(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Hoewel de faciliteitengemeenten langs de grens tussen het Duitse en het Franse taalgebied even talrijk zijn als de faciliteitengemeenten langs de grens tussen het Nederlandse en het Franse taalgebied is er in het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende werking van de taalinspectie inzake onderwijs (Belgisch Staatsblad van 29 juli 1997) geen inspectie met een lid uit het Duitse taalgebied voorzien.
Dat koninklijk besluit laat de taalinspectie langs de grens tussen het Duitse en het Franse taalgebied in het duister, met als gevolg dat de meeste schoolverlaters niet voldoen aan de homologatievoorwaarden, opgelegd in artikel 19 van de wet van 30 juni 1963 over het taalgebruik in het onderwijs. Het diploma van deze schoolverlaters zou dus als waardeloos kunnen en moeten worden beschouwd.
De overdracht van de bevoegdheid aan de Duitstalige Gemeenschap inzake taalgebruik in het onderwijs, die werd verkregen door een wijziging van artikel 130 van de Grondwet, verandert niets aan bovenvermelde wantoestand, omdat het Duitse taalgebied en de aangrenzende Franstalige gemeenten Malmédy, Waismes, Welkenraedt, Baelen en Bleyberg onderworpen blijven aan artikel 129, § 1, van de Grondwet.
Hoe denkt de geachte minister de taalinspectie langs de grens tussen het Franse en het Duitse taalgebied te organiseren ?
Denkt hij er misschien aan om de opdracht aan de Franstalige en Nederlandstalige inspecteur toe te wijzen of is hij van plan om het koninklijk besluit van 14 maart 1997 zo aan te passen dat er voor de inspectie van de gemeenten langs de grens tussen het Duitse en het Franse taalgebied een Duitstalige inspecteur wordt aangewezen ?
Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op zijn vraag te vinden.
De taalinspectie inzake onderwijs wordt voor de helft uitgeoefend door ambtenaren van de Franse taalrol en voor de andere helft door ambtenaren van de Nederlandse taalrol. Zij moeten met name de volgende voorwaarden vervullen :
gedurende minstens vijf jaar daadwerkelijk een hoofdambt met volledige prestaties als leerkracht hebben uitgeoefend in onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschap;
houder zijn van een diploma dat studies over de grondige kennis van de tweede taal bekrachtigt en van het diploma van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs uitgereikt door de Franse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschap;
de hoedanigheid bezitten van vastbenoemd personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschap.
Conform het koninklijk besluit van 14 maart 1997 waarbij het koninklijk besluit van 30 november 1966 afgeschaft werd dat in acht inspecteurs voorzag, zijn zij met vier.
In geen van de twee besluiten is sprake van Duitstalige inspecteurs. Wanneer Duitstalige studenten hun studie in een Franstalige school voort willen zetten, moeten zij een taalverklaring invullen waarin zij bevestigen dat het Frans en het Duits hun moedertalen zijn of het Nederlands en het Duits in het geval dat zij zich in een Nederlandstalige school wensen in te schrijven. Deze verklaring wordt dan ter goedkeuring en voor akkoord aan de taalinspectie voorgelegd.
Deze bepalingen stemmen perfect overeen met artikel 18 van de wet van 30 juli 1963 betreffende het taalstelsel in het onderwijs en met artikel 29 van dezelfde wet en ze staan dus de homologatie van de diploma's niet in de weg.