1-108
COM

1-108
COM

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales des réunions publiques de commission

Handelingen van de openbare commissievergaderingen

COMMISSION DE L'INTÉRIEUR ET DES AFFAIRES ADMINISTRATIVES

COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE EN ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN

SÉANCE DU MARDI 6 MAI 1997

VERGADERING VAN DINSDAG 6 MEI 1997

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER GORIS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE INNING VAN DE PENSIOENBIJDRAGE VAN DE GEWESTELIJKE ONTVANGERS »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. GORIS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LA PERCEPTION DES COTISATIONS DE PENSION POUR LES RECEVEURS RÉGIONAUX »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goris aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mevrouw de voorzitter, de gemeentebesturen en OCMW's die in de periode 1991-1995 hebben gewerkt met een gewestelijke ontvanger, werden in de loop van de maand april door de provinciegouverneurs in kennis gesteld van het feit dat er « binnen afzienbare tijd een afhouding van de rekening bij het Gemeentekrediet zou gebeuren voor de achterstallige pensioenbijdragen van hun gewestelijke ontvangers ». Deze in artikel 140 van de nieuwe gemeentewet vastgelegde inning zou gebeuren door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten.

Aangezien enkel kleinere besturen door een gewestelijke ontvanger worden bediend en er geen enkele voorafgaande mededeling werd gedaan omtrent deze bruuske operatie, heeft de laconieke mededeling van de nakende afhouding van belangrijke bedragen een ontwrichting van de budgettaire planning tot gevolg. Bovendien is deze operatie blijkbaar het gevolg van een lang aanslepend conflict tussen het departement van Binnenlandse Zaken en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, de RSZ PPO, waarvan de kleine besturen vandaag blijkbaar de dupe zijn.

De aankondiging « binnen afzienbare tijd » lijkt mij ook erg slecht gekozen. Deze terminologie dateert uit de tijd toen men de gemeenten nog als ondergeschikte besturen afschilderde.

Graag had ik van de vice-eerste minister vernomen waarom het dossier van de pensioenbijdragen van de gewestelijke ontvangers jaren na de afschaffing van de omslagkas zo lang heeft aangesleept. Werd er terzake voorafgaand overleg gepleegd met de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten ? Zullen de gemeenten en de OCMW's vooraf op de hoogte worden gebracht van de exacte datum waarop deze aangekondigde bedragen van hun rekening zullen worden afgenomen ? Kan niet worden overwogen de inning van de verschuldigde bedragen, die ingevolge de slordigheid van de overheid nu plotseling van de rekening worden afgenomen, te spreiden opdat de financiële planning van de betrokken besturen niet wordt verstoord ?

Ten slotte wil ik erop wijzen dat de verjaringstermijn vijf jaar bedraagt en dat er bijgevolg geen rekening meer mag worden gehouden met de bedragen die betrekking hebben op het jaar 1991.

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mevrouw de voorzitter, in tegenstelling tot wat de heer Goris beweert, bestaat er geen conflict tussen de RSZ PPO en het departement van Binnenlandse Zaken met betrekking tot deze problematiek.

De vertragingen hebben verscheidene oorzaken. In de eerste plaats meende men ten onrechte dat het om een dubbele inning ging. Ik heb trouwens in 1989 en in 1992 parlementaire vragen hierover beantwoord. Dit misverstand is ondertussen rechtgezet.

Een tweede probleem is dat men binnen een redelijke termijn over de nodige gegevens moet kunnen beschikken. De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het ministerie van Financiën verricht de uitkering van de bezoldigingen en deelt na één jaar de uitgaven voor de wedden van de gewestelijke ontvangers mee aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het departement van Binnenlandse Zaken geeft de gouverneurs dan de opdracht de uitgaven om te slaan over de verschillende besturen. Op basis van deze omgeslagen gegevens berekent de RSZ PPO de patronale- en de werknemersbijdragen. De gouverneurs moeten dan op hun beurt deze bijdragen omslaan over de bedoelde besturen.

Teneinde bijkomende vertragingen te vermijden, werd overeengekomen dat de CDVU in de toekomst ­ en voor de eerste maal voor de wedden van 1996 ­ op het ogenblik dat de totale uitgaven worden medegedeeld, onmiddellijk de bijdragen berekent. De gouverneurs kunnen dan de totale bedragen omslaan over de verschillende besturen. Het Gemeentekrediet verhaalt deze bedragen dan automatisch op de bedoelde besturen, waarna het totaal van de bijdragen aan de RSZ PPO kan worden overgeschreven.

Er rijst evenwel een probleem met betrekking tot het verleden. De Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten heeft vertegenwoordigers in het beheerscomité van de RSZ PPO en volgt deze problematiek dus vermoedelijk sinds jaar en dag.

Met het Gemeentekrediet werd afgesproken de besturen in de toekomst in te lichten over de exacte datum van de inhouding, bijvoorbeeld door vermelding op de rekeninguittreksels.

Indien zou blijken dat een bestuur problemen zou ondervinden met het betalen van het totaal bedrag, kan bij de RSZ PPO een verzoekschrift tot gespreide betaling worden ingediend. Met de nieuwe regeling zal dat niet nodig zijn. Deze maatregel voeren we wel in voor dossiers uit het verleden.

