1-28

1-28

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MARDI 5 MARS 1996

VERGADERING VAN DINSDAG 5 MAART 1996

(Vervolg-Suite)

VOORSTEL VAN RESOLUTIE BETREFFENDE DE HERVATTING VAN DE BILATERALE BETREKKINGEN TUSSEN BELGIE EN ZAIRE

Beraadslaging

PROPOSITION DE RÉSOLUTION RELATIVE À LA REPRISE DES RELATIONS BILATÉRALES ENTRE LA BELGIQUE ET LE ZAÏRE

Discussion

De Voorzitter. ­ Wij vatten de bespreking aan van het voorstel van resolutie betreffende de hervatting van de bilaterale betrekkingen tussen België en Zaïre.

Nous abordons l'examen de la proposition de résolution relative à la reprise des relations bilatérales entre la Belgique et le Zaïre.

Dit voorstel van resolutie luidt :

« De Senaat,

Overwegende dat er tussen België en Zaïre sedert 1990 geen duidelijke bilaterale betrekkingen meer bestaan, hoewel beide landen sedert vele jaren, dank zij een efficiënte samenwerking en wederzijds vertrouwen, vriendschapsbanden en geprivilegieerde betrekkingen met elkaar onderhielden;

Overwegende dat de grootste slachtoffers van deze situatie, die nu al 5 jaar voortduurt, voornamelijk de Zaïrese bevolking en de gerepatrieerde Belgische ontwikkelingswerkers zijn; dat de Zaïrese bevolking het zwaar te verduren heeft als gevolg van het stopzetten van de samenwerking, terwijl de ontwikkelingswerkers zich in België bij het leger werklozen hebben gevoegd;

Gelet op de grote inspanningen die sinds 14 maanden door de Zaïrese regering van de heer Kengo wa Dondo geleverd worden om tegemoet te komen aan de eisen die de Belgische Regering als voorwaarde stelt voor een volledige hervatting van de bilaterale betrekkingen tussen beide Staten;

Overwegende dat de Zaïrese bevolking hoopt en ook rekent op een snelle hervatting van de genormaliseerde betrekkingen met België en dat die gedachte steeds meer weerklank vindt bij allerlei geledingen van de Belgische samenleving;

­ Meent dat het ogenblik gekomen is om de diplomatieke betrekkingen en de bilaterale samenwerking met Zaïre in al hun aspecten spoedig te hervatten;

­ Verzoekt de Regering alles in het werk te stellen om deze doelstelling zo snel mogelijk te verwezenlijken, met name door de gemengde Belgisch-Zaïrese commissie nieuw leven in te blazen. »

« Le Sénat,

Considérant que depuis 1990, la Belgique et le Zaïre ont cessé d'entretenir des relations bilatérales claires alors que, depuis de nombreuses années, les deux pays avaient, par le truchement d'une coopération efficace et confiante, tissé entre eux des liens d'amitié et de relations privilégiés;

Considérant que les principales victimes de cette situation qui perdure depuis 5 ans sont essentiellement la population zaïroise et les coopérants belges rapatriés; que la première a payé un lourd tribut suite à l'abandon de la coopération, tandis que les seconds ont alourdi, en Belgique même, les rangs des chômeurs;

Considérant l'ampleur des efforts fournis depuis 14 mois par le gouvernement zaïrois de M. Kengo wa Dondo en vue de rencontrer les exigences posées par le Gouvernement belge en guise de préalable à une reprise pleine et entière des relations bilatérales entre les deux États;

Considérant que les sentiments d'espoir et d'attente manifestés par la population zaïroise quant à une reprise rapide des relations normalisées avec la Belgique rencontrent de plus en plus d'échos favorables dans des segments de plus en plus larges de la société belge;

­ Estime que le moment est venu de reprendre rapidement les relations diplomatiques et de coopération bilatérales avec le Zaïre dans toutes leurs dimensions;

­ Attend du Gouvernement et invite celui-ci à mettre tout en oeuvre pour remplir cet objectif au plus tôt, notamment par la reprise de la grande commission mixte belgo-zaïroise. »

De beraadslaging is geopend.

La discussion est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

De heer Devolder (VLD), rapporteur. ­ Mijnheer de Voorzitter, in de inleidende uiteenzetting heeft de auteur van het voorstel gewezen op de oorzaken van de slechter geworden relatie met Zaïre. Een niet-gelijklopende interpretatie van kwijtschelding van schulden maakte dat in 1985 de betrekkingen met onze voormalige kolonie wankel werden.

Dank zij de bemiddeling van de koning van Marokko hoopte men op een verbetering van de betrekkingen. De dramatische gebeurtenissen van Lubumbashi doofden echter weerom elk sprankeltje hoop. Ons land formuleerde daarop een aantal voorwaarden die dienen te worden vervuld alvorens kan worden gedacht aan het hervatten van de bilaterale betrekkingen. De auteur van de resolutie is echter van oordeel dat die voorwaarden niet precies genoeg geformuleerd zijn en daarom reeds in het euvel van de subjectiviteit vervallen. Dat is de reden waarom het voorstel alle verwezenlijkingen van de regering-Kengo gedurende het laatste jaar vermeldt.

Tijdens de bespreking tekenden zich al gauw diverse opinies af. Algemeen beschouwd was men van oordeel dat de contacten tussen België en Zaïre niet onvoorwaardelijk kunnen worden hervat. Diverse leden brachten echter schakeringen aan in de kracht en de scherpte van de voorwaarden. Het meest extreme standpunt trok de huidige voorwaarden helemaal in twijfel. Een herstructurering van het leger zou zowel op korte als op middellange termijn totaal onrealistisch zijn. Ook de eisen met betrekking tot vrije verkiezingen zouden niet realistisch zijn.

Uit de discussie bleek dat de commissie de mening toegedaan was dat de voorwaarden voor een hervatting van de bilaterale betrekkingen tussen België en Zaïre tot nu toe nog niet zijn vervuld. Wel was iedereen het ermee eens dat wegens de slechte toestand die in Zaïre heerst, humanitaire hulp absoluut noodzakelijk blijft. Sommige leden vonden dat een Senaatsdelegatie, die de situatie te velde beter zou kunnen evalueren, geen overbodige luxe is. De voorbereiding van zo een missie ligt echter zeer moeilijk, vooral wanneer het erop aan komt partners in Zaïre te kiezen. Men reageerde dan ook positief op de suggestie om in deze het advies van de minister van Buitenlandse Zaken te vragen.

In een omstandige uiteenzetting stelde de minister dat de situatie in Zaïre verre van rooskleurig is. De laatste maanden evolueert de toestand zelfs negatief. De financiële en economische maatregelen die zes maanden geleden nog leidden tot gunstige resultaten, zijn heden totaal teniet gedaan. Voorts is de cohesie binnen de Zaïrese politieke families ver zoek, waardoor nogal wat beloften van de Zaïrese regering niet worden ingelost. Het was ook een grote fout om monseigneur Monsengwo te verwijderen uit het voorzitterschap van het overgangsparlement.

De minister pleitte ten zeerste voor een Afrikaans initiatief inzake Centraal-Afrika. Hij had echter weinig hoop op resultaten van de Conferentie van Kaïro. Hij zegde dat de Belgische Regering wel nieuwe maatregelen zal nemen inzake Zaïre. Zo worden er nieuwe humanitaire projecten uitgewerkt en zal de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking een reeks maatregelen voorstellen in het kader van de indirecte bilaterale hulp.

