1-70
COM

1-70
COM

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales des réunions publiques de commission

Handelingen van de openbare commissievergaderingen

COMMISSION DES FINANCES ET DES AFFAIRES ÉCONOMIQUES

COMMISSIE VOOR DE FINANCIEN EN DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN

SÉANCE DU MERCREDI 4 DÉCEMBRE 1996

VERGADERING VAN WOENSDAG 4 DECEMBER 1996

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIEN EN BUITENLANDSE HANDEL OVER « DE GEVOLGEN VAN EEN TUSSENKOMST BIJ DE ADMINISTRATIE DER DOUANE EN ACCIJNZEN »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR SUR « LES SUITES RÉSERVÉES À UNE INTERVENTION AUPRÈS DE L'ADMINISTRATION DES DOUANES ET ACCISES »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel over « de gevolgen van een tussenkomst bij de administratie der Douane en Accijnzen ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, het onderwerp van mijn vraag om uitleg moet in zijn algemeenheid worden bekeken. Mijn vraag is weliswaar ingegeven door een concreet feit uit de actualiteit, maar ik wil benadrukken dat het niet mijn bedoeling is op de man te spelen, maar wel op de bal. Ik bedoel hiermee het volgende. Eén van onze collega's heeft mijns inziens een fout begaan door te trachten nogal rechtstreeks in te grijpen in de administratie, maar ik ben ervan overtuigd dat zijn demarche geen alleenstaand feit is en dat er te weinig deontologische regels bestaan die vastleggen hoe politici zich moeten verhouden tegenover de administratie en, in het bijzonder, hoe de administratie moet omgaan met demarches van politici.

Ik wil dan ook nagaan hoe wij in de toekomst dergelijke zaken kunnen voorkomen door meer duidelijke en klare afspraken en regels, zodat de bevolking niet langer de indruk krijgt dat politici boven de wet staan, dat zij voor verkeersboetes, administratieve boetes en andere tuchtmaatregelen wel iets kunnen regelen, dat zij ervoor kunnen zorgen dat dossiers bovenop de stapel of precies onderaan terechtkomen, dat zij invloed kunnen uitoefenen op gerecht en administratie en overal beslissingen kunnen afdwingen die eigenlijk niet overeenstemmen met de normale objectieve beoordeling die men van gerecht en administratie mag verwachten.

In het voorbeeld dat ik in mijn nota heb vermeld, gaat het inderdaad over een collega die bij de administratie der Douane en Accijnzen is gaan aankloppen om te vragen of het normaal was dat er in een bepaald geval een geldboete van 300 000 frank was opgelegd en om te kijken of deze boete niet kon worden geschorst. Ik ben daarop vrij uitgebreid ingegaan in mijn nota en de Vice-Eerste minister zal het mij niet kwalijk nemen dat ik dit niet allemaal herhaal. Ik ga ervanuit dat de Vice-Eerste minister de nota heeft gelezen en gedeeltelijk op basis van dit concreet geval zal antwoorden.

Zoals ik reeds zegde wil ik dit probleem echter opentrekken en meer algemene, maar niet minder concrete vragen stellen. In dit dossier vind ik het echter zeer pijnlijk dat blijkbaar ­ ik ben voorzichtig, want ik weet het vanzelfsprekend niet met zekerheid ­ door de demarche van een politiek mandataris bij de administratie mensen tuchtrechtelijk werden bestraft omdat ze hun taak uitvoerden en overgeplaatst zijn omdat ze blijkbaar niet ingingen op het verzoek van een politicus om de zaken blauw blauw te laten. De kleur is hier overigens totaal onbelangrijk. Ik heb zelfs de indruk dat in dit geval hoofdcontroleur Van Nerum, een bepaalde demarche, die ik niet goedkeur, gebruikt voor een interne afrekening. Wij moeten het beeld kwijtraken dat iemand met « een lange arm » geen boetes moet betalen, maar anderen wel.

