1-151

1-151

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 11 DÉCEMBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 11 DECEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER DEVOLDER AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN PENSIOENEN OVER « DE FALENDE BESCHERMING VAN DE VOLKSGEZONDHEID DOOR HET BEPERKEN VAN HET AANTAL KEURINGSUREN IN DE VISSECTOR EN DOOR HET GEBREK AAN LEIDING VAN HET IVK »

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER WEYTS AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN PENSIOENEN OVER « DE VERMINDERING VAN HET AANTAL KEURUREN IN DE VISMIJNEN AAN DE KUST »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. DEVOLDER AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE ET DES PENSIONS SUR « LA PROTECTION DÉFICIENTE DE LA SANTÉ PUBLIQUE PAR SUITE DE LA LIMITATION DU NOMBRE DES HEURES DE CONTRÔLE DANS LE SECTEUR DU POISSON ET PAR LE MANQUE DE DIRECTION DE L'I.E.V. »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. WEYTS AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE ET DES PENSIONS SUR « LA DIMINUTION DU NOMBRE DES HEURES DE CONTRÔLE DANS LES HALLES AUX POISSONS DE LA CÔTE »

De voorzitter. ­ Aan de orde zijn thans de vragen om uitleg van de heer Devolder en de heer Weyts aan de minister van Volksgezondheid en Pensioenen.

Aangezien deze vragen om uitleg hetzelfde onderwerp hebben, stel ik voor ze samen te voegen.

Ces demandes d'explications ayant le même objet, je vous propose de les joindre.

Het woord is aan de heer Devolder.

De heer Devolder. ­ Mijnheer de voorzitter, ik weet dat dit probleem reeds ter sprake kwam in de Kamer. Ik las het antwoord dat de minister er gaf en denk dat ik nog nieuwe elementen aan het debat kan toevoegen.

In de jaren 70 was de aangevoerde en ingevoerde vis van mindere kwaliteit; soms was deze vis zelfs niet geschikt voor consumptie. Bijgevolg werd een viskeuring noodzakelijk. Na enkele moeilijke jaren slaagde de keuringsdienst erin om in West-Vlaanderen tot een goede verstandhouding te komen met reders en invoerders van vis. De kwaliteit van de vis verbeterde aldus tot ieders tevredenheid.

Door de nieuwe maatregelen dreigt de viskwaliteit in de toekomst weer in het gedrang te komen. De viskeuring kampt eigenlijk met dezelfde problemen als de vleeskeuring. Ik vrees soms voor het voortbestaan van beide keuringsdiensten.

Volgens de kranten zijn de problemen mede het gevolg van de veranderingen die door het IVK werden opgelegd. Het aantal uren viskeuring werd afgestemd op de hoeveelheid aangevoerde vis. Zo mag er in de vismijn van Zeebrugge nog maar acht uur per dag worden gekeurd; dat is minder dan een derde van het huidige aantal uren. Dit heeft tot gevolg dat in Zeebrugge vier dierenartsen, die nu nog elke maand 40 tot 50 uur keuren overbodig worden. Vis en vlees zijn bederfbaar en de keuring moet daarom voldoende streng zijn. In Zeebrugge blijft er één persoon over om de keuring uit te voeren. Die man zou elke dag heel gewetensvol en aandachtig 15 ton vis per uur moeten keuren. De nieuwe omzendbrief maakt een dergelijke keuring dus onmogelijk, met alle gevolgen vandien voor de volksgezondheid.

De minister antwoordde op een vraag van een collega uit de Kamer dat hij in de toekomst het aantal controles op vissersboten zal verhogen en dat de Zeebrugse keurders harder zullen moeten werken. Hij wil dat de keuringsdienst van Zeebrugge even productief wordt als die van Oostende. Ik heb mij de moeite getroost een instructieboekje te raadplegen, waarin alle procedures uitvoerig worden beschreven. Is het met de nieuwe omzendbrief nog mogelijk aandacht te besteden aan alle onderdelen van de keuring ? In Oostende neemt de keuring blijkbaar minder tijd in beslag dan in Zeebrugge, maar misschien gebeurt de keuring daar minder grondig.