De minister antwoordde aan de commissieleden dat rechtstreekse bilaterale hulp aan Zaïre onmogelijk is, omdat dit volgens de publieke opinie neerkomt op de verrijking van privé-personen. Bovendien wil de Zaïrese bevolking zelf klaarblijkelijk verkiezingen. Verkiezingen zijn trouwens onontbeerlijk om een nieuwe politieke klasse in het leven te roepen. Indien de Zaïrese bevolking besluit om massaal voor president Mobutu te stemmen, dan zullen de Regering en het Parlement echter gedwongen zijn een beslissing te nemen.

Aangezien de Zaïrese bevolking zich in een soort van « tweede circuit » heeft georganiseerd en dus niets van de politiek verwacht, is de minister ervan overtuigd dat de verkiezingen de toestand in Zaïre niet fundamenteel zullen wijzigen. In dit verband wordt er overigens nogmaals op gewezen dat België het enige land is dat in Zaïre vertegenwoordigd is. Zelfs de secretaris-generaal van de Verenigde Naties slaagt er niet meer in om een nieuwe gezant naar Zaïre te zenden.

In elke actie dient de Zaïrese bevolking centraal te staan. Een lid merkt op dat er bij de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking moet worden aangedrongen om bij de hervatting van deze samenwerking een evenwicht tussen de filosofische strekkingen in acht te nemen. Dit lid pleitte ook voor een actieve rol van de voormalige president van Tanzania, de heer Nyerere.

Uit de bespreking blijkt dat het heraanknopen van officiële betrekkingen tussen België en Zaïre slechts mogelijk is met inachtneming van bepaalde voorwaarden, zoals respect voor de rechten van de mens en het op gang brengen van het democratiseringsproces.

Er mag evenwel niet uit het oog worden verloren dat onze humanitaire hulp via niet-gouvernementele organisaties en universiteiten heel aanzienlijk is in Centraal-Afrika.

Het was overigens niet België, doch Zaïre, dat in 1990 de samenwerking opschortte. Daarom is de houding van onze Regering voorzichtig.

Er werd aangestipt dat deze resolutie acties van de Regering zou kunnen doorkruisen. Er werd dan ook overeengekomen om de problematiek van de ontwikkelingssamenwerking grondig te evalueren en om de Regering driemaandelijks te ondervragen over de evaluatie van de socio-politieke toestand in Zaïre.

De resolutie in haar geheel werd verworpen met acht tegen drie stemmen, bij één onthouding.

M. le Président. ­ La parole est à Mme Mayence.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, je ne reprendrai pas ici les nombreux arguments que j'ai tenté de développer en commission. Je reviendrai néanmoins brièvement sur l'introduction historique du sujet.

J'aimerais par ailleurs vous faire connaître les raisons profondes qui me poussent à vous inviter à examiner soigneusement cette proposition de résolution.

Je vous avouerai tout d'abord ma déception car j'avais imaginé qu'un tel sujet nous donnerait l'occasion de nous pencher sur l'importante matière que constitue la politique étrangère menée par la Belgique à l'égard d'un pays avec lequel nous entretenons des relations depuis de très nombreuses années. En fait, j'ai été forcée de constater que le nouveau Sénat a conservé les habitudes de l'ancienne institution. En effet, après de longues discussions, nous concluons à la nécessité d'un réexamen de la politique étrangère. Dans ces conditions, les initiatives parlementaires sont vaines et il ne nous reste plus qu'à espérer que les habitudes se modifieront, nous permettant ainsi de nous exprimer librement.

En outre, monsieur le ministre, j'ajoute que nos réflexions ne vous engageront à rien puisque nous ne disposons pas du moindre pouvoir susceptible de vous faire changer d'avis.

J'en viens aux deux principales raisons qui m'incitent à intervenir dans cette discussion. La première est sentimentale et personnelle. La seconde revêt un caractère beacoup plus politique.

Vous savez que j'ai été ministre de la Coopération au Développement. J'ai assumé cette responsabilité avec enthousiasme et j'ai toujours veillé au bon accomplissement de cette coopération. Vous comprendrez dès lors que la situation actuelle me heurte, d'autant que j'estime qu'elle peut être corrigée. Par conséquent, durant l'exercice de mon mandat politique, j'essayerai de respecter les engagements que j'ai pris antérieurement.

Le 3 juillet 1985, j'ai eu le privilège d'assister au 25e anniversaire de l'indépendance avec quelques anciens responsables de la politique étrangère et de la politique de Coopération au Développement. À cette occasion, M. Harmel a adressé au président Mobutu une lettre contresignée par toutes les personnes présentes. Je vous en donnerai ultérieurement une lecture intégrale car elle est assez intéressante. J'aimerais cependant en citer dès à présent un court paragraphe : « Il vous a plu de nous constituer les témoins du commencement de l'étape suivante. Nous souhaitons que, dans ce nouvel avenir, nos deux peuples, non seulement continuent à se respecter mutuellement en s'acceptant dans leurs différences, mais, ce serait trop peu, qu'ils demeurent surtout fraternels et s'aident autant qu'ils en sont capables. » Pour l'instant, je reste fidèle à ce double engagement.

J'en arrive à ma seconde raison, à caractère plus politique. Cette résolution m'est inspirée par une situation totalement incompréhensible à l'échelon de la politique de la Coopération au Développement. L'élément essentiel de nos relations bilatérales avec le tiers monde se trouve exclu ou traité ­ pour reprendre le terme utilisé par le ministre actuel en charge du département ­ de façon « atypique ». Le Zaïre a été autrefois notre partenaire principal, avec lequel nous partageons une histoire commune depuis quelque 85 ans. Actuellement, il est le seul à « bénéficier » d'un ostracisme unique, sans précédent parmi les 32 pays avec lesquels nous entretenons des relations de coopération. Sommes-nous tellement vertueux ou le Zaïre est-il plus critiquable que le reste du tiers monde ? La question mérite une réflexion approfondie.

Nous sommes en présence d'une politique à deux vitesses. Pourtant, la légitimité du gouvernement zaïrois est reconnue par le Parlement de transition et le Haut Conseil de la République. L'ensemble de la communauté internationale l'a également reconnue. Or, la Belgique veut certes aider la population zaïroise mais uniquement par le canal des intermédiaires humanitaires ou académiques. Cette stratégie pèche par l'absence de tout contrôle parlementaire. Par ailleurs, ces milieux n'offrent pas toujours les garanties requises. Les exemples de l'ARC en France ou d'Infor Sida en Belgique devraient nous inciter à la prudence. Si nous voulons coopérer efficacement, nous devons apprendre à connaître notre interlocuteur, dialoguer franchement, en toute indépendance, choisir de commun accord les projets à réaliser, les évaluer, surveiller leur exécution, maîtriser leur coût. Cette façon de procéder serait bien plus rigoureuse. La commission mixte est l'instrument le plus couramment utilisé; libre à vous de lui donner un autre nom, table ronde par exemple.

Quoi qu'il en soit, je demande au Gouvernement d'élaborer un nouveau protocole engageant les deux États. Ce document peut contenir toutes les dispositions nécessaires en matière de droits de l'homme, de moyens utilisés, etc. Nous saurons ainsi à qui nous avons affaire et, en tant que Parlement, nous pourrons exercer un contrôle. Nous devrons bien entendu respecter ce protocole et non le balayer du revers de la main à la moindre saute d'humeur, ainsi que nous l'avons fait en 1990. (Applaudissements.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Thijs.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, laat mij toe het standpunt van de CVP ten aanzien van dit voorstel van resolutie toe te lichten.

