1-205 | 1-205 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 9 JUILLET 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 9 JULI 1998 |
Algemene bespreking
Artikelsgewijze bespreking
Terugzending naar de commissie
Discussion générale
Discussion des articles
Renvoi en commission
De voorzitter. We vatten de bespreking aan van het wetsontwerp.
Nous abordons l'examen du projet de loi.
Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie document nr. 1-944/7 van de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1997-1998.)
Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-944/7 de la commission de l'Intérieur et des Affaires administratives du Sénat. Session 1997-1998.)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Het woord is aan de rapporteur.
Mevrouw Van der Wildt (SP), rapporteur. Mijnheer de voorzitter, de basiswetgeving en de regeling inzake de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers is vastgelegd in de wet van 4 juli 1989. Voorliggend ontwerp is één van de drie voorstellen die resulteerden uit de besprekingen van de werkgroep-Langendries in dit verband. Twee voorstellen waren optioneel bicameraal en werden door de Senaat niet geëvoceerd. De Parlementaire Overlegcommissie oordeelde dat dit ontwerp verplicht bicameraal was en legde het voor aan de Senaat.
Men spreekt van een coherente verfijning en voltooiing van de oorspronkelijke wet inzake de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers en inzake de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen.
Concreet gaat het om een aanvulling van de omschrijving « politieke partij » door uitbreiding en omschrijving van de componenten van een politieke partij en door uitbreiding van de betrokken componenten tot het niveau van de fracties, de arrondissementele geledingen en/of de kieskringen.
De verkiezingsuitgaven worden voor de politieke partijen en de eerst geplaatste kandidaten beperkt en er komt een verbod op het gebruik van commerciële reclameborden of affiches en op niet-commerciële reclameborden of affiches die groter zijn dan vier vierkante meter.
Bovendien wordt de giftenregeling van natuurlijke personen beperkt tot 20 000 frank per gift en een totaal van 80 000 frank indien er verschillende genieters zijn. Ook moeten giften van meer dan 5 000 frank worden geregistreerd. Technische wijzigingen in het verplicht boekhoudingsstelsel moeten de transparantie, de uniformiteit en de onderlinge vergelijkbaarheid in de financiële rapportering mogelijk maken.
Bij de bespreking in de commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden kwamen de volgende thema's naar voren : de reclameborden en de ingestelde verbodsbepaling, de giften en vooral de registratie ervan en de opdracht van de controlecommissie terzake.
Wat de reclameborden en de ingestelde verbodsbepaling betreft, gaan de meeste leden akkoord met een verstrenging van de regels voor het gebruik van grote reclamepanelen. In de huidige regeling zijn 600 panelen van twintig vierkante meter toegelaten. Voortaan zal een totaal verbod gelden voor het commerciële circuit en een beperking van de afmeting van de panelen tot vier vierkante meter in het niet-commerciële circuit.
Sommige commissieleden aanvaarden wel een vorm van uitgavenbeperking, maar bepleiten de vrijheid van de kandidaten in de wijze van besteding en propagandavoering. Ook brochures en publicaties zouden op deze basis kritisch worden bekeken. Het amendement tot schrapping van deze bepaling werd niet aanvaard. Ook het amendement om zelfs het plaatsen van niet-commerciële borden te beperken tot de bebouwde percelen, vond evenmin genade. Het werd ingetrokken.
Tijdens de bespreking werd de aandacht gevestigd op de lopende reclamecampagnes op grote borden in alle steden van het land van een vereniging die beweert op te komen bij de volgende verkiezingen. Voor deze vereniging, die alsdusdanig niet als politieke partij is erkend, gelden de bepalingen van deze wet niet. Zij kan momenteel onbeperkt afficheren voor de verkiezingen.
Een amendement dat ertoe strekt nu reeds verenigingen die een politiek programma promoten, te laten ressorteren onder de beperkingen van deze wet, werd uiteindelijk niet goedgekeurd. Hoewel de commissie de achterliggende bezorgdheid deelt en het inhoudelijk eens is met deze opvatting, beschikt zij over geen enkele wettelijke grond om aan deze verenigingen beperkingen op te leggen. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat ook vakbonden, mutualiteiten, sociaal-culturele verenigingen, drukkingsgroepen en verenigingen met enig maatschappelijk engagement onder dezelfde beperking vallen, waardoor hen sommige vormen van propaganda en actievoering wordt ontnomen.
De commissie heeft een lange bespreking gevoerd over de aard van de giften van natuurlijke personen. Het gaat hierbij om erfenissen, giften tussen familieleden die van persoonlijke aard zijn en niets te maken hebben met de ondersteuning van politieke propaganda, het leveren van diensten door vrijwilligers, afdrachten van mandatarissen en legaten. De meeste commissieleden konden een voorbeeld aanhalen waarbij de toepassing van deze wet interpretatiemoeilijkheden of twijfels zou opleveren. Zo laten handgiften geen sporen na. De commissie was evenwel van oordeel dat de wet op de vermogensaangifte, waarover thans wordt gedebatteerd in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, duidelijkheid moet brengen. Voor de kandidaat is het in elk geval belangrijk de herkomst van het voor zijn campagne gebruikte geld te bewijzen. Daarna moet worden nagegaan of deze geldstromen in overeenstemming zijn met de wet op de verkiezingsuitgaven.
Er werd eveneens onderstreept dat de meeste politici te goeder trouw zijn in deze materie en dat het bedrag van de toegekende budgetten voor de meesten vrij klein is.
Sommige leden formuleren bezwaren tegen de registratie en de identificatie van de schenker omdat dit een schending van de privacy zou betekenen. Een koninklijk besluit moet voorzien in de reglementering terzake, maar sommigen achten het raadzaam ook in de wet de nodige toepassingsregels in te schrijven. Er wordt onder meer gedacht aan een registratie met depot onder gesloten omslag bij een onpartijdige instantie. Er werd een amendement ingediend dat tegengesteld is aan deze zienswijze en dat de totale openheid en publicatie van de lijsten met schenkers voorschrijft. Deze regel kadert volgens de indiener in de geest van transparantie en openbaarheid waarop het ontwerp en de basiswetgeving aansturen. Dit amendement werd niet aanvaard.
In het kader van de bescherming van de privacy en de garantie voor objectiviteit, wordt de rol van de controlecommissie besproken. Naar aanleiding van een amendement wordt de mogelijkheid tot inschakelen van het Rekenhof voor de controle van deze registers aangereikt. Dit amendement is gebaseerd op een bepaling van het ontwerp, luidens welke de controlecommissie zich kan laten adviseren door het Rekenhof. Volgens de auteur van het amendement kan deze instelling de vertrouwelijkheid waarborgen. De commissie merkt op dat in dit verband de vertrouwelijkheid als principe uit de wet is weggevallen en dat de organisatie van de openheid en controle wordt overgelaten aan de Koning. De amendementen met betrekking tot dit artikel evenals een amendement met betrekking tot de verlenging van de indieningstermijn voor de financiële verslagen werden verworpen.
De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse en de Administratieve Aangelegenheden die ter stemming wordt voorgelegd aan de Senaat, werd enigszins gewijzigd ingevolge de goedkeuring van amendementen. De terminologie in artikel 9 van dit ontwerp moet worden aangepast aan die van artikel 2. De formulering « met de partij verbonden verenigingen » moet aldus waar nodig, worden vervangen door « componenten van de partij ». De commissie wijst er evenwel op dat buiten de artikelen van dit ontwerp in artikel 1, 2º, van de basiswet van 4 juli 1989 nog melding wordt gemaakt van « partijgeledingen ». Het zou wenselijk zijn indien de Kamer in haar finale behandeling ook deze term zou vervangen door « componenten van de partij ».
Het geamendeerde ontwerp werd in zijn geheel aangenomen met 6 stemmen tegen 1, bij 1 onthouding. (Applaus.)
De voorzitter. Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, de VLD zal het voorliggende wetsontwerp niet goedkeuren. Het ontwerp houdt natuurlijk enkele verbeteringen in tegenover de wet van 4 juli 1989. De aard van die verbeteringen toont wel aan in welke richting men gaat.
Een van de verbeteringen is de beperking van de verkiezingsuitgaven. Hier schuilt al de eerste hypocrisie. Het betekent niet dat de financiering van de partijen zal worden verminderd.
Er zijn diverse redenen waarom we niet akkoord gaan met dit wetsontwerp. Een van de belangrijkste is dat het niet verder gaat dan symboliek en hypocrisie. Er verandert fundamenteel weinig aan de huidige situatie. We zullen een hele reeks amendementen indienen in de hoop zo veel mogelijk elementen van hypocrisie uit het ontwerp te halen.
De eerste reden voor onze neen-stem is de zware bijkomende administratieve rompslomp die dit ontwerp oplegt aan degenen die op actieve wijze aan politiek willen doen. Wij zien voor deze maatregel geen afdoende objectieve reden. Bovendien gaan de indieners volgens ons te veel uit van het principe dat politieke partijen, hun leden, mandatarissen en kandidaten behoren tot de groep van de meest onbetrouwbare en oneerlijke sujetten in onze maatschappij. Andere verenigingen worden blijkbaar niet zo'n regels, voorwaarden en beperkingen opgelegd, zelfs niet die verenigingen die nog guller vanuit de staatskas worden gesubsidieerd dan de politieke partijen zelf.
De politieke partijen moeten wat betreft open boekhouding, beperkingen van uitgaven en herkomst van financiële middelen ongetwijfeld een voorbeeldfunctie vervullen. Toch moet men niet zo ver gaan de politieke partijen te stigmatiseren. Daar heeft de politiek, zeker in het huidig maatschappelijk debat, net zo min als de burgers, allesbehalve een boodschap aan.
Een aantal noodzakelijke wijzigingen aan de huidige wetgeving ontbreken manifest in dit ontwerp. Dat is de tweede reden waarom we neen zullen stemmen. Zonder die wijzigingen bewijst men slechts lippendienst aan de nieuwe politieke cultuur, zonder dat er fundamenteel wat verandert.
De politici blijven nog steeds rechter en partij, want de controlecommissie blijft verder samengesteld uit kamerleden en senatoren. Er werden door diverse fracties amendementen ingediend en verdedigd om deze bevoegdheid aan het Rekenhof toe te kennen. De argumenten om dit niet te doen, aangehaald door de zogenaamde vernieuwingsbeweging, de auteurs van deze tekst, zijn op zijn zachtst uitgedrukt weinig overtuigend. Op een onafhankelijk controleorgaan zitten sommige politieke partijen duidelijk niet te wachten. In geval van wets- of statutenovertreding komen ze er met de huidige regeling immers met een minimumstraf vanaf. Deze regeling maakt het de politieke partijen ook mogelijk om partijen waarvoor ze weinig sympathie hebben, het leven moeilijk te maken. Hiermee wordt aangetoond dat dit ontwerp opnieuw het niveau van een democratische make-up niet overstijgt. In de praktijk verandert weinig of niets aan de huidige situatie.
Het toekennen van de controlebevoegdheid aan het Rekenhof had de geloofwaardigheid van de politieke klasse kunnen opkrikken. Ook hier heeft de tijdelijke vereniging voor een nieuwe politieke cultuur voor welgelovers wel degelijk gefaald.
Het uitbreiden van de open boekhouding tot een beperkt aantal componenten is ook een schoolvoorbeeld van schijnheiligheid en dubbelzinnigheid. Abstractie makend van het feit dat lokale partij-afdelingen, de fracties binnen de provincieraden en het Europees parlement buiten de consolidatiekring worden gehouden, worden bepaalde verenigingen, die binnen de werkingssfeer van bepaalde partijen soms zeer nauw aanleunen bij de politieke werking van de partij, niet als component erkent.
Nochtans kan onweerlegbaar worden aangetoond dat zij meermaals optreden als spreekbuis of als logistieke ondersteuning voor politieke partijen of mandatarissen. Zo worden onder meer de sociaal-culturele verenigingen, de mutualiteiten en de vakbonden niet als component erkent, hoewel vele afdelingen ervan in de pre-electorale en in de electorale campagnes van politieke partijen een belangrijke rol spelen, zowel inzake het promoten van de eigen zuilpartij als in het afbreken van het programma van de politieke tegenstanders. Ook hier wordt met twee maten en gewichten gewogen.
Een volgend punt dat de VLD-fractie sterk wenst te benadrukken betreft het impliciet aanvaarden door de Vlaamse meerderheidspartijen van de publieke financiering van de Waalse partijen door de Waalse Gewestraad, onder het mom van een open boekhouding van de politieke partijen. De Vlaamse meerderheidspartijen gaan daar blijkbaar zo ver in dat zij stellen dat het Waalse Parlement absoluut het recht heeft dit te doen en dat het Vlaamse Parlement dit ook zou kunnen doen, maar dit momenteel niet opportuun acht.