Budgettaire overwegingen dwingen de overheid tot een zuinig beheer. Het IVK-bestuur vindt dat de keuring in de runder-, varkens-, pluimvee- en vissector zelfbedruipend moet zijn.

Het is eigenaardig dat een minister van Volksgezondheid, een SP-minister, dichter bij zo'n standpunt staat.

De afbouw is echter een feit. Bij de oprichting van het IVK in 1986 startte de Zeebrugse viskeuring met zeven keurders; in 1988 werd het aantal loonuren met een zevende verminderd en in 1995 nog eens met 21,5 %. Vandaag stelt men voor het aantal keuringsuren tot een vierde van wat er overbleef te brengen.

Waarom kan het IVK niet het principe van de communicerende vaten toepassen ? Dat ligt toch in de lijn van de partijfilosofie van de minister. Er zijn immers overschotten in andere takken van het IVK. Sommige sectoren brengen nu eenmaal meer op dan andere. Niet alle sectoren kunnen over eenzelfde kam worden geschoren. Men kan toch het principe van solidariteit van de « armere » en de « rijke » sectoren toepassen. Tekorten in de ene sector kunnen worden opgevangen door overschotten in de andere. Zo zou men een heel ander beeld krijgen. Als men keuringsrechten van de hele visverwerkende sector in Zeebrugge verrekent, dan komt men tot een overschot van 8,6 miljoen frank, maar in de vismijn zelf van Zeebrugge heeft men een tekort. Ook de zwakkere elementen worden in Zeebrugge gecompenseerd door de sterkere.

De heer De Coster, voormalig leidend ambtenaar van het IVK, schreef in zijn inleiding bij het jaarverslag 1995 dat, hoewel in principe elke sector zoveel mogelijk zelfbedruipend moet zijn, solidariteit tussen de sectoren aangewezen is als dit de leefbaarheid ervan garandeert. Deze uitspraak komt neer op een erkenning van het principe van de communicerende vaten en houdt de poort open voor een zeer vage toepassing ervan. Graag kreeg ik hierover enige duidelijkheid.

De keuring kan enkel zelfbedruipend zijn, wanneer men in voldoende keuringsuren voorziet. In Zeebrugge werden in 1995 3 817 uren gepresteerd, wat 4 665 740 frank opleverde. In 1996 zakte dit cijfer tot 3 225 uren met een logische daling in de opbrengst tot 3 994 800 frank.

De heer Moens, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

In 1996 had men nog 3 225 uren met een gedaalde opbrengst van 3 994 800 frank. Voor 1997 raamt men het aantal uren op 3 000, met een opbrengst van 3 660 000 frank, dus ruim 1 000 000 minder dan twee jaar geleden.

Op deze manier is de vicieuze cirkel rond. Hoe kan men dan nog vragen dat de keuringen zelfbedruipend zouden zijn ?

Er is niet alleen kritiek op het aantal uren keuring, maar ook op de door het IVK gehanteerde controletechnieken. In het licht van de evoluties in andere sectoren, is het misschien aangewezen de gebruikte technieken te onderwerpen aan een externe evaluatie. Er kan misschien ook worden overwogen andere toetsingselementen in te voeren, zoals ISO-normen, of integrale kwaliteitszorg. Dat zou een vergelijking tussen Oostende en Zeebrugge misschien kunnen objectiveren.

Onlangs maakte de minister nog bekend dat bij het Instituut voor Veterinaire Keuring aan de top een en ander zou veranderen. Er zouden twee, misschien zelfs drie, leidende ambtenaren worden aangeworven. In de Ministerraad is inmiddels beslist dat het er twee zullen zijn. Ik heb geen problemen met die uitbreiding aan de top, maar ik vraag mij wel af waarom aan de basis moet worden ingekrompen.

