1-1

1-1

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 8 JUIN 1995

VERGADERING VAN DONDERDAG 8 JUNI 1995

(Vervolg-Suite)

VALIDATION DES POUVOIRS ET PRESTATION DE SERMENT

GELDIGVERKLARING VAN GELOOFSBRIEVEN

EN EEDAFLEGGING

M. le Président. ­ L'ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs des sénateurs effectifs et suppléants, élus par le collège électoral français et par le collège électoral néerlandais le 21 mai 1995.

Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de senatoren-titularissen en de senatoren-opvolgers die op 21 mei 1995 werden gekozen door het Nederlandse kiescollege en door het Franse kiescollege.

La parole est à Mme Mayence pour donner lecture du rapport de la commission de Vérification des Pouvoirs en ce qui concerne l'élection des sénateurs effectifs et suppléants élus par le collège électoral néerlandais.

Het woord is aan mevrouw Mayence om voorlezing te doen van het verslag van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven over de verkiezing van de senatoren-titularissen en de senatoren-opvolgers gekozen door het Nederlandse kiescollege.

Mme Mayence-Goossens (PRL), rapporteuse. ­ Monsieur le Président, chers collègues, j'ai l'honneur de vous présenter le rapport de la commission de Vérification des Pouvoirs concernant l'élection des sénateurs effectifs et suppléants élus par le collège électoral néerlandais.

Op 21 mei 1995 is het Nederlandse kiescollege overgegaan tot de verkiezing van 25 senatoren.

Uit het proces-verbaal van het collegehoofdbureau blijkt dat het aantal geldige biljetten 3 751 342 is en dat de kiesdeler 132 156 is.

Het kiescijfer van lijst 1 (Agalev) is 223 355 en geeft recht op 1 zetel; dat van lijst 2 (SP) is 792 941 en geeft recht op 6 zetels; dat van lijst 4 (Vl. Bl.) is 463 896 en geeft recht op 3 zetels; dat van lijst 5 (VU) is 318 513 en geeft recht op 2 zetels; dat van lijst 9 (VLD) is 796 151 en geeft recht op 6 zetels; dat van lijst 10 (CVP) is 1 009 656 en geeft recht op 7 zetels.

Derhalve zijn door het collegehoofdbureau tot leden van de Senaat gekozen verklaard :

Lijst 1 (Agalev) : de heer Boutmans (E.S.M.).

Lijst 2 (SP) : de heer Tobback (L.M.J.), mevrouw Merchiers (N.P.A.), de heer Moens (G.J.V.M.), mevrouw Van der Wildt (F.M.C.), de heer Pinoie (E.E.) en mevrouw Sémer (P.J.J.).

Lijst 4 (Vl. Bl.) : de heren Verreycken (W.M.), Raes (R.H.T.) en Ceder (J.).

Lijst 5 (VU) : de heren Anciaux (B.J.H.V.) en Loones (J.F.M.).

Lijst 9 (VLD) : de heren Verhofstadt (G.M.M.L.), Coveliers (H.F.V.), Vautmans (V.W.J.), Goris (E.S.G.M.), de dames Leduc (J.A.J.), Neyts-Uyttebroeck (A.M.C.J.).

Lijst 10 (CVP) : de heren Dehaene (J.-L.J.M.), Swaelen (F.M.G.), de dames Smet (M.B.P.), de Béthune (S.L.C.M.), Thijs (E.A.C.M.), de heren Staes (P.M.J.) en Moreels (R.G.M.).

Tot senatoren-opvolgers zijn door datzelfde bureau gekozen verklaard :

Lijst 1 (Agalev) : mevrouw Bracke (M.M.G.), de heer De Backer (M.A.J.), mevrouw Pira (I.G.M.-T.J.).

Lijst 2 (SP) : de heren Timmermans (J.D.), Van Goethem (G.A.G.), Vanhooren (W.G.), De Clercq (J.H.J.), Vangrieken (J.J.) en Erdman (F.).