Ik heb in dat verband dan ook een aantal concrete vragen. In welke hoedanigheid en op welke gronden kan een parlementslid of een politiek mandataris bezwaar indienen tegen een proces-verbaal gericht tegen een bepaalde firma, opgesteld door bekeurders van de administratie der Douane en Accijnzen ? Kan een parlementslid, een politiek mandataris of een senator rechtstreeks interveniëren bij de administratie der Douane en Accijnzen met het verzoek tot ontheffing van de betaling van een administratieve geldboete ? Is het correct dat de hoofdcontroleur, in dit geval de heer Van Nerum, verbonden aan de standplaats Tienen, mag beslissen dat er mag worden gewacht met de vereffening van de boete tot de gewestelijke directeur een beslissing treft ?

Hoe kan en hoe moet een ambtenaar reageren op een situatie waarin parlementsleden of politieke mandatarissen bemiddelen bij de administratie ? Wat zijn de rechten van de ambtenaar die te goeder trouw handelt ? In welke mate worden ambtenaren beschermd tegen politieke druk ? Is de interne instructie DI 858.03 van de administratie der Douane en Accijnzen niet formeel, zodat er bijgevolg geen enkele verontschuldiging kan worden ingeroepen om iemand te ontheffen van betaling van een geldboete ? Als de hoofdcontroleur ingaat op een verzoek tot schorsing tot de gewestelijke directeur een uitspraak doet, staat dit dan niet in schril contrast met de richtlijnen die in de administratie gelden ?

Is het correct dat door de diensten van de administratie interne informatie, zoals bijvoorbeeld het begin en het einde van de wachtdienst van ambtenaren, wordt vrijgegeven aan volksvertegenwoordigers of senatoren ? Zo ja, vindt de Vice-Eerste minister dit logisch en waarom ? Zo neen, zal de Vice-Eerste minister onderzoeken waarom het nu wel is gebeurd en zullen er eventueel sancties volgen ?

Is het juist dat bij een bemiddeling door een volksvertegenwoordiger, een senator of een ander politiek mandataris onmiddellijk verslag wordt gevraagd aan de betrokken ambtenaar ? Is het juist dat het zogenaamd achtervolgen van voertuigen door de diensten van de administratie bij dienstorder verboden is ? Als de betrokken ambtenaren samen en afzonderlijk in twee verslagen melden dat de vaststellingen helemaal volgens het boekje verliepen, op welke grond kan er dan nog worden getwijfeld aan de vaststelling ? Is het juist dat een verificateur een verslag zomaar als zinloos kan beoordelen zonder dat hij daarvoor enige motivering moet geven ? Is de Vice-Eerste minister bereid deze zaak te onderzoeken ?

In dit geval moesten de ambtenaren in kwestie weken nadien een gedetailleerd verslag geven van de omstandigheden waarin de overtreding werd vastgesteld. Die ambtenaren maken elke dag verschillende vaststellingen op, zodat men moeilijk kan verwachten dat zij weken nadien nog een gedetailleerd en omstandig verslag geven van de omstandigheden waarin de overtreding werd vastgesteld. Het is toch niet normaal dat een verificateur dan het ontbreken van een paar elementen in een verslag kan inroepen om het als zinloos te classeren. Dit stoot toch tegen de borst van mensen die hun werk op een correcte manier uitvoeren.

In het schrijven van het betrokken parlementslid aangaande dit dossier staat vermeld dat de bewuste transportfirma met vijf vrachtwagens op de Belgische wegen actief is. Volgens de wet kan zij dus vijfmaal in overtreding worden gesteld. Hebben de diensten van de administratie dat overwogen en op basis van welke argumenten hebben zij dat uiteindelijk wel of niet gedaan ?