Ik benadruk dat het buiten kijf staat dat de publieke partijfinanciering een exclusieve bevoegdheid van de federale overheid is. Alleen een bijzondere wet zou die bevoegdheid aan de gewesten kunnen toekennen. Zolang dit niet gebeurt, blijft de partijfinanciering door het Waalse Gewest een manifeste bevoegdheidsoverschrijding, zij het dat de gehanteerde techniek, namelijk het inschrijven in het huishoudelijke reglement van de Waalse Gewestraad, gerechtelijke stappen hiertegen praktisch onmogelijk maakt. Door dergelijke bijkomende financiering en door het feit dat politieke partijen voor meer dan 80% worden gefinancierd door publieke middelen, worden de Vlaamse partijen in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde duidelijk gediscrimineerd.
Het tweede argument dat de Vlaamse meerderheidspartijen aanhalen is het bestaan van verkiezingsplafonds. Dat is inderdaad juist, maar die plafonds gelden enkel gedurende de sperperiode, dat wil zeggen zes maanden voor de verkiezingen. Buiten deze sperperiode hebben de Franstalige partijen een onweerlegbaar financieel voordeel ten opzichte van de Vlaamse partijen. Als de Vlaamse meerderheidspartijen dit principe aanvaarden, zal het niet lang duren voor de Franse Gemeenschapsraad de financiering van Carrefour zal laten geschieden op basis van het huishoudelijk reglement, zodat ook hiertegen geen beroep bij het Arbitragehof of de Raad van State meer mogelijk zal zijn.
Een andere belangrijke wijziging betreft de reglementering van giften van natuurlijke personen. Een afzonderlijke gift wordt beperkt tot een maximum van 20 000 frank, terwijl het maximumbedrag per giftverlener per jaar 80 000 frank bedraagt. Daarnaast wordt elke giftverlener geregistreerd als zijn gift 5 000 frank overschrijdt. Hoewel er duidelijke argumenten kunnen worden aangehaald, zowel voor de plafonds als voor de registratie van giften vanaf 5 000 frank, verbaast het ons dat deze beperking opnieuw enkel wordt opgelegd aan de politieke partijen en niet aan de andere verenigingen die ook voor hun financiering aan de staatskassen passeren en die eveneens diensten verlenen aan individuen.
De VLD zou zich wel degelijk achter een dergelijke wetsbepaling kunnen scharen, indien ze zou gelden voor alle verenigingen die op de een of de andere manier door de overheid worden gesubsidieerd.
Ook hier wordt het gelijkheidsbeginsel opnieuw zonder enige duidelijk aangegeven reden geschonden. Er wordt geen enkel objectief criterium ingeroepen om deze ongelijke behandeling te rechtvaardigen. Op die manier bezondigt de politiek zich opnieuw aan sadomasochisme door zichzelf op de pijnbank te leggen, terwijl andere instellingen een soortgelijke dienstverlening kunnen blijven organiseren.
De voorgestelde vermindering van de maximumbedragen lijkt ons een goede, maar onvoldoende ingreep. Deze maatregel blijft de partijen met uittredende mandatarissen sterk bevoordelen ten opzichte van nieuwe partijen. Sommige kandidaten op een lijst worden nu niet alleen door de lijststem, maar ook nog eens door het lagere individuele uitgavenplafond gediscrimineerd. We vinden dit onaanvaardbaar.
We hebben ook een probleem met het verbod op de commerciële borden. Deze maatregel heeft veeleer een symbolische waarde dan wel een effect op de verkiezingsuitgaven. Een bordencampagne is in grote steden immers stukken goedkoper dan het verspreiden van folders en pamfletten.
Brieven verzonden onder het gewone posttarief, door vakbonden, mutualiteiten of sociaal-culturele verenigingen worden evenmin als redactionele artikels in tijdschriften of magazines van deze organisaties in rekening gebracht van de individuele kandidaat of zijn partij. Nochtans vertegenwoordigen deze artikels die vaak bol staan van propaganda voor of tegen een bepaalde politieke partij, vele miljoenen. De door ons gewraakte praktijken zouden volgens de meerderheid niet met de werkelijkheid stroken en zodoende werden onze amendementen die aan deze praktijken een einde willen maken, koudweg van tafel geveegd. Toch wensen wij ze in de Senaat opnieuw in te dienen. Indien deze amendementen slechts betrekking hebben op praktijken die zich in de realiteit nooit voordoen, kunnen ze immers zonder probleem worden aanvaard.
De VLD heeft ook een amendement ingediend dat ertoe strekt de kosten van een voor het publiek bestemde mededeling door een staatssecretaris of een minister niet alleen in mindering te brengen op de verkiezingsuitgaven als de controlecommissie vaststelt dat het om een verkapte propaganda gaat, maar de betrokken minister of staatssecretaris ook te veroordelen tot het terugbetalen met eigen middelen aan de Schatkist van het voor persoonlijk profijt afgewende overheidsgeld. Een democratie die zichzelf respecteert, zou deze maatregel alleen maar logisch kunnen vinden. De meerderheid heeft dit amendement echter verworpen als onredelijk.
Op de keper beschouwd zijn de voorgestelde maatregelen veeleer oogverblinding dan de uiting van een echte nieuwe politieke cultuur, met uitzondering misschien van de verruimde open boekhouding van de politieke partijen, ook al kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat van deze laatste maatregel vooral gebruik wordt gemaakt om de greep van de partijen op alle geledingen te verstevigen.
Alle andere maatregelen zijn symbolisch en vermogen niet het vertrouwen van de burger in de politiek te herstellen.
Vele bepalingen hebben ons inziens uiteindelijk slechts als doel de toegang tot de electorale scène voor nieuwe politieke partijen te bemoeilijken. Nieuwkomers moeten hun verkiezingscampagne immers vooral via private financiering bekostigen.
De VLD zal trachten de door de commissie goedgekeurde tekst met een tiental amendementen te verbeteren, zodat de tekst het niveau van de symboliek kan overschrijden en een periode van werkelijk nieuwe politiek kan inluiden. Wij rekenen daarvoor op een zo ruim mogelijke steun van de Senaat. (Applaus.)
M. le président. La parole est à M. Foret.
M. Foret (PRL-FDF). Monsieur le président, le projet de loi dont nous débattons aujourd'hui s'inscrit dans le cadre de l'aspiration citoyenne pour un vrai changement des moeurs et des pratiques politiques. Elle apporte une réponse partielle mais importante, une réponse parlementaire, à notre volonté commune d'assurer une reconnaissance officielle au rôle moteur que jouent les partis dans le processus démocratique, tout en confirmant sans ambages que ce rôle doit s'exercer dans la pleine clarté et la totale transparence financière.
Je me plais à souligner les principaux acquis de cette modification envisagée aux législations de 1989 et 1994.
En premier lieu, le nouveau texte précise la notion de parti politique, en y incorporant de manière expresse ses composantes les plus caractéristiques. Désormais la comptabilité de ces composantes devra quelle que soit leur forme juridique, être consolidée avec la comptabilité du parti proprement dit.
Je suis conscient, à la suite des discussions qui ont entouré cette nouveauté, du fait que certains auraient souhaité aller plus avant, notamment en intégrant dans le périmètre de consolidation les organisations de jeunesse, de femmes et de pensionnés, que comptent traditionnellement en leurs rangs les formations politiques.
Personnellement, je pense que notre réflexion en la matière pourrait effectivement se poursuivre. Encore faut-il le faire avec prudence et sans précipitation. Le fait, par exemple, que se soit posée en commission la question de savoir si la fanfare d'un parti politique doit ou peut être considérée comme une composante de celui-ci est plus qu'anecdotique. Elle est caractéristique surtout de la difficulté et du danger de vouloir cerner, jusqu'aux organisations satellites les plus lointaines, la notion légale de parti politique.
Je considère donc que l'avancée de ce jour est, à ce stade de nos réflexions, suffisante et satisfaisante. Il nous appartiendra, dans les prochains mois et les prochaines années, d'effectuer l'analyse de l'évolution législative et éventuellement d'adapter la loi.
Une seconde avancée significative dans la voie de la transparence me paraît être la nouvelle réglementation en matière de donations aux partis politiques. Après avoir antérieurement interdit toute donation en provenance des entreprises et du milieu des affaires, la législation limite désormais drastiquement les possibilités de donation dans le chef des particuliers.
En fixant un plafond maximum de 80 000 francs par donateur, avec une limite de 20 000 francs par donataire, en exigeant que l'identité des donataires soit expressément mentionnée, la réforme de ce jour lève désormais toute ambiguïté en la matière.
La suspicion inévitablement attachée à certaines générosités douteuses devrait disparaître en raison de la modicité même des sommes encore admises au titre de donation.
Une autre disposition du texte en projet interdira dorénavant pendant la durée de la campagne électorale le recours à toute publicité de type commercial. Je pense que cette disposition est l'aboutissement de la logique recherchée par les auteurs du texte initial de 1989. La contrepartie du financement public des partis résidait notamment dans la volonté et l'espoir de privilégier le contenu du discours politique sur sa forme.
Si les citoyens de ce pays veulent changer la politique, notre devoir de responsables politiques est de faire en sorte que le débat démocratique se nourrisse d'idées et d'arguments forts. La démocratie suppose un lien direct entre le citoyen et les institutions. La nouvelle loi contraindra les partis et leurs candidats à recréer ou raviver un nouveau tissu de militantisme. À terme, la démocratie ne peut, à mon sens, qu'y gagner.
Mais, au-delà de ces motifs de satisfaction, je dois toutefois émettre le regret de ne pas trouver dans le texte proposé deux éléments dont l'utilité me semble pourtant évidente.
Je voudrais donc attirer votre attention je m'adresse spécialement à mes collègues présidents de groupe sur deux modifications que je voudrais suggérer.
Tout d'abord, je regrette que l'extension du champ d'application matériel de la loi, par l'incorporation des résultats comptables des composantes des partis, ne s'accompagne pas parallèlement d'une augmentation du délai pour le dépôt des comptes financiers à la commission de contrôle.
Le nouvel article premier de la loi, qui égrène la liste des composantes, transforme, à mon sens, les trésoriers de nos formations politiques en responsables de plusieurs dizaines d'organismes, d'associations et de groupements dont les comptes doivent désormais, si l'on s'en tient au texte du projet, être consolidés et déposés au Parlement au plus tard pour le 31 mars de chaque année.
Étant un des neuf trésoriers des formations politiques de ce pays, cette disposition ne manque pas de m'inquiéter, non que je nourrisse des angoisses sur la façon dont les comptes du PRL vous sont communiqués, mais parce que le délai me paraît exagérément court.
Nous serions mieux inspirés de reporter la date de ce dépôt de 30 jours pour le fixer à la date du 30 avril, ce qui me semble plus conforme aux pratiques des sociétés commerciales devant procéder à la consolidation de leurs comptes. Les sociétés commerciales, placées dans des situations identiques à celles des formations politiques, font généralement leur consolidation vers la fin du mois de mai plutôt que vers la fin du mois de mars.
Pour rester conformes aux obligations nées de notre propre législation sur le contrôle du financement des partis politiques, je vous propose d'adopter la date du 30 avril. Celle-ci permettrait, d'une part, de bien faire des consolidations dans les formations politiques et, d'autre part, de permettre le contrôle de ces comptes par nos commissions parlementaires avant les vacances parlementaires.
Voilà la raison de ce délai qui n'est pas du tout arbitraire et qui me paraît, au contraire, correspondre à une nécessité. Il nous mettra de toute façon en mesure de satisfaire aux obligations d'autres législations que nous avons antérieurement adoptées.
En ma qualité de rapporteur de la commission de contrôle dans sa tâche d'examen de la comptabilité des partis politiques, rôle que vous m'avez récemment confié, mon premier propos a été de me réjouir que l'ensemble des rapports financiers ait été déposé dans les délais légaux. Je crains qu'à l'avenir, à défaut de fixer le délai au 30 avril, ces propos ne soient plus de circonstance, malgré toute la rigueur et la sévérité que les trésoriers de partis manifesteront certainement à l'égard de tous les organismes et associations faisant partie du périmètre de consolidation.
J'ai donc déposé un amendement visant à prolonger d'un mois le délai actuellement fixé par l'article 24 de la loi.
