1-84

1-84

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 9 JANVIER 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 9 JANUARI 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER LOONES AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « DE HOUDING VAN DE BELGISCHE REGERING TEGENOVER SERVIË EN HET REGIME VAN SLOBODAN MILOSEVIC »

QUESTION ORALE DE M. LOONES AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « L'ATTITUDE DU GOUVERNEMENT BELGE À L'ÉGARD DE LA SERBIE ET DU RÉGIME DE SLOBODAN MILOSEVIC »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Loones aan de minister van Buitenlandse Zaken over « de houding van de Belgische regering tegenover Servië en het regime van Slobodan Milosevic ».

Minister Colla zal antwoorden namens de minister van Buitenlandse Zaken.

Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, van de minister van Buitenlandse Zaken wil ik graag de verontschuldiging aannemen dat hij mij niet kan antwoorden wegens verblijf in het buitenland.

Met een Senaatsdelegatie in het kader van de OVSE konden wij de recente verkiezingen in Servië ter plaatse volgen. Sindsdien volgen wij met stijgende verbazing en met bewondering de gebeurtenissen in Servië. Dag na dag, en dit reeds sinds 17 november, komen in de straten van Belgrado tot zelfs vijfhonderdduizend demonstranten op tegen het regime van Slobodan Milosevic.

De acties gaan vooral uit van de studenten en van de oppositiebeweging Zajedno en schijnen te kunnen rekenen op een steeds stijgende binnenlandse goodwill en op de steun van de politie, het leger en de zeer invloedrijke orthodoxe religieuze overheid. Ook op internationaal vlak krijgt de oppositiebeweging steeds meer bijval. Zo is er bijvoorbeeld de OVSE-zending, met Felipe Gonzales, tot en met de uitnodiging van de oppositieleiders op de installatieplechtigheid van de Amerikaanse president Bill Clinton.

Ik heb een aantal vragen.

Ten eerste, hoe beoordeelt de Belgische regering en de minister van Buitenlandse Zaken de toestand in Servië ?

Ten tweede, werden er door de regering en de minister van Buitenlandse Zaken reeds initiatieven genomen in verband met de Servische situatie ? Waren er contacten met het Milosevic-regime of met andere instanties ? Kwam dit ter sprake in de Europese Unie ?

Ten derde, werd er overleg gepleegd met de Belgische ambassade in Belgrado ? Uit persoonlijke contacten is gebleken dat onze ambassadeur over een buitengewone ervaring beschikt gezien zijn lange diensttijd in Belgrado. Hij toont bovendien erg veel belangstelling voor het nationaliteitenprobleem in Joegoslavië in het algemeen en in Servië in het bijzonder.

Ten vierde, welke initiatieven zullen de Belgische regering en de minister van Buitenlandse Zaken nemen in het belang van de vredevolle democratische ontwikkelingen in Servië en in Klein-Joegoslavië ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, het antwoord van mijn collega van Buitenlandse Zaken omvat drie punten.

Ten eerste, België, en in het bijzonder onze ambassadeur in Belgrado ­ de heer Loones heeft terecht gewezen op de competentie van deze ambtenaar ­ volgen de ontwikkelingen in de voormalige republiek Joegoslavië met bijzondere aandacht. In ons beleid ­ aldus de minister van Buitenlandse Zaken ­ hechten wij het grootste belang aan het respect voor alle democratische principes die vervat zijn in alle internationale en Europese akkoorden dienaangaande.

Ten tweede, België heeft, zoals alle andere Lid-Staten, zijn steun toegezegd aan de oproep van de Europese Unie aan het adres van de autoriteiten in het voormalige Joegoslavië om een constructieve dialoog op te starten met de oppositie die trouwens blijk geeft van een grote standvastigheid en die heeft bewezen dat zij een groot aantal mensen kan mobiliseren. Daarnaast werd er bij alle partijen op aangedrongen zich van elke vorm van geweld te onthouden.

Zoals is gesteld in de diverse verklaringen van de Europese Unie, onder meer in de verklaring van 9 april 1996, werd aan de autoriteiten van de voormalige Joegoslavische republiek duidelijk gemaakt dat alleen betekenisvolle inspanningen van hun kant, kunnen leiden tot een volledige opname van de voormalige republiek in de internationale gemeenschap.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones voor een repliek.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, dit antwoord is wel erg vaag. Ik had gehoopt te vernemen welke houding de Belgische regering aanneemt tegenover de gebeurtenissen van de jongste dagen in Servië. Ik veronderstel echter dat ik mij daarvoor moet richten tot de minister van Buitenlandse Zaken zelf, tenzij de situatie dermate escaleert dat de regering wel verplicht is een standpunt in te nemen. De oppositiebeweging in Joegoslavië roept het Westen daartoe trouwens op. Sommige landen, onder meer Duitsland bij monde van minister Kinkel, hebben dat ook gedaan. Ik ben bijgevolg van mening dat België geen enkele reden heeft om zich op de vlakte te houden. Ik zal de minister van Buitenlandse Zaken daarover nog ondervragen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.