Hoe ernstig schat de Vice-Eerste minister zelf dit dossier in ? Vindt hij dit allemaal deontologisch verantwoord ? Is hij bereid een grondig onderzoek te bevelen en de betrokken ambtenaren uitgebreid te horen ? Het gaat hier toch om een geldboete van om en bij de 300 000 frank. Is de Vice-Eerste minister ervan op de hoogte dat dergelijke praktijken wel meer voorkomen ?

Hoeveel overtredingen worden er maandelijks vastgesteld door de diensten van de administratie der Douane en Accijnzen ? Hoeveel vaststellingen van overtredingen worden er geseponeerd ? Bestaan daarover statistieken ? Ik ben daarbij bijzonder geïnteresseerd in die van de dienst van Tienen omdat ik vermoed, niet alleen op basis van dit dossier, dat die dienst een schoolvoorbeeld kan zijn. Kan en wil de Vice-Eerste minister dergelijke statistieken toelichten ? Wat is een ernstige reden om tot seponering over te gaan ?

Wat is de gemiddelde tijdsduur tussen het vaststellen van een overtreding en het opmaken van een proces-verbaal hierover ? Is het logisch dat de bekeurder in kwestie zelf geen proces-verbaal mag opstellen om misbruiken door de administratie te voorkomen ? Zal de Vice-Eerste minister initiatieven nemen om de procedure voor het opmaken van processen-verbaal en voor het innen van boetes doorzichtiger en correcter te maken ? Het is toch de wil van de Regering om de fiscale fraude prioritair te bestrijden ?

Op welke basis mogen ambtenaren beslissen tot seponering over te gaan en welke richtlijnen hebben zij hieromtrent van de Vice-Eerste minister gekregen ? Hieromtrent heb ik onlangs een erg interessante informatie gevonden, die ik bij deze gelegenheid graag door de Vice-Eerste minister wil horen bevestigen of ontkennen. Een koninklijk besluit van ergens uit de vorige eeuw geeft de minister van Financiën het recht om eigenmachtig administratieve boetes en andere sancties te seponeren. Uit recente documenten maak ik op dat dit koninklijk besluit nog altijd van kracht is. Is dit vandaag nog aanvaardbaar, nu er steeds meer vragen worden gesteld bij het seponeringsbeleid van Justitie en bij de willekeur die daarbij vaak tot uiting komt ? Is het wel verstandig dat een minister deze bevoegdheid heeft ? Wil de Vice-Eerste minister zelf daar niet liever van worden ontlast ? Op het daartoe bestemde formulier moet de minister van Financiën zonder enige motivering aanduiden of het dossier wordt geseponeerd dan wel bekrachtigd. Moet zoiets niet dringend uit de wereld worden geholpen ?

De directeur-generaal van de administratie der Douane en Accijnzen heeft door een beslissing van 13 mei 1996 de betrokken ambtenaar bij ordemaatregel overgeplaatst. Zal de Vice-Eerste minister een initiatief nemen ten gunste van deze ambtenaar en deze overplaatsing ongedaan maken ? Ik stel deze vraag omdat ik vermoed dat deze overplaatsing het gevolg is van de weigering van deze ambtenaar om op verzoek van een politiek mandataris een regeling in der minne te treffen. Voorts vermoed ik ook dat het hier gaat om een afrekening in de administratie zelf. Krijgt de andere betrokken ambtenaar de kans om eventueel zijn dienst in de standplaats Tienen weer op te nemen ? Eén van de twee ambtenaren kreeg een gedwongen overplaatsing, maar de andere heeft zogezegd vrijwillig zijn overplaatsing aangevraagd. Na enig onderzoek is echter onmiddellijk gebleken dat dit toch met de nodige dwang is gebeurd. Iedereen zal dit bevestigen.

