement des jeux de hasard;

5. les modalités de surveillance et de contrôle des jeux de hasard, notamment par un système informatique approprié.

Art. 38. De Koning bepaalt :

1. de vorm van de vergunning klasse B;

2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;

3. de wijze waarop kansspelinrichtingen klasse II moeten werken en worden beheerd, met dien verstande dat zowel met betrekking tot de spelverrichtingen als tot de andere activiteiten die de kansspelinrichting uitoefent, een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd;

4. de werkingsregels van de kansspelen;

5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.

­ Adopté.

Aangenomen.

Section III. ­ Des établissements de jeux de hasard de

classe III ou débits de boissons

Art. 39. Les établissements de jeux de hasard de classe III sont des établissements où sont vendues des boissons qui, quelle qu'en soit la nature, doivent être consommées sur place et dans lesquels sont exploités au maximum deux jeux de hasard.

Afdeling III. ­ Kansspelinrichtingen klasse III

of drankgelegenheden

Art. 39. Kansspelinrichtingen klasse III of drankgelegenheden zijn inrichtingen waar drank, ongeacht de aard ervan, wordt verkocht voor gebruik ter plaatse en waarin maximaal twee kansspelen worden geëxploiteerd.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 40. La commission doit vérifier si le demandeur satisfait aux conditions fixées par la présente loi .

La commission peut décider d'entendre au préalable le demandeur, qui peut être assisté par son conseil.

Le demandeur doit, à sa requête, être préalablement entendu par la commission. Il peut être assisté par son conseil.

Art. 40. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet vastgestelde voorwaarden.

De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.

De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 41. Pour pouvoir obtenir une licence de classe C, le demandeur doit jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction si c'est une personne physique. Si le demandeur est une personne morale, chaque administrateur ou gérant doit jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction.

Art. 41. Om een vergunning klasse C te kunnen verkrijgen moet de aanvrager, indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie. Indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 42. Pour pouvoir rester titulaire d'une licence de classe C, le demandeur doit, au plus tard un mois après l'octroi de la licence de classe C, apporter la preuve qu'il est inscrit au registre de commerce de l'arrondissement dans lequel l'établissement de jeux de hasard de classe III est exploité.

Art. 42. Om houder van een vergunning klasse C te blijven, moet de aanvrager ten laatste een maand te rekenen van de toekenning van de vergunning klasse C het bewijs ervan leveren dat hij is ingeschreven in het handelsregister van het arrondissement waar de kansspelinrichting klasse III wordt geëxploiteerd.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 43. Le Roi détermine :

1. la forme de la licence de classe C;

2. les modalités d'introduction et d'examen des demandes de licence;

3. les modalités d'administration et de fonctionnement des établissements de jeux de hasard de classe III, étant entendu que la comptabilité des opérations de jeu doit être tenue distinctement de celle des autres activités auxquelles pourrait se livrer cet établissement de jeux de hasard;

4. les règles de fonctionnement des jeux de hasard;

5. les modalités de surveillance et de contrôle des jeux de hasard, notamment par un système informatique approprié.

Art. 43. De Koning bepaalt :

1. de vorm van de vergunning klasse C;

2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;

3. de wijze waarop kansspelinrichtingen klasse III moeten werken en worden beheerd, met dien verstande dat zowel met betrekking tot de spelverrichtingen als tot de andere activiteiten die de kansspelinrichting uitoefent, een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd;

4. de werkingsregels van de kansspelen;

5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.

­ Adopté.

Aangenomen.

Section IV. ­ Du personnel

Art. 44. Toute personne désirant exercer une quelconque activité professionnelle en rapport avec le jeu dans un établissement de jeux de hasard de classe I ou de classe II pendant les heures d'ouverture de la salle de jeux doit être en possession d'une licence de classe D et être en permanence porteuse de la carte d'identification attestant de la possession de cette licence.

Afdeling IV. ­ Personeel

Art. 44. Elke persoon die gedurende de openingsuren van de speelzaal binnen een kansspelinrichting klasse I of II enige beroepsactiviteit, van welke aard ook, wenst uit te oefenen die verband houdt met het spel, moet beschikken over een vergunning klasse D en het bewijs daarvan, in de vorm van een identificatiekaart, steeds bij zich hebben.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 45. Pour pouvoir obtenir une licence de classe D et en rester titulaire, le demandeur doit jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction.

Art. 45. Om een vergunning klasse D te verkrijgen en te behouden moet de aanvrager volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 46. Il est interdit aux membres du personnel de prendre part, personnellement ou par des intermédiaires, aux jeux de hasard exploités, d'accepter des indemnités financières ou matérielles autres que celles prévues dans leur contrat de travail ou de consentir aux joueurs ou aux parieurs toute forme de prêt ou de crédit.

Art. 46. Het is de personeelsleden verboden om persoonlijk of door middel van tussenpersonen deel te nemen aan de geëxploiteerde kansspelen, andere geldelijke of materiële vergoedingen aan te nemen dan die bepaald in hun arbeidsovereenkomst of aan de spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet toe te staan.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 47. Le Roi détermine :

1. la forme de la licence de classe D et de la carte d'identification qui l'accompagne;

2. les modalités d'introduction et d'examen des demandes de licence;

3. les aptitudes et les certificats requis pour obtenir une licence de classe D.