Lijst 4 (VL. Bl.) : de heer Buelens (I.L.), mevrouw De Lobel (H.M.), de heren De Geest (M.), Kielemoes (O.C.L.) en Dewinter (Ph. M.F.).

Lijst 5 (VU) : mevrouw Lernout-Martens (R.L.M.), de heren Staes (B.H.W.), Vangermeersch (S.C.E.V.) en Vandemeulebroucke (J.H.A.H.A.A.I.).

Lijst 9 (VLD) : de heer Gabriëls (J.P.J.), mevrouw Nelis-Van Liedekerke (L.M.G.), de heren Geens (A.L.P.), De Ro (A.L.E.E.), Box (E.M.J.) en Delwaide (L.J.M.).

Lijst 10 (CVP) : de heren Bourgeois (A.A.M.J.), Caluwé (L.R.), D'Hooghe (J.G.I.C.), de dames Lootens-Lostrie (G.M.H.), De Ryck (M.Ph. C.M.J.), de heer Gabriels (J.M.M.).

De commissie heeft kennis genomen van het bezwaarschrift van senator Coveliers, betreffende de regelmatigheid der stemopnemingen in de kieskantons Wervik, Turnhout en Wetteren.

De indiener van het bezwaar vraagt het hertellen van de stembiljetten van lijst 9 (VLD) in het kanton Wervik, minstens in het stemopnemingsbureau nr. 6; van lijst 5 (VU) in het kanton Turnhout, minstens in de stemopnemingsbureaus nummers 7 en 11; van lijst 9 (VLD) in het kanton Wetteren, minstens in de stemopnemingsbureaus nummers 8 en 14.

Voor het kanton Wetteren lijken de gegevens die de indiener van het bezwaar aanhaalt ­ zelf heeft hij het over « niet controleerbare geruchten » ­ niet voldoende gestoffeerd om de gevraagde hertelling te kunnen verantwoorden.

Het onderzoek van de processen-verbaal van de stemopnemingsbureaus van Wervik en Turnhout wijst daarentegen uit dat er een aantal afwijkingen voorkomen die zouden kunnen wijzen op fouten in de telling, die de respectieve kiescijfers van de VLD en VU-lijsten kunnen beïnvloeden.

Uit het onderzoek van de tabel die door het collegehoofdbureau werd opgemaakt voor het toekennen van de zetels van gemeenschapssenatoren en gecoöpteerde senatoren, blijkt dat het verschil tussen het eenenveertigste quotiënt ­ VU : 79 628 ­ en het tweeënveertigste ­ VLD : 79 615 ­ bijzonder gering is.

Het is dus niet uitgesloten dat een hertelling van de stembulletins van de betwiste bureaus kan leiden tot de vaststelling dat er voldoende stemmen verschuiven om de toekenning van de laatste zetel van gecoöpteerd senator van het Nederlandse kiescollege te wijzigen.

Rekening houdend met wat voorafgaat stelt de commissie vast dat er geen andere middelen zijn om de gegrondheid van de klacht na te gaan dan het hertellen van de betwiste stembiljetten. Zij stelt de Senaat bijgevolg voor over te gaan tot de hertelling van de stembiljetten van lijst nummer 9 (VLD) in stemopnemingsbureau nummer 6 van het kanton Wervik en van de stembiljetten van lijst nummer 5 (VU) in de stemopnemingsbureaus nummers 7 en 11 van het kanton Turnhout.

Bovendien blijkt, rekening houdend met het beperkt aantal stembiljetten waarover het gaat, dat een dergelijke hertelling in geen geval kan leiden tot een nieuwe verdeling van de quotiënten met het oog op de toekenning van de zetels van de rechtstreeks verkozen senatoren en de gemeenschapssenatoren van de Nederlandse taalgroep.