Worden de betrokken ambtenaren in eer hersteld ? Waarop baseert men zich om ambtenaren over te plaatsen ? Hoe ernstig moeten de feiten zijn ? Moeten de ambtenaren gehoord worden ? In concreto is dat niet het geval geweest. Krijgen ambtenaren volledig inzicht in hun dossier ? Werd er correct gehandeld in het dossier van de heer Maho, ambtenaar bij de administratie der Douane en Accijnzen ? Hoe kunnen ambtenaren zich verweren ? Zal de Vice-Eerste minister initiatieven nemen om ambtenaren die worden blootgesteld aan enige externe druk of die worden gehinderd bij de correcte uitvoering van hun taak, beter te beschermen ?

Ik heb ooit eens een vraag om uitleg teruggekregen omdat ze niet genoeg vragen bevatte, maar ik meen dat die vandaag niet ontbreken. Ik heb de Vice-Eerste minister een hele resem vragen gesteld naar aanleiding van een concreet dossier, maar het is tevens de bedoeling dergelijke toestanden in de toekomst te voorkomen. Ik heb echter ook een vraag van politieke aard. Wat is de mening van de Vice-Eerste minister over de plicht tot spreken van een ambtenaar die geconfronteerd wordt met onrechtmatigheden of met onrechtvaardige of onwettige toestanden ?

De bedoeling van mijn vragen is op de bal te spelen en niet op de man, duidelijke regels af te spreken en komaf te maken met een praktijk die uit het verleden stamt en die mijns inziens definitief moet worden beeïndigd. Wij kunnen niet dulden dat politici druk uitoefenen op ambtenaren om particuliere belangen te verdedigen, zoals boetes doen verdwijnen. De bevolking is daar vandaag zeer gevoelig voor. Hetzelfde gebeurt trouwens ook op lager vlak. Er zijn gemeentelijke mandatarissen die politiecommissarissen beïnvloeden, enzovoort.

Ik hoop dat de Vice-Eerste minister het ermee eens is dat wij dit niet langer kunnen dulden en dat hij deze vraag om uitleg aangrijpt om een duidelijk signaal te geven voor de toekomst.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coene.

De heer Coene (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, om het bij dezelfde terminologie als de heer Anciaux te houden, kan ik zeggen dat hij de man eerst neerlegt om daarna des te beter op de bal te kunnen spelen.

Ik wil over deze zaak een aantal bijkomende vragen stellen. De cruciale periode waarover het hier gaat was de periode juli-september 1995, waarin de hele discussie over het al dan niet legaal zijn van het eurovignet nog aan de gang was. Hoeveel processen verbaal werden er tijdens die periode uitgeschreven voor het niet-bezitten van een eurovignet ? Hoeveel bezwaarschriften werden er daartegen ingediend ? Hoeveel processen-verbaal werden er geseponeerd en hoeveel verminderingen van boetes werden er als gevolg van die bezwaarschriften toegekend ?

Bestaat er een verband tussen de procedure, die werd ingesteld tegen de ambtenaar die collega Anciaux reeds noemde en tegen wie blijkbaar verschillende klachten werden geuit, en de tussenkomst van de heer Goris ?

Is de zaak van de bewuste Sint-Truidense firma reeds afgehandeld ?

Ik ben mij ervan bewust dat de Vice-Eerste minister op al deze vragen niet onmiddellijk kan antwoorden en heb er dan ook geen bezwaar tegen dat hij ons later een antwoord geeft. Toch zou ik graag zo vlug mogelijk een duidelijk beeld willen hebben van het probleem rond die ambtenaar.

Wat de zaak zelf betreft, meen ik dat bepaalde procedures nauwkeuriger moeten worden omschreven zodat ze beter kunnen worden toegepast.

De Voorzitter. ­ De heer Coene moet begrijpen dat de Vice-Eerste minister momenteel niet over het precies cijfermateriaal beschikt. Als het om precieze cijfers gaat is het altijd beter zelf een aanvraag om uitleg te stellen.