Ik maak even een vergelijking met de vleessector waar de situatie dramatisch is. Met de Tragex-Gel-affaire sloeg België in het buitenland echt wel een slecht figuur. Ik wil grif aannemen dat het IVK een fulltime manager nodig heeft. Het is duidelijk bewezen dat de controle in de vleessector nu bij wijze van steekproef dient te gebeuren. Degenen die wensen te frauderen, kunnen de zaken immers perfect inschatten. Hoe streng men ook wil optreden, er is altijd een manier om de controles te omzeilen onder meer omdat men weet dat de inzet en de middelen beperkt zijn. Ik geef toe dat het niet gemakkelijk is. Er zijn immers drie ministeries bij betrokken : Landbouw, Volksgezondheid en Economische Zaken. De nieuwe leiding van het IVK heeft hier een belangrijke coördinerende taak. Een IVK naar model van de Amerikaanse Food en Drug Administration kan hier uitkomst bieden.

Een omschakeling naar het Amerikaans model zou de controles heel wat efficiënter maken en de volksgezondheid beter beschermen. Nu riskeert de minister in Brussel een loodzware administratie uit te bouwen, terwijl de basis wordt verzwakt.

Ik heb dan ook de volgende concrete vragen.

Hoe verantwoordt de minister het reduceren van de keuringsuren in de vissector, wetende dat dit volksgezondheid in gevaar brengt ?

Één voltijdse dierenarts-viskeurder in Zeebrugge kan de hoeveelheid aangevoerde vis niet aan zonder daarbij toegevingen te doen op het vlak van de volksgezondheid. Hij kan hoogstens aanwezig zijn in de mijn. Aan een echte keuring, met onder meer de soms absoluut noodzakelijke laboratoriumanalyses, komt hij nooit toe.

Hoeveel steekproeven werden er in 1994, 1995, 1996 en 1997 uitgevoerd en wat is de verhouding tussen de hoeveelheid gecontroleerde vis en de totale hoeveelheid aangeboden vis per jaar ? Blijven de afwijzingspercentages constant ?

Welke gevolgen zal de vermindering van de keuringsuren hebben voor de hoeveelheid gekeurde vis en hoe zal dit zich verhouden tot het totaal van de aangevoerde vis ? Hoe groot zal het percentage zijn dat werkelijk zal worden gekeurd ? Is een kleine steekproef nog wel representatief en blijft de volksgezondheid gegarandeerd als slechts een kleinere hoeveelheid vis wordt gekeurd ?

Hoe staat de minister tegenover het alternatieve voorstel dat door de keurders zelf werd ingediend ? Ik wijs er nogmaals op dat de minister op 9 december, in zijn antwoord op een vraag van een collega-apotheker in de Kamer heeft geantwoord dat hij niet op de hoogte was van een dergelijk tegenvoorstel. Hoe staat de minister tegenover het feit dat een aantal contractuele keurders in Oost-Vlaanderen zal moeten gaan werken zodat ze hun werk niet meer kunnen combineren met hun eigen praktijk ? In welke mate is de Volksgezondheid gegarandeerd bij een hels keuringsritme zoals dat in Oostende, dat de minister als maatstaf vooropstelt ? Wat is de verhouding tussen het aantal keuringsuren op de boten en het aantal keuringsuren in de mijn ? Kan de minister een vergelijking maken met het buitenland ?

Hoe zal de minister het principe van « zelfbedruipendheid » toetsen aan de keuring in de mijn of aan de keuring in de volledige vissector, met name op de boot, in de mijn en in de visverwerkende industrie ?

Hoe verantwoordt de minister dat het hoofdbestuur van één halftijdse ambtenaar tot twee ambtenaren zal worden uitgebreid waardoor het hoofdbestuur op een centralistische manier wordt uitgebreid en de keuringen aan de basis worden ingekrompen ?

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Weyts.