Ma seconde réserve portera sur l'ambiguïté qui subsiste au sujet du rôle exact du réviseur d'entreprises. La législation actuelle, en son article 23, ne détermine pas de manière suffisamment nette la force probante exacte qu'il convient de donner à l'intervention du réviseur. Dans le texte en projet, l'annexe relative au contenu du rapport financier précise que le rapport ne constitue pas une attestation au sens des normes générales de révision.
Je crois qu'en agissant de la sorte, le monde politique épouserait la timidité de certains réviseurs estimant être dans l'impossibilité d'attester les comptes de certains partis politiques et d'assumer la responsabilité générale qui leur incombe normalement quand ils agissent dans le cadre de n'importe quelle entreprise privée. Cette ambiguïté nous a valu maintes discussions devant la commission de contrôle. Nous devrions avoir le courage de la lever en prévoyant expressément que le rapport du réviseur vaut certification de la comptabilité.
Je tiens d'ailleurs à souligner que cette proposition, matérialisée par le dépôt de mon second amendement, a été discutée au sein de l'Institut des réviseurs d'entreprises. Ceux-ci se sont prononcés à une large majorité en faveur de cette disposition. Cet amendement, pas plus que le premier, n'a pour objet de modifier la philosophie générale d'un projet qui emporte mon entière adhésion. En vérité, mes deux amendements se proposent seulement d'apporter des améliorations significatives au texte dont nous débattons.
M. Lallemand (PS). Monsieur Foret, des affirmations contradictoires circulent cependant quant à l'attitude de l'Institut des réviseurs d'entreprises. Êtes-vous en mesure d'affirmer que cet organisme ne formule aucune objection à l'égard d'un amendement de cet ordre ?
M. Foret (PRL-FDF). En effet, monsieur Lallemand. Le directeur de l'Institut des réviseurs d'entreprises me l'a personnellement indiqué. Par ailleurs, le réviseur responsable de la certification des comptes du parti dont j'ai l'honneur d'être le trésorier, m'a confirmé que la discussion s'était tout à fait orientée dans ce sens. Certes, un réviseur a exprimé une opinion contraire. Je ne suis pas le porte-parole de cet institut, mais je tenais à vous faire part de cette précision utile qui m'a été apportée.
M. Erdman (SP). Monsieur le président, le texte parle des normes générales de révision. Il serait préférable, pour éviter toute ambiguïté, de préciser qu'il s'agit des normes générales de révision de l'Institut des réviseurs d'entreprises. En effet, ces derniers possèdent effectivement de telles normes. Nous pourrions donc, pour être tout à fait conformes, nous référer aux normes en vigueur au sein de l'institut, lesquelles s'appliquent d'ailleurs à l'ensemble des réviseurs. Je me permets par conséquent de suggérer à M. Foret de modifier son amendement en ce sens.
M. le président. La parole est à M. Foret.
M. Foret (PRL-FDF). Monsieur le président, je me rallie volontiers à cette suggestion car, en réalité, nous n'avons jamais rien demandé d'autre aux réviseurs que le respect des normes qu'ils appliquent à toutes les sociétés. Je crois qu'ils sont un peu frileux par rapport à certaines pratiques qui pourraient exister dans les comptabilités des partis politiques. Nous ne pouvons pas leur demander d'être plus catholiques que le pape. En l'occurrence, nous leur demandons d'être réviseurs et d'aller au bout de leur devoir, pour éviter que les partis politiques restent sans certification, ce qui placerait les gestionnaires de leurs comptes dans des situations insupportables, faute d'éléments faisant foi.
Je suis prêt à revoir mon amendement de façon à répondre à la suggestion émise par M. Erdman.
Cependant, afin de ne pas retarder l'adoption de cette loi essentielle, ce qui serait dommage, je suggère de renvoyer ces amendements en commission, de les y discuter, d'entendre ensuite un rapport oral en séance plénière, ce qui nous permettrait de gagner du temps et d'adapter aujourd'hui encore la loi en fonction de ces deux amendements d'une importance considérable. Je les livre à votre réflexion.
Comme vous l'aurez constaté, ces deux amendements ne changent rien à la philosophie générale du texte. Ils me paraissent indispensables et j'ose espérer qu'au moment du vote, nous pourrons nous rallier à un nouveau texte comprenant ces aménagements, dans l'esprit de consensus qui a prévalu jusqu'ici en la matière.
Monsieur le président, en conclusion, mon groupe adhère pleinement au projet en discussion. Je tiens toutefois à rappeler que pour le PRL-FDF, l'adoption de cette nouvelle législation en matière de dépenses électorales et de comptabilité des partis politiques ne constitue pas un aboutissement. Il s'agit simplement d'une étape supplémentaire sur le long mais indispensable cheminement qui doit rapprocher le citoyen de l'exercice de la chose publique. Les six nouvelles propositions dont nous débattons actuellement en commission de l'Intérieur, et qui sont également issues des Assises de la démocratie, constituent une même étape après les nouveaux textes sur la limitation du cumul des mandats.
Quoi qu'il en soit, les libéraux francophones entendent continuer à promouvoir et à soutenir toutes les initiatives qui s'efforcent de concrétiser un nouvel état d'esprit politique, plus ouvert et plus transparent, tel que l'exige actuellement la population.
Déjà après le vote du présent texte, nos réflexions devront se poursuivre ou s'engager sur la voie de la réflexion concernant le référendum, la suppression de l'effet dévolutif de la case de tête, l'élection directe des bourgmestres ou encore l'ouverture des milieux politiques à la société civile par une extension du système de coopération.
Selon moi, la démocratie, c'est donner aux citoyens le droit de décider. Les réformes à venir, dont je viens de donner un aperçu non exhaustif, le leur permettront, au même titre que le texte actuellement en discussion et qui sera, je l'espère, adopté cet après-midi. Ces réformes amélioreront l'image que peuvent avoir nos concitoyens sur les formations politiques, sur leur rôle essentiel et sur la transparence dans laquelle elles travaillent. (Applaudissements.)
De voorzitter. Het woord is aan de heer Van Hauthem.
De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, het opzet van dit wetsontwerp kan in enkele punten worden samengevat. Men wil enerzijds de vigerende wetgeving uitbreiden tot wat men noemt de componenten van de partij. Men wil een aantal campagnetechnieken uitschakelen en men wil het systeem van de giften verder reguleren.
Eerst wil ik een algemene opmerking maken. Mijn vraag is waarom enkel dit ontwerp naar de Senaat is gekomen en niet de ontwerpen die in de Kamer werden goedgekeurd met betrekking tot de verkiezingen van de raden enerzijds en het Europees Parlement anderzijds. In de Kamer werden die ontwerpen tegelijkertijd met dit ontwerp goedgekeurd om een zo groot mogelijk parallellisme te bewerkstelligen tussen de verschillende wetgevingen voor de verkiezingen van federale kamers, raden en Europees Parlement. Indien dit ontwerp fundamenteel wordt gewijzigd dan is dit parallellisme verdwenen. Het zou dus beter geweest zijn ook die twee andere ontwerpen die betrekking hebben op de verkiezingsuitgaven tegelijk met dit ontwerp in de Senaat te behandelen.
Wat nu de uitbreiding betreft van de vigerende wetgeving naar de componenten is dit ontwerp een aanzet. Jaren geleden al heeft het Vlaams Blok deze eis gesteld. In 1993 reeds wilden wij dat « de satellieten » die rond de partij cirkelden ook aan de wetgeving zouden worden onderworpen. Ons voorstel werd toen afgewezen. Nu is er eindelijk een aanzet. De opmerkingen van collega Coene terzake kan ik volledig bijvallen.
Eerst en vooral is de limitatieve lijst van componenten per definitie onvolledig. Bovendien rijst de vraag waarom een aantal organisaties niet als component worden erkend, bijvoorbeeld de jongeren- en de vrouwenorganisaties. De jongerenorganisatie van een politieke partij kan toch zeker als een component aangezien worden. Waarom deze niet in de lijst van de geconsolideerden wordt opgenomen, is mij een raadsel. Onze opmerkingen terzake in de commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden werden afgedaan met het zinnetje : « Dit werd zo afgesproken in de werkgroep-Langendries. »
Voorts blijkt dat enkel via de beheersorganen zal kunnen worden nagegaan of er effectief een alliantie is tussen een partij en een of andere component. Het wordt een absurde toestand als men weet dat het de VZW's zelf zijn die de dotaties ontvangen en dat het de VZW's zijn die moeten bepalen wat voor de partij de componenten zijn. Achterpoortjes blijven aldus open. Zoals collega Coene meen ik dat het opzet van de regeling misschien niet slecht is, maar niets zal beletten dat de zuilen, de vakbonden, de mutualiteiten verder hun logistieke steun aan partijen en aan kandidaten blijven geven. Collega Moens zal in het vakbondsblad kunnen blijven schrijven dat hij liever Agusta dan Verhofstadt heeft zonder dat dit een verkiezingsuitgave is.
Wat de giften betreft, onderschrijf ik de bedoeling om de belangenvermenging tegen te gaan, maar de manier waarop die bedoeling in het ontwerp tot uiting komt, gaat aan het doel voorbij. Vrije burgers een maximumbedrag voor giften aan een partij opleggen is een verregaande vorm van regulering. Bovendien moeten de giften vanaf 5 000 frank worden geregistreerd, ik neem aan met bedrag en met naam. Nergens in de wet wordt echter gestipuleerd waar die registratie moet worden gedeponeerd. Er is alleen bepaald dat de controlecommissie de controle zal uitoefenen en verder wordt de concrete uitwerking aan de regering overgelaten. Die controle moet bij koninklijk besluit worden geregeld.
Ik heb niets tegen transparantie, maar wat is er verkeerd aan een burger die een kandidaat bijvoorbeeld 30 000 frank geeft ? Volgens het wetsontwerp mag dit niet meer. Bovendien bestaat de kans dat de lijst met giften en namen van schenkers al vlug in de openbaarheid komt, zeker wanneer de controlecommissie de controle uitoefent. Dit lijkt mij een schending van de privacy en zal heel wat mensen afschrikken om nog giften te doen. Ik ben lid van een partij die op het vlak van giften helemaal niet goed bedeeld is en als individueel kandidaat ben ik dat evenmin. Ik houd dus geen pleidooi pro domo, integendeel. Ik kan mij alleen niet verzoenen met het feit dat namen van schenkers in de openbaarheid worden gegooid.
De beperking van de giften is bovendien een fictie. We moeten elkaar niet voor de gek houden. Tijdens de bespreking in de commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden heeft collega Happart ons bijna een handleiding gegeven om de wet te omzeilen. Wie 30 000 frank wil schenken, zal daarvan 20 000 frank officieel geven en 10 000 frank van hand tot hand. Alleen de 20 000 frank zal worden geregistreerd. We moeten elkaar geen Liesbeth noemen. Eens te meer zijn de achterpoortjes legio.
Hoe moet de registratie trouwens verlopen ? In het bewuste artikel 7 lees ik dat de identiteit van de natuurlijke personen die giften doen van 5 000 frank en meer, onder welke vorm ook, aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen, door de begunstigden jaarlijks wordt geregistreerd. Deze bepaling wordt van kracht op 1 januari 1999. Kan iemand mij vertellen wat op die datum verstaan moet worden onder een kandidaat of een lijst ? Mandatarissen en politieke partijen zijn identificeerbaar, maar wie is er op 1 januari 1999 kandidaat ? Moeten we teruggrijpen naar de lijsten en kandidaten van 1995 ? Wat gebeurt er wanneer iemand die gewoon in een politieke partij werkt, maar geen kandidaat is, een gift van bijvoorbeeld 6 000 frank krijgt ? Nergens in de wetgeving wordt bepaald wat hiermee moet gebeuren. Het ontwerp zal alleen een enorme administratieve rompslomp meebrengen en voor de strijd tegen de belangenvermenging niets ten gronde veranderen.
Dan is er het verbod op commerciële affichage. Hiermee wordt een campagnetechniek uitgeschakeld. Ik heb er het verslag van de kamercommissie op nagelezen en ik heb de commissiewerkzaamheden in de Senaat gevolgd, maar nergens kan ik een reden vinden waarom de commerciële affichage als campagnetechniek moet worden verboden. Hier en daar heb ik wel in de krant gelezen dat het om een soort preutsheid gaat die weer eens voortspruit uit de werkgroep-Langendries. Men zou bang zijn dat de kiezer afhaakt wanneer hij affiches in het straatbeeld ziet. Als dit de reden is, vind ik dat de grootste onzin die ik de jongste jaren heb gehoord. Tijdens de kiescampagne gaat men toch naar de burger met een bepaald programma en probeert men hem te overtuigen. Wij politici zouden ons wel kandidaat mogen stellen, maar zouden niet in het straatbeeld aanwezig mogen zijn. Dat lijkt mij onzinnig. Bovendien is de commerciële affichage een relatief goedkope campagnetechniek. Ook collega Coene heeft er al op gewezen. Een 20 m2 -bord kost 30 000 tot 35 000 frank. Indien men alle mensen die deze boodschap lezen, met een persoonlijke folder, ook met foto en slagzin, wil bereiken, dan kost dat het driedubbele.