De heer Coene (VLD). ­ De heer Anciaux heeft toch voor een stuk dezelfde vragen gesteld als ik.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Mijnheer de Voorzitter, de tussenkomst van de heer Goris betreft de overtredingen die op 14 juli 1995 door de administratie der Douane en Accijnzen werden vastgesteld ten laste van een firma uit Sint-Truiden wegens het niet-naleven van de wetgeving inzake het eurovignet. Controleambtenaren van de administratie hebben op die bewuste dag een proces-verbal opgesteld ten laste van de betrokken firma omdat twee van haar vrachtwagens geen geldig eurovignet hadden.

Senator Goris is schriftelijk tussenbeide gekomen bij de hoofdcontroleur van de administratie der Douane en Accijnzen in Tienen. Deze controleur is bevoegd voor de motorbrigade van Douane en Accijnzen, die de bovengenoemde vaststellingen heeft gedaan. De hoofdcontroleur heeft het dossier samen met de brief van senator Goris via de hiërarchische weg naar de centrale administratie der Douane en Accijnzen gezonden. Deze centrale administratie heeft de heer Goris dan een ontvangstbewijs gezonden.

Deze werkwijze steunde op de volgende overwegingen. De basiswetgeving inzake het eurovignet dateert van 27 december 1994. In januari en maart 1995 werden uitvoeringsbesluiten genomen en gepubliceerd. Nadat de ambtenaren een vorming hadden gekregen, werd midden 1995 gestart met de effectieve controle op de naleving van de wetgeving.

Zoals dikwijls het geval is met nieuwe wettelijke bepalingen, heeft ook de toepassing van de eurovignetwetgeving in de beginperiode aanleiding gegeven tot heel wat problemen. De administratieve diensten hebben deze problemen grondig onderzocht. In een aantal gevallen heeft dit onderzoek geleid tot de publicatie van aanvullende administratieve richtlijnen. In de aanloopperiode werden overtredingsdossiers waarin principekwesties of concrete problemen voorkwamen, naar de centrale administratie gezonden, waar ze gedurende een bepaalde termijn in beraad werden gehouden, teneinde tot algemene, eenvormige beslissingen te komen.

Het is in België een gangbare praktijk dat burgers die zich door een fiscale administratie geschaad voelen in hun rechten, zich wenden tot een politicus in plaats van zelf bezwaar aan te tekenen.

Wanneer de administratie der Douane en Accijnzen een bezwaarschrift ontvangt van iemand die ervan wordt beschuldigd de wet te hebben overtreden, of wanneer een politicus ­ ongeacht tot welke partij hij behoort ­ in een geschil tracht te bemiddelen, wordt het dossier aan een bijkomend onderzoek onderworpen. Ik ben trouwens van mening dat, indien een politicus of een andere burger in kennis wordt gesteld van een mogelijk willekeurig optreden van een ambtenaar, het zijn goed recht is dit te signaleren aan mijn departement.

In het concrete dossier werd aldus gehandeld. De behandeling van het dossier werd door de plaatselijke hoofdcontroleur, in overleg met zijn hiërarchische oversten, opgeschort. Dit werd trouwens bevestigd in de brieven van de centrale administratie der Douane en Accijnzen van 27 november 1995 aan senator Goris en aan de gewestelijke directeur der Douane en Accijnzen te Hasselt, waar tevens het dossier voor inlichtingen en advies werd opgevraagd. Het aanvullend onderzoek heeft de afhandeling van het dossier vertraagd.

Het overtredingsdossier in kwestie zou eerlang worden bezorgd aan de centrale administratie van de Directe Belastingen die terzake een beslissing moet nemen. Aangezien het eurovignet een met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belasting is, moet volgens de administratieve richtlijnen de eigenaar van een in België ingeschreven voertuig, die werd bekeurd omdat hij het eurovignet niet kon voorleggen, zich met het proces-verbaal van vaststelling en aanhaling bij de bevoegde ontvanger der Directe Belastingen aanbieden met het oog op de betaling van het eurovignet en van de opgelegde boete. Overeenkomstig de terzake geldende instructies kan de ontvanger het bedrag van de administratieve boete tot tienduizend frank beperken wanneer de overtreder zonder enige twijfel te goeder trouw blijkt te zijn. Door middel van het door de ontvanger afgeleverde attest wordt de bekeurende ambtenaar van de administratie der Douane en Accijnzen van de afwikkeling van het geval in kennis gesteld.