Waar het ons vandaag in de relaties met Zaïre in eerste instantie om gaat, is de schrijnende nood van de Zaïrese bevolking. De vraag die wij bijgevolg moeten beantwoorden, is op welke manier wij die nood het best kunnen lenigen. Wat wij zeker niet willen, is een corrupt regime of onderdrukking steunen. Het uiteindelijke doel moet zijn de democratisering en de vrede in dat land, want dat zijn de essentiële voorwaarden voor de verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking.

De bedoelingen van de indienster zijn ongetwijfeld nobel, maar zijn wij niet wat ongeduldig ? Nog maar pas heeft de Regering beslist de indirecte hulp aan Zaïre te hervatten, of een nieuw initiatief wordt reeds overwogen. Te snel insinueren dat België op het punt staat de officiële samenwerking en de ontwikkelingshulp van regering tot regering te hervatten, is nefast. Daarvoor is het nu nog te vroeg. Trouwens, wie heeft in 1990 de bilaterale samenwerking opgezegd ? Zaïre toch zeker !

Ik wil mijn collega's suggereren de Regering een kans te geven de waarde van haar eerder genomen initiatief te bewijzen. De samenwerking via de NGO's biedt niet alleen de mogelijkheid de getroffen bevolking werkelijk te helpen, ze kan ook rust brengen onder een bevolking die naar adem snakt.

Recente gebeurtenissen op regeringsvlak in Zaïre tonen trouwens aan dat de Zaïrese overheid geen stabiele partner is en nopen ons tot voorzichtigheid. Het Zaïrese overheidsapparaat is ziek en directe bilaterale betrekkingen zijn daarvoor vandaag geen remedie.

Voor ons is het belangrijk om te zorgen voor de Zaïrese bevolking, die nood heeft aan gezondheidszorgen, honger lijdt en snakt naar vrede. De indirecte hulp moet daarom niet alleen worden gezien als een mogelijkheid, maar tevens als een plicht. Toch zijn in Zaïre krachten aanwezig die het streven naar democratie en naar vrijwaring van de mensenrechten een kans op slagen willen geven. Met deze mensen moeten wij de dialoog aangaan.

Democratische verkiezingen onder internationale controle moeten de weg banen voor al degenen die het als een erezaak beschouwen om van Zaïre een gerespecteerd en leefbaar land te maken. Hierin ligt voor Zaïre een toekomst. Daarom is het van het allergrootste belang dat wij het plan van de staatssecretaris opgebouwd rond de gezondheidszorg, het onderwijs en de democratisering, van harte ondersteunen.

Indien wij de resolutie van mevrouw Mayence zouden steunen, zouden wij wellicht het plan van de staatssecretaris tekort doen. De uitnodiging van mevrouw Mayence om na te denken over onze toekomstige betrekkingen met Zaïre kan beantwoord worden met een debat rond de ontwikkelingssamenwerking in haar geheel.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, het ter stemming liggend voorstel heeft in de daartoe bevoegde senaatscommissie aanleiding gegeven tot een ruime en diepgaande gedachtenwisseling. Centraal in de discussie stond de vraag of de voorwaarden voor het herstel van de bilaterale betrekkingen met Zaïre al dan niet gehandhaafd dienen te blijven en zo ja, hoe exact zij moeten worden toegepast.

Met abstractie van de visie van een zeer kleine minderheid die de vriendschapsbanden met onze vroegere kolonie als het ware onverhoeds weer wenste aan te halen, overheerste de mening dat het Zaïre van president Mobutu heden ten dage nog steeds een weinig coherent beleid voert zowel op institutioneel als op sociaal-economisch vlak. Ik bedoel hiermee geenszins dat de regering-Kengo helemaal niets onderneemt om de toestand te verbeteren. Terecht werd in de commissie op een aantal verbeteringen gewezen. Zo worden corrupte ambtenaren de laan uitgestuurd. We denken hierbij aan de gouverneur van de « Banque du Zaïre » of aan de vice-minister van Buitenlandse Zaken die betrokken was bij geldsmokkel.

De economische parameters vertonen weliswaar een positieve tendens, maar toch blijft het onverantwoord ons nu meteen in een nieuw avontuur met Zaïre te storten. Het is niet omdat de overheidsuitgaven min of meer overeenkomen met de gerealiseerde belastinginkomsten en omdat de inflatie werd teruggedrongen, dat we onverstoord de deur weer mogen openzetten, ik bedoel hoofdzakelijk de « politieke » deur. Dit kan immers pas wanneer het democratiseringsproces voldoende gevorderd is en er vrije verkiezingen worden gehouden. Op dit vlak is de Zaïrese regering helaas nogal wat beloften niet nagekomen.

Dit laatste is gedeeltelijk te wijten aan de vergissing die men beging om monseigneur Monsengwo het voorzitterschap van het overgangsparlement te ontnemen. Het onmiddellijke gevolg hiervan was dat de manoeuvreerruimte van de oppositie zienderogen verminderde, de persoonlijke macht van president Mobutu nog vergrootte en de positie van premier Kengo nog wankelbaarder werd dan ze al was.

Het hoeft geen betoog dat de financiële resultaten, die medio 1995 positief waren, daaronder meteen te lijden hadden. In dit verband heeft de minister in de commissie lezing gegeven van de verslagen van de Belgische ambassadeur in Kinshasa. Het gevaar van inflatie en van muntontwaarding dreigt opnieuw voor het economisch-institutioneel bestel, terwijl privé-personen zich opnieuw en manifester verrijken.

Voor de VLD is het dan ook duidelijk dat de diplomatieke betrekkingen en de bilaterale samenwerking met Zaïre slechts hervat kunnen worden op voorwaarde dat de rechten van de mens worden gerespecteerd, dat het leger wordt geherstructureerd, dat er onder toezicht van de internationale gemeenschap vrije verkiezingen komen en dat het monetair beleid onafhankelijk kan worden bepaald.

Dit betekent geenszins dat de noodlijdende bevolking aan haar vaak mensonterend en troosteloos lot moet worden overgelaten, integendeel zelfs. Via de humanitaire hulpverlening moeten de Zaïrese burgers op een directe wijze geholpen worden, meer nog dan nu het geval is. Deze hulpverlening dient echter meer gedifferentieerd te worden waardoor het zelfs mogelijk wordt kleine infrastructuurwerken te realiseren. Hiervoor is niet alleen politieke wil nodig, maar ook de steun van de financieel-economische belangengroepen. Ook zij kunnen en moeten een meer dan ruime bijdrage leveren tot de wederopbouw van Zaïre. (Applaus.)

M. le Président. ­ La parole est à Mme Willame.

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Monsieur le Président, aujourd'hui, nous sommes amenés à porter notre réflexion sur un sujet important. Il est inutile de rappeler ici l'historique des relations entre la Belgique et le Zaïre pour le prouver. Ce sujet n'est pas important seulement en raison du passé mais aussi en raison de l'avenir. C'est pourquoi nous ne voudrions pas que le débat s'inscrive, comme l'a dit Mme Mayence, dans une logique de majorité contre opposition car le sujet est trop important et dépasse ce schéma.

Nous devons examiner une proposition de résolution qui propose une reprise complète et inconditionnelle des relations entre la Belgique et le Zaïre. Nous ne doutons pas de la bonne volonté de l'auteur de cette proposition mais, dans le cas qui nous occupe, la bonne volonté ne suffit pas.