Art. 47. De Koning bepaalt :

1. de vorm van de vergunning klasse D en van de bijbehorende identificatiekaart;

2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;

3. welke bekwaamheden en welke getuigschriften nodig zijn om een vergunning klasse D te verkrijgen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre V. ­ De la vente, de la location, de la location-financement, de la fourniture, de la mise à disposition, de l'importation, de l'exportation, de la production, des services d'entretien, de réparation et d'équipements des jeux de hasard ainsi que de leur exploitation dans les établissements de classe III

Art. 48. La vente, la location, la location-financement, la fourniture, la mise à disposition, l'importation, l'exportation, la production, les services d'entretien, de réparation et d'équipements de jeux de hasard, ainsi que leur exploitation sous quelque forme que se soit dans les établissements de classe III, sont soumis à l'octroi d'une licence de classe E.

Hoofdstuk V. ­ Verkoop, verhuur, leasing, levering, terbeschikkingstelling, invoer, uitvoer, productie, diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen, alsmede de exploitatie ervan in de kansspelinrichtingen klasse III

Art. 48. De verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer, de productie, de diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen, alsmede de exploitatie ervan in welke vorm dan ook in de kansspelinrichting klasse III, kunnen slechts plaatsvinden na toekenning van een vergunning klasse E.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 49. La commission doit vérifier si le demandeur satisfait aux conditions fixées par la présente loi.

La commission peut décider d'entendre au préalable le demandeur, qui peut être assisté par son conseil.

Le demandeur doit, à sa requête, être préablement entendu par la commission. Il peut être assisté par son conseil.

Art. 49. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet vastgestelde voorwaarden.

De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.

De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 50. Pour pouvoir obtenir une licence de classe E, le demandeur doit :

1. si c'est une personne physique, avoir la qualité de ressortissant d'un État membre de l'Union européenne; si c'est une personne morale, avoir cette qualité selon le droit belge ou le droit national d'un des États membres de l'Union européenne;

2. si c'est une personne physique, jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction; si c'est une personne morale, chaque administrateur ou gérant doit jouir pleinement de ses droits civils et politiques et être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction;

3. fournir la preuve de sa solvabilité et de ses moyens financiers et, à tout moment et de manière scrupuleuse, communiquer à la commission tous les renseignements permettant à celle-ci de vérifier la transparence de l'exploitation et d'identifier l'actionnariat ainsi que les modifications ultérieures en la matière.

Art. 50. Om een vergunning klasse E te kunnen verkrijgen moet de aanvrager :

1. indien het gaat om een natuurlijk persoon, onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Unie; indien het gaat om een rechtspersoon, deze hoedanigheid naar Belgisch recht of naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten;

2. indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie; indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie;

3. het bewijs leveren van zijn kredietwaardigheid en financiële draagkracht en de commissie te allen tijde nauwgezet alle inlichtingen verstrekken die haar de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 51. Pour pouvoir rester titulaire d'une licence de classe E, si le demandeur est une personne physique qui participe, de quelque manière que ce soit, directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une personne morale, à une activité soumise à l'octroi d'une licence de classe E, il doit pouvoir être identifié en permanence et sans équivoque et son identité doit être connue de la commission.

Le demandeur doit communiquer à la commission tous les renseignements permettant à celle-ci de vérifier à tout moment la transparence de l'exploitation et d'identifier l'actionnariat ainsi que les modifications ultérieures en la matière.

Art. 51. Indien de aanvrager van een vergunning klasse E een natuurlijk persoon is die op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelneemt aan een activiteit onderworpen aan de toekenning van een vergunning klasse E, moet hij om houder van die vergunning te kunnen blijven, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze door de commissie kunnen worden geïdentificeerd en bij die commissie gekend zijn.

De aanvrager moet aan de commissie alle inlichtingen verstrekken die haar te allen tijde de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 52. Tout modèle de matériel ou d'appareil dans un établissement de jeux de hasard de classe I, II ou III, qui est importé ou fabriqué dans les limites et les conditions fixées par une licence de classe E doit, en vue de sa mise en vente ou de son exploitation sur le territoire belge, être agréé par la commission sur la base des contrôles exécutés par une des instances mentionnées au deuxième alinéa du présent article. Un permis est ensuite délivré à titre de preuve.

Les contrôles sur la base desquels cette agréation est délivrée sont exécutés :

­ soit par le Service de la métrologie du ministère des Affaires économiques,

­ soit par un organisme accrédité à cet effet dans le cadre de la loi du 20 juillet 1990 concernant l'accréditation des organismes de certification et de contrôle ainsi que des laboratoires d'essais, sous la supervision du Service de la métrologie,

­ soit par un organisme d'un autre État membre de l'Union européenne reconnu par l'autorité de cet État membre pour exécuter ce type de prestation.

Les contrôles lors de la mise en service et en cours d'utilisation sont également exécutés par une des instances visées au deuxième alinéa.