Alle insinuaties als zou de zaak geseponeerd zijn, zijn manifest onwaar. In principe wordt elke overtreding die door de administratie van de Directe Belastingen en de administratie der Douane en Accijnzen wordt vastgesteld, bestraft. Enkel in zeer uitzonderlijke gevallen mag tot seponering worden overgegaan, onder meer wanneer de overtreder aan boord van het voertuig beschikt over een fotocopie van een voor dit voertuig geldig eurovignet en hij binnen een korte tijd volgend op de vaststelling het originele eurovignet kan voorleggen.

De overplaatsing van de betrokken verbaliserende ambtenaar van de standplaats Tienen naar Brussel is, volgens de inlichtingen waarover ik beschik, niet het gevolg van de feiten die zich in dit dossier hebben voorgedaan. De kwestie van de overplaatsing valt evenwel buiten het bestek van dit dossier.

Wat de opmerking betreft dat de overtreder over vijf belastbare voertuigen beschikt, moet ik erop wijzen dat de verbaliserende ambtenaren hiervan niet op de hoogte waren op het ogenblik van de vaststelling en dat de overtreder zich onmiddellijk vijf eurovignetten heeft aangeschaft. Het spreekt vanzelf dat, zonder ambtelijke vaststelling, geen overtreding in verband met de drie resterende voertuigen kan worden vastgesteld.

Uit de statistieken blijkt duidelijk dat er afdoende wordt gecontroleerd en streng wordt gestraft.

Wat de motorbrigade te Tienen betreft, werden in 1996 maandelijks gemiddeld 700 voertuigen gecontroleerd en in totaal 67 inbreuken inzake het eurovignet vastgesteld. Rekening houdend met de centrale ligging van het ambtsgebied, kunnen deze vaststellingen als heel bevredigend worden beschouwd.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, sta me toe eerst een antwoord te formuleren aan de heer Coene, die beweert dat ik eerst de man heb neergelegd en pas daarna de bal heb gespeeld. Ik heb tenminste de hoffelijkheid gehad om mijn collega in kwestie over deze zaak aan te spreken voor ik de feiten bekend heb gemaakt. Hij antwoordde mij dat hij ze ook zou uitbrengen ­ hij wordt in dit verband blijkbaar gesteund door de Vice-Eerste minister ­ en dat hij zich perfect kan verdedigen. Het is trouwens veeleer de partijvoorzitter van de betrokken collega die op de man heeft gespeeld. Dit verwondert me zeer aangezien die man, de heer De Croo, toch de kampioen is in « tussenkomsten ».

Ik begrijp dat de Vice-Eerste minister niet op alle vragen heeft kunnen antwoorden. Sommige vragen heb ik immers pas nu toegevoegd.

Wat hij antwoordt, is echter toch wel indrukwekkend. Hij noemt het een gangbare praktijk in ons land dat burgers zich wenden tot politici om...

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Dit is louter een vaststelling.

De heer Anciaux (VU). ­ Ik heb hierover niet eens een waarde-oordeel uitgesproken. Deze burgers verwachten dat de politici tussenbeide komen bij de administratie.

Het is niet omdat dit een gangbare praktijk is, dat wij deze moeten aanmoedigen en goedkeuren. De Vice-Eerste minister geeft hiertoe nochtans enigszins aanleiding. Hij verklaart dat in geval van politieke « tussenkomst » een bijkomend onderzoek wordt gedaan.

De heer Coene (VLD). ­ Dat is ook het geval als de betrokkene een bezwaarschrift indient.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ De normale gang van zaken is dat een bijkomend onderzoek wordt gedaan, als de overtreder een bezwaarschrift indient of als er een politieke « tussenkomst » is.