Nous aimerions, en préliminaire, soulever un point important. Aux termes de la Constitution belge, la conduite des relations extérieures est confiée au Roi et donc au Gouvernement. Il ne faudrait pas confondre les rôles. Il n'appartient pas au Parlement de dicter ses actes au Gouvernement. Les relations entre la Belgique et le Zaïre relèvent d'une problématique délicate qui demande la plus grande circonspection. Souhaiter la reprise d'une certaine coopération avec le Zaïre ne signifie certainement pas une reprise inconditionnelle des relations avec ce pays. De toute manière, il revient au Gouvernement d'apprécier. Je le répète encore une fois : ne confondons pas les rôles !

Bien qu'elle soit d'une certaine manière sympathique, cette proposition de résolution ne peut recueillir notre adhésion, car elle est, en premier lieu, irréaliste. Nous ne partageons pas les analyses de Mme Mayence. Bien qu'il ne nous appartienne pas de juger ici de l'efficacité du gouvernement zaïrois, il faut reconnaître les efforts du Premier ministre Kengo, notamment sur le plan économique. Certains résultats tangibles ont été atteints mais ils n'en restent pas moins très relatifs. Il faut d'ailleurs préciser que l'on juge une politique sur la base des résultats et non sur la base des efforts consentis.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Vous livrez-vous, dans le cadre de la coopération, au même exercice à l'égard de tous les pays ?

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Je parle du Zaïre, madame Mayence.

En deuxième lieu, cette proposition de résolution nous apparaît inopportune car elle affaiblit la position de négociation du Gouvernement belge. Ceux qui se rendent au Zaïre sont frappés par la grande pauvreté qui y règne. La déliquescence de l'État n'est plus à démontrer. Mais, il faut bien le dire, les premiers responsables de cette situation sont ceux qui ont gouverné le pays pendant ces trente dernières années. Il est faux d'imputer à la suspension de la coopération belge, et rien qu'à elle, l'état désastreux dans lequel se trouve le Zaïre. Le but poursuivi par le Gouvernement belge était d'exercer une pression qui engendrerait des réformes allant dans le sens de la démocratie. Or, ce n'est pas le cas. Monseigneur Monsengwo a été écarté du perchoir. On annonce même un retour à la dictature. On peut se demander à juste titre si le Zaïre ne fait pas marche arrière.

En dernier lieu, cette proposition de résolution est prématurée. La situation qui avait provoqué la suppression de la coopération est toujours d'actualité. Aucun progrès significatif ne peut justifier la reprise de relations diplomatiques complètes. Non seulement cela récompenserait ceux qui n'ont rien voulu changer mais cela découragerait ceux qui travaillent à la démocratisation du Zaïre. Cette proposition contient donc les ferments d'un résultat pervers. De plus, la Belgique y perdrait son crédit.

Faut-il pour autant ne rien faire et baisser les bras ? Faut-il rejoindre la masse des pays qui ont cessé de s'intéresser à la situation de l'Afrique centrale ? Je ne le crois pas. Le Gouvernement semble être également de cet avis, les initiatives de M. Moreels le prouvent. Il ne faudrait pas voir, dans l'intérêt de la Belgique pour l'Afrique, la réminiscence d'une sorte de sentiment de culpabilité coloniale qui a été utilisée bien des fois par des dirigeants africains afin de cacher leur gabegie, ni une sorte de néo-colonialisme. Il faut que les relations entre la Belgique et le Zaïre soient celles de partenaires qui travaillent dans un état d'esprit d'intérêts mutuels bien compris. Les réactions passionnelles ne sont plus de mise.

Il faut reconnaître que la politique qui a été conduite jusqu'à présent n'atteint pas toujours les buts désirés : la suspension de la coopération a parfois nui à ceux-là mêmes que nous voulions aider, sans atteindre le régime. C'est pourquoi nous reconnaissons qu'un certain assouplissement de politique est souhaitable, mais pas à n'importe quel prix ni à n'importe quelles conditions. Nous nous réjouissons d'ailleurs de la reprise des relations bilatérales indirectes via les ONG et les universités et du soutien à la population que constitue l'aide humanitaire.

Cependant nous reconnaissons que ni l'action via les ONG ni l'aide humanitaire ne peuvent constituer une politique à long terme. D'autres mesures doivent être envisagées. Il s'agit de faire preuve d'imagination et d'innovation. Mais il faudra respecter cette règle : c'est vers ceux qui souffrent que doit aller notre aide et non vers le régime. L'opinion publique belge ne pourrait accepter de voir de l'argent gaspillé par une politique inconsidérée. Si le gouvernement zaïrois fait preuve d'un niveau d'efficacité acceptable et si le rôle de l'État est rétabli sur le territoire, le temps sera alors venu d'envisager de nouveaux pas dans la direction d'une coopération accrue avec le Zaïre. Une reprise des relations avec ce pays ne peut se faire que d'une manière progressive. Toute précipitation serait contre-productive, tant pour la Belgique que pour le peuple zaïrois, première victime de la situation économique et politique du Zaïre.

Nous pensons qu'il est temps d'élargir le débat et d'analyser la politique africaine de la Belgique dans la région des Grands Lacs d'une manière globale et cohérente. Nous voudrions que soit mis en place un groupe de travail, au sein de la commission des Affaires étrangères, chargé d'analyser et de formuler les options à prendre pour définir une politique africaine belge, avec un accent particulier sur la région des Grands Lacs. Le Zaïre, le Rwanda, le Burundi sont des pays avec lesquels la Belgique a eu des relations très proches. Les problèmes y sont maintenant énormes; ne pensons qu'au nombre de réfugiés et aux difficultés que cette situation entraîne ! Dans cette optique de redéfinition, nous proposons qu'un voyage d'étude ­ vous reconnaissez ici la « patte » de M. Nothomb ­ de six sénateurs soit organisé, en concertation avec le Gouvernement, pour analyser la situation dans ces régions, avec un oeil attentif aux conditions de démocratisation du Zaïre, notamment en ce qui concerne la tenue d'élections démocratiques.

Sur la base de ce travail d'investigation et d'analyse, nous pourrions disposer de l'information nécessaire à la formulation d'une politique cohérente et efficace. À ce moment, le Sénat pourrait envisager d'avancer des propositions, d'en discuter avec le Gouvernement pour nos relations futures avec les pays de la région des Grands Lacs en général et avec le Zaïre en particulier.

Monsieur le Président, dans l'état actuel des choses, mon groupe ne peut donc adhérer à cette proposition de résolution.

M. le Président. ­ La parole est à Mme Mayence.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, d'une part, je constate, que Mme Willame ne reconnaît aucune autorité au Parlement, notamment lorsqu'elle dit qu'il ne nous appartient pas de dicter au Gouvernement la politique à suivre, ce qui est d'ailleurs tout à fait exact. J'ai imaginé un instant que le Sénat serait le lieu où le fruit de nos réflexions pourrait être soumis au ministre compétent.

Par ailleurs, dans le même temps, Mme Willame souhaite que l'autorisation d'effectuer un voyage au Zaïre soit donnée à quelques sénateurs, de manière à pouvoir informer et influencer le Gouvernement.

Je ne comprends pas son point de vue : soit nous n'avons rien à dire au Gouvernement, nous le laissons agir et nous le jugeons éventuellement par la suite sur ses actes, mais dans ce cas il est inutile d'aller au Zaïre pour faire rapport au ministre sur ce qui a été constaté, soit nous agissons avec autorité. De toute manière, un voyage au Zaïre est superflu. De grâce, soyons simples et clairs ! (Applaudissements.)