Art. 52. Elk model van materiaal of van toestel dat met het oog op het gebruik in een kansspelinrichting klasse I, II en III, is ingevoerd of vervaardigd binnen de grenzen en voorwaarden vastgesteld in een vergunning klasse E, moet, teneinde op het Belgische grondgebied te kunnen worden verkocht of geëxploiteerd, goedgekeurd worden door de commissie op basis van de controles uitgevoerd door een van de instanties die vermeld zijn in het tweede lid van onderhavig artikel. Als bewijs hiervan wordt een vergunning uitgereikt.

De controles die de basis vormen voor de goedkeuring worden uitgevoerd door :

­ hetzij de Metrologische Dienst van het ministerie van Economische Zaken,

­ hetzij een orgaan dat hiertoe geaccrediteerd is in het raam van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria, onder toezicht van de Metrologische Dienst,

­ hetzij een orgaan van een andere Lid-Staat van de Europese Unie dat voor de vermelde activiteit door de overheid van die andere Lid-Staat is erkend.

De controles bij de ingebruikneming en bij het gebruik van het materiaal of van de toestellen bedoeld in het eerste lid worden eveneens uitgevoerd door de instanties bedoeld in het tweede lid.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 53. Le Roi détermine :

1. la forme des licences de classe E et des permis visés à l'article 52;

2. les modalités d'introduction et d'examen des demandes de licence;

3. les procédures de contrôle des jeux de hasard préalables à l'agréation;

4. les règles de fonctionnement des jeux de hasard;

5. les modalités de surveillance et de contrôle des jeux de hasard, notamment par un système informatique approprié;

6. le montant et le mode de perception des rétributions relatives aux contrôles d'agréation de modèle et aux contrôles subséquents.

Art. 53. De Koning bepaalt :

1. de vorm van de vergunningen klasse E en van die bedoeld in artikel 52;

2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;

3. de procedures betreffende de controle van de kansspelen die aan de goedkeuring voorafgaan;

4. de werkingsregels van de kansspelen;

5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem;

6. het bedrag en de wijze van innen van de vergoedingen betreffende de controles voor de modelgoedkeuring en de navolgende controles.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre VI. ­ Des mesures de protection des joueurs

et des parieurs

Art. 54. § 1. L'accès aux établissements de jeux de hasard des classes I et II est interdit aux personnes de moins de 21 ans. La pratique des jeux de hasard dans les établissements de jeux de hasard de classe III est interdite aux mineurs.

§ 2. L'accès aux établissements de jeux de hasard de classe I et II est interdit aux magistrats, aux notaires, aux huissiers et aux membres des services de police.

§ 3. La commission prononce l'exclusion des salles de jeu des établissements de jeux de hasard des classes I et II :

1. des personnes qui ont volontairement sollicité une mesure d'interdiction;

2. des personnes qui ont été placées sous statut de minorité prolongée;

3. des incapables, à la demande de leur représentant légal ou de leur conseil judiciaire;

4. des personnes à qui, conformément à l'arrêté royal nº 22 du 24 octobre 1934, interdiction a été faite d'exercer certaines fonctions, professions ou activités, après notification par le ministère public.

§ 4. La commission peut prononcer préventivement l'exclusion des établissements de jeux de hasard des classes I et II :

1. des personnes à protéger pour lesquelles une requête a été introduite conformément à l'article 487ter du Code civil;

2. des personnes à protéger pour lesquelles une requête a été introduite conformément à l'article 488bis, b), du Code civil;

3. des personnes à protéger pour lesquelles une requête a été introduite conformément à l'article 5 de la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux.

Les interdictions préventives énumérées au premier alinéa prennent fin lorsque la commission a été avisée des décisions visées respectivement aux articles 487sexies et 488bis, e), § 1er , du Code civil et aux articles 8, 12 et 30 de la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux.

Hoofdstuk VI. ­ Maatregelen ter bescherming van spelers

en gokkers

Art. 54. § 1. De toegang tot kansspelinrichtingen klasse I en II is verboden voor personen jonger dan 21 jaar. De deelneming aan kansspelen in kansspelinrichtingen klasse III is verboden voor minderjarigen.

§ 2. De toegang tot kansspelinrichtingen klasse I en II is verboden voor magistraten, notarissen, deurwaarders en leden van de politiediensten.

§ 3. De commissie ontzegt de toegang tot kansspelinrichtingen klasse I en II aan :

1. personen die daarom zelf hebben verzocht;

2. personen die in staat van verlengde minderjarigheid zijn verklaard;

3. onbekwaam verklaarden op verzoek van hun wettelijke vertegenwoordiger of van hun gerechtelijk raadsman;

4. personen aan wie krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 een verbod is opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, na kennisgeving door het openbaar ministerie.

§ 4. De commissie kan preventief de toegang tot de kansspelinrichtingen I en II ontzeggen aan :

1. de te beschermen persoon voor wie een verzoekschrift is ingediend overeenkomstig artikel 487ter van het Burgerlijk Wetboek;

2. de te beschermen persoon voor wie een verzoekschrift is ingediend overeenkomstig artikel 488bis, b), van het Burgerlijk Wetboek;

3. de te beschermen persoon voor wie een verzoekschrift is ingediend overeenkomstig artikel 5 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.