De heer Anciaux (VU). ­ Ik had begrepen dat een bijkomend onderzoek alleen wordt gedaan naar aanleiding van een politieke « tussenkomst ».

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ In beide gevallen wordt een bijkomend onderzoek gedaan.

De heer Anciaux (VU). ­ Er wordt dus een bijkomend onderzoek gedaan als er een « tussenkomst » is, zowel van de betrokkene als van politici.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Inderdaad.

De heer Moens (SP). ­ Ook na « tussenkomst » van een advocaat die de betrokkene verdedigt, wordt een bijkomend onderzoek ingesteld. Dat is precies hetzelfde.

De heer Anciaux (VU). ­ Dat vind ik niet. Als een parlementslid tussenbeide komt, ligt het enigszins anders.

Een parlementslid moet oordelen over het algemeen belang. Hij kan oordelen dat de administratie niet correct is geweest, maar om dit te melden moet hij de gepaste procedure volgen. Hij kan de politiek verantwoordelijke van de betrokken administratie daarover interpelleren, hij kan een schriftelijke vraag stellen of een brief sturen naar de betrokken minister, maar hij mag als politiek mandataris in geen geval druk uitoefenen op de ambtenaren.

De publieke opinie vraagt terecht dat de administratie haar opdracht vervult. Hoe kan een administratie haar opdracht goed vervullen als politici voortdurend tussenbeide komen en de normale gang van zaken belemmeren ? Het is normaal dat een advocaat hier optreedt. Hij handelt in het belang van de betrokkene die hij verdedigt. Een politicus heeft echter niet deze taak. Er kunnen zich vanzelfsprekend onregelmatigheden voordoen bij een administratie. Het is dan de opdracht van de politieke wereld om algemene veranderingen te bewerkstelligen Het is echter niet de taak van de politicus om in een concreet geval voor één bepaalde persoon op te treden om een afwijking van de regels te bekomen. Dat is niet correct. De Vice-Eerste minister beweert dat een politicus het recht heeft tussenbeide te komen wanneer hij van oordeel is dat een administratie niet correct werkt. Ik ga daarmee akkoord. Een politicus mag echter niet de mensen van de administratie zelf ter verantwoording roepen. Hij moet zich richten tot de verantwoordelijke minister.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Ik ben het daar volkomen mee eens.

De heer Anciaux (VU). ­ Ik denk dat de zaak hiermee genuanceerd wordt.

Hoe staat het nu met de mogelijkheid om de boete te beperken ? Ik ben geen deskundige in administratief recht, maar ik weet wel dat volgens richtlijn DI 858.03 van 1991 er geen opschorting van inning mogelijk is. Wanneer wordt vastgesteld dat het eurovignet ontbreekt, wordt onmiddellijk tot inning overgegaan. Of deze richtlijn al dan niet goed is, laat ik in het midden. Zij bestaat en zij moet worden uitgevoerd. Dat een politieke of andere « tussenkomst » aanleiding geeft tot een bijkomend onderzoek waardoor de inning van de boete wordt opgeschort, lijkt mij strijdig met de interne instructies die het ministerie van Financiën hanteert.

Dat de Vice-Eerste minister verklaart dat deze zaak niet wordt geseponeerd, heeft mij aangenaam verrast. Is de Vice-Eerste minister overigens van oordeel dat het seponeringsrecht van een minister nog van deze tijd is ?

De Vice-Eerste minister beweert verder dat de overplaatsing van de betrokken ambtenaar niet het gevolg is van de betwiste feiten. Ik heb het dossier van de betrokkene echter zelf gezien en het vastgesteld dat uitdrukkelijk verwezen wordt naar die feiten. Ik neem aan dat de Vice-Eerste minister, als tuchrechtelijke overheid, ook het dossier heeft gezien. Men kan dan toch niet beweren dat de overplaatsing daar op geen enkele wijze het gevolg van is. Het is wel mogelijk dat die feiten niet de enige oorzaak zijn van de overplaatsing, maar zij hebben daar in elk geval iets mee te maken, zoniet zou het niet in het dossier zijn vermeld.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coene voor een persoonlijk feit.