In die omstandigheden stelt de commissie aan de Senaat voor de verkiezingen van 21 mei 1995 nu geldig te verklaren, onder voorbehoud van eventuele rechtzettingen die zouden kunnen voortvloeien uit voornoemde hertellingen en die invloed zouden kunnen hebben op de toekenning van het eenenveertigste quotiënt voor het Nederlandse college.

Aangezien mevrouw Neyts-Uyttebroeck bij brief van 1 juni 1995 heeft laten weten dat zij van haar mandaat afziet en aangezien de heer Gabriëls, eerste opvolger, bij brief van 2 juni 1995 eveneens aan zijn mandaat heeft verzaakt, stelt uw commissie voor onmiddellijk mevrouw Nelis-Van Liedekerke, tweede opvolgster van lijst 9 (VLD) waartoe mevrouw Neyts-Uyttebroeck en de heer Gabriëls behoren, toe te laten.

Alle gekozen senatoren-titularissen hebben blijk gegeven te voldoen aan de grondwettelijke eisen van verkiesbaarheid.

De commissie heeft derhalve de eer u voor te stellen hen als lid van de Senaat toe te laten.

Met uitzondering van de heer Delwaide hebben alle gekozen senatoren-opvolgers de bewijzen van hun verkiesbaarheid geleverd.

De commissie stelt derhalve voor hun geloofsbrieven goed te keuren en aan de heer Delwaide 15 dagen uitstel te verlenen om de bewijzen van zijn verkiesbaarheid te leveren.

De commissie heeft vastgesteld dat aan het voorschrift van artikel 67, paragraaf 2, eerste lid, van de Grondwet werd voldaan aangezien twee senatoren gekozen door het Nederlandse kiescollege op de dag van hun verkiezing hun woonplaats in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad hadden.

Zij heeft ook vatsgesteld dat elke Vlaamse provincie ten minste één rechtstreeks gekozen senator telt die op de dag van de verkiezing zijn woonplaats in de provincie had en dat bijgevolg aan het bepaalde bij artikel 210bis van het Kieswetboek werd voldaan.

Wat de verkiezing van de gemeenschapssenatoren betreft, heeft de commissie kennis genomen van de 10 quotiënten vermeld in artikel 211, paragraaf 2, van het Kieswetboek; deze quotiënten werden door het collegehoofdbureau berekend.

Overeenkomstig artikel 211, paragrafen 1 en 2, bepalen deze quotiënten het aantal zetels voor de gemeenschapssenatoren toegekend aan elke politieke formatie die vertegenwoordigd is ten eerste, door ten minste één rechtstreeks gekozen senator en, ten tweede, in de betrokken Raad, door ten minste evenveel raadsleden als er zetels voor gemeenschapssenatoren zijn waarop zij recht heeft.

Bijgevolg is het aantal zetels 1 voor Agalev; 2 voor de SP; 1 voor het Vlaams Blok, 1 voor de VU; 2 voor de VLD; 3 voor de CVP.

Overeenkomstig artikel 211, paragraaf 1, van het Kieswetboek zal de griffier deze gegevens aan de voorzitter van de Vlaamse Raad mededelen.

Mijnheer de Voorzitter, tot zover het verslag over de verkiezingen in het Nederlandse kiescollege.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, wij blijven zeer duidelijk een probleem hebben met de VLD, nu over de toewijzing van deze eenenveertigste zetel. Blijkbaar is er inderdaad sprake van een verkeerde telling in de betrokken kantons en gaat het over een verschuiving van een honderdtal stemmen. In de klacht gaat het over de stemmen die de heer Gabriëls heeft behaald en bovendien werd deze klacht ingediend door de heer Coveliers. Ik vraag mij dan ook af hoeveel eigenlijke VU-stemmen alleen al op die twee namen werden uitgebracht, maar dat is een ander debat. Nu vraag ik in elk geval een verduidelijking van de beslissing van de commissie. Van de rapporteur hebben we vernomen dat de commissie voorstelt in bureau nummer 6 van het kanton Wervik enkel de stemmen die werden uitgebracht op de VLD-lijst en in de bureaus nummers 7 en 11 van het kanton Turnhout enkel de stembiljetten van de VU-lijst opnieuw te tellen. Het lijkt mij echter tamelijk onzinnig op die manier tewerk te gaan. Om een duidelijk beeld te krijgen van het stemresultaat in de betrokken kantons ­ het gaat om een 5 000-tal stemmen ­ kunnen we toch beter alle stemmen hertellen zodat wij ook de onderlinge verschuivingen kunnen meten.