De preventieve ontzeggingen opgesomd in het eerste lid nemen een einde wanneer de commissie in kennis is gesteld van de beslissingen bedoeld in respectievelijk de artikelen 487sexies en 488bis, e), § 1, van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 8, 12 en 30 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 55. 1. L'article 487ter du Code civil, modifié par la loi du 6 avril 1976, est complété par un quatrième alinéa, libellé comme suit :

« Une copie de la requête est adressée par le greffier à la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs. »

2. Le premier alinéa de l'article 487sexies du Code civil, modifié par l'article 65 de la loi du 31 mars 1987, est remplacé par la disposition suivante :

« Les décisions mettant une personne sous régime de minorité prolongée, ordonnant que l'autorité parentale sera remplacée par la tutelle ou désignant un nouveau tuteur sont portées par le greffier à la connaissance du ministre de la Justice, du bourgmestre de la commune dans le registre de la population de laquelle la personne intéressée est inscrite et de la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs. »

Art. 55. 1. Artikel 487ter van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij wet van 6 april 1976, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :

« Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »

2. Het eerste lid van artikel 487sexies van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij artikel 65 van de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt :

« De beslissingen waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard, waarbij gelast wordt het ouderlijk gezag te vervangen door de voogdij of waarbij een nieuwe voogd wordt benoemd, worden door de griffier ter kennis gebracht van de minister van Justitie, van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene in het bevolkingsregister is ingeschreven en van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 56. 1. L'article 488bis, b), § 2, du Code civil est complété par un troisième alinéa, libellé comme suit :

« Une copie de la requête est adressée par le greffier à la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs. »

2. Le quatrième alinéa de l'article 488bis, e), § 1er , du Code civil, inséré par la loi du 18 juillet 1991, est complété par ce qui suit :

« et à la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs. »

Art. 56. 1. Artikel 488bis, b), § 2, van het Burgerlijk Wetboek, wordt aangevuld met een derde lid, luidende :

« Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »

2. Het vierde lid van artikel 488bis, e), § 1, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :

« Binnen dezelfde termijn brengt de griffier de beslissing ter kennis van de burgemeester van de verblijfplaats van de beschermde persoon en van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 57. 1. L'article 7, § 4, alinéa 2, de la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux, est modifié de la manière suivante :

« Il envoie une copie non signée de la requête et cette décision aux avocats des parties ainsi qu'à la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, et, le cas échéant, au représentant légal, au médecin-psychiatre et à la personne de confiance du malade. »

2. L'article 8, § 2, deuxième alinéa, de la même loi, est modifié comme suit :

« Il envoie une copie non signée du jugement aux conseils, au procureur du Roi, à la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs et, le cas échéant, au représentant légal, au médecin-psychiatre et à la personne de confiance du malade. »

3. L'article 30, § 4, alinéa 2, de la même loi, est modifié comme suit :

« Il envoie une copie non signée du jugement ou la notification de l'absence de jugement aux conseils, à la commission des jeux de hasard visée à l'article 9 de la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, et, le cas échéant, au représentant légal, au médecin et à la personne de confiance du malade. »

Art. 57. 1. Artikel 7, § 4, tweede lid, van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke wordt gewijzigd als volgt :

« Hij zendt een niet ondertekend afschrift van het verzoekschrift en deze beslissing aan de advocaten van de partijen en aan de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en in voorkomend geval, aan de wettelijke vertegenwoordiger, de geneesheer-psychiater en de vertrouwenspersoon van de zieke. »

2. Artikel 8, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :

« Hij zendt een niet ondertekend afschrift van het vonnis aan de raadslieden, aan de procureur des Konings, aan de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en in voorkomend geval, aan de wettelijke vertegenwoordiger, de geneesheer-psychiater en de vertrouwenspersoon van de zieke. »

3. Artikel 30, § 4, tweede lid, van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :

« Hij zendt een niet ondertekend afschrift van het vonnis of kennisgeving van het ontbreken van een vonnis aan de raadslieden, aan de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van... op de kansspelen, de kanspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en in voorkomend geval, aan de wettelijke vertegenwoordiger, de geneesheer en de vertrouwenspersoon van de zieke. »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 58. Il est interdit à quiconque de consentir aux joueurs ou aux parieurs toute forme de prêt ou de crédit, de conclure avec eux une transaction matérielle ou financière en vue de payer un enjeu ou une perte.

Les exploitants des établissements de jeux de hasard sont tenus d'informer leur clientèle, de manière lisible et bien apparente, dans tous les locaux accessibles au public, de l'interdiction de consentir un crédit qui est prévue au premier alinéa.

La présence de distributeurs automatiques de billets de banque est interdite dans les établissements de jeux de hasard des classes I, II et III.

Art. 58. Niemand mag aan de spelers en de gokkers enige vorm van lening of krediet toestaan of met hen een geldelijke of materiële transactie aangaan ter betaling van een inzet of een verlies.

De exploitanten van de kansspelinrichtingen zijn verplicht in alle voor het publiek toegankelijke lokalen op duidelijk leesbare en goed zichtbare wijze het verbod van kredietverlening, bepaald in het eerste lid, ter kennis te brengen van hun cliënteel.

