1-150 | 1-150 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 11 DÉCEMBRE 1997 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 11 DECEMBER 1997 |
Mme la présidente . L'ordre du jour appelle deux demandes d'explications adressées au vice-Premier ministre et ministre de l'Intérieur sur le même sujet. Je vous propose donc de les joindre afin de permettre au vice-Premier ministre de fournir une réponse globale.
Aangezien de twee vragen om uitleg hetzelfde voorwerp hebben, stel ik voor ze samen te voegen.
La parole est à M. Mahoux.
M. Mahoux (PS). Madame la présidente, le dernier rapport d'Amnesty International sur la violence en Algérie confirme, si besoin en était, que la situation des droits de l'homme demeure particulièrement préoccupante dans ce pays.
Ce rapport confirme également que la population civile est victime d'attentats attribués au terrorisme islamique. Des milliers de personnes ont dû fuir leur domicile pour échapper aux menaces de mort. Des milliers d'autres, qui ont dû quitter leur pays pour sauver leur vie, ont demandé l'asile dans d'autres pays. Ces demandes ont été le plus souvent rejetées.
Les pays occidentaux, qui conseillent à leurs citoyens de ne pas se rendre en Algérie à cause de la violence, refusent souvent d'accorder l'asile aux Algériens sous prétexte qu'il n'existe pas de preuve qu'ils seraient en danger dans leur pays.
Le Haut Commissariat des Nations unies pour les réfugiés a récemment exprimé sa préoccupation concernant le rapatriement forcé de demandeurs d'asile algériens. Le H.C.R. a appelé les gouvernements à ne pas refouler ces demandeurs et à prendre en considération le danger qu'ils courent s'ils retournent en Algérie.
Par ailleurs, on peut être surpris par l'attitude du gouvernement algérien qui a condamné la position du H.C.R., prétextant qu'il est faux d'affirmer qu'un grand nombre d'Algériens ayant fui leur pays ont réellement besoin de protection internationale.
Parallèlement, il est évident que nous devons rester vigilants quant aux réelles motivations de certains demandeurs d'asile, en étant particulièrement attentifs aux demandes émanant de ceux qui pourraient être responsables d'attentats ou d'incitations à la haine.
Pourriez-vous, monsieur le vice-Premier ministre, nous indiquer avec précision le nombre de demandes de candidats réfugiés politiques qui ont été introduites depuis le début de la guerre civile algérienne ? Quel est le nombre de refus et de reconnaissance ? Combien de dossiers sont actuellement en examen ? Combien de candidats réfugiés politiques algériens ont fait l'objet d'un ordre de quitter le territoire ? Dans ces cas, quelles garanties pouvez-vous fournir quant à leur sécurité, et dans quelles conditions cela se déroule-t-il ?
Par ailleurs, un statut juridique provisoire avait été adopté en faveur des réfugiés bosniaques. Un tel statut permettrait d'éviter toutes prises de décision précipitées et donc limiterait les risques de bavures pouvant survenir à la suite d'une mauvaise évaluation du danger encouru par le candidat réfugié algérien.
Pouvez-vous nous dire si un tel statut va voir le jour en ce qui concerne les Algériens ?
Enfin, face à l'internationalisation du terrorisme islamique, quelles mesures concrètes l'Union européenne a-t-elle prises ou envisage-t-elle de prendre ?
Faut-il craindre une extension des réseaux terroristes islamiques en Europe et plus particulièrement en Belgique ? Quelles mesures avez-vous prises ou comptez-vous prendre pour combattre les réseaux terroristes islamiques dans notre pays ? Les réfugiés algériens en Belgique bénéficient-ils de la protection nécessaire pour échapper aux éventuelles menaces de ces réseaux terroristes ?
De voorzitter . Het woord is aan de heer Boutmans.
De heer Boutmans (Agalev). Mevrouw de voorzitter, de vraag om uitleg die ik de minister van Binnenlandse Zaken wil stellen, sluit onmiddellijk aan bij deze van de heer Mahoux, al plaats ik ze in een ruimer kader.