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Madame Mayence, je ne suis pas sûre que vous m'ayez bien entendue. Dans le second paragraphe de mon exposé, je dis qu'il ne faut pas confondre les rôles et dicter sa conduite au Gouvernement. Selon moi, des réflexions, des voyages, et, dans la mesure où elles ne sont pas teintées d'autoritarisme, des résolutions peuvent aider le Gouvernement au niveau de ses analyses. Il existe une différence entre dicter, réfléchir et proposer !

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Peut-être ai-je usé d'un ton quelque peu impératif...

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ En effet, ce n'était pas « triste », madame Mayence...

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Tant mieux ! De cette façon, j'aurai contribué à animer notre débat de cet après-midi et je m'en réjouis ! Quoi qu'il en soit, il fallait s'en tenir au texte de ma proposition et faire abstraction de tout autre élément me concernant.

En outre, le ministre sait que je n'ai jamais essayé d'imposer quoi que ce soit. Je l'ai simplement prié de réfléchir à mes suggestions.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de Voorzitter, toen het voorstel van resolutie van mevrouw Mayence in de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden aan bod kwam, heeft de SP-fractie de inhoud van de resolutie en de argumentatie van mevrouw Mayence met de grootste belangstelling gevolgd. Mevrouw Mayence pleitte in de commissie, en trouwens vandaag ook hier vurig, voor een snelle hervatting van de diplomatieke betrekkingen en de bilaterale samenwerking tussen Zaïre en ons land.

Wij kunnen ons evenwel niet van de indruk ontdoen dat mevrouw Mayence ­ dat is niet persoonlijk bedoeld ­, en met haar bepaalde politieke en economische kringen, met heimwee moet hebben teruggedacht aan de jaren 70 en 80. In die periode stroomden miljarden naar Zaïre, evenwel zonder effect te hebben op het lot van de gewone Zaïrees. Integendeel, de situatie in Zaïre verslechterde van jaar tot jaar. Wij vragen ons nu nog altijd af waar al dat geld is blijven « kleven » en wie er uiteindelijk beter is geworden van die miljardenstroom. Alleen de bankrekeningen van president Mobutu en zijn entourage kunnen daarover uitsluitsel geven. Jammer genoeg geldt in de meeste landen nog altijd het bankgeheim, ook wanneer het gaat om de meest criminele daden.

Mevrouw Mayence, u mag het ons niet kwalijk nemen, maar wanneer u en uw partij pleiten voor een hervatting van de bilaterale betrekkingen tussen België en Zaïre, dan komt dat bij ons weinig geloofwaardig over. Het beleid van de jaren 70 en 80 is gelukkig verleden tijd. Met de socialisten in de Regering kwam er inderdaad een trendbreuk in de Zaïre-politiek van ons land. Dit werd trouwens ook zo aangevoeld door president Mobutu, aangezien hij in 1990 unilateraal besliste om de Belgische coöperanten uit Zaïre te zetten.

Conform het uitgestippelde beleid besloot de Belgische Regering in april 1994 de regering-Kengo niet op basis van haar voornemens, maar wel op basis van haar daden te beoordelen. De doorslaggevende criteria zijn democratisering, respect voor de mensenrechten en het principe van goed bestuur. De hulp aan de Zaïrese bevolking werd onrechtstreeks via de NGO's hervat. De niet-gouvernementele organisaties kunnen nu opnieuw projecten voor Zaïre met medefinanciering door de Belgische Regering, indienen. De NGO's leveren met kleinschalige projecten prachtig werk op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs.

Volgens de minister van Buitenlandse Zaken zijn vandaag de voorwaarden voor een hervatting van de officiële betrekkingen tussen België en Zaïre niet vervuld. De SP-fractie is het met hem volkomen eens. De regering-Kengo heeft vandaag geen enkele greep op de economische situatie. Door de uitgifte van nieuwe bankbiljetten werkt zij een torenhoge inflatie in de hand. In het democratiseringsproces werd evenmin enige vooruitgang geboekt en sinds de afzetting van monseigneur Monsengwo en zijn verwijdering uit het overgangsparlement heeft de « Conseil de la République » geen voorzitter meer. Deze raad had precies tot opdracht vrije verkiezingen in Zaïre te organiseren. De regering-Kengo komt ook hier haar belofte niet na dat zij monseigneur Monsengwo opnieuw tot voorzitter van de raad zou aanwijzen. Zij bewijst daarmee andermaal dat zij haar goede intenties niet hard kan maken met daden.

Onze conclusie is dan ook dat er momenteel geen sprake kan zijn van een hervatting van de rechtstreekse bilaterale hulp aan Zaïre, aangezien de essentiële voorwaarden daarvoor niet vervuld zijn. Het democratiseringsproces is eigenlijk nooit van de grond gekomen en het economisch beleid blijft desastreus. Ook de machtsstructuur rond president Mobutu bleef ongewijzigd, zodat het quasi zeker is dat rechtstreekse hulp opnieuw in de verkeerde handen terechtkomt. Ik herinner er nogmaals aan dat België sinds 1960 in constante franken 264 miljard Belgisch frank in Zaïre heeft gepompt en dat het overgrote gedeelte daarvan nooit bij de gewone Zaïrees is terechtgekomen. Wij moeten daaruit de nodige lessen trekken. Ontwikkelingsgeld kan alleen dan efficiënt worden gebruikt als het regime van het betrokken land betrouwbaar is en goed georganiseerd, dat wil zeggen democratisch is. Wij volgen dan ook volkomen de stelling van de Regering dat er in Zaïre een stevige politieke structuur moet worden opgebouwd. Verkiezingen zijn volgens ons de enige manier om de orde in Zaïre te herstellen. Democratische en vrije verkiezingen werpen resultaten af. Dat wordt uitvoerig bewezen in Mozambique en sinds 1994 ook in Zuid-Afrika. Wij zijn er vast van overtuigd dat dit ook in Zaïre mogelijk is.

De SP-fractie zal het voorstel van resolutie van mevrouw Mayence niet goedkeuren.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Ceder.

De heer Ceder (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, het zal sommigen hier misschien verbazen, maar wij zullen bij de stemming over deze resolutie niet tegenstemmen omdat we aanstoot nemen aan de redenen waarom de Regering en de regeringspartijen dit voorstel afwijzen. De meerderheid en meer bepaald de in dit verband dominante SP-ideologen, zijn namelijk enkel bereid de bilaterale samenwerking met Zaïre te herstellen indien er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden hebben betrekking op de eerbied voor de mensenrechten en op het democratiseringsproces dat in Zaïre dient te worden ingezet. Ik citeer uit de amendementen van de heer Hostekint en mevrouw Semer bij dit voorstel : « Meent dat de directe bilaterale samenwerking van Zaïre slechts kan hervat worden op voorwaarde dat de rechten van de mens worden gerespecteerd, er vooruitgang wordt gemaakt inzake democratisering en het goed beheer van de Staat. »

De huidige Belgische houding is tegelijk hypocriet en verkeerd. Ze is hypocriet omdat België deze voorwaarden helemaal niet oplegt aan andere Staten. Een maand geleden heeft de Senaat aan Vietnam nog het statuut van meest-begunstigde natie op het gebied van investeringen toegekend. België onderhoudt ook de beste relaties met China. Is er, behalve Irak, nog een regime dat minder democratisch is of minder respect opbrengt voor de mensenrechten dan China ?