De aanwezigheid van geldautomaten in kansspelinrichtingen klasse I, II en III is verboden.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 59. Les jeux de hasard ne peuvent être pratiqués qu'avec des fiches ou des jetons payés comptant, propres à l'établissement de jeux de hasard concerné et fournis exclusivement par celui-ci à l'intérieur de celui-ci, ou encore avec des pièces de monnaie.

Art. 59. Aan de kansspelen mag alleen worden deelgenomen met contant betaalde speelpenningen en -fiches, die eigen zijn aan de spelinrichting en uitsluitend binnen haar muren door haar personeel worden uitgereikt, of met muntstukken.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 60. Il est interdit de proposer aux clients des établissements de jeux de hasard des classes I, II et III, des déplacements, des repas, des boissons ou des présents à titre gratuit ou à des prix inférieurs aux prix du marché de biens et de services comparables.

Art. 60. Het is verboden kosteloos verplaatsingen, maaltijden, dranken of geschenken aan te bieden aan het cliënteel van kansspelinrichtingen klasse I, II en III of zulks te doen onder de marktprijs van vergelijkbare goederen en diensten.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 61. Le Roi prend les mesures relatives à la rédaction d'un code de déontologie, à l'information du public des dangers inhérents au jeu et à l'interdiction de connecter deux ou plusieurs appareils entre eux en vue d'octroyer un prix unique.

Dans les établissements de jeux de hasard des classes I, II et III, des dépliants contenant des informations sur la dépendance au jeu, le numéro d'appel du service d'aide 0800 et les adresses d'assistants sociaux doivent être mis à la disposition du public à un endroit visible.

Art. 61. De Koning neemt maatregelen gericht op de uitwerking van een deontologische code, de voorlichting van het publiek omtrent de gevaren inherent aan kansspelen en het verbod op het op elkaar aansluiten van twee of meer toestellen met het oog op het toekennen van één prijs.

In kansspelinrichtingen klasse I, II en II moeten folders zichtbaar beschikbaar zijn met informatie over gokverslaving, het telefoonnummer van de hulplijn 0800 en adressen van hulpverleners.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 62. L'accès aux salles de jeux des établissements de jeux de hasard des classes I et II n'est autorisé que sur présentation, par la personne concernée, d'un document d'identité et moyennant l'inscription, par l'exploitant, des nom complet, prénoms, date de naissance, lieu de naissance, profession et de l'adresse de cette personne dans un registre.

Une copie de la pièce ayant servi à l'identification du joueur doit être conservée pendant au moins cinq ans à dater de la dernière activité de jeu de celui-ci.

Le Roi détermine les modalités pratiques d'admission et d'enregistrement des joueurs.

Il arrête les conditions d'accès aux registres.

Art. 62. De toegang tot de speelzalen van kansspelinrichtingen van de klassen I en II is slechts toegestaan wanneer de betrokken persoon een identiteitsbewijs voorlegt en de exploitant zijn volledige naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en adres in een register inschrijft.

Een afschrift van het stuk waaruit de identiteit van de speler blijkt, moet gedurende ten minste vijf jaar na zijn laatste deelneming aan een kansspel worden bewaard.

De Koning bepaalt de wijze waarop de spelers worden toegelaten en geregistreerd.

Hij bepaalt de voorwaarden inzake toegang tot de registers.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre VII. ­ Dispositions pénales

Art. 63. Sera punie d'un emprisonnement de six mois à cinq ans et d'une amende de 100 francs à 100 000 francs, ou d'une de ces peines seulement :

1. toute personne qui exploite, en quelque lieu, sous quelque forme et de quelque manière directe ou indirecte que ce soit, un ou plusieurs jeux de hasard ou établissements de jeux de hasard autres que ceux autorisés conformément à la présente loi;

2. toute personne qui exploite un ou plusieurs jeux de hasard ou établissements de jeux de hasard sans licence écrite préalablement octroyée par la commission;

3. toute personne qui cède la licence qui lui a été octroyée;

4. toute personne qui cumule les licences de classe A, B et D, d'une part, et une licence de classe E, d'autre part, dans le chef de la même personne physique ou morale, que ce soit directement ou indirectement, personnellement ou par l'intermédiaire d'une personne physique ou morale;

5. toute personne, titulaire d'une licence de classe A, B ou C, qui cède, à titre gratuit ou onéreux, des jeux de hasard, destinés et utilisés aux fins de l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard des classe I, II et III et qui ont été ou sont amortis en tant que tels, sans aviser préalablement la commission;

6. toute personne, titulaire d'une licence de classe D qui prend part, personnellement ou par des intermédiaires, aux jeux de hasard exploités, qui accepte des indemnités financières ou matérielles autres que celles prévues dans son contrat de travail ou qui consent aux joueurs ou aux parieurs toute forme de prêt ou de crédit;

7. toute personne qui consent aux joueurs ou aux parieurs toute forme de prêt ou de crédit, ou qui conclut avec eux une transaction matérielle ou financière en vue de payer un enjeu ou une perte.

