1-68

1-68

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MARDI 8 OCTOBRE 1996

VERGADERING VAN DINSDAG 8 OKTOBER 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER LOONES AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE MISBRUIKEN IN HET UITVAARTWEZEN (LIJKBEZORGING) »

QUESTION ORALE DE M. LOONES AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LES ABUS EN MATIÈRE DE POMPES FUNÈBRES »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Loones aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de misbruiken in het uitvaartwezen (lijkbezorging) ».

Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, met de toenemende commerciële belangen stijgt ook de agressiviteit in de aanpak van de uitvaartverzorging. Volgens een artikel in De Morgen van 7 oktober 1996 over de uitvaartbeurs in Utrecht is het uitvaartwezen niet alleen een droevige business. Hoe meer er aan lijken te verdienen is, hoe drastischer de technieken van sommige begrafenisondernemers worden om lijken in huis te halen.

Begrafenisondernemers sluiten bijvoorbeeld rechtstreekse overeenkomsten met ziekenhuizen, rusthuizen en dergelijke meer, waardoor zij de facto een soort monopolie verwerven.

Ziekenhuizen laten soms een begrafenisondernemer het lijk wegvoeren, zonder dat zelfs eerst de familie van het overlijden is verwittigd, laat staan dat de familie zelf haar begrafenisondernemer zou hebben aangeduid. Het ziekenhuis verschuilt zich dan achter de Vlarem-reglementering en beweert dat het geen vergunning heeft om lijken te bergen, zodat het als het ware binnen de vijftien minuten van die lijken verlost wil zijn.

Over deze feiten wens ik de Vice-Eerste minister de volgende vragen te stellen.

Ten eerste, is deze problematiek hem als dusdanig bekend en wordt ze door zijn departement als een probleem ervaren ?

Ten tweede, ziet de Vice-Eerste minister de mogelijkheid om door een aangepaste reglementering de toenemende misbruiken in de sector te voorkomen ?

Ten derde, zijn de gemeentebesturen eventueel bevoegd om een passende reglementering uit te werken ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de Voorzitter, de specifieke problemen die de heer Loones mij meldt, zijn het departement niet bekend. Een overeenkomst gesloten tussen een begrafenisondernemer, enerzijds, en een ziekenhuis of een rusthuis, anderzijds, waarbij deze laatste de begrafenisondernemer het stoffelijk overschot laat wegvoeren voordat zelfs de familie van het overlijden is verwittigd, kan uiteraard niet worden toegestaan. Een dergelijke overeenkomst doet immers afbreuk aan de eerbied verschuldigd aan de overledene en aan de taak van degene die bevoegd is om voor de begrafenis in te staan. Zo een afspraak is juridisch onaanvaardbaar.

Met betrekking tot het wegvoeren van een stoffelijk overschot is artikel 14 van de wet van 20 juli 1971 van toepassing. Dit artikel bepaalt dat het gemeentebestuur een regeling kan treffen voor het vervoeren van lijken. Het toezicht op lijkstoeten berust volgens dit artikel in ieder geval bij de gemeentelijke overheid, die ervoor zorg draagt dat die stoeten ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verlopen. De gemeentelijke overheid kan ook andere formaliteiten opleggen. Vele gemeentelijke administratieve politieverordeningen op de begraafplaatsen en de lijkbezorging bevatten aldus de bepaling dat het vervoer van lijken naar een andere gemeente dan deze van de plaats van overlijden enkel mag na aangifte van het overlijden. Deze gemeentelijke verordeningen zijn onderworpen aan de controle van de toezichthoudende overheid, te weten het Gewest.

Mijn departement is bereid het concrete geval dat door de heer Loones werd aangehaald nader te onderzoeken, zodat een oplossing kan worden gevonden. Persoonlijk meen ik evenwel dat een ziekenhuis zich niet kan verschuilen achter de Vlarem-reglementering.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.