De heer Coene (persoonlijk feit). ­ Mijnheer de Voorzitter, door de rechtstreekse band die de heer Anciaux legt tussen de tussenkomst van de heer Goris en de administratieve procedure die tegen de betrokken ambtenaar loopt, vind ik dat hij wel degelijk op de man en niet op de bal speelt. Ik neem aan dat de Vice-Eerste minister de waarheid spreekt wanneer hij stelt dat er geen enkel verband bestaat tussen de tussenkomst van de heer Goris en de procedure tegen de betrokken ambtenaar. Het omgekeerde insinueren is duidelijk op de man spelen.

Verder ben ik het er inderdaad mee eens dat een aantal zaken niet kunnen en dat het Parlement de eerste instantie is waar dergelijke problemen moeten worden aangekaart. Daar heb ik geen probleem mee, maar ik moet er toch op wijzen dat er in dit concrete geval geen afwijking van een regel werd gevraagd voor een bepaalde firma, maar dat vragen werden gesteld over de toepasselijkheid van het eurovignet in het algemeen. Het is dus een algemene vraag en geen vraag om voor een bepaalde firma vrijstelling te krijgen. Dat is een belangrijk element in de evaluatie van dit dossier.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, jammer genoeg kan ik het niet eens zijn met collega Coene. Ik heb geen zin om de brief voor te lezen, maar het gaat wel degelijk om een vraag tot afwijking voor een bepaalde firma. Misschien is het beter dat ik uit de brief niet citeer, want ik zie dat dit bevestigd wordt.

M. le Président. ­ La parole est à M. Maystadt, Vice-Premier ministre.

M. Maystadt, Vice-Premier ministre et ministre des Finances et du Commerce extérieur. ­ Monsieur le Président, je tiens à ajouter quelques considérations personnelles à propos de ce problème des interventions de parlementaires dans des dossiers individuels. Je ne comprends d'ailleurs pas très bien pourquoi on attache une telle importance à l'intervention du sénateur Goris, car de telles pratiques ont lieu tous les jours. Cela mérite toutefois réflexion.

Avant d'être ministre des Finances, il m'arrivait d'intervenir, mais je me suis toujours refusé à m'adresser directement au fonctionnaire compétent. Je craignais que cela puisse, dans certains cas, être perçu comme une pression sur ledit fonctionnaire. Personnellement, j'avais donc pris comme règle d'écrire uniquement au ministre des Finances. Si l'on pouvait se mettre d'accord sur cette procédure, j'estime que ce serait un progrès.

Que ce soit lors des assises de la démocratie, que le président de la Chambre vient de lancer, ou dans tout autre cadre approprié, je suggérerais que l'on réfléchisse au problème et que l'on fixe certaines règles.

Deux hypothèses peuvent être envisagées : soit plus aucune intervention de parlementaires dans des dossiers individuels n'est permise ­ ce qui peut être discuté car les citoyens s'adressent généralement à leurs représentants, c'est-à-dire aux parlementaires, lorsqu'ils éprouvent des difficultés avec la puissance publique ­, soit le rôle de médiateurs des parlementaires entre les citoyens et l'administration reste possible. Dans ce dernier cas, j'estime qu'il serait souhaitable d'indiquer que cette intervention doit nécessairement avoir lieu par le biais du ministre responsable du département.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Dames en heren, de agenda van de openbare vergadering van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden is afgewerkt.

L'ordre du jour de la réunion publique de la commission des Finances et des Affaires économiques est ainsi épuisé.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 12 h 15 m.)

(La séance est levée à 12 h 15 m.)