Hoofdstuk VII. ­ Strafbepalingen

Art. 63. Wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 frank tot 100 000 frank of met een van die straffen alleen :

1. eenieder die onder welke vorm, op welke plaats en op welke rechtstreekse of onrechtstreekse manier ook, één of meer kansspelen of kansspelinrichtingen exploiteert die overeenkomstig deze wet niet zijn toegestaan;

2. eenieder die een of meer kansspelen of kansspelinrichtingen exploiteert zonder dat de commissie daartoe vooraf een schriftelijke vergunning heeft uitgereikt;

3. eenieder die de hem toegekende vergunning overdraagt;

4. ieder natuurlijk persoon of rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, vergunningen klasse A, B en D cumuleert met een vergunning klasse E;

5. iedere houder van een vergunning klasse A, B of C die kansspelen bestemd en gebruikt voor de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, II en III en die als dusdanig werden of worden afgeschreven, heeft overgedragen om niet of onder bezwarende titel, zonder voorafgaandelijk de commissie hierover te hebben ingelicht;

6. iedere houder van een vergunning klasse D die persoonlijk of door middel van tussenpersonen heeft deelgenomen aan de geëxploiteerde kansspelen, die andere geldelijke of materiële vergoedingen heeft aangenomen dan die bepaald in zijn arbeidsovereenkomst of aan de spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet heeft toegestaan;

7. eenieder die aan spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet heeft toegestaan of die met hen een financiële of materiële transactie is aangegaan ter betaling van een inzet of een verlies.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 64. Sera punie d'un emprisonnement d'un mois à trois ans et d'une amende de 26 francs à 25 000 francs, ou d'une de ces peines seulement :

1. toute personne qui aura permis l'accès à un établissement de jeux de hasard des classes I et II ainsi que la pratique de jeux de hasard dans les établissements de jeux de hasard de classe III à des personnes de moins de 21 ans;

2. toute personne qui aura permis l'accès à un établissement de jeux de hasard de classe I ou II aux personnes visées à l'article 54, § 3;

3. toute personne qui aura participé à la tenue d'un établissement de jeux de hasard non autorisé par la présente loi en qualité de banquier, d'administrateur, de préposé ou d'agent dudit établissement;

4. toute personne qui, par tout moyen, fait de la publicité ou s'occupe du recrutement de joueurs pour un établissement de jeux de hasard prohibé par la loi ou non explicitement autorisé en vertu de la loi, ou d'un établissement similaire situé à l'étranger;

5. toute personne qui offre des déplacements, des repas, des boissons ou des présents à titre gratuit à la clientèle des établissements de jeux de hasard des classes I, II et III ou qui le fait à des prix inférieurs aux prix du marché de biens et de services comparables;

6. toute personne qui, en sa qualité d'exploitant d'un établissement de jeux de hasard de classe I ou II aura autorisé l'accès à la salle de jeux à des personnes sans avoir requis la présentation d'un document d'identité, qui n'aura pas inscrit les nom complet, prénoms, date de naissance, lieu de naissance, profession et l'adresse de ces personnes dans un registre et qui n'aura pas conservé la pièce ayant servi à l'identification du joueur pendant cinq ans à dater de la dernière participation à un jeu de hasard.

Art. 64. Wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van 26 frank tot 25 000 frank of met een van die straffen alleen :

1. eenieder die personen jonger dan 21 jaar toegang heeft verleend tot een kansspelinrichting klasse I of II of de mogelijkheid heeft geboden deel te nemen aan een kansspel in een spelinrichting klasse III;

2. eenieder die personen, als bedoeld in artikel 54, § 3, toegang heeft verleend tot een kansspelinrichting klasse I of II;

3. eenieder die aan de exploitatie van een op grond van deze wet niet-toegestane kansspelinrichting heeft deelgenomen in de hoedanigheid van bankhouder, bestuurder, aangestelde of vertegenwoordiger;

4. eenieder die op welke wijze ook reclame maakt of spelers werft voor een kansspelinrichting die bij wet is verboden of krachtens de wet niet uitdrukkelijk is toegestaan, of voor een daarmee vergelijkbare, in het buitenland gevestigde inrichting;

5. eenieder die kosteloos verplaatsingen, maaltijden, dranken of geschenken aanbiedt aan het cliënteel van kansspelinrichtingen klasse I, II en III of zulks doet onder de marktprijs van vergelijkbare goederen en diensten;

6. eenieder die als exploitant van een kansspelinrichting klasse I of II toegang tot de speelzaal heeft verleend aan personen zonder hen te hebben gevraagd een identiteitsbewijs over te leggen, die hun volledige naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en adres niet in een register heeft ingeschreven of gedurende ten minste vijf jaar na de laatste deelneming van een speler aan een kansspel geen afschrift van het stuk waaruit zijn identiteit blijkt, heeft bewaard.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 65. Les peines précitées peuvent être doublées :

1. en cas de récidive dans les cinq années suivant une condamnation en vertu de la présente loi ou de ses arrêtés d'exécution;

2. lorsque l'infraction a été commise à l'égard d'une personne de moins de 18 ans.

Art. 65. Voornoemde straffen kunnen worden verdubbeld :

1. bij recidive binnen vijf jaar volgend op een veroordeling krachtens deze wet of de besluiten tot uitvoering ervan;

2. ingeval de overtreding is gepleegd ten aanzien van een persoon jonger dan 18 jaar.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 66. L'interdiction de l'exercice de certains droits pourra également être prononcée conformément à l'article 33 du Code pénal.