Ik stel dus een volledige hertelling voor van de stemmen in de betreffende kantons. Dit is geen omvangrijk werk en het zal de samenstelling van de Senaat geenszins vertragen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Anciaux en de heer Loones eens en voor goed duidelijk maken dat bepaalde mensen op bepaalde ogenblikken afspraken naleven. Indien zij die mensen dat kwalijk nemen, dan is dat hun zaak. Wanneer zij daarop nog een allusie maken, zal ik echter steeds reageren.

Ik vraag de heer Loones mijn bezwaarschrift goed te lezen. Ik heb aan de commissie een hertelling gevraagd van de stemmen voor VLD, respectievelijk VU, in de drie kantons of ­ indien dat niet kan ­ een hertelling van de stembiljetten van die lijsten in de betrokken stemopnemingsbureaus.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, naar het schijnt, is er over deze betwisting een verslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven had daar kennis van. Het zou mij interesseren daarvan lezing te krijgen. Ik ben immers niet op de hoogte van de inhoud van dat verslag, dat blijkbaar meegespeeld heeft in de motivering van de commissie.

Heeft de commissie de verschillende processen-verbaal nagekeken ? Zo neen, kan dit eventueel nog gebeuren ? In het algemeen berusten wij in de juistheid van de processen-verbaal van de hoofdbureaus, die overigens getekend werden door de getuigen van de verschillende partijen. De VLD had ongetwijfeld het recht om die processen-verbaal na te kijken, wanneer zij vaststelde dat zij enkele stemmen tekort kwam voor een bijkomende zetel. Heeft de commissie die processen-verbaal ook nagekeken ? Gaat zij dat nog doen ? Of kan de Senaat dit nog bevelen ?

Ik ga niet in op de voor mij totaal onduidelijke reactie van de heer Coveliers. Ik stel alleen maar vast ­ en ik weet niet of dat grappig is of niet ­ dat men vroeger zetels afsnoepte die al bemand waren, terwijl men nu poogt al zetels af te snoepen die nog niet bemand zijn. Dit is natuurlijk het recht van iedereen.

Zoals de heer Loones dring ook ik aan op een hertelling van alle stemmen in de betrokken stemopnemingsbureaus. Het is immers te gemakkelijk om in het ene stemopnemingsbureau de stemmen van één partij na te tellen en in het andere de stemmen van een andere partij. Ik betwist niet dat er in sommige stemopnemingsbureaus verkeerd geteld is. Dat zal waarschijnlijk zelfs in alle bureaus het geval zijn. Indien er echter een hertelling komt, moeten wij toch op een serieuze manier onze al dan niet rechtmatig behaalde zetel kunnen verdedigen.

De Voorzitter. ­ De commissie heeft inderdaad een beroep gedaan op bevoegde ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hun advies heeft meegespeeld in de besluitvorming van de commissie.

De betwisting gaat over het eenenveertigste quotiënt. Het gaat over een betwisting tussen de VLD en de Volksunie. Andere partijen zijn daar helemaal niet bij betrokken. Ik wil echter een compromis voorstellen. Ik kan aanvaarden dat er gevraagd wordt dat de stemmen die de Volksunie én de VLD behaald hebben in de drie betrokken bureaus, worden herteld. Dit voorstel gaat een beetje verder dan het voorstel van de heer Coveliers. Het heeft volgens mij echter geen zin de andere partijen erbij te betrekken.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, het zou bijvoorbeeld kunnen, dat stemmen die voor de Volksunie werden uitgebracht, op het stapeltje van het Vlaams Blok terecht gekomen zijn. Indien er toch wordt herteld, kan men net zo goed alle stemmen hertellen.