Ik begrijp dus echt niet waarom deze campagnetechniek wordt verboden, zeker niet als wij weten dat in de weiden en velden en aan de huizen wel affiches mogen hangen. Dat is allemaal niet verboden. Volgens mij moet dat ook niet. Het resultaat zal echter zijn dat de grote traditionele partijen de bewoners van de grote sociale appartementsgebouwen zullen overhalen om een affiche voor het raam te hangen en dat de aardappelvelden wel vol borden met affiches, slogans en gezichten van politici zullen staan.
Dit is een maatregel om het leven moeilijker te maken van de partijen die van die techniek geen gebruik kunnen maken, die geen politiek cliënteel hebben en geen affiches op privé-woningen of privé-gronden kunnen aanbrengen. De hypocrisie steeg ten top toen men in de Kamer deze maatregel bepleitte als een vorm van nieuwe politieke cultuur en de PS onmiddellijk na de stemming uitpakte met een barnumcampagne waarbij heel Wallonië en Brussel werden volgeplakt met 20 m2 affiches. Ik voorspel nu al dat voor de sperperiode alle partijen zullen uitpakken met een pre-electorale campagne met affichering. Tijdens het debat hoorde ik immers geen enkel zinnig argument om de commerciële affichering als reclametechniek te verbieden.
Dit ontwerp is er één van de gemiste kans. Men had de taak van de controlecommissie opnieuw kunnen evalueren en eventueel herschrijven. Ik blijf het nog altijd verkeerd vinden dat kamerleden en senatoren over elkaars boekhouding moeten oordelen. Daardoor zijn zij immers rechter en partij.
Waarom laat men deze taak, die toch een louter formele aangelegenheid is, niet over aan het Rekenhof ?
Het onderzoek naar de verkiezingsuitgaven zou beter niet door de controlecommissie gebeuren, want de politici beoordelen daar elkaar. Een boekhouding is een objectief gegeven, ze is in orde of ze is niet in orde. Dit jaar en ook vorig jaar stelde het Vlaams Blok vast dat een formele daad, die erin bestaat de financiële verslagen goed te keuren, werd misbruikt om aan politiek te doen. Op de boekhouding van het Vlaams Blok werd geen enkele opmerking geformuleerd, maar toch onthielden alle Franstalige partijen zich bij de stemming hierover. Vorig jaar stemde de PS zelfs tegen het financieel verslag over onze boekhouding.
Samen met de heer Coene vind ik het nogal kras dat het ontwerp de dotatie die de Franstalige partijen zich via het Waals Gewest toebedelen als het ware dekt. Zij die zeggen dat de wetgeving op de partijfinanciering een federale materie is delen zich immers, door middel van een reglementering van de Waalse Gewestraad dan nog, een extra pot van 80 miljoen frank toe. Dit is onzindelijk. Die dotatie moet eigenlijk verdwijnen, want ze is aan geen enkele controle onderworpen.
Het is het één of het ander. Vlaams minister president Van den Brande kan enerzijds niet worden verweten dat hij zijn regeringsmededelingen niet eerst heeft voorgelegd aan de controlecommissie, alhoewel de wet dit inderdaad bepaalt, omdat hij vindt dat ze aan het betrokken parlement moet worden voorgelegd, door degenen die anderzijds de wet op de partijfinanciering uithollen en omzeilen door zichzelf door middel van de Waalse Gewestraad nog enkele miljoenen bij te geven.
Wij twijfelen geenszins aan de goede bedoelingen van het ontwerp, maar de inhoud ervan is zo vaag dat we meer kans lopen verder weg te geraken van ons doel dan dichterbij. De wijze waarop het ontwerp in mekaar is geflanst zal niets fundamenteels veranderen. Veel meer hangt trouwens af van de mentaliteit en die verandert men nu eenmaal niet met wetten.
De Vlaams Blokfractie aanvaardt alleszins niet dat een dergelijk wetsontwerp wordt gepresenteerd als een staaltje van nieuwe politieke cultuur. Zij is niet gediend met een cosmetica die geen enkele verbetering brengt. Zij zal het ontwerp dan ook niet goedkeuren. (Applaus.)
M. le président. La parole est à Mme Jeanmoye.
Mme Jeanmoye (PSC). Monsieur le président, nous examinons aujourd'hui le premier texte issu des Assises de la démocratie présidées par M. Langendries.
La semaine prochaine, les propositions de loi relatives au cumul des mandats, au congé politique, au statut financier et social et à la responsabilité civile et pénale des mandataires locaux seront à l'ordre du jour. Mon groupe se réjouit que les Assises, dont l'objectif fut ambitieux et revalorise le Parlement, trouvent ainsi leur concrétisation dans des textes de loi.
Le projet de loi qui nous est soumis modifie la loi du 4 juillet 1989 sur le financement des partis. Cette loi était une législation novatrice. Elle instaurait pour la première fois un financement public des partis politiques, une limitation des dépenses électorales et une réglementation de certains procédés de propagande électorale. Cette législation visait ainsi à instaurer une certaine égalité entre les partis politiques, à garantir le caractère réellement démocratique de notre système électoral et l'indépendance des mandataires politiques.
Le présent projet de loi vise à parachever cette législation, en vue notamment de supprimer les zones d'ombre dans le financement des partis politiques et de réglementer plus strictement les dépenses et propagande électorales. Il est en effet indispensable de définir plus clairement la notion de parti politique en y incluant ses composantes et de préciser les règles relatives à la comptabilité des partis politiques pour accroître la transparence et la comparabilité des rapports financiers de tous les partis. Il est nécessaire de limiter les dons émanant de personnes physiques pour éviter un phénomène de dépendance. Si les dons d'entreprises et de personnes morales étaient déjà interdits, ceux des personnes physiques se voient maintenant limités à 20 000 francs par don. Enfin le projet de loi réduit les dépenses électorales des partis politiques et des candidats et il interdit l'utilisation de panneaux publicitaires commerciaux.
Sans remettre en cause la philosophie du projet, j'ai insisté, lors de la discussion en commission, sur la nécessité de préciser dans le rapport que les dons privés ne relèvent pas des limitations prévues à l'article 7. Cette disposition vise d'ailleurs les dons faits à des partis politiques et à leurs composantes, à des listes, à des candidats et à des mandataires politiques, c'est-à-dire des dons faits à ces personnes en raison de leur qualité de mandataire ou de candidat. Rien n'empêche dès lors un mandataire politique, qui est aussi une personne privée, de recevoir, comme tout un chacun, un don de ses parents, de ses proches ou même d'un ami. S'il l'utilise pour financer sa campagne électorale, il sera soumis aux limitations relatives aux dépenses électorales. En outre, il devra prouver l'origine des fonds en cas de doute sur leur provenance.
En commission Mme Milquet s'est interrogée sur l'application de la loi aux nouveaux mouvements tels que Vivant.
Dès le dépôt des listes, ces nouveaux partis sont soumis aux dispositions relatives aux limitations des dépenses électorales. Mais cette période ne commence à courir que 23 jours avant les élections alors que la période préélectorale prise en considération pour la limitation des dépenses électorales et la réglementation de la propagande est de trois mois. Si la loi vise expressément les candidats qui se présentent la première fois en ce qui concerne le montant des dépenses électorales qui sont susceptibles d'être contrôlées a posteriori, il est difficile de considérer que ces nouveaux mouvements sont soumis à l'interdiction de panneaux publicitaires dans les trois mois précédant les élections, puisqu'ils ne sont pas encore considérés comme un parti au sens de l'article 1er .
Mme Milquet avait déposé un amendement pour imposer l'interdiction des panneaux publicitaires à ces associations durant la période préélectorale. L'objectif poursuivi par cet amendement était largement partagé. Eu égard à la difficulté de s'accorder rapidement sur une définition de la notion de parti politique sans référence à la participation aux élections, l'amendement a été retiré.
En conclusion, mon groupe votera en faveur de ce projet de loi. Il contribuera, avec d'autres textes tels que le projet relatif à la liste de mandats et à la déclaration de patrimoine, à rétablir la confiance du citoyen dans les partis politiques et leurs mandataires. Si cette réforme est importante, on peut sans doute encore aller plus loin. Ne faut-il pas, par exemple, réfléchir à une extension de la période préélectorale à l'année précédant les élections comme c'est déjà le cas en France ?
Le renforcement de la démocratie doit être une préoccupation constante. La réflexion devra donc se poursuivre après le vote des propositions de loi qui ont été déposées jusqu'à présent.
En ce qui concerne les deux nouveaux amendements proposés, notre groupe marque son accord sur l'allongement du délai sollicité et sur la responsabilité des réviseurs d'entreprises à l'égard de la comptabilité des partis. Cette disposition est déjà d'application dans le secteur privé.
De voorzitter . Het woord is aan de heer Loones.
De heer Loones (VU). Mijnheer de voorzitter, de Volksunie-fractie is het eens met de verschillende kritische opmerkingen die daarnet naar voren werden gebracht en met de uiteenzetting van de heer Coene. Ik wil ook verwijzen naar onze opmerkingen tijdens de bespreking van de wetswijzigingen in de vorige en huidige legislatuur en naar de uiteenzetting van onze fractieleidster in de Kamer, mevrouw Van de Casteele, op 1 april jongstleden.
De principes van dit wetsontwerp zijn mooi : gelijkheid van alle partijen en vrijheid en onafhankelijkheid van alle kandidaten. De opzet, een samenkomst bij de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers van de tenoren van de partijen was reeds voor kritiek zichtbaar. Het resultaat van dat topoverleg is ronduit bedroevend.
Het wetsontwerp is voor ons onaanvaardbaar onder meer om volgende redenen.
Ten eerste, de lijst die in artikel 2 is opgenomen is veel te limitatief. Beter was geweest een algemene formulering te geven voor de term « onderworpen organen ».
Ten tweede, wij zijn het eens met een beperking van het budget, maar wij vinden dat iedere partij de mogelijkheid moet hebben om zelf te oordelen op welke manier zij naar de kiezer stapt. Wij veronderstellen dat die kiezer volwassen genoeg is om haar manier van optreden te belonen of te sanctioneren. Bijvoorbeeld, de beperking dat tuinbordjes maximum vier vierkante meter groot mogen zijn is toch al te betuttelend en creëert een afhankelijkheid tegenover de eigenaars van de betrokken tuinen. Ook de beperking van de giften door particulieren gaat voor ons te ver. Waarom zou een particulier geen gift mogen doen als die controleerbaar is ? Ook hier blijven de achterpoortjes legio. Er zullen gemakkelijk giften kunnen worden gedaan langs afdelingen of langs de nog altijd niet geregelde publiciteits- en sponsoringspraktijken die in veel gevallen dan nog fiscaal aftrekbaar zijn. Ik denk hier aan giften van allerlei cultureel gebonden verenigingen, sportverenigingen, bals van burgemeesters enzovoort, om het dan nog niet te hebben over de rechtstreeks afhankelijken en over de jongerengroeperingen die in die reglementering niet zijn opgenomen. Dat tart alle verbeelding en de onzekerheid en de onduidelijkheid blijven troef.
Een laatste punt van kritiek heeft betrekking op de legitimatie van de giften aan Waalse partijen. Waalse partijen mogen rijker zijn dan Vlaamse partijen en zolang er kiesarrondissementen zijn waarin Vlaamse en Waalse partijen naast elkaar moeten opkomen, kan dit niet. Dat is concurrentievervalsing. Ook de wijze waarop die maatregel tot stand is gekomen, moeten wij vanuit democratisch oogpunt aanvechten. Het kan niet dat een systeem wordt bedacht, dat bovendien door de Vlaamse partijen wordt gesteund, waarbij zelfs de normale controleorganen en de normale gerechtelijke sancties niet kunnen spelen. De Volksunie-fractie zal het ontwerp niet goedkeuren. Te veel punten krijgen immers een onvoldoende. Soms gaan ze te ver en soms weer niet ver genoeg. (Applaus.)
De voorzitter. Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten we de artikelsgewijze bespreking aan.
Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.
Artikel één luidt :
Hoofdstuk I. Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Chapitre Ier . Disposition générale
Article 1 er . La présente loi règle une matière visée à l'article 77 de la Constitution.
Aangenomen.
Adopté.
De voorzitter. Artikel 2 luidt :
Hoofdstuk II. Wijzigingen van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen
Art. 2. In artikel 1 van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, gewijzigd bij de wetten van 18 juni 1993, 19 mei 1994 en 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) de bepaling onder 1º wordt aangevuld met het volgende lid :
« Worden beschouwd als componenten van een politieke partij, de instellingen, verenigingen, groeperingen en regionale entiteiten van een politieke partij, ongeacht hun rechtsvorm, die rechtstreeks verbonden zijn met die politieke partij, met name :
de studiediensten;
de wetenschappelijke instellingen;
de politieke vormingsinstellingen;
de politieke omroepverenigingen;
de instelling bedoeld in artikel 22;
de entiteiten georganiseerd op het niveau van de arrondissementen en/of van de kieskringen voor de verkiezingen van de federale Kamers en de Gemeenschaps- en Gewestraden;
de politieke fracties van de federale Kamers en de Gemeenschaps- en Gewestraden. »;
B) de inleidende zin van de bepaling onder 2º wordt aangevuld als volgt : « en van haar componenten »;
C) het eerste streepje van de bepaling onder 2º wordt aangevuld als volgt : « en/of krachtens een andere overeenkomstige wettelijke of reglementsbepaling »;
D) de inleidende zin van de bepaling onder 3º wordt aangevuld als volgt : « en van haar componenten »;
E) in de bepaling onder 4º wordt, tussen het eerste en het tweede lid, het volgende lid ingevoegd :
« De Controlecommissie kan zich voor de controle van de verkiezingsuitgaven en de controle van de financiële verslagen van de politieke partijen evenals voor de aanrekening van de kostprijs van voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes laten adviseren door het Rekenhof. »
Chapitre II. Modifications de la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des Chambres fédérales ainsi qu'au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques
Art. 2. À l'article 1er de la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des Chambres fédérales ainsi qu'au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques, modifié par les lois des 18 juin 1993, 19 mai 1994 et 10 avril 1995, sont apportées les modifications suivantes :
A) le 1º est complété par un alinéa 2, libellé comme suit :
« Sont considérés comme composantes d'un parti politique, les organismes, associations, groupements et entités régionales d'un parti politique, quelle que soit leur forme juridique, qui sont directement liés à ce parti, à savoir :
les services d'études;
les organismes scientifiques;
les instituts de formation politique;
les producteurs d'émissions politiques concédées;
l'institution visée à l'article 22;
les entités constituées au niveau des arrondissements et/ou des circonscriptions électorales pour les élections des Chambres fédérales et des Conseils de communauté et de région;
les groupes politiques des Chambres fédérales et des Conseils de communauté et de région. »;
B) le liminaire du 2º est complété comme suit : « et de ses composantes »;
C) au 2º, le premier tiret est complété comme suit : « et/ou en vertu d'une autre disposition légale ou réglementaire analogue »;
D) le liminaire du 3º est complété comme suit : « et de ses composantes »;
E) au 4º, l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
« La Commission de contrôle peut se faire conseiller par la Cour des comptes pour le contrôle des dépenses électorales et le contrôle des rapports financiers des partis politiques ainsi que pour l'imputation du coût des communications et des campagnes d'information destinées au public. »
De heer Van Hauthem stelt volgend amendement voor :
« In fine van het voorgestelde 1º onder punt A) een achtste gedachtestreepje toevoegen, luidende :
« de jongerenorganisatie van de partij. »
« Ajouter au 1º du point A) proposé, in fine, un huitième tiret, libellé comme suit :
« l'organisation des jeunes du parti. »
De heer Coene stelt volgende amendementen voor :
« In punt A) de voorgestelde tekst vervangen door de volgende bepaling :
« Worden beschouwd als componenten van een politieke partij, de instellingen, groeperingen, regionale en lokale entiteiten van politieke partij, ongeacht hun rechtsvorm, die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn met die politieke partij. »
« Dans le point A), remplacer le texte proposé par la disposition suivante :
« Sont considérés comme composantes d'un parti politique, les organismes, associations, groupements, entités régionales et locales d'un parti politique, quelle que soit leur forme juridique, qui sont directement ou indirectement liés à ce parti politique. »
« In punt A), in de voorgestelde tekst, de woorden « met name » vervangen door de woorden « onder meer. »
« Au point A), dans le texte proposé, remplacer les mots « à savoir » par les mots « notamment. »
« In punt C), de voorgestelde tekst aanvullen als volgt :
« , met uitzondering van de dotaties van de Waalse Gewestraad aan de Waalse politieke partijen. »
« Dans le point C), compléter le texte proposé par ce qui suit :
« , à l'exception des dotations du Conseil de la Région wallonne aux partis politiques wallons. »
« Punt E) vervangen door de volgende bepaling :
« E) de bepaling onder 4º wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 4º Controlecommissie : een commissie samengesteld uit leden van het Rekenhof. »
« Remplacer le point E) par la disposition suivante :
« E) le 4º est remplacé par la disposition suivante :
« 4º Commission de contrôle : une commission composée de membres de la Cour des comptes. »
« In punt E), in de voorgestelde tekst, het woord « kan » vervangen door het woord « laat » en het woord « laten » weglaten. »
« Au point E), dans le texte proposé, remplacer les mots « peut se faire » par les mots « se fait. »
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, amendement nummer 20 heeft tot doel de enumeratie van de componenten van de politieke partijen te veranderen. De VLD-fractie vindt de bepalingen in het wetsontwerp veel te specifiek en stelt het volgende voor. In de eerste plaats wensen wij een uitbreiding naar de regionale en lokale identiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn met de politieke partijen. De exhaustieve lijst in het wetsontwerp willen we laten vallen. We opteren hiervoor omdat zodoende de meest brede definitie van het begrip « politieke partij » kan worden gehanteerd. Het Rekenhof, dat de controle zal uitoefenen, zal op basis van de praktijk zelf wel een consolidatiekring opstellen die per partij overeenkomt met de belangrijkste geldstromen binnen die partij.
Amendement nummer 21 strekt ertoe de woorden « met name » voor de opsomming van de diverse geledingen te vervangen door de woorden « onder meer ». Op die manier is de lijst niet meer exhaustief maar geeft hij enkel voorbeelden. Ook andere geledingen kunnen in aanmerking komen voor zover zij rechtstreeks met de partij verbonden zijn.
Amendement nummer 22 strekt ertoe aan punt C van artikel 2 een bepaling toe te voegen die luidt : « met uitzondering van de dotaties van de Waalse Gewestraad aan de Waalse politieke partijen ». De VLD-fractie is tegen het idee dat andere entiteiten dan de federale entiteiten dotaties geven aan politieke partijen. Ik wil dit nogmaals aanstippen tegenover de Vlaamse meerderheidspartijen waarvan alleen mevrouw Van der Wildt hier nog aanwezig is.
Amendement nummer 23 strekt ertoe de controlecommissie niet meer samen te stellen uit kamerleden en senatoren teneinde te vermijden dat zij tegelijk rechter en partij zijn, maar de controle toe te vertrouwen aan een controlecommissie samengesteld uit leden van het Rekenhof. Zo zal de controle in de ogen van de burger op een meer geloofwaardige manier verlopen en zullen de politieke spelletjes die daarbij opduiken, achterwege blijven.
Amendement nummer 24 is in feite een subsidiair amendement op punt E. Wij stellen voor dat het advies van het Rekenhof niet meer als facultatief wordt beschouwd, maar wordt verplicht. Het woord « kan » moet dus worden vervangen door « laat » zodat de controlecommissie verplicht wordt het advies van het Rekenhof te vragen bij de controle van de financiële verslagen van de politieke partij evenals bij de berekening van de kostprijs van voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes.
De amendementen bij artikel 2 strekken ertoe de componenten niet meer exhaustief te beschrijven, de controle door het Rekenhof te laten uitvoeren en vooral ervoor te zorgen dat uitsluitend de federale entiteiten dotaties kunnen toekennen aan politieke partijen.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Van Hauthem.
De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, wij zullen de amendementen van de heer Coene steunen. Ik zal mijn amendement nummer 16 intrekken omdat zijn formulering veel logischer is dan de mijne.
Mijnheer de voorzitter, onder meer omdat u een eminent lid bent van de controlecommissie, wil ik uw aandacht vestigen op een ongerijmdheid in het ontwerp. De instelling bedoeld in artikel 22 van de wet van 4 juli 1989, de VZW die de dotaties ontvangt, wordt omschreven als een component. Volgens artikel 9 van het wetsontwerp heeft de VZW de taak de lijst op te stellen van de componenten. Deze bepalingen zijn tegenstrijdig. Hoewel in artikel 2 een aantal componenten worden gedefinieerd, komt het aan de partijen zelf toe vast te leggen wat hun componenten zijn. Dat is niet logisch. Het Vlaams Blok zou als politieke omroepvereniging de NOS moeten opgeven. Wat gebeurt er indien ze nog een omroepvereniging sticht, maar haar niet opgeeft als component ? Het is niet logisch dat de partijen zelf kunnen meedelen wat hun componenten zijn.
De voorzitter. Het amendement nummer 16 van de heer Van Hauthem bij artikel 2 is ingetrokken.
De stemming over de amendementen en de stemming over artikel 2 worden aangehouden.
Le vote sur les amendements et le vote sur l'article 2 sont réservés.
Artikel 3 luidt :
Art. 3 . In artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 mei 1994 en gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in § 1 worden in het eerste en tweede lid de woorden « vijfenveertig miljoen » telkens vervangen door de woorden « veertig miljoen »;
B) in § 2, 1º, worden de woorden « 500 000 frank vermeerderd met 2 frank » vervangen door de woorden « 350 000 frank vermeerderd met 1,40 frank »;
C) in § 3, 1º, worden de woorden « 500 000 frank vermeerderd met 1 frank » vervangen door de woorden « 350 000 frank vermeerderd met 0,70 frank »;
D) § 4 wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
« Het aandeel in de uitgaven voor gemeenschappelijke verkiezingspropaganda dat wordt aangerekend op het bedrag dat een kandidaat mag besteden, moet evenredig zijn met het aandeel van elke kandidaat in deze propaganda. »
Art. 3 . À l'article 2 de la même loi, remplacé par la loi du 19 mai 1994 et modifié par la loi du 10 avril 1995, sont apportées les modifications suivantes :
A) au § 1er , alinéas 1er et 2, les mots « quarante-cinq millions » sont remplacés chaque fois par les mots « quarante millions »;
B) au § 2, 1º, les mots « 500 000 francs, majorés de 2 francs » sont remplacés par les mots « 350 000 francs, majorés de 1,40 franc »;
C) au § 3, 1º, les mots « 500 000 francs, majorés de 1 franc » sont remplacés par les mots « 350 000 francs majorés de 0,70 franc »;
D) le § 4 est complété par un alinéa 2, libellé comme suit :
« La part des dépenses pour la propagande électorale commune imputée sur le montant qu'un candidat est autorisé à dépenser, doit être proportionnelle à la part de chaque candidat dans cette propagande. »
De heer Coene stelt volgend amendement voor :
« Een punt Abis) invoegen, luidende :
« Abis) paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven. »
« Insérer un point Abis), libellé comme suit :
« Abis) le § 1er , alinéa 3, est abrogé. »
De heer Coene stelt voor een artikel 3bis (nieuw) in te voegen, luidende :
« Art. 3bis. Artikel 4, § 3, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 juni 1993, wordt aangevuld als volgt :
« Deze kosten dienen door de betrokkene aan de Schatkist teruggestort te worden. »
« Art. 3bis. L'article 4, § 3, alinéa 3, de la même loi, remplacé par la loi du 18 juin 1993, est complété comme suit :
« L'intéressé doit rembourser ce coût au Trésor. »
De heer Coene stelt voor een artikel 3ter (nieuw) in te voegen, luidende :
« Art. 3ter. Artikel 4, § 3, vierde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 juni 1993, wordt opgeheven. »
« Art. 3ter. L'article 4, § 3, alinéa 4, de la même loi, remplacé par la loi du 18 juin 1993, est abrogé. »
De heer Coene stelt voor een artikel 3quater (nieuw) in te voegen, luidende :
« Art. 3quater. In artikel 4, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 april 1995, worden de woorden « in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit houdende bijeenroeping van de kiescolleges voor de federale Kamers » vervangen door de woorden « van de dag van de verkiezingen. »
« Art. 3quater. Dans l'article 4, § 1er , de la même loi, remplacé par la loi du 10 avril 1995, les mots « au Moniteur belge de l'arrêté royal portant convocation des collèges électoraux des Chambres fédérales » sont remplacés par les mots « du jour des élections. »
De heer Coene stelt voor een artikel 3quinquies (nieuw) in te voegen, luidende :
« Art. 3quinquies. Artikel 4, § 2, 2º, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 2º De publicatie in een periodiek van een politieke partij of van één van haar componenten van redactionele artikels op voorwaarde dat deze publicatie op dezelfde wijze en volgens dezelfde regels geschiedt als buiten de verkiezingsperiode en dat het niet gaat om een periodiek, speciaal uitgegeven ten behoeve van of met het oog op de verkiezingen en dat de verspreiding en de frequentie van de publicatie dezelfde zijn als buiten de verkiezingsperiode. »
« Art. 3quinquies. L'article 4, § 2, 2º, de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
« 2º La publication d'articles de fond dans un périodique d'un parti politique ou de l'une de ses composantes, à condition que cette publication s'effectue de la même manière et selon les mêmes règles qu'en dehors de la période électorale, qu'il ne s'agisse pas d'un périodique créé pour ou en vue des élections et que la diffusion et la fréquence de la publication soient les mêmes qu'en dehors de la période électorale. »
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, amendement 25 strekt ertoe in artikel 3 een punt Abis in te voegen dat bepaalt dat paragraaf 1, derde lid, van de wet van 4 juli 1989 wordt opgeheven. Volgens dit punt kan 25% van het bedrag van 40 miljoen aan de kandidaten zelf worden aangerekend. In dat geval kan elke kandidaat slechts een bedrag ten belope van ten hoogste 10% van het in het lid bepaalde percentage worden aangerekend. Deze bepaling moet worden afgeschaft omdat zij de gelijkheid van de kandidaten in het gedrang brengt.
