Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-79

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen

Vraag nr. 1172/1 van de heer Loones d.d. 3 juli 1998 (N.) :
Discriminatie van de Belgische restaurateurs.

De belangenorganisatie van de Belgische culinaire sector, de Patroonsfederatie der Beroepsrestaurateurs (PFBR) luidt met haar actie « De Keuken in België » de alarmklok.

De organisatie vindt dan ook terecht dat haar sector door een reeks overheidsmaatregelen althans op vier gebieden bedreigd wordt.

1. De aftrekbaarheid van de restaurantrekening

In tegenstelling tot onze buurlanden is, sedert tien jaar, in ons land de restaurantrekening slechts voor 50 % aftrekbaar. De buitenlandse restaurantrekening van de Belg is dan weer, vreemd genoeg, wél voor 100 % aftrekbaar.

De restauranthouders moesten dan ook machteloos toezien hoe vele bedrijven hun eigen restaurant oprichtten, om aldus nog steeds de 100 % aftrekbaarheid te behouden en hoe veel Belgische klanten, vooral in de grensstreken, om dezelfde reden naar het buitenland gingen eten.

2. Het BTW-tarief

Ook hierin worden de Belgische restauranthouders gediscrimineerd. Niet alleen betalen zij 21 % BTW tegenover hun collega's in het buitenland die een lager tarief betalen, maar ook tegenover de ondernemers van de aanverwante sectoren (bedrijfsrestaurants, traiteurs) die slechts 6 % BTW dienen te betalen.

3. De oneerlijke concurrentie

De PFBR heeft op zichzelf geen bezwaren tegen de concurrentie, waarvan trouwens ook de overheid (via zijn eigen uitgebouwd restaurantwereldje) deel uitmaakt. Wel vraagt de PFBR de oneerlijke concurrentie tegen te gaan, door de hele sector aan dezelfde regels te onderwerpen. Dit geldt dan zowel voor de aftrekbaarheid, de BTW, de mogelijke subsidiëring als voor de arbeidsreglementering.

4. De onaangepaste arbeidsreglementering

De restaurateurs verwachten een, aan hun specifieke situatie, aangepaste arbeidsreglementering. Het gaat inderdaad niet op, dat zij onderworpen worden aan dezelfde regels als die van de ondernemer wiens personeel op normale uren werkt. Het is nu eenmaal een vaststaand en onoverkoombaar feit dat hun personeel werkt wanneer anderen niet werken ('s avonds, in het weekend, tijdens de vakantie, op feestdagen, ...)

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen :

1. Gaat de geachte minister akkoord dat de slechts 50 % aftrekbaarheid van de restaurantrekeningen de Belgische restauranthouders dreigt de das om te doen of op zijn minst een nefaste maatregel kan genoemd worden ?

2. Klopt het dat de buitenlandse restaurantrekening van de Belg, in tegenstelling tot zijn binnenlandse rekening, wél voor 100 % aftrekbaar is ? Zo ja, strookt deze maatregel met de Europese wetten op de vrije concurrentie ?

3. Kan de geachte minister een verklaring geven voor de eveneens discriminerende maatregel om het BTW-tarief voor de Belgische restaurants veel hoger vast te leggen dan voor de aanverwante sectoren ?

4. Kan de geachte minister begrip opbrengen voor de eis van de sector om (zoals dat in de buurlanden al lang het geval is) verlaging van de sociale lasten en meer flexibiliteit omtrent de arbeidsreglementering, temeer dat hun specifieke situatie deze nodige flexibiliteit vereist ?

5. Kan de geachte minister begrip opbrengen voor de billijke eis van de Patroonsfederatie der Beroepsrestaurateurs om de hele sector te onderwerpen aan gelijke regels, met name omtrent de BTW, de aftrekbaarheid, de arbeidsreglementering en eventuele subsidiëring ?

6. Is de geachte minister bereid over alle voorgaande punten met zijn collega-minister van Financiën te onderhandelen ?

Antwoord : In antwoord op de vraag van het geachte lid kan ik hem het volgende melden.

Het ontgaat me niet dat restaurateurs momenteel moeilijke tijden kennen. Overigens zijn de voorstellen van de Patroonsfederatie der Beroepsrestaurateurs mij reeds bekend. Ik laat ze momenteel door mijn diensten onderzoeken.

Wat de precieze aanmerkingen van het geachte lid betreft, behoren deze meestal tot het gebied van de fiscaliteit en van de arbeidsreglementering. Het behage hem deze vragen te stellen aan mijn collega's die voor deze materies bevoegd zijn. Graag zou ik tevens enkele aanvullende opmerkingen formuleren.

Het is juist dat talrijke private bedrijven of openbare diensten een eigen restaurant hebben om hun personeel goedkope maaltijden te verschaffen. Dergelijke sociale initiatieven passen in een wettelijk kader, met name dat van de wet van 15 mei 1956 betreffende de diensten voor personeelszorg (Belgisch Staatsblad van 31 mei 1956).

Verder maakt het geachte lid gewag van concurrentie vanwege gesubsidieerde organismen. Ik zou hem erop attent willen maken dat de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1991) geldig is voor verenigingen die commerciële activiteiten uitoefenen. Ze moeten dus ook de eerlijke handelspraktijken naleven.