De Voorzitter. ­ De commissie was die mening niet toegedaan. Ik stel voor dat de Senaat zich uitspreekt over mijn compromisvoorstel om in de drie betrokken stemopnemingsbureaus zowel de stemmen van de VU als die van de VLD te hertellen.

Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik heb de moeite gedaan om alle processen-verbaal na te kijken en heb op basis daarvan de gemiddelden bepaald. Ik kan de heren Anciaux en Loones geruststellen : alleen de stembureaus waar de gemiddelden sterk afweken, zijn hier aangehaald.

Mijnheer de Voorzitter, ik heb geen enkel bezwaar tegen uw voorstel om de lijsten van VU en VLD in de drie betrokken bureaus te hertellen. Eigenlijk was dit ook mijn vraag, maar om het werk te verlichten van degenen die de telling moeten doen, was ik niet zo ver gegaan in mijn voorstel.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, als men de stemmen van de VU en de VLD werkelijk wil hertellen dan moet men toch alle stembiljetten bekijken. Alleen op die manier kan men spreken van een ernstige controle.

De Voorzitter. ­ Dames en heren, ik stel voor dat de Senaat zich bij zitten en opstaan uitspreekt over mijn voorstel dat minder restrictief is dan dit van de commissie.

Plus personne ne demandant la parole, je mets aux voix ma proposition.

­ Het voorstel van de Voorzitter, bij zitten en opstaan in stemming gebracht, wordt aangenomen.

La proposition de M. le Président, mise aux voix par assis et levé, est adoptée.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik wens mij te onthouden.

De Voorzitter. ­ Akte wordt u daarvan gegeven.

Ik breng de overige besluiten van het verslag in stemming.

Je mets aux voix les autres conclusions du rapport.

­ Deze besluiten, bij zitten en opstaan in stemming gebracht, worden aangenomen.

Ces conclusions, mises aux voix par assis et levé, sont adoptées.

De Voorzitter. ­ Ik verzoek de leden wier geloofsbrieven geldig zijn verklaard, de grondwettelijke eed af te leggen.

De heren Boutmans, Tobback, mevrouw Merchiers, de heer Moens, mevrouw Van der Wildt, de heer Pinoie, mevrouw Sémer, de heren Verreycken, Raes, Ceder, Anciaux, Loones, Verhofstadt, Coveliers, Vautmans, Goris, de dames Leduc, Nelis-Van Liedekerke, de heren Dehaene, Swaelen, de dames Smet, de Béthune, Thijs, de heren Staes en Moreels leggen de eed af.

Ik geef deze leden akte van hun eedaflegging en verklaar hen aangesteld in hun functie van senator.

La parole est à nouveau à Mme Mayence, rapporteuse.

Mme Mayence-Goossens (PRL), rapporteuse. ­ Monsieur le Président, j'ai l'honneur de vous présenter maintenant le rapport de la commission de Vérification des Pouvoirs, chargée de vérifier les pouvoirs des sénateurs et des sénateurs suppléants élus par le collège électoral français.

Le collège électoral français s'est réuni le 21 mai 1995 pour procéder à l'élection de 15 sénateurs.

Il résulte du procès-verbal établi par le bureau du collège électoral que : premièrement, le nombre de bulletins valables est de 2 241 040; deuxièmement, le diviseur électoral est de 129 317.

Le chiffre électoral de la liste 3 (PS) est de 764 610 donnant droit à 5 sièges; celui de la liste 6 (Écolo) est de 258 635 donnant droit à 2 sièges; celui de la liste 7 (PRL-FDF) est de 672 798 donnant droit à 5 sièges; celui de la liste 8 (PSC) est de 434 492 donnant droit à 3 sièges.