En dan hebben we het nog niet over de andere ontwikkelingslanden van Afrika. In tegenstelling tot de populaire perceptie, is Mobutu geen uitzondering in Afrika. Hij is de leider van één van de zovele corrupte Afrikaanse regimes waarmee België wel de beste relaties onderhoudt. Dat Mobutu tijdens de koude oorlog gebruikt werd als steunpunt van de Westerse alliantie in Centraal-Afrika, terwijl heel wat andere regimes zich zonder schroom in het communistische kamp inschakelden, zou nog in zijn voordeel kunnen pleiten.

België zou trouwens beter heel voorzichtig zijn bij het opleggen van voorwaarden aan andere landen. Het zal wel juist zijn dat Mobutu de oppositie niet met zachte hand behandelt, maar dat deed men in België vijftig jaar geleden ook niet. Een « Justice de rois nègres » was toen geen monopolie voor Afrika. Vooraleer van Mobutu te eisen dat hij een democratische knieval doet en vergiffenis vraagt voor zijn misdaden, zou België beter eerst zelf met zijn misdadig verleden in het reine komen.

Een democratisering naar westers model als voorwaarde stellen voor het herstel van de normale betrekkingen, is niet alleen hypocriet, maar ook fundamenteel verkeerd. Afrika is Europa niet en de wetten en wetmatigheden van Afrika hebben een andere grondslag dan de onze. Vóór de kolonisatie was de traditionele macht in Afrika maar zelden in handen van de numerieke meerderheid. Integendeel zelfs, in de meeste gevallen was de macht in handen van een minderheid die werd gehoorzaamd en gerespecteerd door de meerderheid. Deze natuurlijke orde van Afrika werd gebroken door de kolonisatie en op de brokstukken ontwikkelde zich het westerse democratische dictaat.

Ruanda is een schoolvoorbeeld van de enorme schade die het democratische dictaat kan aanrichten in een samenleving die er niet rijp voor is. Het koninkrijk Ruanda is één van de oudste Staten van Afrika. In tegenstelling tot de meeste andere Afrikaanse Staten bestond Ruanda reeds vóór de kolonisatie, meer bepaald sinds de 16e eeuw. De Tutsi-minderheid, het herdersvolk, was er baas. De Hutu-meerderheid, het volk van boeren, was ondergeschikt. In naam van wat zij beschouwden als de legitieme democratische rechten van de Hutu's, moedigden de moderne katholieke kerk en de Belgische mandaatoverheid de Hutu-revolutie aan, wat resulteerde in een eerste slachting onder de Tutsi's in 1959. Ik wil hier de geschiedenis niet in detail herhalen, we kennen ze allemaal. De ene slachting volgde op de andere, tot het ultieme bloedbad van 1994. De arrogantie van ons universalisme en het democratische dictaat dragen hier een zware verantwoordelijkheid. Ik citeer nogmaals uit de amendementen van de heer Hostekint en mevrouw Semer : « Overwegende dat verkiezingen één van de weinige middelen zijn om de huidige politieke patstelling in Kinshasa te doorbreken... ». Verkiezingen kunnen de patstelling inderdaad doorbreken. En hoe !

In Zaïre, een artificieel conglomeraat van meer dan 200 stammen en vijf grote etnieën, bestond de anarchie reeds lang vóór het democratiseringsproces begon. Vermits dit proces alle machtsstructuren heeft gebroken, werd de anarchie niet alleen versneld, maar werd zij ook volledig oncontroleerbaar. In dit enorme land, bedreigd door meerdere grote separatistische bewegingen, bestaat de Staat in feite niet meer. Het mandaat van Mobutu is immers afgelopen sinds 1991. Hetzelfde geldt voor dat van de volksvertegenwoordiging. De regering en de Eerste minister hebben evenmin enige legitimiteit. In afwezigheid van een staatsstructuur is het land op hol geslagen.

Indien u mij niet gelooft, dan gelooft u misschien de voormalige president van Zambië, Kenneth Kaunde, die in 1990 zei : « Er zijn 73 etnieën in Zambië. Indien ik het multipartisme installeer, zijn er 73 partijen. » Mag ik eraan herinneren dat er in Zaïre 260 partijen zijn ? België is met 11 partijen zelfs niet in staat een degelijke en efficiënte regering te vormen.

Ik verwijs eveneens naar een verklaring van Arap Moi van Kenia : « Het multipartisme is vreemd aan de Afrikaanse traditie, zelfs indien sommige Afrikaanse elites, geconditioneerd door het buitenland, denken dat dit systeem kan toegepast worden in Afrika. Indien er meerdere partijen zouden bestaan, dan zouden het niet anders dan allianties van etnische groepen zijn die de politie, het leger, het openbaar ambt proberen te controleren, met een totale anarchie tot gevolg. » Democratie en multipartisme, opgelegd door het Westen, miskennen de etnische en tribalistische werkelijkheid van Afrika en kunnen enkel leiden tot Liberiaanse of Somalische toestanden. We hadden uit de Ruandese catastrofe toch wel onze lessen mogen trekken.

Laten wij eerlijk zijn, de democratisering wordt opgelegd aan Afrika omdat de Westerse financiële weldoeners niet de moed hebben om aan Afrika te vragen rekenschap te geven van de besteding van het ontwikkelingsgeld. Hoewel zij vaststellen dat hun hulpverlening een grote mislukking is geworden en tot niets dient, zijn deze weldoeners niet bereid de hulpverlening te beëindigen of de modaliteiten ervan te veranderen. De ABOS-schandalen zijn slechts één symptoom van deze struisvogelpolitiek en dit gebrek aan moed. Wij doen dus voort zoals vroeger en kopen ons misplaatst schuldcomplex tegenover Afrika af via ontwikkelingshulp. De schuld wordt afgeschoven op iets dat helemaal niets te maken heeft met de Afrikaanse schipbreuk : het zogenaamde gebrek aan democratie.

Die verantwoordelijkheid willen wij niet op ons nemen. Wij zullen ons daarom onthouden bij de stemming over deze resolutie.

Wij hebben geen enkel bezwaar tegen het onderhouden van normale diplomatieke betrekkingen, maar wensen niet dat de bilaterale samenwerking ­ zeg maar financiële hulp ­ met Zaïre hersteld wordt indien de modaliteiten en de omvang van deze hulp niet volledig worden herzien en de begunstigden niet verplicht worden om voor elke frank verantwoording af te leggen. De NGO's, voor zover zij werken met geld van de Belgische belastingbetaler, moeten onder dezelfde voorwaarde werken. Het huidige systeem van indirecte steun aan Zaïre vindt in onze ogen geen genade omdat de gelegitimeerde organen van de Staat er te weinig zicht op hebben. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de Voorzitter, aangezien de heer Ceder herhaaldelijk heeft verwezen naar het amendement van mevrouw Semer en van mijzelf, wil ik doen opmerken dat dit amendement, dat ertoe strekte de tekst van de resolutie volledig te wijzigen, nooit in de commissie werd besproken. Het werd immers ingetrokken.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, de manier waarop dit debat hier verloopt en de zelfzekerheid waarmee de meeste sprekers hier hun waarheid en wijsheid komen verkondigen, verbazen mij enorm. Ik heb mij toch met enige schroom naar dit spreekgestoelte begeven, omdat ik niet de pretentie heb te denken dat ik, wat de Zaïreproblematiek betreft, de waarheid in pacht heb. Integendeel, ik heb de indruk dat het voor een deel ligt aan een gebrek aan ernstige kennis van de situatie op het terrein, dat wij er niet in slagen om inzake Zaïre een eensgezind standpunt in te nemen. De informatie die ons over deze problematiek bereikt, is overigens niet steeds vrij van enige manipulatie.

