1-123

1-123

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 26 JUIN 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 26 JUNI 1997

(Vervolg-Suite)

WETSONTWERP TOT BEKRACHTIGING VAN KONINKLIJKE BESLUITEN GENOMEN MET TOEPASSING VAN DE WET VAN 26 JULI 1996 STREKKENDE TOT REALISATIE VAN DE BUDGETTAIRE VOORWAARDEN TOT DEELNAME VAN BELGIË AAN DE EUROPESE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE, VAN DE WET VAN 26 JULI 1996 TOT MODERNISERING VAN DE SOCIALE ZEKERHEID EN TOT VRIJWARING VAN DE LEEFBAARHEID VAN DE WETTELIJKE PENSIOENSTELSELS, EN VAN DE WET VAN 26 JULI 1996 TOT BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID EN TOT PREVENTIEVE VRIJWARING VAN HET CONCURRENTIEVERMOGEN

Voorstel van beslissing om niet te amenderen

Stemming

PROJET DE LOI PORTANT CONFIRMATION DES ARRÊTÉS ROYAUX PRIS EN APPLICATION DE LA LOI DU 26 JUILLET 1996 VISANT À RÉALISER LES CONDITIONS BUDGÉTAIRES DE LA PARTICIPATION DE LA BELGIQUE À L'UNION ÉCONOMIQUE ET MONÉTAIRE EUROPÉENNE, DE LA LOI DU 26 JUILLET 1996 PORTANT MODERNISATION DE LA SÉCURITÉ SOCIALE ET ASSURANT LA VIABILITÉ DES RÉGIMES LÉGAUX DES PENSIONS, ET DE LA LOI DU 26 JUILLET 1996 RELATIVE À LA PROMOTION DE L'EMPLOI ET À LA SAUVEGARDE PRÉVENTIVE DE LA COMPÉTITIVITÉ

Proposition de décision de ne pas amender

Vote

De voorzitter. ­ Overeenkomstig artikel 63 van het reglement van de Senaat, vragen sommige senatoren het advies van de Raad van State over het amendement van de heer Coene bij artikel 7, 2º.

Certains sénateurs demandent, conformément à l'article 63 du règlement du Sénat, l'avis du Conseil d'État concernant l'amendement de M. Coene à l'article 7, 2º.

Par ailleurs, je viens d'être saisi d'une proposition visant à ne pas amender ce texte. Cette proposition a été signée par MM. Vandenberghe, Lallemand, Erdman et par Mme Willame. Ce document est en cours de distribution.

Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, alvorens de Senaat zijn doodvonnis tekent en zichzelf voor gek zet, wil ik onze collega's van de meerderheid toch een en ander zeggen. Dit ontwerp werd niet door de oppositie geëvoceerd. Het is de meerderheid die op een bepaald ogenblik daartoe heeft beslist. De meerderheid wist toen perfect dat de evocatietermijn afloopt op 11 augustus. Ze wist perfect dat de regering blijkbaar vergeten was de spoedbehandeling te vragen. De meerderheid vond echter dat er iets aan de teksten schortte en ze heeft ze toch geëvoceerd. De oppositie heeft bij zichzelf gezegd dat de meerderheid blijkbaar niet altijd verkeerd is en is op de uitnodiging ingegaan om de teksten te bekijken. Wij hebben vastgesteld dat er inderdaad een hele reeks fouten in zat.

Ook na de discussie in de commissie en na het opstellen van het verslag hebben wij zelfs nog fouten gevonden. Zoiets overkomt overigens ook anderen. Ook de collega's Erdman en Lallemand hebben ondanks een langdurige discussie en twee studiedagen in Oostende over de ontwerpen in verband met de faillissementswet en het gerechtelijke akkoord, na het opstellen van het verslag nog een amendement ingediend. De stemming heeft duidelijk gemaakt waarom.

Naar aanleiding van een vraag die onze collega Devolder aan de minister van Sociale Zaken heeft gesteld, hebben wij vastgesteld dat in de volmachtenwet ook een financiële transfer zit tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Dit lijkt mij belangrijk genoeg om het advies van de Raad van State daarover te vragen. Artikel 63 van het reglement bepaalt dat wij dat inderdaad kunnen.

Ik weet ook dat de grondwetgever in zijn machiavellisme zo ver is gegaan dat hij in de Senaat de meerderheid bijna de alleenheerschappij heeft gegeven. Hij heeft de meerderheid namelijk de mogelijkheid gegeven om het even wanneer de democratie de nek om te draaien, zichzelf voor de gek te zetten door in een periode van enkele weken volkomen tegengestelde standpunten in te nemen en dus ook de Senaat ten dode op te schrijven.