De heer Weyts (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, op 9 oktober jongstleden vernamen de IVK-viskeurders van Nieuwpoort, Oostende en Zeebrugge van hun leidend ambtenaar dat het aantal keuringsuren krachtens een nieuwe regeling tot een vierde van het vroegere aantal zou worden teruggebracht. Voor Zeebrugge betekent dit concreet dat de vier dierenartsen met opdracht verdwijnen en dat het keurwerk nog slechts door één ambtenaar-keurder wordt uitgevoerd. Aangezien de viskeurders met een dergelijke beslissing geenszins kunnen akkoord gaan, dienden zij een tegenvoorstel in.

De keurders zijn het erover eens dat de door het IVK voorgestelde reductie een efficiënte keuring zo goed als onmogelijk maakt. Op het ogenblik is Zeebrugge de enige vismijn waar nog stalen worden geanalyseerd. In Oostende heeft men hiervoor geen tijd meer. Op grond van de naakte cijfers lijkt er tussen beide mijnen dan ook een verschil in keuringsproductiviteit te bestaan.

Moet het keuren van vis geen rekening houden met criteria van betrouwbaarheid en wetenschappelijkheid ? Gaat het IVK met deze afbouw van de viskeuring niet regelrecht in tegen zijn eigen bestaansreden, namelijk het voor menselijke consumptie geschikt verklaren van waren van dierlijke oorsprong ? Is de minister bereid te erkennen dat een kwaliteitsvolle viskeuring noodzakelijk is en dat het aantal uren viskeuring bijgevolg op het huidige niveau moet worden gehandhaafd ?

De voorzitter . ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, er gebeuren in dit land soms merkwaardige dingen. De problematiek van de viskeuring is er daar één van.

Begin oktober van dit jaar heeft de leidende ambtenaar van het IVK aan het hoofd van de betreffende keurkring een circulaire gestuurd met inderdaad een nieuw schema. Deze circulaire is duidelijk voor iedereen die Nederlands kan lezen. Er staat in dat het om een voorstel gaat en dat voor de implementatie ervan wordt gewacht op kritieken, reacties en tegenvoorstellen. De maatregelen waarover de heer Devolder en de heer Weyts zich beklagen, zijn nog niet van toepassing.

Twee dagen geleden heb ik in de Kamer vragen beantwoord met betrekking tot dit onderwerp. Op dat ogenblik had het IVK nog geen enkele reactie ontvangen. Er waren al wel documenten verzonden naar de pers en naar parlementsleden. Is dat niet merkwaardig ? Ik vraag dat op basis van een voorstel dat begin oktober werd medegedeeld, reacties en opmerkingen worden gericht tot de verantwoordelijke op het hoofdbestuur teneinde een dialoog op gang te brengen. Waarom bereiken deze reacties mij via de pers en via vragen van parlementsleden en niet via mijn administratie ? Ik twijfel uiteraard niet aan de goede bedoelingen van de parlementsleden.

De heer Devolder (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, sta mij toe de minister erop te wijzen dat de procedure die de administratie aan het IVK oplegt, even ingewikkeld is als die bij de legeradministratie. Het spijt mij dat te moeten zeggen.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Ik begrijp niet wat er ingewikkeld is aan die procedure. De circulaire vermeldt slechts één adres, namelijk dat van het hoofdbestuur, en zij werd ondertekend door de leidend ambtenaar. Mag ik dan niet veronderstellen dat het hoofd van de keurkring weet tot wie hij zijn antwoord moet richten ? Is het ook niet normaal dat hij in zijn keurkring met de keurders overleg pleegt ?

Ik wil zeer duidelijk zijn : de hervorming is nog niet goedgekeurd. Er werd een voorstel gedaan. Wij wachten op reacties en zijn bereid tot dialoog.