Enkele weken geleden heeft de Senaat een delegatie ontvangen van personen die zich het lot van in moeilijkheden verkerende illegalen of in een dubieuze situatie verblijvende vreemdelingen aantrekken. Gelukkig zijn er nog zulke mensen in ons land.
We hebben toen vernomen dat het probleem van de Algerijnen die zich in ons land in een onzekere of totaal illegale verblijfssituatie bevinden, aanzienlijk is. Het gaat niet alleen om Algerijnen die asiel hebben gevraagd of eventueel verkregen. Dit blijkt trouwens uit diverse bronnen.
Ik ga niet uitvoerig in op de situatie in Algerije. Die is algemeen bekend en deze materie behoort bovendien niet tot de bevoegdheid van de vice-eerste minister. De toestand in Algerije bemoeilijkt echter de terugkeer van mensen die dat land ontvlucht zijn om politieke of andere redenen of om in een ander land een beter bestaan te zoeken. Op het ogenblik is het bijna onmenselijk iemand terug naar Algerije te sturen.
Gisteren zag ik een Franse reportage die op de Nederlandse televisie werd uitgezonden. Het ging over de diepe « gespletenheid » die Algerijnen vertonen over de toestand in hun land. Zij beschouwen de regering van hun land als corrupt, repressief en niet te betrouwen, en ofschoon ze vaak diep gehecht zijn aan westerse waarden zoals vrije meningsuiting, het recht op vereniging en de gelijkheid van man en vrouw, tonen ze toch sympathie voor de islamitische oppositie in al haar geledingen, ook voor de terroristische aanslagen. Voor deze mensen is het dan ook niet eenvoudig uiteen te zetten hoe zij over de situatie in hun land denken en dat speelt bij asielaanvragen wellicht soms een belangrijke rol.
Welke oplossing kan de vice-eerste minister voorstellen aan de Algerijnen in België die niet het statuut van erkend politiek vluchteling hebben ?
Sinds 1988 kwamen er 1 561 Algerijnse asielaanvragers ons land binnen. In september 1997 waren 79 hiervan als politiek vluchteling erkend. Circa 250 dossiers zijn nog in onderzoek; de andere verzoeken zijn afgewezen. Dit is misschien al een antwoord op een van de vragen van collega Mahoux, als de cijfers ten minste juist zijn.
Gelet op de situatie in Algerije vind ik het percentage van erkenning laag. Dit houdt wellicht verband met het feit dat niet wordt erkend dat ook iemand die het geweld in zijn land wil ontvluchten of vlucht onder bedreiging van niet-gouvernementeel geweld, een politiek vluchteling is.
Het onderscheid tussen gouvernementeel en niet-gouvernementeel geweld valt in Algerije echter van langsom moeilijker te maken. Alle critici zijn het erover eens dat de Algerijnse regering ten aanzien van terroristisch geweld op zijn minst een dubbelzinnige houding aanneemt. Dat is dan nog de meest gunstige interpretatie.
Bij de Algerijnen zullen er naast studenten die hun verblijf in het buitenland verlengen, ook gewone clandestiene migranten zijn, en mensen die een duurzame relatie hebben met een persoon die wettig in België verblijft.
Met mijn veronderstelling dat het waarschijnlijk over enkele duizenden personen gaat, heb ik meteen ook zijdelings de vraag gesteld of de minister over een raming beschikt, al is het uiteraard zeer moeilijk te achterhalen hoeveel uitgeprocedeerde vluchtelingen ons land effectief hebben verlaten en hoeveel er in de clandestiniteit zijn gegaan.
Deze mensen mogen bij gebrek aan wettige papieren niet zijn opgenomen in officiële statistieken, zij leven in huizen, komen op straat, bezoeken gelegenheden en onderhouden menselijke contacten, hoe moeilijk dat ook mag zijn. Op het veld bestaat de indruk dat zelfs bij de Algerijnen die naar hun land wensen terug te keren, de schrik om dat ook effectief te doen, zeer groot is.