Indien de Senaat gebruik maakt van deze manifest ondemocratische middelen, dan blaast men iedere samenwerking van meerderheid en oppositie op. Dan is het voor ons gedaan met alle afspraken, ook met de stemafspraken. Dan zal de Senaat vandaag al niet in aantal zijn.

Wij worden hier op een volkomen legale manier geconfronteerd met een vraag om advies aan de Raad van State over een erg belangrijke materie. Het enige wat de meerderheid doet is gebruik maken van « de atoombom ». De term komt niet van mij, hij werd ooit door een PS-minister gebruikt. Met deze « atoombom » die op een machiavellistische manier in de Grondwet is opgenomen, kan de meerderheid om het even wanneer als één of ander haar niet bevalt de zaak blokkeren. Als oppositie kunnen wij dat niet aanvaarden. Als de meerderheid deze tactiek gebruikt, dan blaast zij alle bruggen op met de oppositie. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, er zijn grenzen om zijn verontwaardiging uit te drukken, maar wat nu gebeurt gaat ons toch te ver. De meerderheid beschouwt de Senaat als een speeltuin voor procedurespelletjes.

Wat de inhoudelijke kant van de zaak betreft, wil ik doen opmerken dat een van de koninklijke besluiten die wij vandaag moeten bekrachtigen gaat over de opdoeking van de RMT. Concreet gaat het om tientallen miljarden en om 1 800 personeelsleden. Bij de behandeling van dit punt is er in de Kamer niemand tussenbeide gekomen. Dit wetsontwerp tot bekrachtiging van koninklijke besluiten wordt vandaag door de Senaat gejaagd, zonder dat wij de kans krijgen te amenderen. De meerderheid gaat zelfs zover de oppositie te beletten amendementen in te dienen. De Volksunie-fractie sluit zich dan ook volkomen aan bij de principiële houding van de VLD-fractie. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij de twee vorige sprekers. Bovendien meen ik dat artikel 63, 5º, dit manoeuver van de meerderheid niet toelaat. Er staat in dit artikel immers dat, in geval van verzoek om advies van de Raad van State, de bespreking van ontwerpen en voorstellen niet wordt geschorst. Dat is echter wel het geval voor de behandeling van de betrokken artikelen en voor de stemming over het geheel. Het verzoek om advies van de Raad van State is tijdig en conform de procedure ingediend. Het blokkeringsmanoeuver van de meerderheid is bijgevolg volstrekt onaanvaardbaar. (Applaus.)

M. le président. ­ La parole est à M. Foret.

M. Foret (PRL-FDF). ­ Monsieur le président, ce qui se passe aujourd'hui est un véritable scandale. Voilà donc une manière légale de « moucher » l'opposition ! Le comportement de la majorité est totalement indigne de l'institution dans laquelle nous siégeons.

Une première fois, la majorité a elle-même procédé à l'évocation de ce texte, simplement pour abréger les délais et faire en sorte que l'opposition ne puisse disposer du temps nécessaire à l'examen de ce projet de loi.

Une seconde fois, la majorité s'est comportée de façon dommageable en ne déposant pas d'amendements et en contournant en quelque sorte ce qui est l'esprit du droit d'évocation.

Aujourd'hui, en déposant ce que M. Coveliers appelle très justement une bombe atomique, la majorité rend inopérant le principe même d'application du droit d'évocation, ce qui revient à bafouer le travail du constituant.

Ces derniers jours, j'ai été amené, à plusieurs reprises, à parler du Sénat et à en dire du bien. Au cours d'une conférence de presse, j'ai souligné combien j'étais heureux de pouvoir constater que, progressivement, la majorité s'était mise au diapason de l'opposition pour ce qui est du comportement à l'égard du droit d'évocation. En effet, ce dernier n'est plus utilisé systématiquement, de manière mécanique ou automatique.

Aujourd'hui, je suis au regret de constater que j'ai eu tort de formuler ces considérations positives.

Que fait la majorité ? Elle veut empêcher l'opposition de s'exprimer et je crains que cela ne se reproduise à l'avenir.

Messieurs, mesurez ce que vous faites, mesurez bien votre geste vis-à-vis du droit d'évocation et, au-delà de celui-ci, vis-à-vis du Sénat dans lequel vous siégez. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Erdman.