Voorts wil ik erop wijzen dat sommige zaken wel eens over het hoofd worden gezien. Men mag mij niet verwijten dat ik bedrijven die op het eerste gezicht productiever zijn dan andere, op de ene of de andere manier tracht te bevoordelen. Ik stel wel vast dat er nauwelijks reacties komen van de keurders van Oostende, maar dat Zeebrugse keurders wel degelijk hebben gereageerd. De omstandigheden om te keuren op het vlak van de grootte van de loten en de infrastructuur zijn beter in Zeebrugge dan in Oostende. Nochtans wordt er in Oostende per uur 7 425 kg vis gecontroleerd en in Zeebrugge 4 252 kg. Ik beweer uiteraard niet dat cijfers alles kunnen verklaren, maar dit opvallende verschil doet vragen rijzen. Deze gegevens moeten nader worden onderzocht.

Ik stel herhaaldelijk vast dat de belangen van een goede keuring en van de volksgezondheid niet altijd parallel lopen met de individuele belangen van de dierenarts met opdracht, die graag zoveel mogelijk uren keurt. Vaak gebeurt het dat in Zeebrugge vijf of zes keurders elkaar voor de voeten lopen. Dat is weggesmeten geld. Ik dring niet aan op een ondraaglijke productiviteit, maar van contractuele zelfstandigen verwacht ik wel dat de productiviteit in Oostende en in Zeebrugge vergelijkbaar is.

Europa verplicht ons ­ terecht ­ een zekere heroriëntatie te overwegen. Tot nu toe wordt vis enkel gecontroleerd in de vismijn. Daar kan men in feite enkel de versheid controleren. Wij zullen voortaan ook controles moeten uitvoeren op de boten zelf. Het is namelijk niet onbelangrijk te weten of een vissersboot voldoende is uitgerust voor de behandeling van de vis van het moment van de vangst tot de aankomst in de vismijn. Dat controlestadium bestaat op het ogenblik niet. Minimum drie uur per jaar en per boot zullen naar die controle gaan. Meer keuringsuren op de boot zou niet in verhouding zijn met de voorgestelde vermindering van het aantal keuringsuren in de vismijn. Ik heb ook in de Kamer gezegd dat ik het voorstel om te verminderen iets te drastisch vind. Ik wacht op reacties van de mensen op het terrein en ik ben bereid daarover te discussiëren. Zo maar beweren dat de bestaande toestand behouden moet blijven, gaat echter niet op. De cijfers van de productiviteit bewijzen dat.

Een ander element is het zelfbedruipend karakter van elke sector. Europa verplicht ons ertoe ervoor te zorgen dat elke subsector zelfbedruipend is. Men wil aldus elke vorm van verdoken subsidiëring van bepaalde sectoren vermijden. Een indirecte subsidiëring van onze vissector zou immers concurrentievervalsend zijn ten opzichte van de vissector in andere landen. Men roept hier het principe in van de communicerende vaten. Als men de redenering dat de vissector moet kunnen steunen op de solidariteit van andere voedingssectoren, toepast op de vleessector, zal men van een kale reis terugkomen. In de pluimveesector draait de internationale concurrentie rond enkele franken per kip. De vleessector is bijzonder exportgevoelig. Elke supplementaire last die wordt gelegd op de vleessector zal daar ongetwijfeld op afgrijzen worden onthaald.

Het ligt dus helemaal niet voor de hand om af te stappen van het principe van « zelfbedruipendheid », vooral omdat alle subsectoren in ons land hoe dan ook reeds hebben af te rekenen met supplementaire lasten. België is immers het enige land waar de staatskas niet één frank toesteekt aan de financiering van zijn Instituut voor Veterinaire Keuring. De algemene kosten van het IVK worden dus gespreid over de diensten voor controle en keuring van de subsectoren.In tempore non suspecto heeft een begrotingsminister die het goed meende, deze subsidies afgeschaft. Ik werp hem daarvoor niet eens een steen.

De heer Devolder (VLD). ­ Toch werd er meer dan een miljard frank overgedragen.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Gezien de scherpe exportconcurrentie is het niet denkbaar op het principe van de « zelfbedruipendheid » terug te komen.