Amendement 26 heeft betrekking op artikel 4, paragraaf 3, derde lid, eveneens van de wet van 4 juli 1989. Het heeft te maken met de kosten die worden aangerekend voor publieke mededelingen. Wanneer wordt vastgesteld dat een publieke mededeling werd misbruikt, moeten de kosten niet enkel worden aangerekend op de verkiezingsuitgaven van de betrokkene voor de volgende verkiezingen, maar moeten de kosten bovendien door de betrokkene aan de Schatkist worden teruggestort. Het zou al te gemakkelijk zijn alles door te schuiven naar de toekomst.
Amendement 27 heeft betrekking op het laatste lid van paragraaf 3 van artikel 4 van dezelfde wet. Dit zegt dat de commissie een voor die toetsing geldende procedure vaststelt. Deze procedure wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad . Wij willen die bepaling annuleren om tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State in zijn advies bij de wetswijziging van 1993. Daarin stelde de Raad van State dat het wenselijk is, om de rechtszekerheid te waarborgen, dat de wet de fundamentele bestanddelen van de procedure regelt en dat dit niet wordt overgelaten aan de commissie, des te meer daar die in deze aangelegenheid als rechter en partij optreedt.
Amendement 28 betreft artikel 4, paragraaf 1, van dezelfde wet en bepaalt de sperperiode die in acht moet worden genomen. Wij wensen de bestaande formulering te wijzigen. Bijvoorbeeld, de verkiezingen van mei 1995 werden reeds aangekondigd in februari 1995 alhoewel het koninklijk besluit houdende de bijeenroeping van de kiescolleges slechts op 1 april 1995 in het Belgisch Staatsblad verscheen. Om misbruik te vermijden willen we dat de datum van aankondiging van de verkiezingen wordt gebruikt als referentieperiode in plaats van de datum van de publicatie van het koninklijk besluit, soms vele maanden later, wat toelaat nog een heleboel zaken vooraf te regelen.
Amendement 29 strekt ertoe dat de publicatie van periodieken van politieke partijen of van haar componenten onder de regels zouden vallen. De heer Van Hauthem heeft het voorbeeld aangehaald van propaganda die in een bepaald blad werd gevoerd tegen een bepaalde partij. Dergelijke praktijken moeten in de toekomst worden uitgesloten. Amendement 29 heeft als doel om ook dit soort publicaties als propaganda te beschouwen en de kosten ervoor bij de verkiezingsuitgaven te rekenen van de betrokken partij of de betrokken kandidaat.
Tot daar mijn toelichting bij de amendementen op artikel 3 van het wetsontwerp.
De voorzitter . De stemming over de amendementen en de stemming over artikel 3 worden aangehouden.
Le vote sur les amendements et le vote sur l'article 3 sont réservés.
Artikel 4 luidt :
Art. 4 . In artikel 5, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 juni 1993 en gewijzigd bij de wetten van 19 mei 1994 en 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het 1º wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 1º geen gebruik maken van commerciële reclameborden of affiches; »;
B) een 1ºbis wordt ingevoegd, luidend als volgt :
« 1ºbis geen gebruik maken van niet-commerciële reclameborden of affiches groter dan 4 m2 ; ».
Art. 4 . À l'article 5, § 1er , de la même loi, remplacé par la loi du 18 juin 1993 et modifié par les lois des 19 mai 1994 et 10 avril 1995, sont apportées les modifications suivantes :
A) le 1º est remplacé par la disposition suivante :
« 1º ne peuvent utiliser de panneaux ou affiches publicitaires commerciaux; »;
B) il est inséré un 1ºbis , libellé comme suit :
« 1ºbis ne peuvent utiliser de panneaux ou d'affiches publicitaires non commerciaux d'une surface de plus de 4 m2 ; ».
De heer Van Hauthem stelt voor dit artikel te doen vervallen.
M. Van Hauthem demande la suppression de cet article.
De heer Coene stelt voor dit artikel te doen vervallen.
M. Coene demande la suppression de cet article.
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, het gaat hier om de uitsluiting van reclameborden als instrument voor politieke propaganda. Ik meen dat wij in onze uiteenzetting duidelijk genoeg zijn geweest over de draagwijdte en de symboliek ervan.
De voorzitter . De stemming over de amendementen en de stemming over artikel 4 worden aangehouden.
Le vote sur les amendements et le vote sur l'article 4 sont réservés.
Artikel 5 luidt :
Art. 5. In artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, worden de woorden « de privé-personen die een gift hebben gedaan, vertrouwelijk te houden » vervangen door de woorden « de natuurlijke personen die giften van 5 000 frank en meer hebben gedaan, te registreren ».
Art. 5. Dans l'article 6, alinéa 1er , de la même loi, modifié par la loi du 10 avril 1995, la deuxième phrase est remplacée par la phrase suivante : « Ils s'engagent en outre à déclarer l'origine des fonds et à enregistrer l'identité des personnes physiques qui ont fait des dons de 5 000 francs et plus ».
De heer Coene stelt voor dit artikel te doen vervallen.
M. Coene propose la suppression de cet article.
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, wij willen artikel 5 schrappen, niet omdat wij tegen de registratie zouden zijn van giften van natuurlijke personen aan verenigingen, maar omdat enkel politieke partijen en hun componenten, die door de wetgever totaal willekeurig worden bepaald, hieraan zijn onderworpen. De vraag rijst waarom andere politieke instellingen zoals bijvoorbeeld TAK, Retour à Liège of de VZW Vrienden van Luc Van den Brande wel giften mogen ontvangen zonder registratie ervan. Waarom dit onderscheid wordt gemaakt is voor ons totaal onduidelijk. Dit is volgens ons ook strijdig met het gelijkheidbeginsel dat in de Grondwet staat. Als deze discriminatie ten nadele van de politieke partijen zal worden goedgekeurd zullen we ze met alle middelen bestrijden. We hebben met het principe geen probleem, maar dan moet het gelden voor iedereen die giften ontvangt en zich op het niveau van politieke activiteit bevindt.
De voorzitter . De heer Van Hauthem stelt volgend amendement voor :
« Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 5. Artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« Giften van natuurlijke personen van 5 000 frank en meer worden geregistreerd. »
« Remplacer cet article par ce qui suit :
« Art. 5. L'article 6, premier alinéa, de la même loi, modifié par la loi du 10 avril 1995, est complété par la disposition suivante :
« Les dons de 5 000 francs et plus provenant de personnes physiques sont enregistrés. »
Het woord is aan de heer Van Hauthem.
De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, het is niet de bedoeling van mijn amendement om giften van meer dan 5 000 frank niet te laten registreren. Het amendement wil wel de oorspronkelijke tekst van de wet behouden die zegde dat de partijen zich ertoe verbinden de identiteit van privé-personen die een gift hebben gedaan, vertrouwelijk te houden. We kunnen niet aanvaarden dat de namen van mensen die giften doen, bij wijze van spreken zo maar op de Grote Markt worden uitgehangen. We hebben niets tegen het registreren van giften als dusdanig, maar we willen het vertrouwelijk karakter opnieuw in de wet brengen.
De voorzitter . De stemming over de amendementen en de stemming over artikel 5 worden aangehouden.
Le vote sur les amendements et le vote sur l'article 5 sont réservés.
Art. 6 . In artikel 14, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 21 mei 1991, 18 juni 1993 en 19 mei 1994, wordt het 3º vervangen door de volgende bepaling :
« 3º een ieder die geen aangifte doet van zijn verkiezingsuitgaven en/of van de herkomst van de geldmiddelen binnen de termijn bepaald in artikel 116, § 6, van het Kieswetboek; ».
Art. 6 . Dans l'article 14, § 1er , de la même loi, modifié par les lois des 21 mai 1991, 18 juin 1993 et 19 mai 1994, le 3º est remplacé par la disposition suivante :
« 3º quiconque aura omis de déclarer ses dépenses électorales et/ou l'origine des fonds dans le délai fixé à l'article 116, § 6, du Code électoral; ».
Aangenomen.
Adopté.
De voorzitter . Artikel 7 luidt :
Art. 7 . In artikel 16bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 juni 1993 en gewijzigd bij de wet van 19 mei 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in het eerste lid worden in de eerste zin tussen de woorden « partijen » en « , lijsten » de woorden « en hun componenten » ingevoegd;
B) in het eerste lid wordt tussen de tweede en de derde zin de volgende zin ingevoegd :
« Zo ook mogen componenten giften ontvangen van hun politieke partij en omgekeerd. »;
C) tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd :
« De identiteit van de natuurlijke personen die giften van 5 000 frank en meer, onder welke vorm ook, doen aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen wordt door de begunstigden jaarlijks geregistreerd. Politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen mogen vanwege een zelfde natuurlijke persoon jaarlijks elk maximaal 20 000 frank, of de tegenwaarde daarvan, als gift ontvangen. De schenker mag jaarlijks in het totaal maximaal 80 000 frank, of de tegenwaarde daarvan, besteden aan giften ten voordele van politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen. De afdrachten van politieke mandatarissen aan hun politieke partij worden niet als giften beschouwd. »;
D) in het tweede lid worden tussen de woorden « rechtspersonen » en de woorden « of feitelijke verenigingen », telkens de woorden « , natuurlijke personen » ingevoegd.
Art. 7. À l'article 16bis de la même loi, inséré par la loi du 18 juin 1993 et modifié par la loi du 19 mai 1994, sont apportées les modifications suivantes :
A) à l'alinéa 1er , première phrase, les mots « et à leurs composantes » sont insérés entre les mots « partis politiques » et les mots « , à des listes »;
B) à l'alinéa 1er , la phrase suivante est insérée entre la deuxième et la troisième phrase :
« De même, des composantes peuvent recevoir des dons de leur parti politique et inversement. »;
C) l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
« L'identité des personnes physiques qui font, sous quelque forme que ce soit, des dons de 5 000 francs et plus à des partis politiques et à leurs composantes, à des listes, à des candidats et à des mandataires politiques est enregistrée annuellement par les bénéficiaires. Des partis politiques et leurs composantes, des listes, des candidats et des mandataires politiques peuvent chacun recevoir annuellement, à titre de dons d'une même personne physique, une somme ne dépassant pas 20 000 francs, ou sa contre-valeur. Le donateur peut consacrer chaque année un montant total ne dépassant pas 80 000 francs, ou la contre-valeur de ce montant, à des dons au profit de partis politiques et de leurs composantes, de listes, de candidats et de mandataires politiques. Les versements que les mandataires politiques font à leur parti politique ne sont pas considérés comme des dons. »;
D) à l'alinéa 2, les mots « , des personnes physiques » sont chaque fois insérés entre les mots « des personnes morales » et les mots « ou des associations de fait ».