In zover ik weet, is de verjaringstermijn voor besturen langer dan vijf jaar.

De gemeenten mogen zich echter in dit verband niet verrast tonen. Van een gewone privé-werkgever wordt verondersteld dat hij een provisie aanlegt voor het betalen van de sociale lasten, van een gemeente blijkbaar niet. De gemeenten weten nochtans sinds jaar en dag dat ze deze lasten moeten betalen. Gemeenten die hiermee problemen ondervinden, hebben blijkbaar geen provisie aangelegd.

Het is correct dat er problemen zijn geweest. Het statuut werd veranderd en het heeft te lang geduurd, maar men kan niet beweren dat de gemeenten hiervan de dupe zijn. Een vooruitziende gemeente heeft geld, dat haar niet toebehoort, gedurende vijf jaar kunnen gebruiken. Met andere woorden, de gemeenten mogen blij zijn dat ze niet onmiddellijk hebben moeten betalen. Op die manier hebben ze immers intresten kunnen ontvangen.

Voor gemeenten die geen voorzieningen hebben getroffen, is de toestand vervelend. Met de bewering dat deze gemeenten de dupe zijn, ben ik het dus niet eens. Ik ben het er wel mee eens dat het aanslepen van het dossier niet getuigt van goed bestuur. De enige die de dupe is, is uiteindelijk de RSZ PPO, die zo lang op zijn geld moest wachten. De dossiers zouden in de toekomst dan ook sneller moeten worden afgewerkt.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mevrouw de voorzitter,uit de informatie die ik heb ingewonnen bij het provinciaal bestuur, blijkt dat er toch heel wat werd gepalaverd alvorens men wist hoe men de problemen zou oplossen. Na een ronde-tafelgesprek hebben de betrokken partijen besloten het bedrag dat verschuldigd is door de gemeenten in te houden op hun rekening bij het Gemeentekrediet. Dat is uiteraard de gemakkelijkste oplossing.

Dat provincies en andere hogere besturen via het Gemeentekrediet uit de kas van de gemeenten kunnen putten, zonder toestemming van de gemeenten, beschouw ik als een vorm van inbraak.

Over de dubbele inning bestond er blijkbaar een misverstand, waardoor de achterstand is ontstaan. Men kan dit de gemeenten echter niet ten kwade duiden.

De meeste gemeenten hebben intussen hun begroting goedgekeurd en hebben met deze aderlating zeker geen rekening gehouden. Dat kan ook niet, aangezien ze daarover geen bericht hebben gekregen. Mijn gemeente heeft het bericht vrij laat gekregen, waardoor er in de begroting geen rekening mee is gehouden.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Zij weten het nochtans reeds vijf jaar. Dat ze geen provisie hebben aangelegd, is een zware fout.

De heer Goris (VLD). ­ De vice-eerste minister weet heel goed dat alle RSZ-bijdragen die een gemeente voor haar personeel moet betalen, haar door de RSZ-dienst worden meegedeeld, zodat de gemeenten die in de begroting kunnen opnemen. De gemeenten vertrouwden erop dat de hen bezorgde gegevens correct waren en maakten hun begroting in die zin op.

Ik zou wel eens willen weten of er in de voorbije vijf jaar wel een gemeente is geweest die een provisie heeft aangelegd voor de pensioenbijdragen voor de gewestelijke ontvangers. De maatregel komt er in elk geval op neer dat de gemeenten voor een voldongen feit worden geplaatst en plots aanzienlijke bedragen moeten ophoesten. Deze bedragen kunnen oplopen tot een miljoen. Bovendien denk ik ­ maar ik ben daar niet helemaal zeker van ­ dat in de privé-sector de RSZ-bijdragen slechts voor de laatste vijf jaar kunnen worden teruggevorderd. De vice-eerste minister heeft ter vergelijking zojuist naar die privé-sector verwezen.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Ik denk dat de verjaringstermijn verschillend is voor overheids- en privé-sector.

De heer Goris (VLD). ­ Ik weet het ook niet precies, maar ik meen dat deze termijn vijf jaar bedraagt. Dat moet worden nagekeken. Indien dit klopt, kunnen de RSZ-bijdragen enkel voor de afgelopen vijf jaar worden teruggevorderd, dit wil zeggen vanaf 1992 en uiteraard niet voor het jaar 1991, zoals nu vermeld staat in de brief van de gouverneurs aan de gemeentebesturen. Ik wil de vice-eerste minister dan ook vragen erop toe te zien dat de gouverneurs van de gemeenten niet te veel terugvorderen. De gemeenten kunnen zich immers niet verzetten. Het hogere bestuur gaat gewoon naar de bankier van de gemeente om een bedrag van de rekening te halen en de gemeente krijgt dan een kort briefje met de mededeling dat dit is gebeurd. Er moet toch ook rekening worden gehouden met het recht van de gemeenten en daarom moet er eerst duidelijkheid zijn over de jaartallen alvorens de bedragen worden afgehouden. Bovendien is het een vorm van goed bestuur dat aan de gemeentebesturen eerst wordt meegedeeld wanneer de bedragen worden afgehouden, zodat zij hun beleggingen daarop kunnen afstemmen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.