M. Erdman (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats wil ik een opmerking maken ter attentie van de regering, die hier niet aanwezig is. Dit is natuurlijk haar goed recht. Nochtans gaat het hier om een ontwerp dat haar beleid moet bekrachtigen en dat kadert in het mandaat waarmee de meerderheid de regering toestemming heeft gegeven om zaken via koninklijke besluiten te regelen, echter onder de voorwaarde dat wij deze binnen een bepaalde termijn konden bekrachtigen. Ten overstaan van de regering onderstreep ik daarom dat zij, uit respect voor de bevoegdheden van de instellingen, rekening had moeten houden met dit mandaat. Toen zij het ontwerp ter bekrachtiging voorlegde, was het voor de regering zeer eenvoudig om in de Kamer de hoogdringendheid te vragen. De Overlegcommissie had dan termijnen kunnen vastleggen waarbinnen de beide instellingen deze zaak zouden moeten behandelen. De regering heeft dat echter nagelaten.

Ten tweede wijs ik erop dat de regering zichzelf en de Kamer ruim de tijd heeft gegund om dit ontwerp te behandelen. De heer Coveliers merkt terecht op dat ook de meerderheid waakzaam moet zijn. Wij stellen vast dat, indien de normale termijnen van evocatie zouden zijn toegepast, deze koninklijke besluiten zouden vervallen omdat de bekrachtiging niet kan gebeuren binnen de termijn vastgelegd in het mandaat dat de meerderheid aan de regering heeft gegeven.

Mijn derde opmerking betreft de behandeling van het amendement van de heer Coene. Dit is geen nieuw amendement. Het werd in de bevoegde commissie reeds verworpen. Als men aan dit amendement zoveel belang hechtte, had men toen reeds het advies van de Raad van State kunnen vragen. Men heeft dat nagelaten en vraagt hierom pas nu, op een ogenblik dat men zeer goed weet dat de koninklijke besluiten niet meer binnen de afgesproken termijnen kunnen worden bekrachtigd, zelfs wanneer de Raad van State bij hoogdringendheid om advies wordt gevraagd.

Ik geef grif toe dat ons manoeuvre niet bepaald sympathiek is. Uit mijn uiteenzetting blijkt voldoende dat ik er niet erg enthousiast over ben, onder meer omdat ik daardoor de regering in haar nalatigheid steun. Zij was duidelijk niet bereid de parlementaire instellingen in hun respectieve bevoegdheden te erkennen en het spel te spelen zoals het hoort. (Applaus op enkele banken.)

Ik behoor echter tot de meerderheid, die nu eenmaal een regeerakkoord heeft gesloten en die de wetten heeft goedgekeurd waardoor aan de regering deze machtiging werd gegeven. Vanuit de overtuiging dat de regering ook met deze koninklijke besluiten de maatregelen treft in uitvoering van een beleid dat wij van haar verwachten, zijn wij gedwongen om vandaag naar dit middel te grijpen.

Wat tenslotte de opmerking van de heer Boutmans betreft, wil ik het volgende zeggen. Wij hebben dat aspect grondig onderzocht en ik kan hem hiervan zelfs een juridische ontleding bezorgen. Het is duidelijk dat de Senaat op elk moment van de bespreking een voorstel om niet te amenderen, kan aannemen. Het reglement bepaalt ook dat dit niet kan worden tegengehouden door een verzoek om advies van de Raad van State.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de heer Erdman zelf toegeeft dat de regering in gebreke blijft en dat zij haar eigen wetten niet naleeft. Hij zal ook beseffen dat de vriendschappelijke sfeer die in de Senaat heerst, door wat nu dreigt te gebeuren, zal worden verbroken. Ik herhaal het, alle afspraken, dus ook de stemafspraken zullen voortaan tot het verleden behoren. Als over het voorstel van de meerderheid wordt gestemd, zullen alle leden van de oppositie de zaal verlaten. Ik wil daar even op wijzen voor de collega's die een wiskundige knobbel zouden hebben. Collega Erdman geeft toe dat de oppositie gelijk heeft en dat de Senaat wordt gecastreerd als wij op die manier handelen.

Hij stelt echter zijn trouw, zijn hondse trouw, de trouw van Tuna die gisteren op de TV kwam tijdens een ochtendvoorstelling met de voorzitter van de SP, boven de democratie en boven de belangen van de Senaat. Wat is nog de zin van al wat wij hier doen wanneer wij op voorhand weten dat, wanneer het de regering niet behaagt ­ ik heb het niet over de collega's - senatoren ­ de meerderheid op elk moment kan zeggen : « Heren van de oppositie, u kunt de boom in, wij stemmen hier dat er niets meer moet gebeuren. »