En conséquence, ont été proclamés membres du Sénat par le bureau principal de collège :

Liste 3 (PS) : MM. Busquin (Ph.H.G.), Lallemand (R.J.), Mme Onkelinx (L.A.J.), MM. Mahoux (Ph.M.J.A.G.) et Urbain (R.).

Liste 6 (Écolo) : M. Jonckheer (P.H.L.) et Mme Dardenne (M.M.B.G.).

Liste 7 (PRL-FDF) : M. Gol (J.J.), Mme Mayence-Goossens (J.I.L.A.), MM. Destexhe (A.R.), Desmedt (C.A.R.) et Bock (J.A.G.G.G.).

Liste 8 (PSC) : MM. Deprez (G.M.J.), Nothomb (Ch.-F. N.M.P.) et Mme Delcourt-Pêtre (A.S.J.).

Ont été proclamés membres suppléants par ce même bureau :

Liste 3 (PS) : M. Happart (J.-M.D.), Mme Laloy (M.-J.M.E.), M. Pécriaux (N.-H.F.), Mme Belhouari (T.), MM. Bonmariage (J.L.G.) et Schetgen (M.).

Liste 6 (Écolo) : M. Streel (D.T.F.L.J.M.), Mmes Nagy-Patino (M.I.), Bourlet-Massar (D.C.A.) et M. Morael (J.D.M.G.).

Liste 7 (PRL-FDF) : M. Ducarme (D.G.L.E.Gh.), Mme Cornet d'Elzius (Ch.M.R.L.), M. Hatry (P.A.), Mme Bertouille (Ch.), M. Wathelet (Ph.M.L.L.J.) et Mme Spaak (A.M.).

Liste 8 (PSC) : Mme Milquet (J.F.G.M.), MM. Dubois (P.M.M.M.G.), Bertrand (M.G.R.), Mmes Leboutte-Monseur (M.L.), Corbisier-Hagon (A.-M.L.Ch.Gh.) et M. Flagothier (G.L.L.J.).

La commission a pris connaissance de la réclamation émanant de M. Lefèvre, qui demande l'annulation de l'élection sénatoriale dans le collège électoral français.

M. Lefèvre (liste Unie) déclare qu'il est illégal et discriminatoire d'exiger que les personnes qui figurent sur l'acte de présentation prouvent leur inscription sur la liste des électeurs.

Étant donné que l'article 116, paragraphe 2, du Code électoral prescrit que la présentation peut uniquement être signée par les électeurs, il n'est pas anormal, voire illégal, que le bureau principal exige qu'il soit au préalable prouvé au moyen d'un extrait de la liste des électeurs, rédigée par les autorités communales, que chacune des personnes qui figurent sur l'acte de présentation a bel et bien la qualité d'électeur. Le fondement juridique de cette formalité administrative se trouve à l'article 116 du Code électoral et au numéro 68 des Instructions du 12 avril 1995 du ministère de l'Intérieur destinées aux présidents des bureaux principaux (Moniteur belge du 14 avril 1995).

Puisque, d'un point de vue matériel, il s'avère impossible dans certains cas, certainement dans le cas d'élections anticipées comme les élections actuelles, que les communes rédigent, en temps voulu, une liste des électeurs, on se base sur les données du Registre national, ce qui permet de déterminer avec certitude si la personne concernée est ou non appelée à participer à l'élection. D'un point de vue juridique, on peut dès lors considérer que de telles données équivalent à un extrait de la liste des électeurs.

Pour ces raisons et toutes celles énoncées par le bureau principal, la commission décide à l'unanimité de rejeter cette réclamation.

La commission a pris également connaissance de la réclamation similaire émanant de MM. Féret et Nols, ainsi que d'un mémoire en intervention émanant de M. Michel, relatif à cette réclamation.