Art. 66. Betrokkene kan overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek bovendien uit bepaalde rechten worden ontzet.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 67. Dans tous les cas d'infractions seront confisqués : les fonds ou effets exposés au jeu ainsi que les meubles, instruments, ustensiles et appareils employés ou destinés au service des jeux.

Art. 67. Bij elke vorm van overtreding worden het bij het spel ingezette geld, de daarmee gelijkgestelde papieren, de meubelen, de instrumenten, het gereedschap en de toestellen gebruikt bij of bestemd voor de spelen verbeurdverklaard.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 68. Le juge peut ordonner la fermeture définitive ou temporaire de l'établissement de jeux de hasard.

Art. 68. De rechter kan de definitieve of tijdelijke sluiting van de kansspelinrichting bevelen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 69. Les dispositions du livre premier du Code pénal, sans exception du chapitre VII et de l'article 85, sont applicables aux infractions prévues par la présente loi.

Art. 69. Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, daaronder begrepen hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven omschreven in deze wet.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 70. Les personnes physiques ainsi que les administrateurs, gérants, gestionnaires, organes, préposés ou mandataires de personnes morales sont civilement responsables des condamnations aux dommages-intérêts, amendes, frais, confiscations et amendes administratives quelconques prononcées pour infraction aux dispositions de la présente loi.

Il en va de même pour les associés de toutes sociétés dépourvues de la personnalité civile, lorsque l'infraction a été commise par un associé, gestionnaire, préposé ou mandataire, dans le cadre des activités de la société. Ces personnes sont tenues solidairement des condamnations visées à l'alinéa 1er .

Les personnes physiques et les personnes morales visées aux alinéas 1er et 2 du présent article, pourront être citées directement devant la juridiction répressive par le ministère public ou la partie civile.

Art. 70. Natuurlijke personen en bestuurders, zaakvoerders, beheerders, organen, aangestelden en lasthebbers van rechtspersonen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, boeten, kosten, verbeurdverklaringen en administratieve boeten van welke aard ook, die worden uitgesproken wegens overtreding van de bepalingen van deze wet.

Hetzelfde geldt voor vennoten van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid wanneer een vennoot, een beheerder, een aangestelde of een lasthebber de overtreding hebben begaan in het kader van de activiteiten van de vennootschap. Deze personen zijn hoofdelijk gehouden tot het voldoen van de veroordelingen bedoeld in het eerste lid.

Het openbaar ministerie of de burgerlijke partij kunnen de natuurlijke personen en de rechtspersonen bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel rechtstreeks voor het strafgerecht dagen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre VIII. ­ Du cautionnement et des frais

Art. 71. À l'exception de la licence de classe D, les licences visées à l'article 25 ne sont délivrées définitivement qu'après le versement d'une garantie réelle qui consiste en un cautionnement en numéraire ou en fonds publics. Cette garantie est destinée à couvrir le défaut de paiement des frais et dépenses visés aux articles 19 et 72. Ce cautionnement doit être versé à la Caisse des dépôts et consignations, au plus tard cinq jours avant le début des opérations de jeu.

En cas de défaut de paiement des frais, la garantie est amputée des sommes dues.

Lorsqu'en cours d'activité, la garantie s'avère insuffisante par défaut de paiement des frais, la commission exige le versement d'un montant complémentaire dans les cinq jours; à défaut de paiement dans ce délai, la licence est suspendue jusqu'au moment du versement.

La garantie réelle est fixée à :

1. la somme de 10 millions de francs pour une licence de classe A;

2. la somme de 3 millions de francs pour une licence de classe B;

3. la somme de 20 000 francs pour une licence de classe C;

4. la somme de 5 millions de francs pour une licence de classe E.

Le Roi est autorisé à modifier les montants de ces garanties réelles par arrêté délibéré en Conseil des ministres.

Le Roi saisira les chambres législatives immédiatement si elles sont réunies, si non dès l'ouverture de leur prochaine session, d'un projet de loi de confirmation de l'arrêté pris en exécution de l'alinéa précédent.

­ Adopté.

Aangenomen.

Hoofdstuk VIII. ­ Waarborgen en kosten

Art. 71. Met uitzondering van de vergunning klasse D worden de vergunningen bedoeld in artikel 25 slechts afgeleverd na storting van een zakelijke waarborg die bestaat uit geld of effecten. De waarborg, die wordt aangewend bij wanbetaling van de kosten en de uitgaven bedoeld in de artikelen 19 en 72, moet ten laatste vijf dagen voor aanvang van de spelverrichtingen bij de Consignatiekas worden gestort.

Bij wanbetaling van de kosten wordt de waarborg aangewend om de verschuldigde bedragen te betalen.

Indien tijdens de uitoefening van de activiteiten blijkt dat de waarborg ontoereikend is om de kosten te dekken, eist de commissie dat binnen vijf dagen een bijkomend bedrag wordt betaald op straffe van schorsing van de vergunning tot het tijdstip van storting.