De heer Coene stelt voor dit artikel te doen vervallen.
M. Coene demande la suppression de cet article.
De heer Van Hauthem stelt volgend amendement voor :
« De tweede en de derde zin van het voorgestelde lid onder punt C) doen vervallen. »
« Supprimer les deuxième et troisième phrases de l'alinéa proposé au point C). »
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, artikel 7 beperkt de giften die mogen worden gedaan aan politieke partijen en hun componenten. Ook het geven van een gift is een vorm van vrije meningsuiting en we zien niet in waarom terzake enige beperking moet worden opgelegd. Indien de registratie voor iedereen zou gelden en niet enkel voor de politieke partijen, dan zouden we daarmee kunnen instemmen, maar met de manier waarop het hier wordt voorgesteld, kunnen we helemaal niet akkoord gaan. Vandaar dat we de schrapping van het artikel vragen.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Van Hauthem.
De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij de heer Coene, maar wil toch nog twee zaken preciseren.
We hebben niets tegen de registratie als dusdanig, maar wel tegen het feit dat die registratie eventueel openbaar zou worden gemaakt. Het zou logischer zijn het systeem toe te passen dat ook geldt bij de vermogensaangifte, waarbij men registreert onder gesloten omslag die bij het Rekenhof wordt gedeponeerd. Indien er effectief sprake zou zijn van belangenvermenging, kan de onderzoeksrechter die geregistreerde gegevens raadplegen.
Ten tweede willen wij vooral de tweede en de derde zin in artikel 7 doen vervallen omdat een en ander niet erg duidelijk is. Deze materie valt onder artikel 16bis , dat handelt over giften in het algemeen, ongeacht of deze worden gedaan in verkiezingsperiodes of niet. Het bepaalt dat politieke partijen, hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen elk jaar hun giften moeten registreren. Als deze bepaling ingaat op 1 januari 1999, rijst de vraag wie op dat ogenblik kandidaat is. Een mandataris, een politieke partij en haar componenten zijn op dat ogenblik identificeerbaar, maar ik begrijp niet wat we moeten verstaan onder kandidaten en lijsten.
Ik vrees dat deze formulering in de praktijk niet werkbaar is en dat we in de controlecommissie binnen de kortste keren zullen worden geconfronteerd met ongerijmdheden. Ik kan aannemen dat men zegt dat iedereen die kandidaat is, de giften moet registreren die hij in het kader van de verkiezingen heeft ontvangen. Dat is nu ook al het geval. Het is echter niet duidelijk wat we vanaf 1 januari 1999 moeten verstaan onder kandidaten en lijsten, vandaar dit amendement om die bepaling te schrappen, tenzij maar met dit voorstel zal ik ongetwijfeld alleen staan we dit artikel terugverwijzen naar de commissie om deze zaak uit te klaren. Of we nu voor of tegen dit ontwerp zijn, we hebben er alle belang bij dat de teksten duidelijk zijn en dat iedereen weet wat ermee wordt bedoeld. Dat is nu helemaal niet het geval.
De voorzitter. De stemming over de amendement en de stemming over artikel 7 worden aangehouden.
Le vote sur les amendements et le vote sur l'article 7 sont réservés.
Artikel 8 luidt :
Art. 8. Een artikel 16ter , luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
« Art. 16ter . De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de wijze waarop de in de artikelen 6 en 16bis bedoelde registraties worden opgesteld en neergelegd. De controle gebeurt door de Controlecommissie.»
Art. 8. Un article 16ter , libellé comme suit, est inséré dans la même loi :
«Art. 16ter . Le Roi fixe par arrêté délibéré en Conseil des ministres les modalités des enregistrements visés aux articles 6 et 16bis , ainsi que de leur dépôt. Le contrôle est assuré par la Commission de contrôle.»
De heer Coene stelt voor dit artikel te doen vervallen.
M. Coene propose la suppression de cet article.
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, wij stellen voor artikel 8 te doen vervallen omdat het recht op vereniging een fundamenteel recht is. De procedure waarvan sprake dient bijgevolg door de wetgever zelf te worden geregeld en niet door de Koning.
De voorzitter. De stemming over het amendement en de stemming over artikel 8 worden aangehouden.
Le vote sur l'amendement et le vote sur l'article 8 sont réservés.
Artikel 9 luidt :
Art. 9. In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
«De instelling bedoeld in het eerste lid heeft als opdracht :
de publieke dotaties te ontvangen;
jaarlijks een centrale lijst op te stellen van de giften van 5 000 frank en meer van natuurlijke personen die door de componenten van de partij werden ontvangen en waarvoor een ontvangstbewijs werd afgeleverd;
de lijst op te stellen van de componenten van de partij die deel uitmaken van de consolidatiekring;
de in het voorgaande streepje vermelde componenten administratief te omkaderen en toe te zien op de effectieve naleving door deze componenten van de wettelijke regels met betrekking tot de boekhouding van de politieke partijen.»
Art. 9. Dans l'article 22 de la même loi, modifié par la loi du 10 avril 1995, l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas premier et 2 :
«L'institution visée à l'alinéa premier a pour mission :
d'encaisser les dotations publiques;
d'établir une liste centrale annuelle des dons de 5 000 francs et plus faits aux composantes du parti par des personnes physiques pour lesquels un reçu a été délivré;
d'établir la liste des composantes du parti qui font partie du périmètre de consolidation;
d'encadrer sur le plan administratif les composantes visées au tiret précédent et de vérifier que celles-ci respectent les règles légales relatives à la comptabilité des partis politiques.»
De heer Coene stelt volgend amendement voor :
«In de voorgestelde tekst, de bepaling bij het vierde gedachtestreepje weglaten.»
«Dans le texte proposé, supprimer le quatrième tiret.»
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, we zien niet goed in hoe de bepaling bij het vierde gedachtenstreepje te rijmen valt met de wetgeving op de verenigingen zonder winstoogmerk. Volgens deze wetgeving mag de ene VZW zich niet mengen in het beheer van een andere VZW. We zijn van mening dat de huidige beheerders van de componenten waaraan artikel 9 refereert, er meer dan behoorlijk in slagen hun wettelijke verplichtingen na te komen zodat een bijkomende administratieve omkadering door de politieke partijen eerder lijkt op een hold-up op de zusterverenigingen.
De voorzitter. De stemming over het amendement en de stemming over artikel 9 worden aangehouden.
Le vote sur l'amendement et le vote sur l'article 9 sont réservés.
Art. 10. In artikel 23 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 mei 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in het tweede lid worden tussen de woorden «verslag op» en «met inachtneming» de woorden «, dat zowel de politieke partij als haar componenten betreft,» ingevoegd;
B) her artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
«Bij de redactie van het financieel verslag bedoeld in het tweede lid, wordt gebruik gemaakt van het model opgenomen als bijlage bij deze wet.»
Art. 10. À l'article 23 de la même loi, modifié par la loi du 19 mai 1994, sont apportées les modifications suivantes :
A) dans l'alinéa 2, les mots «, concernant tant le parti politique que ses composantes» sont insérés entre les mots «un rapport financier» et les mots «dans le respect»;
B) l'article est complété par l'alinéa suivant :
«Pour la rédaction du rapport financier visé à l'alinéa 2, il est fait usage du modèle repris en annexe de la présente loi.»
Aangenomen.
Adopté.
De voorzitter. Artikel 11 luidt :
Art. 11. In artikel 24 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebacht :
A) in het derde lid worden tussen de woorden «verslag» en «, haar» de woorden «en na een eventueel advies van het Rekenhof» ingevoegd;
B) hetzelde lid wordt aangevuld met de volgende zin :
«Indien op vordering van het openbaar ministerie een gerechtelijk onderzoek loopt dat rechtstreeks verband houdt met de financiering van de partijen, gebeurt de goedkeuring onder voorbehoud.»
Art. 11. À l'article 24 de la même loi, sont apportées les modifications suivantes :
A) l'alinéa 3 est complété comme suit : «et après avis éventuel de la Cour de comptes.»
B) le même alinéa est complété par la phrase suivante :
«En cas d'instruction judiciaire en cours, ouverte à la requête du ministère public et ayant un lien direct avec le financement des partis, l'approbation se fait sous réserve.»
De heer Coene stelt volgend amendement voor :
«Punt A) weglaten.»
«Supprimer le point A).»
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, met amendement 35 stellen wij voor punt A) van artikel 11 weg te laten omdat in onze visie de controle uitsluitend dient te gebeuren door het Rekenhof. Wij vinden het dus overbodig om ook nog een bedrijfsrevisor in te schakelen.
De voorzitter. De heer Coene stelt volgend amendement voor :
«Dit artikel aanvullen met de volgende bepaling :
«c) het vierde lid wordt opgeheven.»
«Compléter cet article par la disposition suivante :
«c) l'alinéa 4 est abrogé.»
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, met deze toevoeging komen we tegemoet aan een opmerking van de Raad van State die erop heeft gewezen dat het beter is al deze procedures te regelen bij wet en niet bij koninklijk besluit.
M. le président. M. Foret et Mme Cornet d'Elzius proposent l'amendement que voici :
«1. Insérer un nouveau point A) rédigé comme suit :
«A) Les mots «90 jours» sont remplacés par les mots « 120 jours. »
2. Les points A) et B) actuels deviennent respectivement les points B) et C).»
«1. Een nieuw punt A) toevoegen, luidende :
«A) De woorden «90 dagen» worden vervangen door de woorden «120 dagen.»
2. De huidige punten A) en B) respectievelijk wijzigen in B) en C).»
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, de heer Foret had gevraagd om dit amendement en zijn amendement nummer 15 op artikel 14 naar de commissie te verzenden. Ik heb zopas vernomen dat het Bureau met dat verzoek heeft ingestemd.
Namens de heer Foret herhaal ik dus het verzoek om de amendementen nummers 14 en 15 opnieuw naar de commissie te verwijzen.
De voorzitter. Dames en heren, indien de vergadering met het verzoek instemt, kunnen beide amendementen naar de commissie worden verzonden. De verwijzing betreft dan uitsluitend en alleen amendement nummer 14 op artikel 11 en amendement nummer 15 op artikel 14 en niet eventuele andere amendementen op die artikelen.
Is de Senaat het eens met de verzending van de beide amendementen ? (Instemming.)
Dan wordt aldus besloten.
Il en sera donc ainsi.
De commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden zal beide amendementen bespreken op haar vergadering van 15 uur.
De stemming over de amendementen 35 en 36 van de heer Coene bij artikel 11 wordt aangehouden.
Le vote sur les amendements 35 et 36 de M. Coene à l'article 11 est réservé.
In principe zouden wij de bespreking nu kunnen schorsen, maar ik stel voor om de amendementen die niet naar de commissie worden verzonden, meteen af te handelen.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, mag ik u verzoeken om al mijn vorige amendementen naar de commissie te verzenden ? Gezien de prerogatieven van deze vergadering en gezien het aantal aanwezigen, moeten we hiertoe kunnen beslissen.
De voorzitter. Met toepassing van het Reglement kunnen we daartoe beslissen zonder dat daarover wordt gestemd bij zitten en opstaan of bij eenparigheid.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, ik heb u toch goed begrepen ? De vergadering heeft dus besloten dat al mijn vorige amendementen naar de commissie worden verwezen. Dat was de inhoud van mijn verzoek.
De voorzitter. De vergadering kan daartoe besluiten, ja.
Maar ik heb uitdrukkelijk gezegd dat werd besloten dat amendement 14 bij artikel 11 en amendement 15 bij artikel 14 naar de commissie worden teruggezonden.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, ik had uitdrukkelijk verzocht om al mijn amendementen terug naar de commissie te verwijzen. Ik herhaal dit formele verzoek.
De voorzitter. Ik heb niet de indruk dat daarover eenparigheid bestaat.
De heer Coene (VLD). Het verzoek was nochtans duidelijk geformuleerd.
Collega Van Hauthem had het goed begrepen.
De voorzitter. Wanneer hebt u dat verzoek geformuleerd, mijnheer Coene ?
De heer Coene . Juist vóór de behandeling van dit punt.
Mijnheer de voorzitter, het was toch de openbare vergadering die bevoegd is hierover te beslissen ?
De voorzitter. Ja, mijnheer Coene.
Heeft iemand hiertegen bezwaren ?
Het woord is aan mevrouw Van der Wildt.