De Volksunie-fractie zal tegen het voorstel stemmen, omdat bilaterale steun aan het huidige regime de lokale bevolking helemaal niet vooruit helpt. Toch wil ik niet nalaten enkele kritische bedenkingen te maken, die overigens gedeeltelijk aansluiten bij de verklaringen van mevrouw Mayence.

Ons landje draagt een onvoorstelbaar grote verantwoordelijkheid voor wat zich vandaag in Zaïre voordoet. De heer Hostekint beweert dat de enorm belabberde en slechte politieke houding van België in de jaren 70 en 80, een belangrijke oorzaak is, maar volgens mij zijn we al veel langer op het slechte pad. De verantwoordelijkheid van alle klassieke politieke partijen is zeer groot. Wij zijn de kolonialisten die de Zaïrezen of Kongolezen leerden keihard voor ons te werken. Mevrouw Mayence heeft echter wel terecht opgemerkt dat wij uit Zaïre en Kongo veel meer hebben gehaald dan dat Zaïre ooit uit België heeft gehaald. We hebben er de mensen geleerd om zeer nederig te zijn, maar we hebben hen niet geleerd hoe ze hun land kunnen inrichten of hoe ze een democratie tot stand kunnen brengen. Het democratiseringsproces loopt op niets uit en ook daarvoor dragen wij een stuk verantwoordelijkheid.

Is het niet veeleer vanuit een « goedbedoeld » neo-kolonialisme of paternalisme dat wij menen in Afrika ons huidig democratisch politiek systeem te moeten opleggen ? Ik heb zelf weinig rechtstreekse contacten met mensen uit Afrika. Toch wil ik minister Derycke er op wijzen dat het bedenkelijk is dat wij onze informatie vaak alleen moeten halen bij onze ambassade in Zaïre, die wellicht niet onze best functionerende ambassade is, onder meer omdat onze ambassadeur er pas sinds een jaar op post is.

In Ethiopië, waar tientallen volkeren leven, poogt men elementen over te nemen van het Belgische federale model. Men wil er vermijden dat, zoals in vele Afrikaanse landen, één stam overheerst en de andere stammen onderdrukt. Via een federaal systeem wil men komen tot een betere vertegenwoordiging van alle stammen en bevolkingsgroepen.

In Zaïre zou men hier ook eens kunnen over nadenken. De staatsgrenzen zijn er immers, evenmin als in België, op een logische wijze vastgelegd. Zij zijn veeleer het resultaat van pure machtsspelletjes en koninklijke beslissingen. Ik ben geen Zaïrespecialist, maar ben toch bezorgd om de situatie in dat land. Ik stel vast dat alle middelen die in het verleden zijn aangewend, niet tot veel democratie hebben geleid en zeker de situatie van de plaatselijke bevolking niet hebben verbeterd.

Wij dragen ook verantwoordelijkheid voor de rol van Mobutu in Zaïre. Die man is niet zomaar uit de lucht gevallen. Hij werd jarenlang op handen gedragen door deze Staat. Hij was jarenlang een zeer intieme vriend van het Belgische koningshuis. Hij was jarenlang een intieme vriend van de Belgische christen-democraten. Zij zijn meestal goed in het kiezen van machtige vrienden. Het is dus hypocriet om Mobutu nu ineens met alle zonden van Israël te overladen. Tot voor kort werd hij immers door iedereen in België blindelings aanbeden en gesteund. De verantwoordelijkheid van België in de huidige Zaïrese crisis is zeer groot. Men kan niet alle schuld hiervoor steken op één persoon of op recente gebeurtenissen.

Wij moeten in eerste instantie bezorgd zijn voor het lot van de lokale bevolking. Volgens een rapport van het IMF van juli 1995, waaraan mevrouw Mayence in de commissie refereerde, zou er in 1995 een opleving van de economie geweest zijn in Zaïre. Waar is dat geld van de opleving van de welvaart naartoe ? Het is niet naar het gewone volk gegaan, maar naar een kleine kaste. Wie verdient er aan de corruptie, die er hoogtij viert ? Enkele Zaïrezen en zelfs een aantal Westerse bedrijven. Maar klaar en duidelijk is dat de gewone bevolking erbij verliest.

Wij zullen de situatie van die bevolking niet verhelpen door het regime van Mobutu nog meer middelen te verschaffen. Wij moeten de NGO's die in Zaïre werken, meer dan vroeger ondersteunen. Geld dat anders via de bilaterale betrekkingen in Zaïre terechtkomt, kan naar de NGO's worden versluisd. Het is echter belangrijk om ook bij de NGO's de juiste partners te kiezen.

Ik heb nog een vraag voor de minister. Ik heb vernomen dat wij het regime van Mobutu ondersteunen door onrechtstreekse wapenleveringen, via een derde land. Ik weet dat de minister daar niet direct verantwoordelijk voor is, maar dit is toch een zaak waar de federale Regering voor verantwoordelijk is.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Ik ben bevoegd voor de Vlaamse cel ter zake. Ik heb geen kennis van uw beweringen.

De heer Anciaux (VU). ­ Het gaat inderdaad niet om spitstechnologische wapens, die meestal door Vlaamse bedrijven worden uitgevoerd.

Mevrouw Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Trekt u zich er dan niets van aan dat Wallonië wapens zou leveren aan Zaïre ?

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Ik heb daar geen weet van.

Mevrouw Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Ik weet ook niet of er wapens worden geleverd. Maar u kunt toch niet beweren dat u, indien dat waar zou zijn, daar als minister van Buitenlandse Zaken geen enkele verantwoordelijkheid in draagt.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Ik zeg enkel dat ik alleen verantwoordelijkheid draag voor de uitvoer van wapens door Vlaamse bedrijven.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Vous faites quand même partie du comité ministériel des relations économiques extérieures. C'est là que ce genre de décisions se prennent.

De heer Anciaux (VU). ­ De publieke opinie moet hoe dan ook beseffen dat er een zekere hypocrisie in het spel is : enerzijds worden straffe uitspraken gedaan aan het adres van Mobutu, anderzijds steunt de Waalse vleugel van de federale Regering onrechtstreeks de wapenleveringen aan Mobutu.

Mijnheer de Voorzitter, ik besluit.

Wij dragen een belangrijke verantwoordelijkheid met betrekking tot heel Centraal-Afrika. Ons jarenlang slecht beleid heeft geleid tot een puinhoop in de drie landen waar wij rechtstreeks verantwoordelijkheid droegen, dus zowel in de kolonie als in de twee mandaatgebieden Ruanda en Burundi. Het is overigens niet uitgesloten dat de problemen van Burundi en Ruanda zich ook in Zaïre zullen voordoen als daar een aparte Hutu-Staat aan de Grote Meren wordt gevestigd. Wij zullen de evolutie in elk geval met spanning volgen.

Mijnheer de Voorzitter, ik ben van oordeel dat het voorstel van resolutie van mevrouw Mayence niet kan worden goedgekeurd. We mogen evenwel niet hypocriet doen over de Belgische verantwoordelijkheid in de enorme mistoestanden die zich in Zaïre en de omliggende landen voordoen. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mijnheer de Voorzitter, dit debat is nuttig. Het verbaast me in ieder geval dat een debat over Zaïre nog hoog scoort in de Senaat, maar ik stel het op prijs dat dit onderwerp de leden van de Senaat nog steeds bekommert.

Ik was te jong om de kolonisatie en de dekolonisatie mee te maken, maar toen ik in 1990 verantwoordelijk werd voor Ontwikkelingssamenwerking, probeerde ik als de vertegenwoordiger van een land dat een bepaalde genegenheid heeft voor Zaïre, en dat die genegenheid voor de bevolking nog steeds « vertaald » wil zien, in overleg met het Parlement een Belgische politiek op te bouwen.