Verder mag men zijn kritiek op het voltijds maken van de twee tot nu toe halftijdse leidinggevende ambtenaren niet overdrijven. Het gaat niet op om de besparingen op de prestaties van de DMO-ers, de dierenartsen met opdracht, als een gevolg van deze beslissing af te schilderen.

Bij de oprichting van het IVK, lang vóór mijn ambtstermijn, is men op zoek gegaan naar bekwame topambtenaren. Dat was geen eenvoudige opdracht en er werd beslist om de leiding toe te vertrouwen aan een hoge ambtenaar van het departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Uit zorg voor het taalevenwicht ging de voorkeur uiteindelijk uit naar twee halftijdse opdrachten, elk in een taalrol.

De heer Devolder vergist zich wanneer hij beweert dat de personeelsformatie op dat niveau werd opgetrokken van een halftijdse tot twee voltijdse opdrachten. De heer De Coster en zijn adjunct hebben hun hoofdopdracht feitelijk elders; de eerste heeft de leiding over de gezondheidssector en de tweede over de eetwarencontrole. Ik ben van mening dat beide ambtenaren de jongste jaren niet alleen goed hebben gewerkt, maar ook meer dan hun halftijdse opdracht formeel vereiste.

Als de zee kalm is, loopt een en ander gesmeerd. Dan kan die personeelsformatie volstaan. Wanneer het departement echter van de ene crisissituatie op de andere afstevent, van de dolle koeien over de vleesfraude naar de hervorming van het IVK, dan is dit voor beide ambtenaren niet langer doenbaar. In overleg met hen werd beslist de personeelsformatie tot twee voltijdse krachten op te trekken. Deze beslissing lag echter niet ten gronde aan de besparingen in de prestaties van de keurders op het terrein.

Op de meer concrete vragen met betrekking tot de percentages afgekeurd bij de aanvoer van vlees zal ik uitgebreide cijfertabellen aan de vraagsteller laten geworden. Toch kan ik hem verzekeren dat het percentage vrij stabiel blijft en schommelt van 0,08 % in 1993 tot 0,1 % in 1996.

Zelfs indien de strenge bepalingen van de omzendbrief onverkort zouden worden uitgevoerd, dan kunnen de controles in de vissector in België de vergelijking met andere landen glansrijk doorstaan. Dat mag echter geen reden tot zelfgenoegzaamheid zijn. Wij moeten ons blijven inspannen om die kwaliteit te behouden. Toch mag het criterium enkel de volksgezondheid zijn en niet het maximaal inzetten van dierenartsen met opdracht, want dat zou uiteindelijk nadelig zijn voor de concurrentiepositie van de sector.

Er werd ook de vraag gesteld naar een IVK naar het model van de American Food- and Drugadministration. Ook op dat vlak ben ik vragende partij. Om te beginnen met Volksgezondheid heb ik voor mijn eigen administratie al een rapport gevraagd. Dit is echter een historisch discussiepunt tussen Volksgezondheid en Landbouw, wat uiteraard geen verwijt aan mijn collega van Landbouw is. Ik ben in elk geval bereid een externe audit te vragen om het geheel eindelijk te reorganiseren, maar de nodige politieke beslissingen worden mijns inziens beter bij de start van een nieuwe legislatuur genomen. Men zou bijvoorbeeld een onafhankelijke instantie kunnen oprichten waarmee de twee departementen relaties hebben en waarin zij controlemogelijkheden houden en die de keuring in de verschillende sectoren organiseert.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Devolder.