Wij nemen dat niet en wij zullen de middelen aanwenden waarover wij als oppositie beschikken. Wij zullen niet langer ingaan op voorstellen om akkoorden te sluiten of afspraken te maken. Wij zullen elke gelegenheid te baat nemen om het reilen en zeilen van het land en van deze instelling, aan de kaak te stellen. Als de meerderheid ons met de rug tegen de muur zet, kunnen wij niet anders dan zo reageren. Indien collega's toch bereid zouden zijn met zulk een schandalige stemming de meerderheid te redden, dan is dat hun zaak. Wij betreuren dat. Wij zijn daartoe echter niet bereid. Indien de stemming wordt gevraagd, zal onze fractie de zaal verlaten en zeggen wij elke verdere medewerking op. Men maakt ons immers monddood met dit machiavellisme. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de voorzitter, ik heb veel respect voor collega Erdman, zelfs als hij onsympathieke manoeuvers uithaalt en dit bovendien zelf toegeeft. Ik ben het echter oneens met zijn juridische interpretatie. Ik lees in artikel 63 dat, wanneer de voorzitter een verzoek tot verwijzing naar de Raad van State ontvangt, hij de Raad van State dan ook om advies verzoekt. Hij is hiertoe dus verplicht. Deze verplichting gaat in zodra dat verzoek wordt voorgelegd. Krachtens artikel 63, vijfde lid, wordt de stemming geschorst zolang het advies niet is meegedeeld. Er kan dan ook niet gestemd worden over een voorstel om niet te evoceren. Het verzoek om advies moet dus in ieder geval aan de Raad van State worden voorgelegd. Indien de Raad van State het niet met ons eens is, kan hij in zijn advies het verzoek onontvankelijk verklaren. Het is niet de voorzitter van de Senaat die dit verzoek onontvankelijk kan verklaren.

De voorzitter. ­ Mijnheer Boutmans als er een verzoek is tot raadpleging van de Raad van State, zal de Senaat daarop inderdaad ingaan. Een voorstel zoals thans voorligt, kan echter op elk ogenblik van de procedure worden ingediend en heeft hoe dan ook voorrang. Indien dit voorstel niet wordt aanvaard, wordt de procedure voortgezet. Indien het wel wordt aanvaard, is het afgelopen en moet de Raad van State niet meer worden geraadpleegd.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de voorzitter, de raadpleging van de Raad van State is een recht van degenen die het voorstel hebben ingediend op het ogenblik dat zij het indienen. Volgens artikel 63, 5º, kan er dan niet meer gestemd worden, dus ook niet over een vraag om de zaak uit handen te geven.

De voorzitter. ­ Dat is volgens mij een verkeerde interpretatie. Als ik het reglement volgens de letter toepas, raadpleeg ik nog vandaag de Raad van State, maar dan moet ik morgen eventueel opnieuw een brief schrijven om te melden dat het advies niet meer nodig is, omdat het vervallen is. Ik vind dit een beetje gek.

De heer Coveliers (VLD). ­ Er zijn hier in het verleden al meer gekke dingen gebeurd.

De heer Boutmans (Agalev). ­ De Raad van State zal vaststellen of de vraag al dan niet ontvankelijk is.

De voorzitter. ­ Neen, als dit voorstel wordt aanvaard, is de zaak afgehandeld wat de Senaat betreft en moet ik een tweede brief schrijven naar de Raad van State om mede te delen dat het advies niet meer nodig is.

Als er geen sprekers meer zijn, moet ik overgaan tot de stemming over het voorstel om niet te amenderen. Ik vestig er de aandacht op dat wij daarover bij zitten en opstaan zullen stemmen. (Protest van de heer Coveliers.)

Mijnheer Coveliers, een naamstemming moet door vijf leden worden gevraagd en die vijf leden moeten in de zaal blijven. (Protest van de heer Coveliers.)

Ik aanvaard niet dat u dit conflict met de meerderheid op mij toespitst. Ik pas het reglement toe en ik ben bereid mijn beslissing aan gelijk wel juridisch advies te onderwerpen.

Ik beslis dat over dit voorstel bij zitten en opstaan zal worden gestemd, tenzij vijf leden om de naamstemming verzoeken. Zij moeten zich dan wel kenbaar maken en in de zaal blijven. (De leden van de oppositie verlaten protesterend de zaal.)

Ik breng het voorstel van beslissing om niet te amenderen in stemming.

Je mets aux voix la proposition de décision de ne pas amender.

­ Dit voorstel, bij zitten en opstaan in stemming gebracht, wordt aangenomen.

Cette proposition, mise aux voix par assis et levé, est adoptée.

De voorzitter. ­ De Senaat besluit dat er geen reden is om het wetsontwerp te amenderen.

Le Sénat décide qu'il n'y a pas lieu d'amender le projet de loi.

Het woord is aan de heer Erdman.

De heer Erdman (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik verzoek u er akte van te nemen dat 36 leden van de meerderheid aanwezig zijn.