In afwachting van een gunstige evolutie van de situatie in hun land, biedt de huidige Belgische wetgeving hen bijzonder weinig mogelijkheden om hun verblijf in ons land, zij het tijdelijk, te legaliseren. De heropening van hun asielaanvraag wordt slechts uiterst zelden toegestaan. Toch bepleit het hoog commissariaat voor de vluchtelingen deze procedure voor een aantal Algerijnen. Het commissariaat aanvaardt blijkbaar dat bij sommige afwijzingen bedenkingen kunnen worden geformuleerd. De ingewikkelde situatie in dat land en de vaststelling dat de Algerijnse asielaanvragers zelf hiermee niet altijd in het reine zijn gekomen, zijn hieraan wellicht niet vreemd. Ik weet wel dat de vice-eerste minister zal opwerpen dat een onafhankelijke instantie de asielaanvragen heeft onderzocht.
Om een nieuwe asielaanvraag te kunnen indienen, moeten er nieuwe argumenten over de situatie in het land van herkomst worden aangebracht. Zal men bereid zijn deze gegevens opnieuw aan een onderzoek te onderwerpen ?
Met de erkenning van een aanvraag tot verblijf op grond van een huwelijk of een duurzame relatie heeft de vice-eerste minister een gelukkig initiatief genomen. Minder gelukkig is het voorschrift om het huwelijk in het land van herkomst te laten vaststellen. Vooral voor Algerije doet dat nogal wat problemen rijzen.
Het toestaan van een procedureafwijking op grond van artikel 9.3 waarbij de aanvraag in België mag worden ingediend of waarbij een verblijfsvergunning om bijzondere redenen wordt toegekend, lijkt ten aanzien van de Algerijnen vrij ongebruikelijk.
Een groot aantal mensen bevinden zich dus in een juridisch illegale en sociaal onaanvaardbare situatie.
De vice-eerste minister heeft weliswaar verklaard dat elke uitzetting van een Algerijns staatsburger met grote omzichtigheid wordt beoordeeld. Toch zou ik de vice-eerste minister willen verzoeken om ten aanzien van Algerije een repatriëringsstop af te kondigen zodat de dreiging wordt weggenomen, wat ook de oorzaak van het illegale verblijf van de betrokkenen mag zijn. De repatriëringsstop zou kunnen worden gekoppeld aan het verlenen van een zij het tijdelijke verblijfsvergunning, die in België kan worden aangevraagd. Op grond van artikel 9.3 moet dit mijns inziens mogelijk zijn en op die manier kan het probleem van het statuut worden omzeild.
Het is duidelijk moeilijk om in een verhoor, en zeker in een eerste verhoor, precies te weten te komen in welke situatie de asielzoeker de wijk heeft genomen en wat zijn eigenlijke motieven zijn. Tijdens de hoorzittingen in de commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden is dit duidelijk naar voren gekomen en het geldt zeker voor Algerije. Men dringt er dan ook op aan dat zeker het eerste verhoor, maar ook alle volgende, zeer zorgvuldig worden afgenomen en dat het onontvankelijkheidscriterium « kennelijk ongegrond » op Algerijnen niet wordt toegepast, tenzij in zeer extreme gevallen.
Is de vice-eerste minister bereid afgewezen Algerijnse asielzoekers de mogelijkheid te geven hun dossier te heropenen of kan hij er ten minste voor zorgen dat een dergelijke aanvraag niet routinematig wordt afgewezen, maar dat rekening wordt gehouden met de zeer specifieke situatie in Algerije en de persoonlijke situatie van de asielzoeker ?
Is de vice-eerste minister bereid gehuwde of samenwonende Algerijnen de machtiging tot verblijf in België te laten aanvragen, zonder dat ze eerst terug moeten naar hun land voor een visum ?
Is de vice-eerste minister bereid de nodige ruchtbaarheid te geven aan de maatregelen die hij eventueel in dit verband zal uitvaardigen, zodat de verschillende diensten en de betrokkenen ervan op de hoogte zijn en zij op uniforme wijze worden toegepast ?