De heer Devolder (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, het verwondert mij toch dat de minister beweert nog geen tegenvoorstel ontvangen te hebben. Ik ben zelf ook niet over één nacht ijs gegaan. Ik heb informatie gevraagd aan de betrokken sector en heb kopies van de documenten gekregen. De brief van het IVK met referentie IVK-VDB 170S2/189.97 van 9 oktober 1997 is op 13 oktober in Zeebrugge aangekomen en reeds op 15 oktober hebben de keurders aan hoofdinspecteur-directeur Van den Branden een antwoord gestuurd. Het is een zeer lijvig document en ik zal het dus niet voorlezen, want dat zou ons vele uren kosten. Op de vragen van het IVK wordt in elk geval zeer grondig geantwoord. Ik kan met een deel van de argumenten ­ ik benadruk een deel ­ akkoord gaan. Wij zijn nu bijna half december. Ik geef de minister dan ook de raad eens de doorstroming in de administratie van het IVK te bekijken.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, ik zal onderzoeken of het juist is wat de heer Devolder zegt. Ik heb dit enkele dagen geleden nagevraagd, toen ik op soortgelijke vragen in de Kamer moest antwoorden en kreeg toen andere informatie. Indien echter de brief van IVK op 13 oktober is toegekomen en er op 15 oktober inderdaad al een antwoord was, dan vind ik dat voor een gefundeerd antwoord toch wel bijzonder vlug.

De heer Devolder (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, die mensen kennen hun sector. Zij verzorgen al zovele jaren de keuring. In het voorjaar, in tempore non suspecto, werd er overigens al een voorstel tot aanpassing gedaan. Toen was er nog op geen enkel vlak herrie. In het antwoord aan het IVK wordt dan ook de vraag gesteld hoe het komt dat dat voorstel nog niet aan bod is gekomen. Er is dus een antwoord en als de minister dat nog niet in zijn bezit heeft, dan moet hij zijn diensten aan een onderzoek onderwerpen.

De minister is geen voorstander van een ondraaglijk hoge productiviteit. Ik heb hem ook niet verweten dat hij een dergelijke productiviteit eist. Wil men de viskeuring volgens het boekje doen, dan zijn de procedures duidelijk. Eerst is er een keuring van de vis die uit zee wordt aangevoerd. Vervolgens is er de controle tijdens het lossen, sorteren en wegen van de vis en de controle op het afijzen en het onderhouden van de koudeketting. Dan volgen monsternames, fysische proeven, desnoods chemische proeven en een organoleptische keuring. Daarnaast is er ook nog keuring op ingevoerde vis, ingevroren vis dus.

Voorts blijf ik erbij dat de sector in een groter geheel gezien zelfbedruipend is.

Tenslotte wil ik de minister een waarschuwing meegeven. Alvorens mijn vraag te stellen heb ik mij de moeite getroost om tijdens een week-end de werkomstandigheden in de viskeuring te observeren. Hoewel dit nu niet speciaal ter discussie staat, wil ik verwijzen naar de keuring van diepvriesscampi's. Zeebrugge krijgt internationaal heel wat scampi's aangevoerd. Er bestaan drie keuringsprocedures. Summier geresumeerd zijn die : een, een zeer strenge controle, twee, een minder strenge controle en drie, vrijstelling van controle. Dan moet enkel een document worden ingevuld.

Als wij vaststellen dat firma's die scampi's invoeren plots zonder aanwijsbare redenen van sector één naar sector drie overschakelen, dan denk ik dat ik aan de bevoegde diensten mag vragen wat daar de motivering voor is. Vooral de scampi's die uit Indië worden ingevoerd vallen onder de derde keuringsprocedure. Het gevolg is dat andere landen zoals Bangladesh, Cambodja, China en Pakistan uitvoeren via Indië.

Als deze scampi's werkelijk worden gekeurd dan stelt men bacteriële besmetting vast, evenals besmetting door vibio-cholera en salmonella-typha. Achteraf kunnen deze besmettingen perfect chemisch weggewerkt worden door blanchering en toevoeging van chemicaliën. Ik heb de indruk dat er bij de administratie een en ander verkeerd loopt. De keurders willen goed werk verrichten, maar krijgen daartoe niet altijd de mogelijkheid. Ik hoop dat de minister daar wat aan zal doen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Weyts.

De heer Weyts (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, de minister heeft voor zijn antwoord een heleboel documentatie gebruikt. Is hij bereid deze aan de heer Devolder en mijzelf te bezorgen ?

M. le président. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.