Zoals verschillende sprekers hebben gezegd, heeft Zaïre ons in 1990 verzocht het land te verlaten, hoewel op dat ogenblik toch een wijziging in onze coöperatie moest worden vastgesteld. Ik ben het met bepaalde analyses eens dat wij niet volledig vrijuit gaan en ben ook bereid lessen uit de geschiedenis te leren.

Zaïre wilde met België niets meer te maken hebben. De Zaïrese regering wilde, in het kader van een zekere responsabilisering, die ik toejuich, zelf verantwoordelijkheid op zich nemen. De Zaïrese regering verbrak de banden en probeerde zelf orde op zaken te stellen. Dit kwam in tempore non suspecto voor de Zaïrese regering neer op het bewerkstelligen van de overgang van de tweede naar de derde republiek volgens een democratisch stramien. Gezien de diplomatieke situatie waarin België zich op dat ogenblik bevond, heeft de Belgische Regering geopteerd voor constructieve samenwerking en dialoog met de regering die door la Conférence nationale zou worden aangeduid. Wij mochten ons immers noch door positieve noch door negatieve vooroordelen laten leiden, wij moesten oordelen op basis van de feiten. Verschillende regeringen hebben elkaar opgevolgd; na de regeringen-Tsishekedi, traden de regeringen-Kengo in al hun samenstellingen aan. De meest recente versie dateert van vorige week; een aantal ministers werden de laan uitgestuurd en vervangen door nieuwe.

Het eerbare democratische uitgangspunt van de Belgische Regering en het Belgische Parlement bestaat erin de Zaïrese democratische krachten te helpen bij het volgen van de weg die zij voor hun eigen toekomst hebben uitgestippeld. Het is onjuist dat wij met de Zaïrese regering niets te maken zouden willen hebben. De Belgische Regering heeft gesprekken gevoerd met verschillende ministers van de oppositie van Tsishekedi. In diverse gesprekken met premier Kengo wa Dondo hebben wij erop gewezen dat de Belgische Regering en het Belgische Parlement hem niet ongunstig gezind zijn, maar erop staan daden te zien. Die daden zullen wij beoordelen volgens de criteria die de Haute Conférence de la République en het Parlement transitoire zelf als hun politieke wensen hebben geformuleerd, namelijk de oprichting van een derde republiek, gebaseerd op democratische principes en waarin de mensenrechten worden gerespecteerd. Dit is geen Westeuropese uitvinding, dit is het politieke programma en het maatschappijproject waarvoor de gestelde lichamen van Zaïre zich zelf hebben uitgesproken.

Er zijn positieve en negatieve noten. Premier Kengo heeft een aantal resultaten geboekt op het monetaire en financiële vlak, waarvoor het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank hun waardering hebben laten blijken. In die periode heb ik aan de gouverneur van de Nationale Bank van België, de heer Fons Verplaetse, de toestemming gegeven om Belgische financiële en economische experts naar Zaïre te zenden zo er van regeringszijde een beroep zou worden op gedaan. Zoals senator Anciaux terecht opmerkte, mag van Belgische zijde evenwel worden verwacht dat de opbrengst van de Zaïrese economie ten goede zou komen aan de eigen bevolking. Het is eerbaar een gezonde economische en financiële staatshuishouding na te streven, maar de output ervan moet een verbetering zijn van de levenssituatie van de bevolking. Dat moet de doelstelling zijn van het beleid van elk land in West-Europa en ook in Afrika.

Spijtig genoeg heb ik veertien dagen geleden samen met mijn Amerikaanse collega moeten constateren dat deze output niet ten goede komt aan de Zaïrese bevolking, die armer wordt en terechtkomt in een situatie die fysisch en mentaal onhoudbaar wordt.

Wij hebben ons bereid verklaard het Zaïrese overgangsparlement te helpen bij het organiseren van verkiezingen, als het dat zou wensen. De Europese Unie hebben wij verzocht een troïka te zenden naar Zaïre om gesprekken aan te knopen met de Conférence nationale des Élections. Deze conferentie heeft echter nog geen voorzitter aangeduid en de Europese troïka bevindt zich in Zaïre zonder gesprekspartner.

Wij staan erop premier Kengo wa Dondo succes toe te wensen. Hij kan de huidige regering versterken en de overgang naar een derde republiek bespoedigen. Het vestigen van een nieuwe democratie staat hoog in het Zaïrese vaandel geschreven, wij moeten daarvoor respect opbrengen.

Vanuit een sociale reflex willen wij meer doen voor de Zaïrese bevolking, ook al kwam er een onvoldoende institutionele uitwerking van de democratisering en het respect voor de mensenrechten. Potentieel is Zaïre een enorm rijk land, waar de rijkdommen voor het rapen liggen ­ diamant, goud, koper ­ maar de opbrengst daarvan gaat zeker niet naar de gewone bevolking. Wij willen het land dan ook aanmoedigen om de overgang naar de derde republiek ook effectief te maken. Deze derde republiek werd niet alleen door het overgangsparlement aanvaard, maar ook door president Mobutu die in deze overgangsperiode één van de spilfiguren is.

Wat kan België doen ? Wij kunnen doen wat normaal ten opzichte van dergelijke regimes van onze Regering kan worden verwacht, namelijk zorgen voor de bevolking. De vorige Regering is begonnen met aandacht te schenken aan NGO-projecten in Zaïre en wij hebben ons dat niet beklaagd. De NGO's hebben er interessant werk geleverd. Overigens heeft staatssecretaris Moreels eind vorig jaar de politiek op dit vlak grondig herzien en meer geld uitgetrokken. De Regering wenst hem alle succes toe.

Het blijft echter een feit dat wij onvoldoende redenen hebben om de bilaterale besprekingen te hervatten. Ik ben blij dat ik voor dit standpunt ook steun vind in het Parlement, want ook al heeft de Regering de volle bevoegdheid over het buitenlands beleid, het is altijd verstandig haar politiek te laten evalueren door het Parlement. Voor mij is het zeer belangrijk dat Eerste minister Kengo tegen de Premier en mijzelf meermaals heeft gezegd dat monseigneur Monsengwo opnieuw aan het hoofd van de Nationale Conferentie zou worden geplaatst, omdat hij onlosmakelijk en symbolisch verbonden is met de overgang. Ik hoop dat hij inderdaad opnieuw het voorzitterschap zal krijgen, omdat het een belangrijk aspect is van de democratisering waarvan men in Zaïre nog altijd beweert dat zij op het getouw wordt gezet. Ik kan u verzekeren dat alle landen van het Westen en ook de Verenigde Staten en de Verenigde Naties, bereid zijn dit verkiezingsproces te steunen en te helpen realiseren. In 1990 en 1991 was dit immers de expliciete voorwaarde die de Zaïrese regering zelf stelde, zonder dat deze door ons was opgedrongen. En daarmee is de cirkel rond. (Applaus.)

De Voorzitter . ­ Daar niemand meer het woord vraagt in de beraadslaging verklaar ik ze voor gesloten.

Plus personne ne demandant la parole dans la discussion, je la déclare close.

Ik wijs erop dat de commissie voorstelt het voorstel van resolutie te verwerpen.

Je rappelle que la commission propose le rejet de cette proposition de résolution.

De stemming over de conclusie van de commissie heeft later plaats.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur les conclusions de la commission.