MM. Féret et Nols prétendent que le bureau principal a injustement rejeté la liste du Front national. Le bureau principal apprécie la régularité des actes de présentation déposés. Le bureau apprécie en la matière le degré de gravité des irrégularités commises et leur influence sur la validité de l'acte de candidature. C'est ainsi que, dans sa décision provisoire du 29 avril 1995, le bureau principal de Namur a constaté que les actes de présentation de la liste FN ont été entachés d'irrégularités qui se sont avérées suffisamment graves pour justifier le rejet de la présentation. Cette décision a été confirmée par une décision définitive prise le 4 mai 1995.

Le bureau principal de Namur a constaté, notamment, qu'il y avait ambiguïté quant à l'identité complète et à la signature des personnes figurant sur l'acte de présentation, au contenu et au moment exacts de leur manifestation de volonté ­ notamment au niveau de l'indication précise, sur la liste de présentation, du type et de la date du scrutin concerné ­ et à l'actuelle inscription effective des électeurs en question sur les listes d'électeurs de telle ou telle commune du collège électoral français.

Il va de soi que le contrôle qui est exercé par le bureau principal quant à la régularité des actes de présentation implique qu'il soit vérifié si celles-ci sont authentiques et véritables, en d'autres termes si elles répondent à une réelle manifestation de volonté des électeurs qui figurent dans l'acte de présentation. En cas de doute sérieux ou d'ambiguïté, sur la base de données objectives, le bureau principal peut rejeter l'acte de présentation.

L'examen des actes de présentation de la liste FN fait apparaître un certain nombre d'irrégularités qui peuvent faire naître des doutes sérieux et objectivement justifiés quant à la réalité et au moment de la manifestation de la volonté des électeurs mentionnés.

Lors du dépôt de la liste, les preuves requises de l'inscription sur la liste des électeurs des personnes ayant signé l'acte faisaient défaut. Après que le bureau principal eut rejeté la liste pour cette raison, des photocopies des actes de présentation prouvant l'inscription sur la liste des électeurs furent déposées extrêmement tardivement. Le bureau principal se trouvait devant l'impossibilité matérielle d'examiner encore la réalité de toutes ces photocopies dans les délais prévus. De plus, l'examen des pièces a fait apparaître que la mention de la nature et de la date des élections n'avait pas été préimprimée sur le formulaire, mais y avait été ajoutée, de sorte qu'il est impossible de déterminer si ces mentions ­ pourtant essentielles ­ avaient été portées avant ou après la signature par les électeurs.

C'est ainsi que le mot « Sénat » n'avait pas été préimprimé sur les formulaires, mais y avait été apposé par un cachet, d'où l'impossibilité de vérifier si cela avait déjà été fait au moment de la signature de l'acte de présentation par les électeurs. Enfin, il apparaît notamment que, sur une partie considérable des formulaires, les noms, adresses et autres données relatives à l'électeur ont été portées dans une même encre et d'une même écriture, tandis que les signatures étaient portées dans une autre encre, qu'en quelques endroits, des signatures manquaient, que pour différents électeurs d'identité différente, on voit apparaître des signatures manifestement ressemblantes, voire identiques, et que certaines mentions ont été supprimées ou corrigées ultérieurement pour des raisons qui ne sont pas claires.

Ces constatations font naître des doutes sérieux et objectivement justifiés quant à la régularité des actes de présentation, plus précisément concernant l'identité et la manifestation de la volonté réelle des personnes ayant complété l'acte.

Pour toutes ces raisons et celles invoquées par le bureau principal du collège, la commission propose, à l'unanimité, le rejet de la réclamation de MM. Féret et Nols.

Enfin, la commission a pris connaissance d'une réclamation émanant de Mme Mathe et de M. Kisters contre les élections à la Chambre dans l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde ainsi que d'une réclamation émanant de M. De Keyser et de Mme Dehaen, qui demandent également l'annulation des élections. Étant donné que ces deux plaintes concernent exclusivement la Chambre des représentants, la commission a considéré qu'elles étaient sans objet.