Mevrouw Van der Wildt (SP). Mijnheer de voorzitter, ik heb hiertegen uiteraard geen bezwaar. Ik ga akkoord met de verwijzing naar de commissie van de amendementen 14 en 15 van de heer Foret en van mevrouw Cornet d'Elzius, zoals u zelf hebt besloten.
De verwijzing naar de commissie van de andere amendementen kan onmogelijk mijn goedkeuring wegdragen.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, ik vraag hierover de stemming.
De voorzitter. Over dat verzoek kan nu niet worden gestemd. Als er een beslissing wordt genomen, zou daarover best eensgezindheid zijn bij de aanwezige senatoren. Dat is blijkbaar niet het geval. Slechts indien het verzoek unaniem door de aanwezige senatoren wordt gesteund, wordt het naar de commissie verwezen. Dat was daarstraks het geval voor de amendementen 14 en 15. Voor dit bijkomend verzoek bestaat er geen unanimiteit. Voor deze openbare vergadering is het dus niet ontvankelijk.
Het woord is aan de heer Van Hauthem.
De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, van twee zaken één. Daarstraks hebt u verklaard dat het Bureau niet bevoegd is.
De voorzitter . Het Bureau kan daarover niet beslissen, wij beslissen daarover in openbare vergadering. Aangezien de aanwezige senatoren het geformuleerde verzoek niet unaniem steunen, kan de huidige openbare vergadering geen beslissing nemen.
Artikel 12 luidt :
Art. 12. Artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 juni 1993, wordt aangevuld met het volgende lid :
« De in artikel 24 bedoelde goedkeuring onder voorbehoud heeft de preventieve opschorting van een twaalfde van de jaarlijkse dotatie tot gevolg. »
Art. 12. L'article 25 de la même loi, modifié par la loi du 18 juin 1993, est complété par l'alinéa suivant :
« L'approbation sous réserve visée à l'article 24 entraîne la suspension préventive d'un douzième de la dotation annuelle. »
De heer Coene stelt volgend amendement voor :
« In de voorgestelde tekst, tussen de woorden « van » en « een » het woord « minimaal » toevoegen. »
« Dans le texte proposé, entre le mot « d' » et le mot « un », insérer le mot « au moins. »
Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de voorzitter, het heeft ons inziens geen zin de opschorting tot één maand te beperken. Er dient immers een verband te bestaan tussen de aard van het mogelijke misdrijf en de duur van de opschorting. De voorgestelde opschortingstermijn staat bovendien in schril contrast tot de voorgestelde opschortingen in geval van niet-naleving van artikel 15bis , die minimum zes en maximum twaalf maanden bedragen.
Hoe kan men verantwoorden dat de verspreiding van een bepaald ideologisch gedachtengoed, zelfs als het vanuit democratisch oogpunt laakbaar is, zwaarder wordt gestraft dan corruptie. Dit is moeilijk verzoenbaar met de principes van de nieuwe politieke cultuur. Vandaar wensen wij absoluut het woord « minimaal » aan de bepaling van artikel 12 toe te voegen.
De voorzitter . De stemming over het amendement en de stemming over artikel 12 worden aangehouden.
Le vote sur l'amendement et le vote sur l'article 12 sont réservés.
Art. 13. Een artikel 25bis , luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
« Art. 25bis . De beslissingen bedoeld in de artikelen 24 en 25 kunnen op eender welk ogenblik worden herzien. »
Art. 13. Un article 25bis , libellé comme suit, est inséré dans la même loi :
« Art. 25bis . Les décisions visées aux articles 24 et 25 sont passibles de révision à tout moment. »
Aangenomen.
Adopté.
De voorzitter . Artikel 14 luidt :
Art. 14. Dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bijlage :
« bijlage
Het financieel verslag, bedoeld in artikel 23, omvat ten minste de volgende documenten :
1. Een document met de identificatie van de partij en haar componenten, zoals omschreven in artikel 1, 1º, tweede lid. De identificatie omvat minstens de benaming, de zetel, de rechtsvorm, het maatschappelijk doel en de samenstelling (naam, woonplaats, beroep) van de beheers- en controleorganen van elk van de partijcomponenten.
2. De samenvattende rekening (balans en resultatenrekening) van elke component van de politieke partij, volgens de definitie ervan in artikel 1, 1º, tweede lid. Deze rekeningen mogen opgesteld worden in de vorm van een synoptische tabel met een minimale aanduiding per component van :
a) het totaal van de activa, het totaal van de voorzieningen en schulden en het bedrag van het patrimonium;
b) de opbrengsten en kosten uit courante werking, het resultaat uit courante werking vóór financiële resultaten, het financieel resultaat, het uitzonderlijk resultaat, het resultaat van het boekjaar;
c) het aantal tewerkgestelde personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten, waarvan de kost door de partijcomponent wordt gedragen.
3. De geconsolideerde rekening van de politieke partij en haar componenten bestaande uit een geconsolideerde balans, een geconsolideerde resultatenrekening, alsook een verklarende toelichting van de rubrieken van de geconsolideerde balans en van de geconsolideerde resultatenrekening, volgens het schema vastgelegd door de Controlecommissie betreffende de verkiezingsuitgaven en de boekhouding van de politieke partijen.
4. Een verslag van de bedrijfsrevisor waarin deze :
a) bevestigt dat de geconsolideerde rekening opgesteld is overeenkomstig de reglementaire bepalingen. Dit verslag is geen verklaring overeenkomstig de algemene controlenormen;
b) toelicht of de administratieve en boekhoudkundige organisatie van de partij en haar componenten voldoende is om geconsolideerde rekeningen op te maken;
c) de gegevens van de geconsolideerde rekening ontleedt, waarbij hij de aandacht vestigt op de aspecten die het begrip van de financiële toestand en resultaten, alsook de vergelijkbaarheid kunnen bevorderen. »
Art. 14. La même loi est complétée par l'annexe suivante :
« annexe
Le rapport financier visé à l'article 23 comprend au moins les documents suivants :
1. Un document identifiant le parti et ses composantes telles que définies à l'article 1er , 1º, alinéa 2. L'identification comprend au moins le nom, le siège, la forme juridique, l'objet social et la composition (nom, domicile, profession) des organes de gestion et de contrôle de chacune des composantes du parti.
2. Les comptes synthétiques (bilan et compte de résultats) de chaque composante du parti politique selon la définition qui en est donnée par l'article 1er , 1º, alinéa 2. Ces comptes peuvent être établis sous la forme d'un tableau synoptique faisant apparaître par composante au moins :
a) le total des actifs, le total des provisions et des dettes et le montant du patrimoine;
b) les produits et les charges courantes, le résultat courant avant résultat financier, le résultat financier, le résultat exceptionnel, le résultat de l'exercice;
c) le nombre de personnes occupées exprimé en équivalents temps plein dont la charge est supportée par la composante du parti.
3. Les comptes annuels consolidés du parti politique et de ses composantes comprenant un bilan consolidé, un compte de résultats consolidé, ainsi qu'une annexe explicative des rubriques du bilan consolidé et du compte de résultats consolidé selon le schéma arrêté par la Commission de controle des dépenses électorales et de la comptabilité des partis politiques.
4. Un rapport du réviseur d'entreprises dans lequel celui-ci :
a) confirme que les comptes consolidés sont établis conformément aux dispositions réglementaires. Ce rapport ne constitue pas une attestation au sens des normes générales de révision;
b) expose si l'organisation administrative et comptable du parti et de ses composantes est suffisante pour permettre d'établir des comptes consolidés;
c) analyse les données des comptes consolidés en mettant en évidence les aspects qui sont susceptibles de favoriser la compréhension de la situation financière et des résultats ainsi que la comparabilité. »
De heer Foret en mevrouw Cornet stellen volgend amendement voor :
« In punt 4, a), van de ontworpen bijlage de woorden « is geen » vervangen door de woorden « is een. »
« Au point 4, a), de l'annexe en projet, remplacer les mots « ne constitue pas » par le mot « constitue. »
Cet amendement est envoyé en commission.
Hoofdstuk III. Diverse bepalingen
Art. 15. In artikel 116, § 6, eerste lid, van het Kieswetboek, gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, worden de woorden « de privé-personen die een gift hebben gedaan, vertrouwelijk te houden » vervangen door de woorden « de natuurlijke personen die giften van 5 000 frank en meer hebben gedaan, te registreren. »
Chapitre III. Dispositions diverses
Art. 15. Dans l'article 116, § 6, alinéa 1er , du Code électoral, modifié par la loi du 10 avril 1995, la dernière phrase est remplacée par la phrase suivante : « Ils s'engagent en outre à déclarer l'origine des fonds et à enregistrer l'identité des personnes physiques qui ont fait des dons de 5 000 francs et plus. »
Aangenomen.
Adopté.
Art. 16. Artikel 162 van het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt aangevuld als volgt :
« 46º de overdrachten tussen de componenten van een politieke partij zoals die zijn bepaald bij artikel 1, 1º, tweede lid, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen; »
Art. 16. L'article 162 de l'arrêté royal nº 64 du 30 novembre 1939 contenant le Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe, est complété comme suit :
« 46º les transferts entre composantes d'un parti politique telles que définies par l'article 1er , 1º, alinéa 2, de la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des Chambres fédérales, ainsi qu'au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques; »
Aangenomen.
Adopté.
Art. 17. In artikel 16, eerste lid, van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1991, worden tussen de woorden « Machtiging is evenwel niet vereist » en de woorden « voor de aanneming van giften », de woorden « voor een overdracht tussen componenten van een politieke partij zoals die zijn bepaald bij artikel 1, 1º, tweede lid, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, noch » ingevoegd.
Art. 17. Dans l'article 16, alinéa 1er , de la loi du 27 juin 1921 accordant la personnalité civile aux associations sans but lucratif et aux établissements d'utilité publique, modifié par la loi du 13 juillet 1991, les mots « lorsqu'il s'agit d'un transfert entre composantes d'un parti politique, telles que définies par l'article 1er , 1º, alinéa 2, de la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des Chambres fédérales, ainsi qu'au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques, ainsi que » sont insérés entre le mot « requise » et les mots « pour l'acceptation ».
Aangenomen.
Adopté.
Hoofdstuk IV. Machtiging tot coördinatie
Art. 18. De Koning is gemachtigd tot coördinatie van de vigerende wetten betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen. Met het oog op de coördinatie kan Hij :
1º de volgorde en de nummering van de titels, hoofdstukken, artikelen, paragrafen en leden van de te coördineren bepalingen wijzigen en die bepalingen anders ordenen;
2º de verwijzingen in de te coördineren bepalingen wijzigen, teneinde ze met de nieuwe nummering in overeenstemming te brengen;
3º de te coördineren bepalingen met het oog op de onderlinge overeenstemming en eenheid in terminologie wijzigen zonder afbreuk te doen aan de in die bepalingen vervatte beginselen.
Ter bekrachtiging van de coördinatie wordt in de loop van de zitting een wetsontwerp ingediend bij de Wetgevende Kamers, indien ze bijeen zijn, en zo niet, bij de aanvang van hun eerstvolgende zitting.
Chapitre IV. Autorisation de coordination
Art. 18. Le Roi est habilité à coordonner les lois en vigueur relatives à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des Chambres fédérales ainsi qu'au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques. En vue d'assurer cette coordination, Il peut :
1º modifier l'ordre et la numérotation des titres, chapitres, articles, paragraphes et alinéas des dispositions à coordonner et modifier l'agencement de ces dispositions;
2º modifier les références figurant dans les dispositions à coordonner, afin de les mettre en concordance avec la nouvelle numérotation;
3º modifier les dispositions à coordonner en vue d'assurer leur concordance ainsi que l'uniformité de la terminologie, sans porter atteinte aux principes énoncés dans ces dispositions.
En vue de la confirmation de cette coordination, un projet de loi sera déposé sur le bureau des Chambres législatives dans le courant de la session si celles-ci sont réunies ou, à défaut, dès l'ouverture de la session suivante.
Aangenomen.
Adopté.
Hoofdstuk V. Inwerkingtreding
Art. 19. Deze wet treedt in werking de dag na die waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 5, 7, C), 9, 10 en 15, die in werking treden op 1 januari 1999.
Chapitre V. Entrée en vigueur
Art. 19. La présente loi entre en vigueur le lendemain de sa publication au Moniteur belge, à l'exception des articles 5, 7, C), 9, 10 et 15, qui entrent en vigueur le 1er janvier 1999.
Aangenomen.
Adopté.
De voorzitter . Wij zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.
Nous poursuivrons nos travaux cet après-midi à 15 heures.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
(De vergadering wordt gesloten om 13.30 uur.)
(La séance est levée à 13 h 30.)