Ik begrijp dat bij sommige asielzoekers het probleem kan rijzen dat zij eventueel betrokken zijn bij terroristische organisaties. Dat is een netelige kwestie, maar ook voor deze mensen wordt eigenlijk aangenomen dat zij niet kunnen worden teruggestuurd. Voor specifieke gevallen, waarvan deze betrokkenheid werkelijk is bewezen, kan nog altijd het argument van de openbare veiligheid worden ingeroepen.
Mme la présidente. La parole est à Mme Delcourt.
Mme Delcourt-Pêtre (PSC). Madame la présidente, je voudrais me joindre aux demandes d'explications de MM. Mahoux et Boutmans.
Je suis préoccupée par le statut des personnes d'origine algérienne vivant sur notre territoire, qu'il s'agisse de demandeurs d'asile ou de clandestins.
J'aimerais connaître le nombre de femmes et d'hommes renvoyés en Algérie depuis le mois de janvier 1997.
Je suis inquiète par la manière dont l'État algérien réagit face à la violence notoire et revendiquée des groupes islamistes armés.
M. le vice-Premier ministre m'a précédemment signalé que les dossiers concernant ces personnes étaient traités cas par cas.
Toutefois, je m'interroge comme mes collègues sur le point de savoir s'il ne conviendrait pas de prendre une disposition générale. À cet égard, qu'en est-il de l'étude d'un statut juridique provisoire identique à celui adopté en faveur des demandeurs d'asile bosniaques ?
De voorzitter. Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mevrouw de voorzitter, de heer Mahoux heeft zich verontschuldigd omdat hij mensen moest ontvangen in verband met de Rwandacommissie. Ik heb daar alle begrip voor en heb hem de cijfers die hij heeft gevraagd, persoonlijk gegeven. Uit die cijfers blijkt vooral dat er relatief weinig asielzoekers zijn vanuit Algerije. Dit blijft een vaststaand gegeven, ook nu nog. Voor de periode van 1991 tot 30 november 1997 gaat het om 1 550 mensen, waarvan er 1 154 definitief werden geweigerd en 81 ongeveer 6 % definitief werden erkend. Er kunnen er nog enkelen bijkomen. Op het ogenblik zin nog 275 dossiers hangende en een veertigtal mensen hebben afstand gedaan van hun aanvraag. Het aantal asielzoekers is dus relatief gering en het slagingspercentage is ook vrij laag.
Een belangrijke vaststelling daarbij is dat 20 % van de aanvragers niet in beroep gaat in de ontvankelijkheidsfase. Dit is een zeer hoog percentage. Normaal gaat 90 tot 95 % in beroep. Hier is het maar 80 % en eenmaal in de gegrondheidsfase dan zijn de dossiers al verder gevorderd gaat 41 % niet in beroep bij de Vaste Beroepscommissie. Wij kunnen hieruit afleiden dat heel wat asielaanvragen uitgaan van mensen die een relatief korte tijd in België verblijven en zich in een soort transitsituatie bevinden. De problematiek van het politiek asiel is hier dus relatief marginaal.
Wat nu de uitwijzing betreft, zitten wij op de lijn van de ons omringende Europese landen, met uitzondering van Luxemburg dat tot opschorting is overgegaan. Het ging echter slechts om één Algerijn. De andere landen : Denemarken, Griekenland, Nederland, Portugal, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië, hebben nog geen principiële beslissing genomen om niet uit te wijzen. Wanneer de commissaris-generaal, in het geval van een asielaanvraag, beslist tot niet-uitdrijving, dan kunnen die mensen hier blijven om humanitaire redenen en kunnen zij ook sociale hulp krijgen. Dit is in principe mogelijk en deze regel zal ook worden toegepast, maar zoals ik reeds heb gezegd, zijn er weinig asielaanvragen en komen er ook zeer weinig tot bij de commissaris-generaal.