Par ailleurs, étant donné que, par lettre du 2 juin 1995, M. Gol a fait savoir qu'il renonçait à son mandat et que, par lettre du 7 juin 1995, M. Ducarme a également renoncé à son mandat en tant que premier suppléant, votre commission propose d'admettre immédiatement Mme Cornet d'Elzius, deuxième suppléante de la liste 7 (PRL-FDF) à laquelle MM. Gol et Ducarme appartiennent.

Étant donné que, par lettre du 8 juin 1995, M. Deprez a fait savoir qu'il renonçait à son mandat, votre commission propose d'admettre immédiatement Mme Milquet, première suppléante de la liste 8 (PSC) à laquelle M. Deprez appartient.

Tous les élus effectifs ont justifié qu'ils remplissent toutes les conditions d'éligibilité exigées par la Constitution. Votre commission a dès lors l'honneur de proposer leur admission comme membres du Sénat.

Tous les élus suppléants ont fourni les preuves de leur éligibilité. Votre commission vous propose dès lors de valider leurs pouvoirs.

Votre commission a constaté que cinq sénateurs élus par le collège électoral français étaient domiciliés, le jour de leur élection, dans la Région bilingue de Bruxelles-Capitale; suivant le prescrit de l'article 67, paragraphe 2, second alinéa, de la Constitution, parmi les sénateurs de communauté et les sénateurs cooptés, un sénateur devra, lui aussi, être domicilié dans cette Région le jour de son élection.

Par ailleurs, votre commission rappelle la disposition de l'article 210bis du Code électoral, suivant laquelle « au moins un sénateur de communauté ou un sénateur coopté domicilié dans la province au jour de son élection sera élu dans chaque province où aucun sénateur élu directement n'est domicilié au jour de son élection ».

En ce qui concerne l'élection des sénateurs de communauté, la commission a pris connaissance des dix quotients visés à l'article 211, paragraphe 2, du Code électoral; ces quotients ont été calculés par les services du Sénat, étant donné qu'ils ne l'avaient pas été par le bureau principal du collège.

Conformément à l'article 211, paragraphes 1er et 2, du même code, ces quotients déterminent le nombre de sièges de sénateurs de communauté attribués à chaque formation politique représentée, d'une part, par au moins un sénateur élu directement et, d'autre part, au Conseil concerné, par au moins autant de conseillers que de sièges de sénateurs de communauté auxquels elle a droit.

Par conséquent, le nombre de sièges est le suivant : pour le PS : 4; pour Ecolo : 1; pour le PRL-FDF : 3; pour le PSC : 2.

Conformément à l'article 211, paragraphe 1er , du Code électoral, le greffier communiquera ces données au président du Conseil de la Communauté française.

M. le Président. ­ Je félicite Mme Mayence pour cet excellent rapport, qu'elle a dû présenter dans des circonstances très difficiles. (Applaudissements.)

Personne ne demandant la parole, je mets aux voix les conclusions de ce rapport.

Daar niemand het woord vraagt, breng ik de besluiten van dit verslag in stemming.

­ Ces conclusions, mises aux voix par assis et levé, sont adoptées à l'unanimité.

Deze besluiten, bij zitten en opstaan in stemming gebracht, zijn eenparig aangenomen.

M. le Président . ­ Je prie les membres dont les pouvoirs viennent d'être validés de prêter le serment constitutionnel.

MM. Busquin et Lallemand, Mme Onkelinx, MM. Mahoux et Urbain, Mmes Dardenne et Mayence-Goossens, MM. Destexhe, Desmedt et Bock, Mmes Cornet d'Elzius, Delcourt-Pêtre et Milquet prêtent serment en français.

MM. Jonckheer et Nothomb prêtent d'abord serment en français, ensuite en allemand et en néerlandais.

Je donne à ces membres acte de leur prestation de serment et les déclare installés dans leur fonction de sénateur.