Het bedrag van de waarborg wordt bepaald op :

1. 10 miljoen frank voor een vergunning klasse A;

2. 3 miljoen frank voor een vergunning klasse B;

3. 20 000 frank voor een vergunning klasse C;

4. 5 miljoen frank voor een vergunning klasse E.

De Koning kan de bedragen van de waarborg bij een in Ministerraad overlegd besluit wijzigen.

De Koning legt aan de wetgevende kamers, zodra zij verenigd zijn of bij de opening van hun volgende zitting, een ontwerp van wet voor dat gericht is op de bekrachtiging van het besluit uitgevaardigd ter uitvoering van het vorige lid.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 72. Les frais exposés seront facturés de manière détaillée au requérant suivant les modalités fixées par le Roi.

Sont visés en l'espèce les frais préalables, périodiques ou autres, exposés par la commission et le secrétariat dans l'exercice de leur missions.

Art. 72. De gemaakte kosten worden aan de aanvrager nauwkeurig gefactureerd op de wijze bepaald door de Koning.

Het gaat in dit verband om de voorafgaande, periodieke en andere kosten die de commissie en het secretariaat tijdens de uitoefening van hun opdrachten hebben gemaakt.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre IX. ­ Des mesures abrogatoires et d'accompagnement

Art. 73. La loi du 24 octobre 1902 concernant le jeu, modifiée par les lois des 19 avril 1963 et 22 novembre 1974 est abrogée, de même que la loi interprétative du 14 août 1978.

Hoofdstuk IX. ­ Opheffings- en begeleidingsmaatregelen

Art. 73. De wet van 24 oktober 1902 betreffende het spel, gewijzigd bij de wetten van 19 april 1963 en 22 november 1974, alsook de uitleggingswet van 14 augustus 1978 worden opgeheven.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 74. L'article 305 du Code pénal est abrogé.

Art. 74. Artikel 305 van het Strafwetboek wordt opgeheven.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 75. L'article premier de la loi du 15 juillet 1960 sur la préservation morale de la jeunesse est complété par un alinéa, rédigé comme suit :

« Cette disposition n'est pas applicable aux établissements de jeux autorisés par la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs. »

Art. 75. Artikel 1 van de wet van 15 juli 1960 tot zedelijke bescherming van de jeugd wordt aangevuld met het volgende lid :

« Deze bepaling is niet van toepassing op kansspelinrichtingen die zijn toegestaan bij de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 76. À l'article 2bis de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux, modifiée par la loi du 10 août 1998, le 5º est remplacé par la disposition suivante :

« 5º les personnes physiques ou morales qui exploitent un ou plusieurs jeux de hasard de classe I visés dans la loi du ... sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs. »

Art. 76. In artikel 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, gewijzigd door de wet van 10 augustus 1998, wordt het 5º vervangen als volgt :

« 5º de natuurlijke personen of de rechtspersonen die een of meer kansspelen van klasse I exploiteren, bedoeld in de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 77. Les conventions de concession qui, au moment de l'entrée en vigueur de la présente loi, sont conclues entre les établissements de jeux de hasard de classe I et les communes mentionnées à l'article 29 de la présente loi restent valables pour une période de 20 ans maximum pour autant que ces établissements de jeux de hasard se conforment aux articles de la présente loi dans l'année de son entrée en vigueur.

Art. 77. De concessieovereenkomsten die gelden op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet tussen de kansspelinrichtingen klasse I en de gemeenten bedoeld in artikel 29 van deze wet blijven in voorkomend geval gelden gedurende maximum 20 jaar voor zover deze kansspelinrichtingen binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet voldoen aan de voorwaarden bepaald in deze wet.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre X. ­ Dispositions finales

Art. 78. Le Roi exerce les pouvoirs que Lui confère la présente loi, sur la présentation conjointe des ministres de l'Économie, de l'Intérieur, des Finances, de la Santé publique et de la Justice.

Hoofdstuk X. ­Slotbepalingen

Art. 78. De Koning oefent de Hem door deze wet toegekende bevoegdheden uit op gezamenlijke voordracht van de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Volksgezondheid en Justitie.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 79. Les articles 9 à 23 entrent en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge.

Les autres articles entrent en vigueur à la date fixée par le Roi.

Art. 79. De artikelen 9 tot 23 treden in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

De andere artikelen treden in werking op de datum bepaald door de Koning.

­ Adopté.

Aangenomen.

M. le président. ­ La commission propose un nouvel intitulé ainsi libellé : loi sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs.

De commissie stelt volgend nieuw opschrift voor : wet op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers.

Ce texte rencontre-t-il l'accord du Sénat ?

Is de Senaat het eens met die tekst ? (Instemming.)

Le nouvel intitulé est approuvé.

Het nieuw opschrift is goedgekeurd.

Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés et au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.

We stemmen later over de aangehouden stemmingen en over het geheel van het wetsvoorstel.

Mesdames, messieurs, notre ordre du jour de ce matin est ainsi épuisé.

Onze agenda voor vanochtend is afgewerkt.

Le Sénat se réunira cet après-midi à 14 heures.

De Senaat vergadert opnieuw vanmiddag om 14 uur.

La séance est levée.

De vergadering is gesloten.

(La séance est levée à 12 h 55.)

(De vergadering wordt gesloten om 12.55 uur.)