In het andere geval kunnen de betrokkenen niet worden uitgewezen, tenzij ik daar zelf de toelating toe geef. Ik had mij niet verwacht aan vragen over de juiste cijfers, maar zover ik weet, heb ik sinds het begin van dit jaar voor twaalf mensen een dergelijke toelating gegeven. Ik vermoed dat het allemaal mannen waren. De voorbije vier maanden werden slechts twee personen uitgewezen. Gisteren nog heb ik een persoon laten uitwijzen die tot 30 maanden gevangenis was veroordeeld en die reeds meerdere malen had gerecidiveerd. Van de twaalf personen werden er een aantal niet naar Algerije, maar naar andere landen van de Schengengroep uitgewezen. Behalve voor de personen die om redenen van openbare orde of krachtens het Schengenakkoord worden uitgewezen, treed ik daaromtrent met de grootste omzichtigheid op.
Op het ogenblik worden 19 personen vastgehouden met het oog op verwijdering, een persoon van wie wij vermoeden dat hij behoort tot een extremistische groep; zeven om redenen van openbare orde; vier om redenen van openbare orde en gelegenheidsasiel; twee krachtens het Schengenakkoord; een die een asielaanvraag heeft ingediend en ten slotte een persoon van wie de identiteit niet bekend is.
Meestal worden personen geïnterneerd ter identificatie, omdat nogal wat Marokkanen zich als Algerijn voordoen. Voor elke Algerijn wordt mij gevraagd of hij mag worden teruggestuurd. Wanneer ik die vraag negatief beantwoord, kan de man in kwestie ook niet langer vastgehouden worden tenzij hij de openbare orde in gevaar brengt.
Er is dus geen sprake van een principiële stop en evenmin ben ik voorstander van een specifiek juridisch statuut voor Algerijnen. Een van de belangrijkste motieven hiervoor is dat wij op het ogenblik erg beducht zijn voor een toename van extremistische activiteiten waarvan iederen ondertussen het gevaar kent. Het verleden heeft dat al voldoende aangetoond. Wel een specifiek statuut uitwerken zou immers leden van extremistische of fundamentalistische organisaties alleen maar aantrekken, terwijl wij hen achteraf omwille van de mogelijke gevolgen toch niet naar Algerije kunnen terugsturen.
Ik ben het ermee eens dat gehuwde of samenwonende Algerijnen hun verblijfsvergunning in België moeten kunnen aanvragen. Reeds op 8 augustus jongstleden heb ik de Dienst Vreemdelingenzaken de instructie gegeven dat de situatie voor Algerijnen die om gezinshereniging verzoeken als exceptioneel moet worden beschouwd. Dat betekent dat zij voor een huwelijkssluiting niet naar hun land moeten terugkeren. Deze instructie is, als ik de heer Boutmans mag geloven, blijkbaar niet overal doorgedrongen. Ik stel vast dat er bij de Dienst Vreemdelingenzaken weinig aanvragen hiervoor binnenkomen. Gezien de toestand ginder wordt er over dergelijke aanvragen zeker niet routinematig beslist. Ik stel echter ook vast dat heel weinig van dit soort aanvragen worden ingediend door de mensen zelf die het slachtoffer zijn van vervolging.
Ik heb daar geen verklaring voor. Ik heb de indruk dat die verschillende groeperingen daaromtrent een andere politiek volgen. Wij stellen vast dat heel wat personen in die asielprocedure weinig met politiek asiel te maken hebben.
De beoordeling gebeurt inderdaad door de commissaris-generaal. Hij beslist over de ontvankelijkheid van de asielaanvragen. Ik word hier geregeld over ondervraagd, maar ik kan alleen maar blijven herhalen dat ik hier niet op terug kom. Ik vind het onafhankelijkheidsprincipe van de commissaris-generaal veel te belangrijk.
Onze politiek ten opzichte van Algerije kan dus als volgt worden samengevat.
Er zijn relatief weinig asielaanvragers en dat verbaast ons eigenlijk ook wel een beetje. Wij voeren een restrictieve politiek van uitwijzing. De voorbije elf maanden zijn er slechts twaalf personen uitgewezen, waarvan slechts twee in de afgelopen vier maanden. Meestal gebeurde dit dan nog in het kader van het Schengenakkoord of ten gevolge van veroordelingen.
Op dit ogenblik wordt niet gedacht aan een ontheemdenstatuut zoals voor de Bosniërs omdat wij vrezen dat dit nefast kan zijn voor de bestrijding van het fundamentalisme.
Zoals ik daarstraks reeds heb gezegd, moeten gehuwde of samenwonende Algerijnen niet terug naar Algerije voor een visum.
Ik wens er ten slotte toch nog even aan te herinneren dat wij ons hier in een zeer delicate en complexe situatie bevinden. Er zijn redenen om kritisch te zijn tegenover beide strijdende partijen in Algerije. Wij proberen dus een pragmatisch en toch genuanceerd beleid te voeren. Dat vergemakkelijkt geenszins de situatie van de Algerijnen die al een tijdje clandestien in België verblijven.
De heer Boutmans vraagt mij hoeveel clandestiene Algerijnen er in België zijn. Wij kunnen daar alleen maar naar gissen, maar uit het aantal asielaanvragen en de aanwezigheid van Algerijnen bij controles leiden wij af dat het gaat om een vrij beperkte groep. Andere nationaliteiten zijn in grotere getale illegaal aanwezig. Ik zeg dit wel met het grootste voorbehoud want wij beschikken niet over een betrouwbaar meetinstrument.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Boutmans.
De heer Boutmans (Agalev). Mevrouw de voorzitter, ik dank de vice-eerste minister voor zijn antwoord al moet ik zeggen dat het mij een beetje teleurstelt. Wel verheugt het mij dat men ervan afziet om Algerijnen die ondertussen in België getrouwd zijn, terug te sturen. Ik hoop dat het antwoord van de vice-eerste minister voldoende doorsijpelt naar de mensen op het terrein.
De vice-eerste minister heeft gesignaleerd dat er relatief weinig asielaanvragen en vooral weinig erkenningen zijn. Tevens duiden de cijfers aan dat slechts weinig personen tijdens de diverse fasen in beroep gaan. Is juist dat niet een van de grote problemen ? Men meent blijkbaar dat, als men niet kan aantonen dat men rechtstreeks door een regeringsinstantie wordt vervolgd of dreigt te worden vervolgd, er geen aanleiding tot het verlenen van asiel kan zijn. De meeste mensen denken dit althans en volgens mij hebben ze gelijk.
Veel personen, vooral Algerijnen, doen al niet meer de moeite om het statuut aan te vragen gelet op het geringe aantal erkenningen. Ligt daar niet een deel van het probleem ? Als ik het goed begrepen heb, is in Europees verband min of meer afgesproken om niet-gouvernementeel geweld of bedreiging met geweld niet te erkennen.
De vice-eerste minister geeft toe dat hij, op enkele uitzonderingen na, de personen niet kan repatriëren. Hij stelt samen met mij vast dat het waarschijnlijk niet om zeer grote aantallen gaat. Ik heb gezegd dat het waarschijnlijk om een paar duizend personen gaat, maar ik ben daar natuurlijk niet zeker van. Kan men voor een dergelijke beperkte groep mensen dan geen oplossing uitwerken waarbij ze op zijn minst een minimale, zeer tijdelijke verblijfszekerheid krijgen waaraan elementaire sociale rechten gekoppeld zijn ? Dit is nu niet het geval. Nu worden mensen, van wie men toegeeft dat men ze niet kan repatriëren, in de illegaliteit gehouden. Hierdoor kunnen zeer moeilijke situaties ontstaan die waarschijnlijk repercussies op de veiligheid van derden kunnen hebben.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Wij zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.
Nous poursuivrons nos travaux cet après-midi à 15 heures.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
(De vergadering wordt gesloten om 11.35 uur.)
(La séance est levée à 11 h 35.)